NL8102373A

NL8102373A - Inrichting voor het vullen van een zak met een vogel.

Info

Publication number: NL8102373A
Application number: NL8102373A
Authority: NL
Original assignee: Moba Holding Barneveld Bv
Priority date: 1981-05-14
Filing date: 1981-05-14
Publication date: 1982-12-01
Also published as: ES8304003A1; DK212382A; JPS57204821A; EP0065341A1; ES512169A0; AU8366682A

Description

dW/EH/13.017 -1- ï t

Inrichting voor het vullen van een zak met een vogel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vullen van een zak met een vogel en het sluiten van die zak, voorzien van een voorraad zakken, een inrichting om de bovenste van de voorraad zakken op te spannen en te vullen 5 en een sluitinrichting voor de gevulde zak.

De uitvinding beoogt een doelmatige compacte bouw van een dergelijke inrichting te verschaffen, waardoor de werk-lengte geringer kan zijn dan tot dusver en een hoge werk-snelheid mogelijk is.

10 ïen aanzien van de constructieve lengte wordt er op gewezen, dat dergelijke inrichtingen een zekere lengte nodig hebben om een zak aan te kunnen brengen. Deze lengte van de inrichting kan dubbel gebruikt worden, door er volgens de uitvinding in te voorzien, dat de inrichting om de zak op 15 te spannen in staat is de ledige zak te dragen en dat een draaitafel aanwezig is om de zak na vulling te ondersteunen, welke draaitafel een onderbreking heeft om de bovenste zak bij zijn beweging van de voorraad naar de stanc(waarin hij opgespannen is door te laten. Bovendien wordt daarmede 20 bereikt, dat, nadat de draaitafel gedraaid is, de tijd die nodig is voor het sluiten van de zak niet opgeteld wordt bij de tijd, die nodig is voor het opspannen en vullen van de zak, zodat de capaciteit van de inrichting aanmerkelijk wordt verhoogd.

25 Bij toepassing van de uitvinding wordt er bij voorkeur in voorzien dat de zakkenvoorraad zo is bevestigd dat een door de blaasinrichting opgeblazen bovenste zak zich steeds volledig boven de draaitafel bevindt. Hiermede wordt op zeer eenvoudige wijze bereikt, dat de zak zich boven de draaitafel 30 bevindt, zodat deze zich steeds zonder enige storing onder een opgeblazen zak kan plaatsen. Een voorbeeld van een dergelijke zakkenvoorraadbevestiging, waarbij deze mogelijkheid bij een dikke stapel van het begin tot het einde gehandhaafd kan worden, is beschreven in de niet vóórgepubliceerde 35 Nederlandse octrooiaanvrage 81 01784 van aanvraagster.

8102373 -2- λ «

De uitvinding voorziet er tevens in, dat op eenvoudige wijze een besturing verkregen wordt van een vasthoudinrichting voor de zak op de draaitafel. Dienovereenkomstig wordt er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding in voorzien, 5 dat organen voor het vasthouden van de zak op de draaitafel aanwezig zijn, welke organen samenwerken met een nok, waarbij bij draaiiing van de draaitafel een beweging ten opzichte van de nok plaats vindt en de nok zelf bewogen kan worden.

Hierdoor wordt bereikt, dat met uitermate eenvoudige 10 middelen de vasthoudorganen op de draaitafel bediend kunnen worden, wanneer de draaitafel stil staat en geen standsver-andering ondergaan, wanneer de draaitafel gedraaid wordt, zonder dat een electrische of pneumatische verbinding met de draaitafel gemaakt behoeft te worden, hetgeen steeds een 15 betrekkelijk kwetsbaar geheel, zoals een sleepringconstructie, vergt en aparte krachtwerktuigen.

