NL8103202A - Zelf-balancerend voertuig met wielen. - Google Patents

Description

* Λ -1-

Zelf-balancerend voertuig net wielen.

De uitvinding heeft in hoofdzaak be trekking op voertuigen met wielen en near in het bijzonder op een driewielig voertuig net een paar cp afstand gelegen wielen aangebradit cp een parallellogramvormig frane an net het frame sciheef te komen 5 hangen ten opzichte van evenwichtsstanden.

Driewielige voertuigen met pedalen en met een paar op afstand van elkaar wielen aangebradit op een parallello-gramvannig frame zijn bekend hoewel zij zelden worden tegengekomen. Dergelijke voertuigen zijn in het algemeen af-10 hankelijk van de kracht van de bedienende perscon on de vorm van het parallellogramvormige frame te beheersen met behulp van de stuurstangen. Terwijl met de hand beheersen van de vorm van het parallellogram voldoet bij iichtgewicht voertuigen met . pedalen, treden prcblemen op wanneer het gewenst is cm 15 motorische kracht toe te passen voor het aandrijven van bepaalde wielen van het voertuig. Het gewicht wordt noodzakelijker-wijs verhoogd door de motor en de aandrijving, met als gevolg dat de door de bedienende persocn te beheersen belasting aan-zienlijk stijgt. Ben oplossing in de stand der techniek was 20 an de helling van het voertuig te beheersen met behulp van de benen van de bedienende per soon aangezien benen een grotere kracht kunnen uitoefenen dan de armen van de bedienende persoon. Desaidanks, bij de toegenomen snelheidsmogelijkheden van aangedreven voertuigen, warden met de hand werkende 25 beheerssystemen voor de helling van het voertuig te gevaarlijk geacht.

Andere bekende driewielige voertuigen zijn voorzien van kleine op afstand van elkaar gelegen wielen welke in hoofdzaak verticaal blijven zodat slechts het frame van het voertuig 30 scheefhangt in bochten. Maar zulk een cons true tie is niet voor-zien van een parallelvormig frame en is weinig bruikbaar door de afwezigheid van een primair voordeel van het parallel-vormige frame, namelijk dat de resultaten van alle krachten ten alle tijde gericht is door het zwaartepunt van het voertuig en 8103202 -2- + * hef raakpunt van de wielen van het voertuig met de grond.

'Systamen an belastingen op te vangen met behulp van hydraulische cilinders z±jn ontworpen voor vierwielige motorvoertuigen maar deze warden geaclit om niet bruikbaar te zijn voor drie-5 wielige voertuigen welke voorzien zijn van een parallelvormig frame, doordat bet antwoord van het frame van het voertuig ten aanzien van centrifugaalkracht en hellende wegoppervlakken slechts indirect wordt gevoeld door een afzonderlijke slinger, schietlood of kwikcapsule. Zulke indirecte tastmiddelen worden 10 .. niet geacht om voldoende betrouwbaar te zijn of gevoelig te . ' zijn voor het handhaven van het evenwicht van een driewielig voertuig met een parallelvormig frame.

Daarom is een eerste doel van de uitvinding te voorzien in een verbeterd driewielig voertuig met een paar op afstand 15 van elkaar gelegen wielen aangebracht op een scharnierend parallelvormig frame.

Ben ander doel is te voorzien in een verbeterd driewielig voertuig met een automatisch tasttoestel welke een bedienin-richting beheerst voor het tot stand brengen van een zijdelingse 20 helling van het voertuig ten opzichte van een evenwichtsstand.

Weer een ander doel van de uitvinding is te voorzien in een verbeterd driewielig voertuig met een tasttoestel welke direct reag'eert op het evenwicht van het voertuig zelve ten opzichte van een evenwichtsstand en een aandrij feehheid welke 25 werkt in antwoord op het tasttoestel on het voertuig in evenwicht te houden.

Een ander doel is te voorzien in een verbeterd driewielig voertuig met een hydraulisdi circuit welke reageert op de on-balans van het voertuig voor het autcmatisch terugkantelen van 30 het voertuig naar een evenwichtsstand zonder over- correctie voor-bij de evenwichtsstand.

Een ander doel is te voorzien in een verbeterd zelf balancerend driewielig voertuig welke eenvoudig geconstrueerd is en doelmatig en betrouvhaar in gd^ruik is.

