NL8200027A - Verspeeninrichting. - Google Patents

Description

v _____ ^ __ ___ ........... . _____ *w * * VO 2674 -1-

Verspeeninrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verspenen of overpoten van zaailingen.

Volgens een recent ontwikkelde kweektechniek voor planten, zowel groenten- als sierplanten, worden kiemplantjes of zaailingen, ge-5 kweekt in een tray, dat wil zeggen een veelal van kunststof vervaardigd plateau met volgens een roosterpatroon dicht opeengeplaatste komvormige doordiepingen met gering volume. Deze kommen worden gevuld met grond, vervolgens ingezaaid, bevochtigd en aangedrukt. De aldus geprepareerde voortrektrays worden in relatief dichtepakking geplaatst in een klimaat-10 kamer, waarin optimale condities voor' het ontkiemen van het betreffende zaad worden gehandhaafd. Na het ontkiemen worden de plantjes in een kas verder opgekweekt, bijvoorbeeld tot een hoogte van 3 - 4 cm. De trays liggen daarbij op een ondergrond waarover periodiek water stroomt zodat de grond in de kommen via in de kombodems aanwezige openingen telkens 15 water kan opzuigen.

. Nadat de zaailingen de gewenste hoogte hebben bereikt moeten zij, om het nog tere wortelgestel niet te beschadigen samen met , de aanhechtende grondkluit, uit de kommen worden genomen en worden ver- speend of overgepoot in grotere grondmassa's, bijvoorbeeld zogenaamde 2Q perspotten. Deze kunnen, afhankelijk van de plantsoort, afmetingen hebben van bijvoorbeeld 4x4 tot 10 x. 10 cm. Zij worden door samenpersen van potgrond machinaal vervaardigd, bij· voorkeur reeds uitgerust met een conische holte waarin een zaaikluit passend kan worden opgenomen.

Terwijl het vullen van de traykommen, het inzaaien, het 25 bevochtigen en het aandrukken reeds is gemechaniseerd, geschiedt tot dusverre het verspenen van de zaailingen nog met de hand. Gevulde trays worden daarbij geplaatst op een plaat met omhoog reikende uitsteeksels, die in de bodemgaten van de traykommen reiken, waardoor de zaailingen met aanhechtende kluiten gedeeltelijk uit de kommen worden 30 getild, waarna zij een voor een met de hand worden uitgenomen en in een perspot, een bloempot of een dergelijke grotere grondmassa worden geplaatst.

8-2 00 02 7 -2-.

I V

De uitvinding beoogt een verspeen- of overpootinrichting, die dit handwerk kan overnemen en in een hoger tempo kan uitvoeren.

Hiertoe is volgens de uitvinding de inrichting voor het verspenen van in dicht opeengeplaatste kommen in voortrektrays gekweekte ^ zaailingen, in op een transporteur aangevoerde perspotten en dergelijke grondmassa's, voorzien van een geleidingsbaan voor trays tussen enerzijds een uitwerpstation en anderzijds een oriënteerstation, waarop separate, divergerend omlaag lopende kanalen aansluiten, die boven de perspottentransporteur uitmonden.

10

Door er·:voor te zorgen dat de uitmondingen van de diverge.·? rend omlaag lopende kanalen zijn gepositioneerd volgens· een rooster-patroon dat samenvalt met het roosterpatroon van de perspotten op de aanvoertransporteur, hetgeen technisch makkelijk uitvoerbaar is met kanalen uit flexibel buismateriaal, kan aldus het verspenen worden ge-^ automatiseerd.

Voor het ledigen van trays waarvan de kommen volgens een rechthoekig roosterpatroon zijn aangebracht en die elk een opening in de bodem hebben, kan volgens de uitvinding worden gebruikgemaakt van een inrichting waarvan het uitwerpstation is uitgerust met een reeks, 20 in· hoofdzaak horizontaal werkzame stootpennen, waarbij de geleidingsbaan voor trays in hoofdzaak verticaal verloopt en het oriënteerstation is uitgerust met een reeks opvangelementen, een tegenover elke stootpen, welke opvangelementen zwenkbaar zijn voor het met de kluit omlaag richten van zaailingen in de divergerend omlaag lopende kanalen.