Volgens een nadere uitwerking van deze gedachte wordt er in voorzien, dat de nok coaxiaal met de draaitafel is en een eerste draaibeweging uitvoert om een verpakking vast te 20 pakken (fig. 5) dat vervolgens de draaitafel een draai-stap uitvoert, waarbij geen verandering van de stand van het vast-houdorgaan optreedt, dat vervolgens de nok in de draairichting van de draaitafel een tweede draaibeweging uitvoert zonder dat een verdere verandering van het vasthoudorgaan optreedt, 2^ dat vervolgens de draaitafel een tweede draaistap uitvoert, die samen met de eerste draaistap 180° bedraagt, dat daarna de nok een derde draaibeweging uitvoert, die het vastpakken van het voorwerp opheft, waarbij de eerste en de derde draaibeweging samen gelijk en tegengesteld zijn aan de tweede ......

50 draaibeweging.

Een in de praktijk goed functionerende uitwerking hiervan bestaat daarin, dat de nok een gebied (b3) heeft van tenminste een kwadrant met een eerste straal en daar tegenover gelegen een gebied (b1, a3, a1) van 180° met een 35 tweede straal en daartussen overgangsgebieden.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 8102373 * * -3- fig. 1 een bovenaanzicht van de uitvinding toont in de uitgangsstand; fig. 2 een zijaanzicht van de uitvinding is in de uitgangsstand; 5 fig. 3 overeenstemt met fig. 2, maar een volgend stadium aangeeft; fig. 4 op dezelfde wijze als fig. 2 en 3 een nog verder stadium aangeeft; fig. 3 nog een verder stadium aangeeft;

10 fig. 6 schematisch een doorsnede over de lijn YI-VI

in fig. ·> toont; fig. 7 dient te toelichting van een besturingsnok; en fig. δ een aantal grafieken weergeeft waarin de werking van verschillende delen van de uitvinding in onderling veroand 15 is weergegeven.

ïn de tekening is met 1 een inleggoot aangegeven met enigszins naar elkaar toe convergerende verticale wanden 2 er. midden onder zijn bodem een in lengterichting beweegbare bodemplaat 3. Zoals meer in het bijzonder in fig. 2 t/m o 20 sc re nat: r oh is weergegeven kan de bodemplaat 3 bewogen worden roer eer. arndrijforgaan 4, dan bijvoorbeeld een pneumatische cilinder is en niet nader in de tekening is uit0;-werkn,

Ir: fig. 6 is de do or snede vorm van de inleggoot 1 en de 25 bodemplaat 3, evenals de geleiding 3', waarin de bodemplaat 3 geleid is, weergegeven.

hen drievoudig uitgevoerd aandrijforgaan 5 dient on op-spanoro..-.er 7 te bedienen, hik opspanorgaan 7 wordt gevormd door et*, kantelbare plaat, die een draaias 6 heeft en van ue 50 in fig. en 2 weergegeven stand gezwenkt kan worde:, tot in de stai.a var. fig. 3, waarin hij een zak 9 tussen zichzelf er. een vast opgesteld tegenhoudorgaan 8 inklemt.

De zak 9 is de bovenste van een voorraad zakken 10, aie m--1 behulp van perslucht uit een blaasmond 11 in de getekende __ stand is gebracht en daarin gefixeerd is door de opspan-d ✓ organen 7.

Tegelijkertijd met het bedienen van de aandrj j :\-rg n.er.

^ 5 voor de opspanorganen 7 heeft ook het aandrijforgaan 4 voor

Tds bodemplaat 3 zijn werking uitgeoefend, zodat de bodempxaat TÏ^· 3 de in fig. 3 met stippellijnen aangegeven stand heeft irgenomen. g \ 0 2 3 7 3

Vi

Vervolgens treden in de lengterichting van de zak beweegbare aanduworganen 12 en 13 in werking, die eveneens pneumatisch bediend kunnen worden, waarbij het orgaan 12 tegen het lichaam van de vogel drukt. Het aandrukorgaan 12 bestaat uit 5 een horizontale plaat, met aan zijn onderzijde iets terugspringend een dwarsplaat 25 en aan zijn bovenzijde in het midden een -in lengterichting lopend verticaal schot 26.

