NL8200745A - Steun- en draaginrichting. - Google Patents

Description

i * -1-

Steun- en draaginrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een zelfdragende steun- en draaginrichting, in het bijzonder ter bevestiging van planken, opbouwmeubelen, meu-5 belelementen e.d. Er zijn inrichtingen bekend voor opstelling en bevestiging van schappen, b.v. voor boeken of andere voorwerpen in woningen, winkels of magazijnen; dergelijke inrichtingen zijn ook wel bestemd voor het bevestigen van opbouwmeubelen, meubelonderdelen o.d.

10 Een bekende tegen wanden aan te brengen constructie omvat U-vorraigé metalen steunprofielen, voorzien van gaten, welke met elkaar verbonden kunnen worden. Deze steunen strekken zich vanaf de vloer uit tot op een bepaalde hoogte, meestal tot aan de zoldering en zijn d.m.v. schroeven o.d. tegen de wand bevestigd. De gaten in de steunen hebben een.tweevoudige functie, 15 n.1. om de opbouwhoogte te verkrijgen alsmede om de bevestiging d.m.v.

schroeven tegen de wand resp. van de verschillende opbouweenheden o.d. aan de steunen mogelijk te maken.

Ook zijn inrichtingen bekend die tegen wanden of anderszins aangebracht 20 kunnen worden, bestaande uit onderling telescoperende buisvormige profielen welke zich aldus van vloer tot zoldering kunnen uitstrekken. Aan de uiteinden van de profieldelen zijn schroeforganen aangebracht voor het instellen van de gewenste hoogte, zoals b.v. overeenkomend met de instelbare voethoogte bij een ijskast.

25

De bekende inrichtingen voldoen niet in elk opzicht. Het voornaamste nadeel is dat voor het aanbrengen ervan een moeizame wandbevestiging vereist is, gepaard gaande met het boren van gaten in de wand; bij behang leidt zulks tot beschadiging, reden waarom de constructie van het vaste soort is omdat 30 bij demontage ervan meestal het behang vernieuwd moet worden of tenminste een nieuwe verflaag nodig wordt.

De tweede constructievorm heeft, behalve dat zij ongeschikt voor het doel is indien niet aan de wand bevestigd, het nadeel, dat het ondersteunen van 35 zware gewichten, als gevolg van de vereiste stelschroeven voor hoogteaan-passing en bovendien moeilijk te handhaven, tot een uiterlijk onaantrekkelijke vormgeving leidt.

Op grond van de beschreven nadelen bij bekende inrichtingen van deze aard, 8200745 > » -2- voorziet de uitvinding in de oplossing van het technische probleem om de steun- en draaginrichting dusdanig uit te voeren, dat zij tegen een wand of in welke andere gewenste stand ook geplaatst kan worden zonder dat moeizame werkzaamheden vereist worden, zoals b.v. het maken van gaten in de 5 wand; de inrichting dient ook zelfdragen te zijn opdat bij een aantrekkelijke uiterlijke vormgeving tevens zware belastingen ondersteund kunnen worden.

Voorts dient de inrichting uit één geheel te bestaan, d.w.z. dat de ver-10 schillende onderdelen ervan reeds onderling met elkaar verbonden zijn en bovendien moet de inrichting aangepast kunnen worden aan ruimten met uiteenlopende hoogten.

De inrichting dient verder uit een moduuleenheid te bestaan welke met an-15 dere eenheden kan samenwerken teneinde op een willekeurig gewenste plaats aangebracht te worden ter bevestiging van schappen, opbouwmeubelen, en meu-beldelen; de inrichting dient bovendien aan alle eisen van de moderne binnenarchitectuur te voldoen.

20 Ook dient de inrichting door de gebruiker zelf snel en gemakkelijk gemonteerd te kunnen worden, zonder dat moeizame werkzaamheden verricht worden en voorts demontabel zijn zonder dat beschadigingen optreden.

Daarbij dient de inrichting uit elementen en materiaal te bestaan dat in 25 de handel gebruikelijk is en. in alle gewenste afmetingen en lage prijs verkrijgbaar is.

Het eerdergenoemde technische probleem wordt opgelost door de in conclusie 1 aangegeven kenmerken. Andere doelmatige uitvoeringsvormen van de uitvin-30 ding blijken uit de volgconclusies.

In een doelmatige uitvoeringsvorm bevinden zich looprolorganen en/of rollen aan tenminste één van de profieldelen, teneinde de verschuiving van het andere profieldeel bij uit- of inschuiven te vergemakkelijken.

