NL8103589A - Afgifte-inrichting voor het vervluchtigbare stoffen. - Google Patents

Description

Jr 4 * VO 2091

Afgifte-inrichting voor het vervluchtigt)are stoffen

De uitvinding heeft betrekking op een afgifte-inrichting voor vervluchtighare stoffen, die gewoonlijk wordt toegepast voor het opfrissen of deodoriseren van lucht. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een afgifte-inrichting met middelen voor 5 het beheersen van de snelheid, waarmede vluchtige stoffen in de atmosfeer worden verspreid door hetzij selectief de openingen in. de inrichting in te stellen en de afmetingen van de inlaat- en uitlaat-openingen voor de luchtstromen te vergroten of door de snelheid waarmee de lucht door de afgifte-inrichting passeert bij het achtereen-10 volgens samenpersen en ontspannen van een deel daarvan te verhogen.

Vluchtige stoffen worden gewoonlijk als effectief middel toegepast voor het geleidelijk in de lucht· invoeren van een aangename geur voor het deodoriseren of opfrissen van lucht met een muffe of onaangename geur. Deze materialen zijn voor gebruik door de consument in 15 het algemeen verpakt in afgifte-inrichting en of bussen, die geheel of gedeeltelijk kunnen worden geopend of gesloten door een eenvoudige mechanische werking, zoals het verdraaien of gedeeltelijk verwijderen van de afsluitdop.

Bij gedeeltelijk of volledig geopende toestand van de houder kunnen 20 luchtstromen door de houder passeren, die met de vluchtige stoffen in contact komen, waardoor een deel van deze laatste wordt verdampt en in de lucht rondom de afgifte-inrichting wordt afgegeven. Wanneer de inrichting gesloten is, kan geen lucht met de vluchtige stoffen in aanraking komen en deze tot verdamping inbrengen, zodat geen vluchtige ' 25 stoffen aan de lucht worden af gegeven. Door openen of sluiten van deze afgifte-inrichting kan de consument aldus bepalen of de houder al of niet in werking moet treden.

Bij verschillende bekende inrichtingen is het in beperkte mate mogelijk de emissiesnelheid van deze houders te regelen, door hetzij 30 het oppervlak van de stof, die aan de door de houder passerende luchtstromen wordt blootgesteld, te verkleinen of door de inlaat- en uitlaat-openingen van de houder te beperken, en aldus de hoeveelheid lucht die door de houder wordt geleid, te regelen. Voorbeelden van deze typen 8103589 -2- inrichtingen worden beschreven in het Amerikaanse octrooischrift U.01 U.501, waarin ondermeer een inrichting wordt beschreven, bestaande uit een basis en een dop, waarbij de dop ten opzichte van de basis naar boven en naar beneden draaibaar is en het oppervlak van de stof die aan de 5 atmosfeer wordt blootgesteld, wordt geregeld; alsmede het Amerikaanse octrooischrift 2.65T.O9O dat een inrichting beschrijft bestaande uit een basis en. een dop met een reeks openingen, die zodanig zijn opgesteld, dat bij draaiing geen, enige of alle openingen kunnen worden geopend, waardoor de hoeveelheid lucht, die men met de stof in contact 10 laat komen kan worden ingesteld.

Deze inrichtingen zijn echter beperkt doordat luchtstromen nodig zijn voor het afgeven van de vluchtige stoffen en omdat zij geen mechanisme bezitten om momentaan een vluchtige stof in de lucht af te geven. Er zijn. gevallen dat het wenselijk is de beschikking te 15 hebben over een dergelijke momentane afvoer van een vluchtige stof in de.lucht, zoals wanneer een bijzonder onaangename geur wordt aangetroffen in met rook gevulde kamers en in keukens. In deze omstandigheden zullen de meeste consumenten gebruik maken van aerosoldeodoranten of luchtverfrissers.

20 Een eenvoudige mechanische inrichting waarmede door diffusie een geurige stof kan worden afgegeven wanneer de inrichting open is en die tevens momentaan een geurige stof kan af leveren, is in het Amerikaanse octrooischrift 3.1+12.907 voorgesteld. Dit octrooischrift beschrijft een inrichting, die is samengesteld uit een paar concaaf-25'convexe schijven, die een geparfumeerd kussentje bevatten en die twee aan tegenovergestelde zijden van de inrichting gevormde openingen hebben. In deze constructie is de inrichting noodzakelijkerwijze van beperkte afmeting, aangezien het op een bepaalde wijze moet worden vastgehouden om de geurige stof te kunnen afleveren; er moet nl. een 30 vinger op één opening worden geplaatst, cm deze afgesloten te houden wanneer de inrichting wordt samengeperst.