Het orgaan 13 heeft aan de voorzijde twee uitsparingen 14» waardoor dit orgaan 13 geschikt is om de poten van de vogel op te duwen en tegen het lichaam aan de vogel te leggen, hen 10 sleuf 27 in het orgaan 13 geeft de mogelijkheid het schot 26 op te nemen.

Zoals meer in het bijzonder uit fig. 4 blijkt, zijn de organen 12 en 13 volledig in de zak geschoven, wanneer deze laatste aan zijn buitenzijde gesteund wordt door een tegen-15 houd orgaan 15. Daarbij wordt vervolgens de bodemplaat 3 •teruggetrokken, zodat de stand van fig. 5 ontstaat, in deze stand.wordt een vasthoudorgaan 16, zoals met stippellijnen in fig. ό is aangegeven,op de vogel gedrukt, die daarbij gedragen wordt door een draaitafel 17. Vervolgens worcit de 20 draaitafel 17 gedraaid, tot de zak met de vogel in de met 16 aangageveu stand is, in welke stand de zak met een niet nader uitgewerkte sluitinriehting 19 gesloten wordt.

Hen celangrijk voordeel van deze constructie is, dat de tijd, die nodig is voor het opspannen en vullen van de zan 25 een eerste cyclus vormt en die nodig is voor het sluiten van de zak een tweede, hetgeen de werksnalheid van de gehele inrichting aanmerkelijk verhoogt.

Hen verder voordeel van de getekende constructie is, dat de blaaswina uit de blaasmond 11 een zak van de zakvoorraad 30 in de gewenste stand voor opspanning kan brengen, waarbij uit gebeurt op het ogenblik, dat de draaitafel 17 in de in fig. 1 met stippellijnen aangegeven stand is, zodat rnen het voordeel verkrijgt, dat de zak niet door de draaitafel gehinderd worat bij het in de gewenste stand brengen van de zak, waarna, 35 wanneer de draaitafel in de in fig. 1 met getrokken lijnen aangegeven stand is, hij als ondersteuning voor de zak en de vogel, wanneer de bodemplaat 3 daaruit is teruggetrokken, w nrSnst kan doen.

01 0 2 3 7 3 -5-

In fig. 6 is een doorsnede door de bodemplaat 3 getekend, waarbij zichtbaar is dat tussen deze plaat en de zak 9 twee doorvoeringsgoten 20 voor lucht aan de benedenzijde, aanwezig zijn. Dit betekent, dat wanneer de vogel over de 5 bodemplaat in de zak wordt geschoven de lucht vanaf de voorzijde van de zak door de goten 20 altijd gemakkelijk kan ontsnappen, terwijl, nadat de plaat 3 is teruggetrokken, toch een goede strakke omsluiting van de zak om de vogel tot stand kan worden gebracht. De opspanorganen 7 zijn eveneens 10 schematisch in fig. 6 aangegeven, evenals de tegenhoudorganen δ en de duworganen 12, 25, 26 en 13, 14. Tevens is zichtbaar, dat het bovenste opspanorgaan 7 aan zijn binnenzijde gelei-dingsribben 23 heeft.

31j het draaien van de draaitafel 17 worden de beugels 15 15 en 16' bediend doordat zij via draaiassen 21 verbonden zijn met bedieningsarmen 22 set aan hun uiteinden volgrollen 23' en 23, uie met een nok 24 samenwerken. Trekveren 29 houden de volgrollen 23 en 23' tegen de nok 24.

Dö volgrollen 23 en 23’ en de nok 24 zijn in fig. 7 20 nogmaals weergegeven. Daarbij is de nok 24 weergegeven in de stand van flg. 3 van de tekening. Deze nok heeft een niet getekend besturingsorgaan, aat hen kan laten draaien en tij een eerste draaioeweging beweegt de nok 30° linksom, waardoor de volgrcn 25 naar binnen zwennt over het nokje de eit-o 25 a1, zodat de beugel 16' (zie fig. 2) van de stand van fig.3 naar die van fig. 4 beweegt.