35 Deze en andere doeleinden van de uitvinding zullen blijken 81 03 2 02 « * -3- uit de volgende beschrijving met betrekking tot de tekening.

Het uitgevonden driewielige voertuig is voorzien van een frame net tenminste e§n wiel aan £en einde van het frame en een paar op af stand van elkaar gelegen wielen aangebracht 5 op het andere einde van het frame door een schamierend parallelvormig frame. Een tasttoestel qp het frame van het voertuig dient voor het opsporen van veranderingen in de vorm van het parallelvormige frame ten opzichte van een evenwichts-stand. Het tasttoestel regelt dan autcmatisch een aandrijfiniddel IQ cm het parallelvormige frame terug te zweriken naar een evenwichts-stand zonder overoorrectie, dat wil zeggen het voertuig te ver in de tegengestelde richting te kantelen. Het tasttoestel kan een hefbocm zijn welke zwenkbaar bevestigd is aan het frame van het voertuig en werkzaam gekoppeld is met een spoelklep welke 15 naar een neutrale stand wordt gedrongen. Een verlengbare en intrekbare oil i ndereenheid is verbonden tussen het frame van het voertuig en het parallelvormige frame en staat in flulde cocrrnanicatie met de spoelklep voor het automatisch instellen van het parallelvormige frame zoals gewenst is om het evenwicht 2Q te bewaren. De tasthefboan reageert dus onmiddellijk op het voertuig zelve om het voertuig veilig en betrouwbaar in een evenwichts stand ten opzichte van de verticaal te houden.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van het driewielige voertuig.

25 Fig. 2 is een schematise*! bovenaanzicht van het drie wielige voertuig bij de aanvang van een bocht.

Fig. 3 is een schematise]! vooraanzicht van het voertuig in verticale evenwichtss tand.

Fig. 4 is een schematisch vooraanzicht van het 30 driewielige voertuig waarbij het parallelvormige frame is gezwenkt naar een evenwichtsstand voor het volgen van een bocht.

Fig. 5 is een vergroot, gedeeltelijk vooraanzicht van het voertuig en toont het parallelvormige frame daarvan.

35 Fig. 6 is een schema van het fluids circuit.

8103202 f * \ -4-

Fig* 7 is een vergrote doorsnede van de spoelklep langs de lijn 7-7 in fig. 5.

Fig. 8 is een gedeeltelijke vergrote doorsnede van de cilindereenheid langs de lijn 8-8 in fig. 5.

5 Fig. 9 is een gedeeltelijke doorsnede van de zwenkverbinding tussen de cilindereenheid en de tasthef-•'•boam langs de lijn 9-9 in fig. 8.

Fig. 10 is een gedeeltelijke doorsnede van de tasthefboom en de spoelklep langs de lijn 10-10 in fig. 9.

10 . Fig. 11 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van de spoel klep in de neutrale stand volgens de lijn 11-11 in fig. 10.

Fig. 12 is een gedeeltelijke doorsnede van de spoelklep in een eerste stand voor het zwenken van het parallellograravormige frame in §Sn richting.

15 Fig. 13 is een schema van de tasthefboom welke hellend staat voor het instellen van de spoelklep naar de stand volgens fig. 12.

Fig. 14 is een gedeeltelijke doorsnede van boven gezien van de spoelklep in een tweede stand om het parallelvormige frame in de tegengestelde richting te zwenken.

2Q Fig. 15 is een schematisch vooraanzicht van de tasthef- bocm welke helt voor het instellen van de spoelklep naar de stand volgens fig. 14.

Het uitgevonden voertuig 20 met wielen is voorzien van een voertuigframe 22 met een enkelvoudig wiel 24 aangebracht 25 qp het achtereinde daarvan. Het vooreinde van het voertuigframe 22 is verbonden met een schamierbaar parallellogramvormig frame 26 waarop een paar op afstand van elkaar gelegen, stuurbare voorwielen 28 zijn aangebracht. Het achterste deel van het voertuigframe 22 is gelijk aan een geforuikelijke motorfiets doordat 30 een motor 30 is aangebracht op een tussenstand onder een brandstoftank 32 en een zetel 34 gelegen voor het aandrijvende achterwiel 24.

