NL8105011A - Sigarettenfilter. - Google Patents

Description

\ < Sigarettenfilter

Deze uitvinding heeft betrekking op filters voor sigaretten. In één opzicht heeft deze betrekking op een filter met nieuwe ventilatie-middelen daarin. In een ander opzicht heeft de uitvinding betrekking op een filtersigaret, met stromingsgeleidingssleuven daarin, om ventila-5 tielucht daardoor te geleiden.

Het is in de huidige stand der techniek welbekend cm filters aan sigaretten toe te voegen, waarbij de filters voorzien zijn van ventila-tiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rookstroom te verdunnen. De verdunning van de rookstroom vermindert zowel de hoe-10 veelheid rookdeeltjes als componenten in gasfase, die naar de mond van de roker gebracht worden. Een aantal middelen zijn voorgesteld en gebruikt om ventilatielucht in de sigaret te brengen. Bijvoorbeeld kan het omhulsel voor de tabak in de sigaret gemaakt worden van een poreus materiaal, wat het inbrengen van lucht langs de gehele lengte van de 15 sigaret mogelijk maakt, waar deze zich vermengt met de rookstroom die daardoor loopt en zo de rook in de stroom verdunt. Ook kan het sigaret-teomhulsel op verkozen plaatsen over de lengte van de sigaret geperforeerd worden, wat ingangen voor de sigaret geeft waardoor ventilatielucht binnenkomt. Bovendien is het bekend om het omhulsel van het fil-20 ter aan het filtereinde van de sigaret te perforeren can het ventilatielucht mogelijk te maken in het filter te treden voor verdunning van de stroomrook. Er zijn ook een aantal suggesties geweest om groeven op te nemen in het filterstuk voor de sigaret ten einde de toevoeging van ventilatielucht in de stroomrook te vergemakkelijken.

25 Het Amerikaanse octrooischrift 3.596.663 heeft bijvoorbeeld betrekking op een tabekrookfilter, voorzien van een gerimpelde poreus om-hulselstuk, dat een filterelement omgeeft, dat begrensd is door vloeipapier, dat doorstroomperforaties daarin heeft, waardoor ventilatielucht rechtstreeks in het filterelement treedt of door de gleuven in de 30 mond van de roker geraakt. Andere octrooischriften, die betrekking hebben op sigarettenfilters, die gleuven hebben, die het filterelement omschrijven, voor het binnentreden van ventilatielucht in het filtereind van de filtersigaret, zijn de Amerikaanse octrooien Nos 3.577.995, 3.572.347, 3.490.461, 1.718.122, 3.788.330, 3.773.053, 3.752.165, 35 3.638.661, 3.608.561 en 3.910.288.

De onderhavige uitvinding voorziet met voordeel in een recht toe recht aan plaatsing van een filter, voor een sigaret die in één vorm normale sigarettendrukrol met filters van weinig tot middelmatig rende- 8105011 $X· -· - ‘ ^ \ 2 ' ment bereikt. De onderhavige uitvinding voorziet verder in êén vorm in een sigarettenfilter om het teergehalte aanzienlijk te verlagen door ventilatie in plaats van filtratie. De onderhavige uitvinding voorziet zelfs verder in een filter-ventilatiesysteem voor een sigaret door het 5 gebruik van een sleuf in het filterstuk, die zich daar longitudinaal in uitstrekt met ëën eind gesloten en waarvan het andere eind een opening heeft in stromende verbinding met filtermedia. De onderhavige uitvinding voorziet ook in een filter met sleuven met een rookondoorlatende filter stukomwikkeling.

10 Verschillende andere uitvoeringen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden voor de deskundigen, door de hierna volgende beschrijving te lezen.

Meer in Tiet bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een filter voor een sigaret, bestaande uit een poreuze filterstang met ci-15 lindrische vorm; een rookondoorlatend omhulsel dat zich longitudinaal uitstrekt van de stang en deze omschrijft, de tegenover elkaar liggende einden van de stang doorstroombaar laat, waarbij het omhulsel en stang ten minste één zich longitudinaal uitstrekkende sleuf, verzonken in de filterstang en het omhulsel hebben, de sleuf een opening in .êén eind 20 uitkomend op de filterstang, heeft, de sleuf zich uitstrekt over een van tevoren gekozen afstand daarlangs, die minder is dan de lengte van de filterstang; en vloeipapier dat zich longitudinal uitstrekt over het omhulsel en deze omschrijft, waarbij het vloeipapier doorstroomopenin-gen bevat in stromende verbinding met de sleuf.

25 De tekeningen tonen:

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een voorkeursfilterele-ment van de onderhavige uitvinding, verbonden aan een sigaret met vloeipapier, getoond in een niet-omhulde toestand van êén uitvoering.