Daarbij loopt de volgrol 23' over het nokgedeelte bl van de nok 24 en wordt bijgevolg de bijbehorende beugel 16 niet gezwenkt. Deze onderlinge stand van ae nokken en de 30 volgrolleu wordt gehandhaafa, tot de stand van fig. 5 is bereikt, dus het gevogelte volledig naar voren is geschoven en de bodemplaat 3 is teruggetrokken, waarbij de opspan-organeu 7 nog worden opengehouden door het aanduworgaan 13.

1'u wordt de nok 24 over 60° verder linksom gedraaid. De 35 volgrol 23 werkt dan samen met het deel a2 van de nok 24, waarbij geen straalverandering optreedt en dus geen zwaai-beweging van de bijbehorende beugel. De volgrol 23' loopt over het nokdeel b2, hetgeen een straalvergroting betekent, \ V. zodat de bijbehorende beugel 16 naar beneden wordt mezwo.'gt D^O.-u wordt de draaitafel 17 over 90° gedraaid, waarbij vol.rr.y* 81 02 373 « s -6- 23' over nokdeel b3 loopt en volgrol 23 over nokdeel a3.

Geen van deze nokdelen toont een straalverandering en er heeft dus geen zwenkbeweging plaats. Daarna wordt de nok over 90° rechtsom gedraaid, waardoor volgrol 23 over nokdeel 5 a3 loopt maar nu in tegengestelde richting, en volgrol 23' over nokdeel b3, eveneens in tegengestelde richting. Vervolgens draait de 'tafel nog 90° verder, waardoor de beginstand weer wordt ingenomen, maar met verwisseling van de beugels en volgrollen 16 en 16' respectievelijk 23' en 23.

10 De werking van de inrichting wordt in het volgende aan de hand van de tijdgrafieken van fig. 8 nader toe ge licht. In deze figuur is de verticale as de tijdas, waarbij als referentie de standen van de verschillende figuren zijn opgenomen en de lijnen zijn aangeduid met de referenties 15 van de onderdelen, waarop deze lijnen betrekking hebben.

Dit zijn de blaasmond 11; de bedieningsorganen 5 en 4, die steeds gemeenschappenjk bediend worden; de nok 24; de draaitafel 17 en de aanduworganen 12 en 13.

In fig. 6 is uitgegaan van de stand van fig. 3, ornaat 20 daarin het inleggen van een vogel in de inleggoot 1 plaats heeft. Daarna wordt een bedieningsmechanisne in werking gesteld, waardoor een gehele cyclus doorlopen wordt tot de stand van fig. 3 weer bereikt is.

Het inleggen van de vogel behoeft niet met bijzondere 25 zorg te gebeuren, mits de uiteinden van de poten ter weerszijde van het schot 26 op de horizontale plaat van het duw-orgaan 12 liggen en de vogel verder zo ligt, dat zijn borstbeen tussen de geleidingsribben 28 komt.

Na de inwerkingstelling van de inrichting worden de duw-30 organen 12 en 13 naar links geschoven, waarbij zijn aanvankelijk gelijklopend bewegen, maar het duworgaan 13 a.*n het einde van de slag een grotere snelheid ontvangt en het duworgaan 12 inhaalt, tot de stand van fig. 4 is bereikt, waarin de voorranden van de duworganen 12 en 13 nagenoeg 35 samenvallen.

Doordat de voorrand van 12 op een zekere hoogte, in de praktijk enige cm boven de inleggoot is gelegen, komt deze i ··< rand in aanraking met de achterzijde van de bovendelen van ue poten en met da romp van de vogel. Dit leidt in combinatie 40'^smet het schot 26 er toe, dat de vogel recht opseduwd wo^dt.

V 8102373 -7- waartoe ook de verticale plaat 25 bijdraagt.

De eindstand van de duworganen 12 en 13 moet zodanig zijn, dat een goed model van de vogel verkregen wordt, waarbij bet voor kuikens in bet algemeen de voorkeur verdient, 5 dat de uiteinden van de poten client bij de voorrand van het opduworgaan 12 liggen. Voor andere soorten van vogels kan dit echter anders liggen.