25

Aldus wordt voor het lossen van de zaailingen uitsluitend kracht uitgeoefend op de onderzijde van de aanhechtende kluit en komen de zaailingen uitsluitend via de aanhechtende kluit op de opvangelementen te rusten. Omdat ook tijdens de beweging door de divergerende kanalen alleen de kluit met de kanaalwanden in aanraking komt blijven de zaai-^ lingen en hun wortelgestel gedurende de gehele overzetting van tray-kom naar perspot gespaard.

Een in de praktijk goed werkende en constructief eenvoudige en betrouwbare inrichting is die waarbij de opvangelementen bestaan uit plaatjes, die van een nagenoeg horizontale opvangstand omlaag zwenk-35 baar zijn in een ruimte, die zijdelings wordt begrensd door verticale schotten en die omlaag trechtervormig uitloopt in aansluitingen voor de 8200027 - ί i * 9 ^ ^ ^ ____ _ . __ -3- ♦ » j divergerend omlaag lopende kanalen.

Omdat enerzijds op grond van optimale ruimtebenutting , in elke tray de traykommen dicht opeenliggen, zodat ook de opvangplaatjes in de inrichting dicht naast elkaar zijn opgesteld en omdat anderzijds 5 de: divergerend omlaag lopende kanalen, om opstopping te voorkomen, een voldoend grote binnenmaat moeten hebben,, kunnen de. aansluitingen van de uit buismateriaal vervaardigde kanalen op de trechteruitlopen moeilijkheden geven.

Volgens de uitvinding kan dit bezwaar worden vermeden door 10 de trechteruitlopen te verlengen met divergerende delen. Hierdoor komen de kanaalaansluitingen uit elkaar te liggen en kan zelfs dikwandig buismateriaal met ruime binnenmaat probleemloos worden aangesloten.

Voor het stapsgewijze bewegen van trays door de inrichting, kan bij de geleidingsbaan tenminste één lijstenpaar zijn aangebracht, 15 dat op-de onderzijde van een tray tussen kommenrijen kan aangrijpen en periodiek haaks op de * geleidingsbaan en evenwijdig daaraan beweegbaar zijn, een en ander zodanig dat de vrije slagen van het of elk lijstenpaar worden uitgevoerd, terwijl, de trays in de geleidingsbaan worden gefixeerd door er doorheen reikende stootpennen.

20 Daarbij kunnen signalerings- en stuurmiddelen zijn aangebracht om de werking van de tray-geleidingsmiddelen, van de stootpennen en van de opvangelementen in het oriënteerstation af te stemmen op de aanvoer van perspotten op de transporteur. Aldus kan de inrichting worden bediend door slechts één persoon, waarvan de functie in hoofdzaak is 25 beperkt tot het invoeren van gevulde trays.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de verspeeninrichting worden beschreven.

Fig. 1 is een, ten dele opengewerkt, zijaanzicht van de ver-30 speeninrichting en fig. 2 is een bovenaanzicht volgens de pijl II in fig. 1.

De inrichting volgens de tekening dient voor het overpoten of verspenen van zaailingen uit een tray 1 in perspotten 5.

In de tekening is een tray 1 aangegeven, bestaande uit een 35 plateau met komvormige doordiepingen 2 met in de bodem een opening 3.

8200027 H » . : -4—

De kommen 2 hebben een taps verloop en kunnen bijvoorbeeld: een diepte van 3,5 cm en een grootstediameter van ongeveer 2,5 cm hebben. De kommen 2 kunnen volgens een roosterpatroon met een steek van 3 cm in de tray zijn gevormd in achttien rijen van twaalf kommen. Het is duidelijk 5 dat deze maten afhankelijk van het te kweken produkt kunnen variëren.