Elk van de voorwielen 28 zijn aangebracht op onderling gelijke vorkvozmige oonstructies 36 zodat dezelfde verwijzings-35 cijfers zullen gebruikt om dezelfde onderdelen van elke vork aan te 81 03 2 02 -5“ geven. Stuurarmen 38 aan de top van de vorken 36 zijn met elkaar verbonden door een verbindingsstang 40 en met een zwenkbare nek 42 van de stuurstang door een verbindingsstang 44 voor in eenheid stuurbewegingen uit te voeren in antwoord op zwenkbewegingen 5 van de stuurstang 46.

Het parallellogramvormige frame 26 is voorzien van een bovenste dwarsstang 48, een onderste dwarsstang 50 en tegenover elkaar gelegen zijorganen 52 welke de bovenste en onderste dwarsstangen 48 en 50 zwenkbaar met elkaar verbinden om vier 10 schamierende hoekdelen 54a, b, c en d te vormen. Het voertuig-frame 22 is zwenkbaar verbonden met de middenstaande dwarsstangen 48 en 50 bij 56 en 57 en de vorkccnstructies 36 zijn zwenkbaar verbonden met de betrokken zijorganen 52 als volgens de fig. 1 en 5.

15 Sn in hoofdzaak cragekeerd r-vormige tasthefbocra 58 is zwenkbaar verbonden aan een onderste verlenging van het voertuigframe 22 bij 60. De hefbocm 58 is voorzien van een opstaande klepbedieningsarm 62 welke loodrecht staat op de recfiter en linker hefbooroeinddelen 64 en 66 volgens fig. 5.

20 Het zal duidelijk zijn dat de specifieke vorm van de tasthef-bocm 58 niet kritisch ten aanzien van de uitvinding en dat verschillende vormen en standen van de hefboom mogelijk zijn.

Ben paar linker en rechter uittrekbare en intrekbare cilindereenheden 68 en 70 zijn met hun cndereinden zwenkbaar 25 verbonden aan de rechter en linker hefbocmeinddelen 64 en 66 en aan hun boveneinden zwenkbaar verbonden aan het parallellogram-vormige frame 26 aan weerszijden van het voertuigframe 22 op de punten 72 en 74.

De bedieningsarm 62 voor de tasthefbocra is volgens fig. 5 3Q zwenkbaar verbonden met een spoelklep 76 welke meer gedetailleerd is aangegeven in fig. 7. Het kleplichaam 78 is ten opzichte van het voertuigframe 22 bevestigd door een bevestigingsplaat 80 volgens fig. 10.

Volgens fig. 7 is de bedieningsarm 62 zwenkbaar verbonden 35 aan een juk 82 welke door bouten 84 bevestigd is aan weerseinden 8103202 » » -6- van een klepspoel 86. De vrije einden van het juk 82 zijn door bouten 88 vefbonden aan weerseinden van een schuifstang 90 welke schuifbaar gedragen is door rechter en linker lagers 92 en 94 en welke een drukveer 96 draagt csm de stang 90 en het 5 juk 82 naar een centrale stand te dwingen.

De spelingen 90a en 90b volgens de fig. 7, 12 en 14 ; tussen het juk 82 en het kleplichaam 78 zijn ongeveer 1/8 tot k inch breed en vertegenwoordigen ongeveer de maat vanmaximaal verplaatsen van het kleplichaam tea opzichte van het juk.

10 De veer 96 dient een veer te zijn met een samendrukkracht van ongeveer tien-pound. Zoals hierna zal blijken bewegen het parallelvormige frame 26 en het voertuigframe 22 tezamen als een eenheid waarbij de tasthefboan 62 gecentreerd is als volgens fig. 3 gedurende evenwichtstoestanden. Wanneer het 15 voertuigframe 22 en het parallelvormige frame de neiging hebben cm te "vallen" uit de evenwichtsstand, zoals opgewekt door uitwendige krachten, centrifugaalkracht enz., beweegt de tastarm 62 uit zijn centrale stand volgens fig. 3 en het kleplichaam 78 beweegt binnen het juk 82 waarbij een van de 2Q spelingen 90a of 90b aanvangt cm te warden gesloten volgens de fig. 12 en 14. Het kleplichaam 78 en bijbehorende onderdelen fasten deze beweging van het kleplichaam ten opzichte van de juk 82 af en het hydraulische circuit met inbegrip van de cilinder 68 en 70 werken am het parallelvormige frame 26 en 2b het voertuigframe 22 terug te bewegen naar een evenwichtsstand.