Het is nu een hoofddoel van de uitvinding te voorzien in een afgifte-inrichting met een eenvoudige mechanische constructie, waarmee een momentane afvoer van een vluchtige stof in de lucht mogelijk 35 is en die tevens instelbare luchtinlaat- en uitlaatopeningen bezit, die zodanig kunnen worden ingesteld dat een beheerste emissie van de vluchtige stof wordt verkregen, wanneer de inrichting niet wordt 8103589 «· · ....... ......... -3- toegepast voor een momentane afvoer van de stof.

Het is een verder doel van de uitvinding te voorzien* in een inrichting, die in staat is op de hoven beschreven wijze te werken en die niet vanwege zijn specifieke bedieningswij ze beperkte afiaetingen 5 heeft.

De afgifte-inrichting van de uitvinding omvat een hol lichaam, een sluit ingsorgaan, dat roteerbaar is vastgemaakt aan het holle lichaam en een drager, die binnen het lichaam een nagenoeg vluchtige stof bevat.

Het holle lichaam heeft een cirkelvoimige doorsnede, een veerkrachtige 10 samenpersbaar deel en een nagenoeg vertikaal zijwanddeel, dat uit het persbare deel uitsteekt, waar het nagenoeg vertikale zijwanddeel ten minste één daarin gevormde opening bezit. Het sluitorgaan heeft een cirkelvoimige doorsnede, een inwendig deel en een nagenoeg vertikale zijwand, die is ingericht cm het nagenoeg vertikale zijwanddeel van 15 het holle lichaam te overlappen, wanneer het sluitorgaan roteerbaar fta-rr het holle lichaam wordt vaatgemaakt. Het sluitorgaan heeft ten minste één opening, die bij zijn nagenoeg vertikale zijwand is opgesteld op- een punt dat overeenkomt met de opening op het· nagenoeg vertikale zijwanddeel van het holle lichaam. ...........

20 Wanneer het sluitorgaan in samenwerking kcrnt met het holle lichaam kunnen de respectieve openingen op het holle lichaam en op het sluitorgaan in en uit registratie worden gedraaid. Wanneer zij hetzij gedeeltelijk of volledig in registratie zijn, zullen luchtstromen in de afgifte-inrichting kunnen binnentreden en een deel van de 25 vluchtige stof doen verdampen, waardoor eaissie van de stof in de de afgifte-inrichting omvattende lucht, wordt veroorzaakt. De snelheid van deze emissie kan worden geregeld door de openingen in gedeeltelijke of volledige registratie te brengen. Indien afgifte van materiaal gewenst is, worden de respectieve openingen op het holle lichaam en 30 het sluitorgaan in volledige registratie gebracht en wordt het veerkrachtige samenpersbare deel van het holle lichaam achtereenvolgens samengeperst en losgelaten, waardoor lucht uit het holle lichaam wordt geperst resp. ingezogen, welke uitgeperste lucht met materiaal is geladen en dit in de de afgifte-inrichting omringende atmosfeer afvoert.

35 Andere doeleinden, bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen worden toegelicht door de nu volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm, aan de hand van de bijgaande tekeningen, 8103589 « e -Ιμ.

waarin: fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding; fig. 2 een dwarsdoorsnede is langs de lijn II-II van fig. 1; 5 fig. 3 een aanzicht is van de afzonderlijke delen van de afgifte- inrichting volgens fig. 1 en fig. U een deeldoorsnede is van de inrichting van fig. 1 volgens, de lijn IV-IV van fig. 1, die het nagenoeg vertikale zijwanddeel van het holle lichaam, en het nagenoeg vertikale zijwanddeel van het 10 sluitorgaan weergeeft.

De voorkeursuitvoeringsvom van de uitvinding wordt hij wijze van voorbeeld geïllustreerd in fig. 1-4. Volgens fig. 1 en 2 omvat de afgifte-inri dating een hol lichaam 10, roteerbaar bevestigd, aan een sluitorgaan 20 en een drager 30, die een vluchtige stof Uo bevat.