35

Ben uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding zal aan de hand van de tekening nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont de steun- en draaginrichting die is aangebracht tussen vloer en zoldering van een ruimte; 8200745 ---- ·-. wm .

-3- jt -v

Fig. 2 toont een langsdoorsnede van de inrichting volgehs Fig. 1 ;

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn IIX—III in Fig. 2;

Fig. 4 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in Fig. 2 en Fig. 5 geeft een perspectivisch beeld van een toepassing van de in-5 richting volgens de uitvinding.

De Fig. 1 en 2 tonen in zijaanzicht resp. langsdoorsnede een uitvoeringsvorm van de steun- en draaginrichting. Deze omvat een eerste en tweede • buiselement 1 en 2, vervaardigd uit metalen profieldelen, voorzien van 10 gaten. Tot het profieldeel 1 behoort een buisvormige eindloze schroefas 3 en bij het profieldeel 2 behoort een moerelement 4 welke tesamen een op zichzelf bekende aandrijfverbinding vormen.

De bevestiging van de as 3 aan het profieldeel 1 geschiedt aan het onderis einde van de as 3 d.m.v. een hoekstaal 5, gelast tegen het profieldeel 1 en voorzien van een bronzen bus 6 waarmee het ondereinde van de as 3 met behulp van een pen 7 is verbonden. Aan zijn boveneinde draagt de as 3 een ermede verbonden konisch tandwiel 8 hetwelk in ingrijping is met een eveneens konisch tandwiel 9, bevestigd aan het profieldeel 1. De tandwielen 8 20 en 9 vormen een konische tandwieloverbrenging met een ratio van 1:2. De as 3 is aan zijn boveneinde draaibaar met het profieldeel 1 verbonden en het konische tandwiel 8 wordt in ingrijping met het konische tandwiel 9 gehouden door een hoekplaat 10 die aan het profieldeel 1 gelast is waarin twee bronzen bussen 11 en 12 zijn aangebracht voor de bevestiging van de beide 25 konische -tandwielen 8 en 9.'

Het konische tandwiel 9 heeft een cilindrische schacht 13 waarin zich een bout 14 met zeskantige kop 14 bevindt welke daarin aangebrachtis teneinde een overeenkomstig gevormd uiteinde aan een bedieningshandgreep M, Fig. 1, 30 op te nemen via een opening 15 in het profieldeel 1 waardoor het profieldeel 2 t.o.v. het profieldeel 1 vertikaal verschoven kan worden. De moer 4 is aan het profieldeel 2 bevestigd onder gebruikmaking van een plaat 16, een hoekplaat 17, een aangelast bouteinde 18 en een vastzetmoer 19. De schroef en de moer zijn onomkeerbaar uitgevoerd.

35

Fig. 3 toont in dwarsdoorsnedOvolgens de lijn XII-III in Fig. 2 de vorm van de profieldelen 1 en 2. Elk profieldeel omvat een buitenste profielelement 20 en 21 van hoofdzakelijk driehoekige dwarsdoorsnede waarvan de uiteinden der benen naar binnen toe gebogen zijn, alsmede een profielelement 24 en 25 8200745 -4- dat zich binnen de elementen 22 en 23 bevindt, welke eveneens hoofdzakelijk U-vormig zijn en waarvan de einden der benen naar buiten en naar beneden zijn gebogen. De profielelementen zijn parallel aan elkaar onderling verbonden en, zoals de Fig. 3 en 4 tonen, voorzien van organen om de verschui-5 ving van het profieldeel 2 t.o.v. het profieldeel 1 te bevorderen. Deze organen bestaan uit looprolorganen of rollen 26 - in Fig. 3 is er slechts één getekend en in Fig. 4 twee overstaande - welke op aangelaste armen aan het binnenste profieldeel 1 zijn bevestigd. In Fig. 3 bevindt het loop-rolorgaan zich met zijn rol op een arm 27 welke vastgelast is aan het pro-10 fieleleraent 25 van het profieldeel 1. Voor de buitenste looprolorganen kan, zoals Fig. 4 laat zien, een looprolorgaan 26' voorzien zijn, dat bevestigd is aan een arm 27', aangebracht in de ruimte tussen de profielelementen 23 en 25 van het profieldeel 1. De plaatsing noch het aantal van de looprolorganen is beperkt. De uitvoeringsvorm van Fig. 2 laat drie looprolorganen 15 zien, twee buitenste en een er tussen gelegen.