In de tekening is verder een transporteur 4 weergegeven, waarop, zogenaamde perspotten 5 uit een (niet afgebeelde) pottenpers worden aangevoerd. Onder een perspot wordt verstaan een hoeveelheid blokvormig samengeperstegrond, die als kluit van een daarin groeiende 10 . plant in de koude.grond kan. worden uitgezet. Overigens is de toepassing van de nog te beschrijven inrichting niet tot de combinatie met perspotten beperkt. Ook kunnen zaailingen die in trays 1 zijn gekweekt', worden overgepoot in met aarde gevulde bloempotten.

In de tekening zijn de perspotten 5 weergegeven met in hun 15 bovenzijde een voorgevormde holte 6 waarin een zaailingkluit 7 uit een traykom 2 passend kan worden opgenomen..

__ De perspotten 5 worden op de transporteur 4 aangevoerd met een roosterpatroon met een steek s.

De inrichting heeft in de afgebeelde uitvoeringsvorm een 20 verticale traygeleidingsbaan 8 waarover de trays 1 worden geleid door lijstenparen 9, waarvan in fig. 1 een tweetal is weergegeven. De lijstenparen 9 zijn met behulp van een besturingsinrichting 10 loodrecht op de geleidingsbaan en daaraan evenwijdig beweegbaar, een en ander zoals bij de besturingsinrichting 10 met pijlen weergegeven. De gestippelde pijlen 25 illustreren de twee vrije slagen van de lijstenparen. De werkslag van de lijsten evenwijdig aan de geleidingsbaan 8 bedraagt de steeklengte s.

Het apparaat is verder voorzien van een uitwerpstation 11 met stootpennen 12, waarvan de diameter zodanig is dat de pennen 12 door de bodemgaten 3 in de traykommen 2 kunnen reiken.

30 In de in fig. 1 afgebeelde situatie zijn de stootpennen 12 teruggetrokken en niet met de tray 1 in aanraking. De lijstenparen 9 kunnen nu de tray 1 over een steeklengte s omlaag bewegen- en aldus een rij met zaailingkluiten 7 gevulde traykommen 2 voor de pennen 12 brengen. De pennen 12 kunnen nu de kluiten 7 uit de kommen 2 stoten. Met de 35 pennen 12 in de in fig. 1 gestippeld weergegeven, vooruitgeschoven stand ' 8200027 -5- ·5 voeren de lijstenparen 9 eerst een teruggaande beweging loodrecht op de geleidingsbaan 8 uit en vervolgens eenrover de steeklengte s omhoog ' gaande beweging. Vervolgens bewegen de lijstenparen 9 weer voorwaarts naar de geleidingsbaan 8 toe en zodra zij weer een fixerende greep op 5 - de tray 1 hebben worden de stootpennen 12 teruggetrokken en kan de tray over een steeklengte s verder omlaag worden bewogen.

Aldus wordt telkens een rij traykommen 2 geledigd- De in deze kommenrij aanwezige zaailingkluiten 7 worden uitgestoten en opgevangen in een oriëntatiestation waarin een aantal opvangplaatjes 13 is aange-1Q bracht. De plaatjes 13 zijn verbonden met een zwenkas..l4. Tussen naast elkaar gelegen plaatjes bevinden zich schotten 15. De uit een rij traykommen 2 gestoten zaailingkluiten 7 komen dan op de in hoofdzaak horizontaal opgestelde plaatjes 13 te liggen en zijn zijdelings opgesloten tussen schotten-15. ,

• I

15 In de afgeheelde uitvoeringsvorm is de tray 1 samengesteld uit. een aantal rijen kommen 2 waarvan er twaalf in elke rij liggen.

Voor het ledigen van een dergelijke rij zijn er twaalf stoterpennen 12 en twaalf opvangplaatjes 13.