Volgens het schematische fluidumcircuit volgens fig. 6 is het voertuig voorzien van een reservoir 98 voor hydraulisch fluidum en een pomp 100 welke continu wordt aangedreven door de motor 30 van het voertuig. De pomp is aangesloten op het 30 reservoir door een toevoerpijp 102 en op de klep 76 door een toevoerpijp 104. Een terugvoerpijp 106 reikt vanaf de klep 76 naar het reservoir 98.

De klep 76 wordt bediend can afwisselend fluidum onder druk te voeren van de toevoerpijp 104 naar hetzij eerste of tweede 35 pijpen 108 en 110 welke elk voorzien zijn van rechter en linker 8103202 -7- aftakkingen 108R, 108R, 108L en 110R, liOL. De rechter en linker cilindereenheden 68 en 70 zijn elk voorzien van een cilinderlichaam 112R en 112L met een zuiger 114R en 114L welke in de cilinder beweegbaar zijn en een zuigerstang 116R en 116L 5 welke cmiaag reiken van de zuigers door de ondereinden van . de cilinders an te zijn verbonden met de tegenover elkaar gelegen einddelen 64 en 66 van de tasthefboan 58 zoals hierna in groter detail zal warden besproken.

Elk van de cilinderlichamen 112R en 112L zal warden 10 besproken als te zijn voorzien van bovenste en onderste kamers welke verwijzen naar de inwendige delen van de cilinderlichamen welke boven en onder de zuigers zijn gelegen. Zoals blijkt uit fig. 6 staat de eerste leiding 108 in verbinding net de bovenste kamer 118R van de rechter cilindereenheid 68 en de onderkamer 15 120L van de linker cilindereenheid 70. Op dergelijke wijze staat de tweede leiding 110 in verbinding met de onderkamer 110R van de rechter cilindereenheid 68 en de bovenkamer 118L van de linker cilindereenheid 70. Kanneer in overeenstemming daarmee de spoelklep 76 wordt bediend an fluidum onder druk 20 te voeren naar de eerste leiding 108, wordt de rechter cilindereenheid 68 uitgeschoven en de linker cilinder 70 ingetrokken. Ctagekeerd, wanneer de fluidum onder druk wordt gevoerd naar de leiding 110, wordt de rechter cilindereenheid 68 ingetrokken en de linker cilindereenheid 70 uitgestoken.

25 Fig. 8 geeft in detail de constructie van de rechter cilindereenheid 68, waarbij duidelijk is dat de linker cilindereenheid 70 in hoofdzaak het spiegelbeeld is van hetgeen in fig. 8 is aangegeven. Het ondereinde van de cilinderlichaam 112R is gesloten door een ringvormige plug 122 met schroefdraad welke 30 verschuifbaar afgedicht is op de zuigerstang 116R door O-ring-vormige afdichtingen 124. De zuiger 114R is verschuifbaar afgedicht binnen het cilindervormige lichaam door zuigerringen 126. Ook blijkt uit fig. 8 dat de eerste en tweede pijpaftakkingen 108R en 110R zijn gevormd als ringvormige kanalen concentrisch 35 gevormd binnen de zuigerstang 116R en in verbinding staan met 810320’ y v -8- de bovenste en onderste cilinderkamers 118R en X20R via de betrokken zuiqerkanalen 128 en 130. Een hoi centrum 132 van de zuigerstang 116R staat via een zuigerkanaal 134 in ver-binding met de binnenwand van het cilinderlichaam 112R tussen 5 de zuigerringen 126 am smeermiddel daarheen te voeren.

Pig. 8 toont verder dat het ondereinde van de zuigerstang 116R zwenkbaar is verbonden met het gevorkte rechter einde 64 van de tasthefbocm 58 door een roteerbare klep 136 welke een / permanent® verbinding tot stand brengt tussen elk van de 10 zuigerstangpijpaftaikkingen 108R en 110R met de betrokken kanalen 108X en 110X volgens fig. 9 in de tasthefboom 58 welke, op zijn beurt, zijn verbonden met de leidingen 108 en 110 als aangegeven onderaan fig. 8.