- Fig. 2 is een doorsnee van fig. 1 genomen door een vlak dat loopt 30 langs lijn 2-2 van fig. 1, waar ventilatielucht de sleuf van de filterstang longitudinaal verlaat.

Fig. 3 is een doorsnee overeenkomstig fig. 2, waarbij de ventilatielucht de groef loodrecht ten opzichte van de filterstang verlaat.

Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van een andere voorkeursfil-35 terelement van de onderhavige uitvinding, verbonden aan een sigaret met vloeipapier, getoond in een niet-omhulde toestand.

Fig. 5 is een doorsnee van het filterelement van fig. 4, genomen door een vlak dat door lijn 5-5 loopt.

Fig. 6 is een perspectivisch aanzicht van nog een andere voor-40 keursfilterelement van de onderhavige uitvinding, verbonden aan een sift 1 n 5 n 11 ____________ * 3 garet met vloeipapier, getoond in een niet-omhulde toestand, en

Fig. 7 is een perspectivisch aanzicht van nog een ander filterele-ment van de onderhavige uitvinding, verbonden aan een sigaret met vloeipapier getoond in een niet-omhulde toestand.

5 In fig. 1 is een filterstuk 8 van de onderhavige uitvinding ge toond, verbonden met een tabakkolom 1. Het filterstuk 8 bestaat uit een cellulose-acetaat filterelement 10 of enig andere filter gemaakt van vezelachtig of geschuimde materialen voor tabaksrook, die uit de huidige stand van de techniek bekend kunnen zijn, omgeven door een niet-po-10 reus of rookondoorlatend omhulsel 12. Beseft moet worden dat het gebruik van de tem "rookondoorlatend" of "niet-poreus omhulsel”, zoals niet poreuze buitenoppervlakken van geschuimd materiaal omvat, die een geheel met het filterelement zijn, als niet-poreus omhulselmateriaal dat niet een geheel met het filterelement is. Het filterstuk 8 is voor-15 zien van een veelheid van sleuven 14, die zich daarin longitudinaal uitstrekken. Beseft moet worden dat de sleuven 14 als parallel getoond worden, maar zij kunnen ook zowel verdraaid ten opzichte van de hartlijn als gedraaid ten opzichte van elkaar zijn, als zij zich longitudinaal uitstrekken langs het filterstuk 8. Het filterstuk 8 wordt in het 20 algemeen vervaardigd door een standaardfilterstang van cellulose-acetaat o.d. te nemen, de stang te omhullen met een niet-poreus omhullend materiaal, dan de omhulde filterstang aan een vorm- of andere behandelingsmethode, bestemd om toereikende sleuven daarin te brengen, te onderwerpen. Eén zo'n methode is bekend als een warmvormtechniek, die 25 zeer bekend is in de huidige/ stand van de techniek. Het vloeipapier 16 heeft doorstroomperforaties 18 en omringt het omhulsel 12, waarbij de perforaties 18 in lijn zijn met sleuven 14.

In fig. 2 zijn de sleuven 14 met een voorafbepaalde lengte korter dan de filterstang 10 en strekken zich uit naar het mondeind van de 30 stang 10 met een opening 15, welke opening 15 is ingericht om ventilatielucht longitudinaal van de filterstang naar het mondeinde van de filterstang en omgeving daarvan te geleiden. (In fig. 2 komt nummer 15a overeen met de opening 15 in fig. 1 en 15b in fig. 3 komt overeen met opening 15 in fig. 1). De afstand of ruimte tussen de opening 15 en 35 het mondeind van de filterstang is in het algemeen zo bepaald, dat de ventilatielucht de mond van de roker binnentreedt met minimale vermenging met rook die door het filter stroomt door normaal inhaleren, maar is voldoende om het dichtklappen van de sleuf gedurende dit normale inhaleren te voorkomen.

40 In fig. 3 is opening 15b ingericht om ventilatielucht dwars op de 8105011 4 * rookstroom te geleiden door het filter, zodat deze daarmee gemengd is, net voordat deze de mond van de roker binnentreedt, Beseft moet worden, dat zelfs ondanks dat fig. 3 opening 15b toont, zich dwars uitstrekkend precies in de filterstang, de opening 15b een kanaal kan zijn, dat zich 5 uitstrekt in bijvoorbeeld het midden van de filterstang, zodat de stroomrook in het midden van het filter, gemengd wordt met ventilatielucht juist voor het binnentreden in de mond van de roker gedurende normaal inhaleren.

Fig. 4 toont een filterstuk 28, bevestigd aan een tabakkolom 21.

