NL8200679A

NL8200679A - Afscheidingsinrichting.

Info

Publication number: NL8200679A
Application number: NL8200679A
Authority: NL
Original assignee: Doseq Dutch Oil Spill Eq Vof
Priority date: 1982-02-19
Filing date: 1982-02-19
Publication date: 1983-09-16
Also published as: DE3305926A1; US4564449A

Description

_ . 1 iL *if 82202 vA/mm

Korte aanduiding : Afscheidingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het scheiden van twee vloeistoffen van verschillend soortelijk gewicht, meer in het bijzonder een inrichting voor het afscheiden van een olielaag die drijft op een vloeistof oppervlak, 5 voorzien van een ten opzichte van het vloeistofoppervlak relatief voortbewogen drager, welke een overstort afscheider draagt, waarvan de overstortrand bovenwaarts tot in het gebied van de grenslaag tussen olie en vloeistof reikt en naar gelang de dikte van deze olielaag en/of de golf- of andere bewegingen 10 van het water in hoogterichting instelbaar is, zodat de voor de afscheider opgestuwde olielaag in hoofdzaak over de overstortrand heenstroomt in een vat, waaruit het verzamelde olie/vloei-stofmengsel kan worden verwijderd, waarbij de overstortrand deel uitmaakt van een tenminste aan de bovenzijde holle scheidings-15 wand die om een nagenoeg horizontale as scharnieren kan voor de toegang naar het vat en is afgedicht ten opzichte van een vaste, onder het vloeistofoppervlak reikende, stuwwand die tenminste één tegengesteld aan de voortbewegingsrichting gekeerd hol oppervlak heeft.

20 Een afscheidingsinrichting van deze soort is uit de * praktijk bekend. Daarbij zijn de gebogen scheidingswand en de stuwwand complementair gevormd. Dit heeft tot gevolg dat er steeds een belangrijke lekkage tussen de beide wanden optreedt, waardoor ongewenste, grote hoeveelheden vloeistof tussen beide 25 wanden in het achterliggende verzamelvat stroomt en zich weer bij de adgescheiden olie voegt, waardoor het rendement van de afscheider wordt beperkt. Deze lekkage is inherent aan de complementaire vorm en kan slechts in zeer beperkte mate worden verminderd door het verkleinen van de speling tussen de beide 30 wanden, daar anders het gevaar bestaat dat de scheidingswand klem raakt en de gehele afscheidingswerking te niet wordt gedaan.

Het doel van de uitvinding is het opheffen van dit bezwaar, hetgeen wordt bereikt, doordat de scheidingswand 35 onder de bolle bovenzijde een in de voortbewegingsrichting gekeerd, hol oppervlak heeft, dat tegen het tegengesteld gekeerde, holle oppervlak van de stuwwand afdicht langs twee, onderling evenwijdige, horizontale lijnen.

8200679 1 ♦ - 2 -

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de hol-gebogen scheidingswand voorzien van tenminste twee, door een vertikale afstand gescheiden oren, die door evenwijdige, scharnierend bevestigde koppelsrangen scharnierend zijn 5 verbonden met vast aan het vaste deel van de afscheidingsin-richting bevestigde, door een in hoofdzaak even grote vertikale afstand gescheiden scharnierassen.

Door dit voorkeursbewegingsmechanisme wordt een bedrijf szekere beweging van de scheidingswand bereikt zonder 10 dat de afdichting tegen de stuwwand gevaar loopt in bepaalde posities te verminderen.

Volgens een weer andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de holgebogen scheidingswand inwendig hol en drijft in de vloeistof, waardoor een fijngevoeliger instelling moge-15 lijk is.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande schematische tekening in doorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm.

Volgens de tekening heeft de olielaag 1 de spiegel 2 20 en een laagdikte 5 , zodat de vloeistof 3 zich onder de olielaag 1 bevindt. Tussen de olielaag 1 en de vloeistof 3 bevindt zich een grenslaag 4, die naar gelang de omstandigheden, zoals de golf-en andere bewegingen van de vloeistof 3 met olielaag 1 al dan niet regelmatig is gevormd.