Pig. 9 toont verder een paar rechter en linker zwenkbuffers 15 138R en 138L welke zijn bevestigd aan het voertuigframe 22 aan weerszijden van de tasthefboom 58 cm zwenkbeweging daarvan te beperken.

Fig. .10 toont de stand van de tasthefboom 58 aan het vooreinde van het voertuigframe 22 en achterwaarts van de 20 spoelklep 76, waaraan het zwenkbaar is verbonden op het punt 140. Fig. 10 toont verder de verbinding van de spoelklep 76 met de. toevoerpijp 1Q4 en de terugvoerpijp 106 via de betrokken kanalen 104P en 106P.

Fig, 11 toont de spoelklep 76 met de klepspoel 86 opge-25 steld in een centrale of neutrale stand hierin. De klepspoel 86 is voorzien van een paar schouders 142 en 144 welke beweeg-baar zijn binnen de klepkairer 146 voor wisselend in aanraking staan met de ringvormige schouders 148R, 148L en 150R, 150L.

In de neutrale stand volgens fig. 11 zijn de schouders 142 en 30 144 vrij van alle schouders vormende klep met als gevolg dat fluidum onder druk uit de leiding 104 eenvoudig axiaal stroomt door de klepkamer 146 als aangegeven door pijlen 152 can direct terug te keren naar het reservoir 98 door de terugvoerleiding 1Q6.

35 De fig. 12 en 13 tonen de spoelklep 76 met de klepspoel 86 8103202 -9- naar links of naar een eerste stand bewogen ten opzichte van het kleplichaam 78, waarbij de schouders 142 en 144 in aan-raking staan met de schouders 148L en 150L respectievelijk.

In deze stand is een stnocnweg tot stand gebracht vanaf de 5 toevoerleiding 104 door de leiding 110 en de aftakleidingen 110R en 110L naar de onderkamer van de cilindereenheid 68 en de bovenkamer van de cilindereenheid 70. Evenwicht is daardoor hersteld door de ingetrokken cilindereenheid 68 en de uitgestoken cilinder 70 en het paraUellogramvormige frame wordt in een 10 hellende stand gebracht in een richting tegengesteld aan die volgens fig. 4.

De fig. 14 en 15 tonen de klepspoel 86 in de naar rechts bewogen of tweede stand door de bedieningsarm 62 zodat de schouders 142 en 144 respectievelijk in aanraking staan met 15 de schouders 148R en 150R. De stroarweg van het fluidum onder druk van de toevoerleiding 104 is dan gericht naar de eerste leiding 108 en door de aftakleidingen 108R en 108L naar de bovenkamer van de cilindereenheid 68 en de onderkamer van de cilindereenheid 70 cm de cilindereenheid 68 te doen uit-20 schuiven en de cilindereenheid 70 terug te trekken cm het parallellogramvomlge frame naar rechts te zweriken als volgens fig. 4.

Bij gebruik wordt het uitgevonden driewielige voertuig in hoge mate als een gebruikelijke motorfiets bestuurd, maar 25 het belangrijke voordeel van dit voertuig hangt niet af van de sturende bewegingen van de bedienende persoon voor het noodzakelijke verschuiven van het gewicht om te hellen in bochten of cm hellende wegoppervlakken en dergelijke te ccmpenseren. Met be trekking tot fig. 2, wanneer de bedienende 30 persoon het voertuig naar rechts wenst te sturen als aangegeven door de pijl 154 in fig. 2, dient hij slechts de stuurstangen 46 in die richting te sturen. De centrifugale kracht zal onmiddellijk het voertuig en het parallellogramvomige frame stu&ren cm naar links te zwenken, dat wii zeggen in een richting 35 tegengesteld aan die volgens fig. 4, waarop de normale zwenkbe- 8103202 t * . . -10- wegingen van de cilindereenheden 68 en 70 de neiging hebben dm de klepbedieningsarm 62 van de tasthefboom 58 naar rechts te zwenken als volgens fig. 15. De klepspoel 86 wordt dus naar rechts bewogen als aangegeven in fig. 14 en fluidum onder 5 druk wordt gericht. door de eerste leiding 108 naar de boven- kamer van de cilindereenheid 68 en de onderkamer van de cilinder-eenheid 70 am de cilindereenheid 68 uit te stuwen en de cilinder 70 in te trekken. Aldus wordt het parallellogramvormige frame 26 in tegengestelde richting of naar rechts volgens fig. 4 10 gezwenkt cam de bedienende persoon en het voertuigframe 22 te laten hellen in de bocht. Zodra het voertuig scheef gebracht is naar de evenwichtsstand voor de bocht welke gemaakt wordt, warkt de kracht van de drukveer 96 in de spoelklep 76 om de klepspoel terug te voeren naar zijn neutrale stand volgens fig.