15 Het holle lichaam 10 heeft een veerkrachtig..samenpersbaar deel 11 en een nagenoeg vertikaal zijwanddeel 12, dat ten opzichte van het veerkrachtige samenpersbare deel naar binnen steekt en zich- daarboven bevindt. Een korte, nagenoeg horizontale, ringvormige wand. 16 verbindt het nagenoeg vertikale zijwanddeel 12 met het veerkrachtige samenpers-20 bare deel 11. Het veerkrachtige samenpersbare deel 11 is normaal voorgespannen in een uitgestoken stand en voor het afvoeren van lucht naar een samengeperste stand beweegbaar. Zoals geïllustreerd, wordt de voorspanning gehandhaafd door een gegolfde of geplette kunststof in de vorm van een balg, waarbij door de normale sterkte van de kunst-25 stofluaterialen het deel bestendig is tegen druk en derhalve normaal in een uitgestrékte toestand is voorgespannen. Zoals het beste blijkt uit fig. 3 heeft het nagenoeg vertikale zijwanddeel twee grote ope-ningen 13 en 1U die aan tegenovergestelde zijden daarvan zijn gevormd, welke het nagenoeg vertikale zijwanddeel 12 in twee segmenten 30 verdelen.

Haar keuze kan de basis 17 van het holle lichaam 10 zijn voorzien van organen voor het bevestigen van de afgifte-inrichting aan een vertikaal oppervlak; een dergelijk orgaan omvat bij voorbeeld een vlakke kleefplaat die aan beide zijden kleefstof bevat, waarbij het 35 klevend oppervlak geschikt is bedekt door een afpelbare deklaag.

Zoals blijkt uit fig. 2 en 3 is het sluitorgaan 20 voorzien van een vlakke top 21, een inwendig oppervlak 22 en een nagenoeg 8103589 C Λ -5- vertikale zijwand 23 die uit de top 21 uitsteekt. In de. nagenoeg vertikale zijwand 23 is een veelvoud van. openingen 2h gevormd, waarin een gelijk aantal openingen 2k zijn opgesteld aan tegenoverstaande zijden van de nagenoeg vertikale zijwand 23. Zoals tevens blijkt uit 5 fig. 3 en k is een veelvoud van vinnen of uitsteeksels 26 langs het inwendige van de nagenoeg vertikale zijwand 23 van het sluit orgaan 20 gevormd. Deze vinnen of uitsteeksels zijn ingesteld cm samen te werken met het nagenoeg vertikale zijwanddeel 12 van het holle lichaam 10.

Het orgaan voor het draaibaar bevestigen van het sluit orgaan 20 10 aan het holle lichaam 10, als weergegeven, in fig. 2, cravat een flens 18 die naar buiten uit de ringvormige wand 16 uitsteekt en een. ringvormige ribbe 25, die uitsteekt in het inwendige van het sluitorgaan 20 vanaf de bodem van de nagenoeg, vertikale zijwand 23 van het sluitorgaan 20. Cm het sluitorgaan 20 aan het holle lichaam 10 te bevestigen 15 wordt de ringvormige ribbe 25 over de flens 18 gesnapt.

De drager 30, die de vluchtige stof tO bevat, zoals blijkt uit fig. 2, is een post of stijl, die zich vanaf een centraal deel van het inwendige oppervlak 22 van de top 21 van het sluitorgaan 20 in het holle lichaam 10 uitstrékt. Zoals blijkt uit fig. 2 bestaat de post 20 uit een eerste cilindrisch deel 31; een tweede cilindrisch deel 32 met een kleinere ontrek dan het eerste deel 31; en een afgeknot kegel-vormig einddeel 33 met een grote cmtrek, die nagenoeg gelijk is aan die van het eerste cilindervormige deel 31. Zoals blijkt uit fig. 2 en 3 heeft de post een reeks van daarin gevormde vertikale 25 sleuven 36, die deze in vier segmenten 30a, 30b, 30c en 30d verdelen.

Deze sleuven zijn ingebracht cm de samenpersbaarheid van de post voor het opnemen van het vluchtige materiaal te vergemakkelijken. Als hierna wordt beschreven heeft het vervluchtigbare materiaal een in het centrale deel daarvan gevormde cilindrische opening. Bij het opnemen 30 van het vluchtige materiaal, worden de segmenten van de post 30a, 30b, 30c en 30d samengeperst en glijdt het vluchtige materiaal naar boven in het tweede cilindrische deel 32. De perskracht op de segmenten van de post wordt daarna opgeheven, zodat de segmenten kunnen terugkeren naar hun uitgestoken stand en daardoor het vluchtige materiaal op 35 zijn plaats vasthouden.

Zoals blijkt uit fig. 2 omvat het vluchtige materiaal ko een discusvoraige laag 41 met een cilindrische opening k2 in het centrale 8103589 -6- deel daarvan voor het opnemen van de drager 30. De laag ^1 zal in het algemeen een substraat omvatten» dat aan alle zijkanten daarvan is geïmpregneerd, en/of bekleed met een gebruikelijke vluchtige stof.