25 De afscheidingsinrichting, die algemeen met 5 wordt aangeduid wordt met een snelheid V voortbewogen in de richting van de pijl. De inrichting 5 omvat een vat voorzien van de in voortbewegingsrichting holgebogen, plaatvormige stuwwand 6, waarvan de bovenrand 7 tot onder de grenslaag 4 reikt, terwijl 30 langs de binnenzijde van deze stuwwand 6 de afscheidingswand 8 in hoogterichting instelbaar is. Daarbij dient de overstort-rand 9 van de afscheidingswand 8 tot in het gebied van de grenslaag 4 te worden ingesteld. Het vat heeft voorts een bodem 10 en een eindwand 11 die aan de onderzijde is voorzien van een 35 uitlaat 12 voor vloeistof.

De scheidingswand 8 is aan de bovenzijde bol in de stromingsrichting, zodat de stroming van de olielaag l(pijl 0)over de overstortrand 9 wordt begunstigd. Beneden het bolle gedeelte is de afscheidingswand in voortbewegingsrichting hol, zodat er 8200679 - 3 - twee onderling evenwijdige, nagenoeg horizontale aanrakings-en afdichtingslijnen 13, 14 ontstaan met de holle binnenzijde van de stuwwand 6. Hierbij ligt de afdichtingslijn 13 op een vaste plaats, namelijk aan de binnenkant van de bovenrand 7 5 van de stuwwand 6, terwijl de onderste afdichtingslijn 14 zich langs de binnenzijde van de stuwwand 6 verplaatst, naar gelang de omhoog-of omlaag gaande beweging van de scheidingswand 8. Ter plaatse van de afdichtingslijnen 13 en 14 kunnen strookvormige afdichtingselementen 24 respectievelijk 25 zijn 10 aangebracht.

De scheidingswand 8 is inwendig hol en kan in de vloeistof 3 drijven. Daarbij wordt een deel van het drijfvermogen 26 geleverd door de vlotter, welke tevens aan de hoogte-instelling van de scheidingswand 8 deelneemt respectievelijk verzorgt.

15 Deze vlotter 26 hangt aan de stang 29 die instelbaar is bevestigd in een schuifverbinding 30 waarin de stang 29 met een stel-schroef 31 kan worden vastgezet. De verbinding 30 bevindt zich aan het ene einde van een draagstang 32 die vanaf de scheidingswand 8 voorwaarts steekt, zodat de vlotter 26 zich op enige 20 afstand aan de voorzijde van de scheidingswand 8 bevindt en daardoor iets sneller reageert op golfbewegingen dan de scheidingswand 8 zelf, waardoor het scheidingseffect daarvan, verder wordt verbeterd.

Aan de onderzijde van de scheidingswand 8 is een vloei- 25 stof in-of uitlaatopening 27 aangebracht, terwijl nabij de bovenrand 9 via een opening 33 en een buigzame luchtslang 28 perslucht A- kan worden toe-en af gevoerd. Hierdoor is een op afstand bestuurbare, fijngevoelige positionering van de drij- 8 vende scheidingswand mogelijk.

30 Aan de naar de binnenzijde van het vat toegekeerde binnenzijde van de scheidingswand 8 zijn op twee boven elkaar-liggende plaatsen telkens een oor 15 respectievelijk 16 bevestigd, die via scharnierassen 17 respectievelijk 18 zijn verbonden met het ene einde van de koppelstangen 19 respectieve-35 lijk 20, waarvan het andere einde via de scharnierassen 21 respectievelijk 22 is gekoppeld met een (niet weergegeven) vastdeel van de afscheidingsinrichtirrg 5.

Tussen de binnenzijde van de stuwwand 6 en het ondergedeelte van de voorzijde van de scheidingswand 8 wordt tussen 8200679 » - « - 4 - de afdichtingslijnen 13 en 14 een'cylindrische, in dwarsdoorsnede bolle lensvormige ruimte 23 begrensd van steeds wisselende inhoud welke meer of minder gevuld is met vloeistof.