10 Filterstuk 28 bestaat uit een filterelement 30, dat cellulose-acetaat of enig ander filterelement kan zijn, bekend in de huidige stand der techniek, omgeven door een niet-poreus omhulsel 32 en een veelheid van - sleuven 32 omvat, die zich longitudinaal van het stuk uitstrekken over een van tevoren bepaalde afstand daarlangs. In het midden van het fil-15 terstuk 30 is een kanaal 33 geplaatst, dat zich coaxiaal van eind naar eind van de filterstang 30 uitstrekt, waardoor rook ongefilterd van de tabakskolom in de mond van de roker stroomt door normaal inhaleren.

Sleuven 34 zijn voorzien van openingen 35 om te voorzien in de doorgang van ventilatielucht dwars in het element 30.

20 Zoals getoond in fig. 5, wordt ventilatielucht geleid in of in de richting van kanaal 33 om deze te mengen met de ongefilterde rook, die daardoor stroomt en te verdunnen. Beseft moet worden, dat de opening geplaatst kan worden door dezelfde procedure, als hierboven vermeld is in de bespreking van de vervaardiging van het filterstuk in fig. 1. Bij 25 gebruik van het filterstuk 28 van fig. 4, maar waarbij het filterstuk 28 is bevestigd aan een sigaret of tabakkolom 21, wordt het stuk omgeven door vloeipapier 36, dat een paar evenwijdige rijen ventilatieper-foraties 38 bevat, waarbij de perforaties 38 zijn geplaatst om in doorstromende lijn met sleuven 34 te liggen. Bij gebruik, loopt ventilatie-30 lucht in sleuf 34, dan naar buiten door opening 35 in kanaal 33, waar deze vermengd wordt met de rook van tabakkolom 21.

In fig. 6 is het filterstuk 8 van fig. 1 omgedraaid en aan een tabakkolom 1 bevestigd, zodat de ventilatielucht, die de sleuf 14 door opening 15 verlaat, geleid wordt naar het tabakeind van het filter.

35 In fig. 7 is een filterstuk 58 voorzien van een zich over de om trek uitstrekkende sleuf 60, geplaatst in lijn met perforaties 62 in een vloeipapier 61. De sleuf aan de omtrek 60 is in stromende verbinding met tegenover elkaar axiaal in lijn liggende sleuven 64 en 66, waarbij sleuf 64 zich naar één eind van het filterstuk 58 uitstrekt en 40 sleuf 60 zich naar het andere eind uitstrekt. Sleuven 60, 64 en 66 zijn 8105011 _____ : * * 5 • In het niet-poreuze stukomhulsel 70 verzonken ingebracht en filterele- ment 72, waarbij stukomhulsel 70 filterelement 72 omschrijft. Een opening 75 is aangebracht in één eind van sleuf 64 om middelen te verschaffen voor binnentreding van ventilatielucht in het filterelement 5 gedurende normaal inhaleren.

8105011

Claims (7)

1. Filtertang voor een sigaret, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een poreuze filterstang met cilindrische vorm; een voor rookondoor-laatbaar omhulsel; dat zich longitudinaal uitstrekt langs de stang vanaf één eind daarvan en die de stang omschrijft, waarbij de tegenover 5 elkaar liggende einden van de stang doorstroombaar latend blijven, het omhulsel ten minste ëên zich longitudinaal uitbreidende sleuf heeft verzonken in de filterstang en waarbij dat deel van het omhulsel dat de sleuf begrenst voor rook ondoorlaatbaar blijft, de sleuf een opening in êën eind in de filterstang heeft, de sleuf zich over een afstand minder 10 dan de lengte van de filterstang uitstrekt; en vloeimateriaal zich longitudinaal uitstrekt en het omhulsel omschrijft, welke lucht doorlatend is en ventilatielucht daardoor laat stromen in de sleuf, welke ventilatielucht het enige fluidum is dat door de groef stroomt als het filter gebruikt wordt in combinatie met de sigaret gedurende normaal inhale-15 ren.

2. Filter van conclusie 1 in combinatie met een sigaret, met het kenmerk, dat de sleufopening aangrenzend is aan het mondeind van het filter.

3. Filter van conclusie 2 in ombinatie met een sigaret, met het 20 kenmerk, dat de sleufopening midelen heeft om de stroom dwars in de filterstang te geleiden.

4. Filter van conclusie 2 in combinatie met een sigaret, met het kenmerk, dat genoemde sleufvomige opening middelen heeft om de stroom longitudinaal in de filterstang te geleiden naar het mondeinde van het 25 filter.

5. Filter van conclusie 1, met het kenmerk, dat het vloeimateriaal lucht doorlatend is.

6. Filter van conclusie 1 in combinatie met een sigaret, met het kenmerk, dat de sleufopening aangrenzend is aan de sigaret.

7. Filter van conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een zich langs de omtrek uitstrekkende sleuf in stromende verbinding met de zich longitudinaal uitstrekkende sleuf heeft, welke zich langs de omtrek uitstrekkende sleuf, verzonken is in de filterstang en het omhulsel. ► 8105011