15 11, Het parallellogramvormige frame 26 blijft in de hellende eyenwichtsstand totdat de bocht voltooid is, waama de bedienende persoon de voorwielen 28 in de stand recht vooruit zet. Het natuurlijke antwoord van het parallellogramvormige frame is csm verder naar rechts te zwenken onder invioed van de zwaarte-20 kracht, maar de aanvankelijke rechtse zwenkbeweging van het parallellogramvormige frame doet de tasthefboom 58 naar links zwenken als aangegeven in fig. 13, waardoor de spoelklep 76 wordt bediend om fluidum onder druk te richten door de tweede leiding HO. om de. cilindereenheid 68 in te trekken en de 25 · cilindereenheid 7Q uit te schuiven, waardoor het parallellogram-vprmige frame opgericht wordt in de evenwichtsstand volgens fig. 3 voor het recht vooruit bewegen.

Het is duidelijk dat de reactie van het voertuig juist tegengesteld is van wat hierboven is beschreven wanneer een 30 bocht wordt gemaakt in een richting tegengesteld aan die volgens de pijl 154 in fig. 2. Eveneens, wanneer een oneffen wegoppervlak wordt ontmoet, zoals het rijden over een hellend oppervlak, zal de zwaartekracht in plaats van de centrifugaalkracht dezelfde soort corrigerende beweging van het parallellogramvormige doen 35 aanvangen zoals hierboven is beschreven om automatisch de vorm 8103202 -11- van het parallellograin aan te passen aan een evenwichtsstand.

Daaran dient de bedienende per soon slechts aandacht te hebben voor de stuurbewegingen van het voertuig aangezien de functie van het handhaven van het evenwicht van het voertuig 5 autcmatisch wordt uitgevoerd door het tasttoestel en de aandrijf-middelen volgens de uitvinding. Het bedienen van het voertuig hangt daardoor niet af van de sterkte van de bedienende per soon en zelfs een zwaar voertuig voorzien van een grote motor kan veilig warden bediend door zelfs een kleine bedienende per soon 10 welke niet in staat zou zi jn cm met de hand de helling van zulk. een voertuig te beheersen. Aangezien de terugdringveer in de spoelklep 76 constant de klepspoel dringt in de neutrale of eversd-chtsstand/ bestaat geen gevaar dat het voertuig overmatig zal corrigeren bij het doorlcpen van bochten en hellende 15 oppervlakfcen.

Terwijl de tasthefbocm 58 een cmgekeerd T-vormige vorm heeft in vooraanzicht, blijkt uit het zijaanzicht van fig. 10 dat het horizontale lagere deel van de hefbocmarm 58 voorzien is van een rechtopstaand blakgedeelte 156 welke bevestigd is aan 20 de as 60 door een instelschroef 158 en dat de bedieningsarm 62 een voorste gedeelte van de as is bevestigd cm te zwenken in sairenhang met de rest van de hefbocm 58.

Het is het cpstaande blakgedeelte 156 welke in aanraking karat net de buffers 138R en 138L cm de zwenkbeweging van de 25 hefbocmarm 58 te beperken.