Het substraat kan papier, viltkarton of dergelijke of een spons zijn; 5 welke materialen zijn bekleed of geïmpregneerd met een vluchtige stof, zoals een etherische olie. De laag kan tevens een polymeer zijn, waarin een vluchtige stof is ingevangen. Wanneer de laag van het vluchtige materiaal wordt vastgemaakt aan de drager 30, zal het afgeknot kegelvormige einddeel 33 van. de drager de laag U1 op zijn tO plaats houden.

De camponentdelen van de afgifte-inrichting als boven beschreven zijn bij voorkeur gemaakt van kunststoflaaterialen van hetzij het poly-propeen- of polyetheentype. Deze delen kunnen van. elke gebruikelijke kunststof worden gemaakt waarbij elk deel niet' van hetzelfde, type 15 materiaal behoeft te zijn. genaakt. Het type materiaal dat wordt toegepast voor het vervaardigen van het veerkrachtige samenpersbare deel van het holle lichaam dient echter samenpersbaar te zijn, terwijl het in de uitgestrekte stand wordt voorgespannen. De camponentdelen van de- afgifte-inrichting, het holle lichaam en het sluitorgaan worden 20 met voordeel vervaardigd volgens een gebruikelijke persvoimtechniek, waarbij elk deel bestaat uit een enkel uit één stuk geperst orgaan.

De afgifte-inrichting volgens de uitvinding kan op twee wijzen werken; deze kan hetzij gedeeltelijk of geheel open zijn, zodat een luchtstroom in de afgifte-inrichting kan binnentreden en een deel 25 van de vluchtige stof kan doen verdampen en meevoeren van de angevende atmosfeer; of het buigbare samenpersbare deel van het holle lichaam kan achtereenvolgens worden samengeperst en losgelaten, waardoor lucht in en uit de inrichting wordt gepompt en daardoor een deel van de vluchtige stof wordt afgegeven.

30 Bij toepassing volgens de eerste beschreven methode kan de emissie uit de inrichting worden bestuurd door de hoeveelheid lucht, die de inrichting binnentreedt of in te stellen. Dit wordt tot stand gebracht door het sluitorgaan zodanig te draaien, dat de openingen op het sluitorgaan gedeeltelijk of volledig in registratie kernen met 35 de openingen van het holle lichaam.

Bij toepassing van de inrichting in de tweede methode, is het voordelig de respektieve openingen op het sluitorgaan volledig in 8103589 -7- registratie te brengen met de openingen op bet holle lichaam cm te verzekeren, dat de maximale hoeveelheid lucht uit de inrichting wordt geperst en daarna ingezogen, wanneer het veerkrachtige samenpersbare deel van het holle lichaam achtereenvolgens wordt samengeperst en 5 losgelaten.

Wanneer geen emissie van vluchtige stof is gewenst worden de openingen op de sluitdop in registratie gebracht met de zijwandseg-menten van het holle lichaam, waardoor verhinderd, wordt dat lucht in contact kcmt met het vluchtige materiaal. Dit zal de gebruiker in staat 10 stellen de emissie te stoppen wanneer geen verfrissing of deodorisatie gewenst is.

Hoewel het orgaan voor het roteerbaar bevestigen van het holle lichaam aan het sluitorgaan is beschreven als een flens met een overeenkomstige ringvormige rand, kan elk ander geschikt orgaan voor 15 het roteerbaar bevestigen van het sluitorgaan aan het holle lichaam worden toegepast. Een dergelijk orgaan kan bij voorbeeld passende schroef-delen op het holle lichaam en op het sluitorgaan of een ringvormige groef, gevormd op het holle lichaam met overeenkomstige uitsteeksels gevormd op het sluitorgaan omvatten, waarbij de plaats van de groeven 20 en uitsteeksels kan worden cmgekeerd.

Hoewel het steunorgaan is beschreven als een post of stijl die uitsteekt in het holle lichaam vanaf het inwendige van het sluitorgaan, kan deze tevens naar boven uitsteken vanuit de inwendige basis van het holle lichaam. Verder behoeft het steunorgaan geen post of stijl 25 te zijn, maar kan dit bij voorbeeld een kooi of een soortgelijk orgaan zijn, dat de stof bevat, welk orgaan ergens binnen het holle lichaam kan worden opgesteld, hetzij naar boven stekend vanaf de bodem van het holle lichaam of naar beneden vanaf het sluitorgaan.