Zodra onder de inrichting zich twaalf lege perspotten 5 20 bevinden wordt dit gesignaleerd en wordt de as 14 gezwenkt zodat de opvangplaatjes 13 op de inJfig. 1 afgeheelde wijze omlaag zwenken. De daarop liggende zaailingkluiten 7* vallen door de trechtervormige ruimte 16 in een van de trechteruitlopen 17, 18 of 19. Op de trechteruitlopen sluiten divergerende kanalen 20, respectievelijk 21 en 22 aan, die uit-25 monden boven op de transporteur 4 liggende perspotten. De zaailingkluiten 7 vallen aldus in de daarvoor bestemde holten 6 en kunnen eventueel worden aangedrukt.

Na het in de kanalen 20, 21 en 22 richten van de zaailingkluiten 7 klappen de plaatjes 13 weer naar de nagenoeg horizontale 30 positie terug en zijn gereed voor het opvangen van een volgende rij kluiten 7. Hét uitstoten daarvan en het opvangen door de plaatjes 13 kan geschieden tijdens het af voeren van gevulde perspotten 7 en het aanvoeren van lege perspotten.

Tijdens bedrijf van de inrichting behoeft men slechts gevulde a 35 trays verticaal boven in de geleidingsbaan 8 te steken. Het overpoten of 8200027 t -6- ·- * verspenen geschiedt verder volledig automatisch.

Hoewel in principe met dén.lijstenpaar· 9 kan worden, volstaan verdient het gebruik van twee van dergelijke lijstenparen de voorkeur in verband met continue aanvoer van gevulde trays.

\ 8200027

Claims (6)

1. Inrichting voor het verspenen van in dicht opeengeplaatste kommen, in voortrektrays gekweekte zaailingen, in op een transporteur aangevoerde perspotten en dergelijke grondmassa's, voorzien van een geleidingsbaan voor trays tussen enerzijds een uitwerpstation en anderτ 5 zijds een oriënteerstation, waarop separater divergerend omlaag lopende kanalen aansluiten, die boven de perspottentransporteur uitmonden .

2. Inrichting volgens conclusie 1 voor het ledigen van trays, waarvan de kommen volgens een rechthoekig roosterpatroon zijn aange- 10 bracht en elk een opening in de bodem hebben, met het kenmerk, dat het uitwerpstation is uitgerust met een reeks, in hoofdzaak horizontaal werkzame stootpennen, de geleidingsbaan voor trays in hoofdzaak verticaal verloopt en het oriëiiteerstation is uitgerust met een reeks opvangelementen, een tegenover elke stootpen, welke opvangelementen zwenk-15 baar zijn voor het met de kluit omlaag richten van zaailingen in de divergerend omlaag lopende kanalen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opvangelementen bestaan uit plaatjes, die van een nagenoeg horizontale opvangstand- omlaag zwenkbaar zijn in. een ruimte, die zijdelings wordt 20 begrensd door verticale schotten en die omlaag trechtervormig uitloopt in aansluitingen voor de divergerend omlaag lopende kanalen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de trechteruitlopen zijn verlengd met divergerende delen.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat voor het stapsgewijze bewegen van trays door de geleidingsbaan tenminste één lijstenpaar is aangebracht, dat. op de onderzijde van een tray tussen kommenrijen kan aangrijpen en periodiek haaks op de geleidingsbaan en evenwijdig daaraan beweegbaar is, een en ander zodanig dat de vrije slagen van het of elk lijstenpaar worden uitgevoerd, terwijl 30 de trays in de geleidingsbaan worden gefixeerd door er doorheen reikende a stootpennen. \ 8200027 -8- m - m·

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, geken merkt door signalerings- en stuurmiddelen om de werking van de tray-geleidingsmiddelen, van de stoters en van de richtmiddelen af te stemmen op de aanvoer van perspotten op de-transporteur. • % * \ ' 8200027