8103202

Claims (11)

1. Motorvoertuig voorzien van een voertuigframe met tegenover elkaar gelegen einden, een wiel aan Sen einde van het frame, een schamierend parallellogramvormig frame met vier schamierende hoekgedeelten zwenKbaar bevestigd aan het andere 5 einde van het frame en bestemd cm te zwenken in tegengestelde rlchtingen, een paar op afstand van elkaar gelegen wielen aangebracht aan het parallellogramvormige frame aan weerszijden daarvan, waardoor het parallellogramvormige frame zijwaarts zal zwenken in eerste en tweede tegengesteld gerichte zijdeiingse iu rlchtingen wanneer het frame zijwaarts belt uit een evenwichts- stand In de eerste en tweede zijdeiingse rlchtingen, tastmiddelen verbonden met het frame en aandrijfiniddelen verbonden met de tastmiddelen en het frame waardoor de aanvankelijke zwenkbeweging van het frame vanuit een evenwichtsstand naar gen van de 15 zijdeiingse rlchtingen automatisch zal veroorzaken dat de tast-• middelen en de aandrijfiniddelen het parallellogramvormige frame bewegen in tegengesteld zijdeiingse richting cm het voertuigframe zijwaarts te bewegen naar een evenwichtsstand.

2. Voertuig volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de 20 tastmiddelen bestaan uit een hefbocm weltee zwenkbaar is verbonden met het voertuigframe en de aandrijfiniddelen voorzien zijn van een uitzetbare en intrekbare cilinder welke met een einde verbonden is met de hefbocm en met het andere einde verbonden is met het parallellogramvormige frame, waardoor de hefbocm in 25 tegengestelde rlchtingen wordt gezwenkt ten opzichte van het voertuigframe in antwoord op de hellende beweging van het parallellogramvormige frame in de eerste en tweede tegengestelde zijwaartse rlchtingen vanuit een evenwichtsstand.

3. Voertuig volgens conclusie 2, waarbij de aandrijfiniddelen 30 vender voorzien zijn van een klep met een spoel welke beweegbaar is tussen een eerste, een neutrale en een tweede stand, waarbij egn van de klep en de spoel vastgelegd is ten aanzien van het voertuigframe en de andere van de klep of de spoel werkzaam is verbonden met de hefboom am hiermede te bewegen.

4. Voertuig volgens conclusie 3, gekenmerkt door een 8103202 - 13- reservoir voor fluidum en een bron voor fluidum onder druk Vielke beide in verbinding staan met de klep, waarbij de klep ock in verbinding staat met wserseinden van de cilinder-eenheid voor het richten van fluidum aider druk vanaf de bron 5 naar de beide einden in antwoord op de beweging van de spoei naar de eerste en tweede standen.

5. Voertuig volgens ccnclusie 4, gekenmerkt door druk-middelen op de klep cm de spoei te dr ingen naar de neutrale stand, waarbij de klep in de neutrale stand in staat is 10 cm een aansluiting tot stand te hrengen tussen de bron voor fluidum en bet reservoir cnafhankelijk van de cilindereenbeid.

6. Voertuig volgens ccnclusie 2, waarbij de aandrijf-middelen voorzien zijn van een paar uitsteekbare en intrekbare cilindereenbeden met eerste einden verbonden met de tegenover 15 elkaar gelegen einden van de befboom en de tegenover eikaar gelegen einden verbonden met het parallellograinvonnige frame aan weerszijdaavan het voertuigframe.

7. Voertuig volgens ccnclusie 3, waarbij de cilindereenbeid bestaat uit een langwarpige cilinder ,een hierin bewsegbare 20 zuiger en een zuigerstang verbonden met de zuiger en buiten- waarts uit de cilinder reikend, waarbij de zuiger en de zuigerstang voorzien zijn van een paar kanalen voor fluidum hierdoorheen en walke met S§n einde aansluitend op de cilinder aan weerszijden van de zuiger en welke aan het andere einde in verbinding 25 staat met de klep.

8. Voertuig volgens ccnclusie 1, waarbij het voertuigframe en het paar cp afstand van elkaar gelegen wielen verbonden zijn met het parallellogramvormige frame bij evenwijdige stand ten qpzichte van elkaar cm tezamen een hellende beweging te maken.

9. Voertuig volgens conclusie 8, waarbij bet paar op afstand van elkaar gelegen wielen stuurbaar zijn bevestigd aan het parallellogramvormige frame en verder voorzien zijn van middelen voor het tezamen sturen van deze wielen.

10. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij het scharnierbare ‘ 35 parallellogramvormige frame aan het vooreinde van het voertuig- 8103202 -14- frame is aangebracht.

11. Voertuig volgens conclusie 1, gekenmerkt door motorisch aangedreven middelen ora het voertuigframe en middelen voor het aandrijvend verbinden van de aandrij fmiddelen met de 5 wielen. * 8103202