8103589

Claims (9)

1. Afgifte-inrichting, omvattende: a) een hol lichaam met een cirkelvoimige dwarsdoorsnede; een veerkrachtig samenpersbaar deel; en een nagenoeg vertikaal zijwanddeel, dat uit het veerkrachtige samenpersbare deel uit steekt;- waarbij het 5 vertikale zijwanddeel ten minste één daarin gevormde opening bezit; b) een sluitorgaan met een cirkelvoxmige dwarsdoorsnede; een inwendig oppervlak; en een nagenoeg vertikale zijwand, die is -ingericht cm het nagenoeg, vertikale zijwanddeel van het genoemde holle lichaam te overlappen; waarbij de nagenoeg vertikale zijwand van het sluit- 10 orgaan ten minste een daarin gevormde opening heeft bij een punt. dat overeenkomt met de opening in het nagenoeg vertikale zijwanddeel van het holle lichaam; c) een orgaan voor het roteerbaar vasthouden van het sluitorgaan op het holle lichaam en 15 d) een drager, die een vluchtige stof binnen het holle lichaam vasthoudt; waarbij, wanneer het sluitorgaan aan het holle lichaam wordt vastgemaakt, het sluitorgaan zodanig kan worden gedraaid, dat de ope-ningen op de zijwand van het sluitorgaan in en uit registratie met de 20 opening op het vrijwel vertikale zijwanddeel van het holle lichaam kunnen worden gebracht, waarbij, wanneer de respektieve openingen in registratie met elkaar zijn, de omgevingslucht in contact kan kernen met de vluchtige stof en bij samenpersing en loslaten van het veerkrachtige samenpersbare deel lucht uit het inwendige van het holle 25 lichaam kan worden uitgedreven en in het holle lichaam kan worden ingezogen, welke lucht is geladen met en in de omgeving satmosfeer een deel van de vluchtige stof afvoert.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het holle lichaam een uit een stuk geperst deel is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het sluitorgaan een vlakke top heeft; terwijl de nagenoeg vertikale zijwand van het sluitorgaan zich naar beneden vanaf de cmtrek van de top uitstrekt . U. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het orgaan 35 voor het draaibaar vasthouden van het sluitorgaan op het holle lichaam 8103589 -9- * cravat: a) een flens, die vanaf het holle lichaam naar buiten uitsteekt bij het punt vaar het nagenoeg vertikale zijvanddeel van het holle lichaam het veerkrachtige samenpersbare deel van het holle lichaam ont- 5 moet en b) een ringvormige ribbe , die in het inwendige van het sluit- orgaan vanaf de bodem, van de nagenoeg vertikale zijwanden uit steekt.

5. Inrichting volgens conclusie 4,. met het kenmerk, dat de drager, die een nagenoeg vluchtige stof bevat, een post of stijl is, die vanaf. 10 de top van het sluitorgaan in het holle lichaam steekt, waarbij deze post een orgaan heeft voor het vasthouden van de vluchtige stof.

6. Inrichting volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat deze verder een vervluchtigbare stof aavat, waarbij deze stof een laag van vast substraat is, geïmpregneerd of aan alle zijden daarvan bekleed met een 15 vervluchtigbaar materiaal.. f T. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat deze verder een vlak orgaan cmvat, dat zich over de top van het veerkrachtige samenpersbare deel van het holle lichaam uitstrekt, waarbij het vlakke orgaan een in het centrale deel daarvan gevormde opening heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat aan tegenoverstaande zijden van het nagenoeg vertikale zijvanddeel van het holle lichaam twee opening en zijn gevormd waarbij aan tegenoverstaande zijden van de nagenoeg vertikale zijwand van het sluitorgaan een veelvoud van openingen is gevormd. 25 9- Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat vier openingen aan êên zijde van de nagenoeg vertikale zijwand van het sluitorgaan zijn gevormd, waarbij vier openingen op de tegenoverstaande zijde daarvan zijn gevormd.

10. Inrichting volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat het veer-30 krachtige samenpersbare deel van het holle lichaam een balg is.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het nagenoeg vertikale zijvanddeel van het holle lichaam bij de toprand van het samenpersbare deel van het holle lichaam naar binnen inspringt; waarbij een ringvormige wand het nagenoeg vertikale zijvanddeel van 35 het holle lichaam met het samenpersbare deel van het holle lichaam verbindt .

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat deze 8103589 -10- verder een veelvoud van vinnen of uitsteeksels omvat., die langs het inwendige oppervlak van de nagenoeg vertikale zijwand van hét sluit-orgaan zijn aangebracht. 8103589