Deze ruimte 23 doet eveneens aan de afdichting mee, waardoor 5 de lekkage vanuit de vrije buitenvloeistof 3, meestal water, naar de binnenzijde van het vat van de inrichting 5 minimaal wordt gehouden, waardoor het binnen het vat 5 aanwezige olie-watermengsel rijk aan olie is. Het binnen het vat aanwezige water zakt uit en kan door de uitlaat 12 in de richting van de 10 pijl P worden verwijderd.

8200679

Claims

1. Inrichting voor het scheiden van twee vloeistoffen met verschillend soortelijk gewicht/ meer in het bijzonder een inrichting voor het afscheiden van een olielaag die drijft op een 5 vloeistofrogpervlak, voorzien van een ten opzichte van het vloei-stofoppervlak relatief voortbewogen drager, welke een overstort afscheider draagt, waarvan de overstortrand bovenwaarts tot in het gebied van de grens - laag tussen olie en vloeistof reikt en naar gelang de dikte van deze olielaag en/of de golf -of 10 andere bewegingen van het water in hoogterichting instelbaar is, zodat de voor de afscheider opgestuwde olielaag in hoofdzaak over de overstortrand heenstroomt in een vat, waaruit het verzamelde olie/vloeistofmengsel kan worden verwijderd, waarbij de overstortrand deel uitmaakt van een tenminste aan de boven-15 zijde bolle scheidingswand die om een nagenoeg horizontale as scharnieren kan voor de toegang naar het vat vertikaal instelbaar is en is afgedicht ten opzichte van een vaste, onder het benedenste vloeistofoppervlak reikende, stuwwand die tenminste één tegengesteld aan de voortbewegingsrichting gekeerd hol 20 oppervlak heeft, met het kenmerk, dat de scheidingswand (8) onder de bólle bovenzijde een in de voortbewegingsrichting ge-^_ keerd hol oppervlak heeft, dat tegen het tegengesteld gekeerde, holle oppervlak van de stuwwand (7) afdicht langs twee, onderling evenwijdige horizontale lijnen (13,14).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bol-hol-gebogen scheidingswand (8) van tenminste twee, door een vertikale afstand gescheiden oren (15,16) is voorzien, die door de scharnierassen (17 respectievelijk 18) en de evenwijdige, scharnierend bevestigde koppelstangen (19,20) schar-30 nierend zijn verbonden met vast aan het vaste deel van de af-scheidingsinrichting bevestigde, door een in hoofdzaak even grote vertikale afstand gescheiden scharnierassen (21 respectievelijk 22) .

3. Inrichting voor het scheiden van twee vloeistoffen 35 met verschillend soortelijk gewicht, meer in het bijzonder een inrichting voor het afscheiden van een olielaag die drijft op een vloeistof -oppervlak, voorzien van een ten opzichte van het vloeistof oppervlak rélatief voortbewogen drager, welke een overstort afscheider draagt, waarvan de overstortrand boven-40 waarts tot in het gebied van de grens - laag tussen olie en 8200679 - 6 - vloeistof reikt en naar gelang de dikte van deze olielaag en/ of de golf- of andere bewegingen van het water in hoogterichting instelbaar is, zodat de voor de afscheider opgestuwde olielaag in hoofdzaak over de overstortrand heenstroomt in een vat, 5 waaruit het verzamelde olie/vloeistofmengsel kan worden verwijderd, waarbij de overstortrand deel uitmaakt van een scheidingswand die voor de toegang naar het vat vertikaal instelbaar is en is afgedicht ten opzichte van een vaste, onder het benedenste vloeistofoppervlak reikende, stuwwand, met het kenmerk, 10 dat de hol-gebogen scheidingswand (8) inwendig hol is en in de vloeistof drijft.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de scheidingswand (8) nabij de bovenzijde is voorzien van^ een opening (33) waarop een buigzame slang (28) is aangesloten 15 voor de toe-of afvoer van perslucht P, terwijl nabij de onder ziide een ooenina 27 aanwezia is voor het in-of uitlaten van vloeistof. i

5. Inrichting volcens één of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat vanaf de scheidingswand (8) een 20 draagstang (32) voorwaarts steekt waaraan via een schuifver-binding(30)met een stelschroef (31) de draagstang (29) steekt van een vlotter (26) die op enige afstand vöör de scheidingswand (8) in de vloeistoffen (1,3) drijft. 8200679