Ter vergemakkelijking van het vasthouden van de profieldelen 1 en 2 aan de vloer resp. de zoldering zijn twee aan de vloer P en aan de zoldering S rakende platen 28 en 29 aanwezig. Deze platen 28 en 29 zijn doelmatig ver-20 vaardigd uit een goed aanhechtend en buigzaam materiaal. De zolderings- plaat 29, b.v. van rubber dat een goede hechting biedt, is aan het profieldeel 2 bevestigd op een afsluitplaat 30 welke met behulp van een schroef 31 en een vastzetmoer 32 bevestigd is aan een hoekstaal 33, verbonden met het profieldeel 2. Ter verbetering van de plaatbevestiging bevindt zich 25 bovendien in de platen 29 en 30 een opening 34 voor het opnemen van een hier niet getekende spreidschroef. Op deze wijze kan de plaat met behulp van een enkele schroef en daarmede met een enkele in de zoldering aan te brengen opening vast worden aangebracht.

30 Fig. 5 toont een mogelijke toepassing van de steun- en draaginrichting voor overeenkomstige stellingen. Voor installatie wordt het profieldeel 2 met de handgreep M uitgeschoven resp. opgedraaid tot aan de zoldering en dan onder het uitoefenen van een bepaalde druk op de handgreep 51 geblokkeerd. Vervogens wordt het profieldeel 2 met een spreidschroef aan de zoldering 35 bevestigd , geplaatst in de opening 34, in het bijoznder bij grote excentrische gewichtsbelasting.

Na opstelling en bevestiging van het vereiste aantal steun- en draaginrich-tingen kunnen daaraan verschillende schappen R, kastelementen A, tafelbla- 8200745 -5- den dan wel beddenplanken L of andere meubelelementen met behulp van hulp-bevestigingsmiddelen onder gebruikmaking van de gaten F opgehangen worden, welke gaten op gelijke onderlinge afstand aan de buitenranden van de pro-fieldelen 1 en 2 zijn aaagebracht.

5

Met de steun- en draaginrichting volgens de uitvinding ontstaat aldus een zelfdragende constructie welke tengevolge van de inklemming tussen vloer en zoldering met behulp van de handgreep M aanmerkelijke lasten kan dragen. v Bovendien kan de inrichting gemakkelijk en snel in elke gewenste stand world den gemonteerd en gedemonteerd, zonder het vooraf in de wand aanbrengen van gaten. Voorts kan de inrichting bovendien in aale gewenste hoogten op grond van de onomkeerbare inklemming bij montage met de handgreep worden ingeklemd.

15 __ 20 25 30 8200745 35

Claims (7)

1. Steun- en draaginrichting ter bevestiging van platen, opbouwmeube-len, raeubelelementen en dergelijke, gekenmerkt door een eerste en tweede buisvormig profielelement (1,2) die onderling verbonden zijn door een schroefas met moerverbinding (3,4), waarvan de as (3) draaibaar verbonden 5 is met het eerste profieldeel (1) en waarvan de moer met het tweede pro-fieldeel (2) verbonden is, terwijl voorts een handgreep (M) voor het ver-draaiien van de as (3) is voorzien teneinde het eerste profieldeel (1) ten opzichte van het tweede profieldeel (2) uit- of in te schuiven ter verkrijging van een niet-omkeerbare spanningsinklemming tussen vloer en zoldering. 10

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de as (3) aan een een uiteinde voorzien is van een eerste konisch tandwiel (8), hetwelk in ingrljping staat met een tweede konisch tandwiel (9), dat^draaibaar opgesteld is aan het tweede profieldeel (2) 15

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede konische tandwiel (9) voorzien is van een cilindrische, aan zijn uiteinde holle as (13), voor het opnemen van het uiteinde van de handgreep (M) die daarin met behulp van een holle pen (14) gestoken wordt. 20

4.Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk profieldeel (1,2) uit drie profielelementen (20-25) is samengesteld, waarvan het eerste (20,21) uit een in hoofdzaak driehoekige dwarsdoorsnede bestaat, het tweede (22,23) een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede bezit met binnen- 25 waarts omgebogen randen van de U en het derde (24,25) een in hoofdzaak U-voraige dwarsdoorsnede heeft, voorzien van buitenwaarts en omlaag gebogen randen van de U.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, gekenmerkt doordat 30 tenminste één der profielelementen voorzien is van looprolorganen (26) teneinde het andere profielelement gemakkelijk te kunnen verschuiven.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat elk profielelement (1,2) aan een uiteinde een steunorgaan (28,29) bevat, 35 voor het aanbrengen tegen vloer resp. zoldering, bestaande uit een materiaal met een goede buigzaamheid en aanhechtende werking.

7.Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede konische tandwiel (8,9) een gereduceerde overbrenging vormen. 8200745