Bij het in werking stellen van de inrichting is de nok 24 over 30° naar links gedraaid, waardoor het vasthoudorgaan 10 16' omhoog zwenkt naar de stand van fig. 4. Ma het bereiken van de stand van fig. 4 worden de bedieningsorganen 5 terugbewogen en kunnen de opspanor.ganen 7 terugzwenken, waarbij de opduworganen 12 en 13 evenwel verhinderen, dat zij reeds volledig terugzwenken tot in de stand van fig. 1 en 2.

Tegelijkertijd wordt het aandrijforgaan 4 en daardoor .j- de bodemplaat 3 teruggetrokken, waardoor enige ruimte in de zak ontsta?, t en de aanduworganen 12 en 13 iets verder kunnen bewegen. De baan van deze organen zal dan ergens tussen de getrokken en de gestippelde lijnen 12 en 13 in fig. 8 vallen.

Uitgaande van de stand van fig. 5 wordt de nok 24 over 20 βΟ'"' linnsom gedraaid, waardoor het vasthoudorgaan 16 de met stippellijnen aangegeven stand inneemt. Het beëindigen van deze beweging is in fig. S met fig. 5’ aangeduid, hu begin:; de terugtrekking van de opduworganen 12 en 13. .ïanneer lie voldoende teruggetrokken zijn om de tafel 17 te kunnen 25 draaien zonder dat de opduworganen 12 of 13 en/of de door hen op0olcudan opspanorganen 7 dit te zeer belemmeren, wordt, u.ais uit de lijn 17 in fig. 8 volgt, de tafel 17 over een kwart slag gedraaid. Daarbij loopt de vorige zak 13, uie door de niet nader uitgewerkte sluitinrichting 19 ge3_oin. 20 is, tege:. een tegenhoud- of afstrijkorgaan 30 en valt van de taiel 17. De zak 9 wordt bij deze draaibeweging van de tafel 17 door de beugel 16 vastgehouden, ka deze draaibeweging over 90 , waarbij de zak 9 los getrokken wordt van de zakvoorraud 10, zo;.io op zichzelf bekend is, treedt de blaasmond 11 in 35 werking. Jaarna wordt de volgende zak van de voorraad 10 in ,.-a de star. o van de zak 9 in fig. 1 en 2 gebracht, waaruiJ de V·-· over een kwart slag gedraaide tafel 17 de zak niet hindert.

/"X '\ de eerste slag van de draaitafel 17 draait cs nek ky2·*· over rechtsom men zie de lijn 24. Dit leidt niet tot X 81 02 3 73 -8- enige standsverandering van de vasthoudorganen 16 en 16' Vervolgens draait de draaitafel 17 weer over 90°, waarbij, zoals eerder naar aanleiding van fig. 7 is uiteengezet, weer geen standsverandering van de vasthoudorganen 5 16 en 16' optreedt. i)e opduworganen 12 en 13 zijn inmiddels in hun teruggetrokken stand aangekomen, waarbij het duidelijk zal zijn, dat de in fig. 8 aangegeven versnelde beweging van 13 in het einddeel van de teruggaande slag niet nodig is: elke beweging, waarbij 12 en 13 weer op tijd in hun 10 uitgangso tand zijn, is toelaatbaar.

hu is de inrichting in de stand van fig. 1 en 2, maar met een araaiing van de draaitafel over 180°. Hadat, zoals met de lijn 5+4 is aangegeven, de opspanorganen 7 de nieuwe zak hebben opgespannen en de bodemplaat 3 in de nieuw- saw 15 is geschoven, wan een volgende vogel in de inleggoot worcen gelegd en zal de gehele cyclus zich na.bediening van het beaieningsmecharisma herhalen.

8102373

Claims

1. Inrichting voor het vullen van een zak met een vogel en het sluiten van die zak, voorzien van een voorraad zakken, een inrichting om de bovenste van de voorraad zakken op te spannen en te vullen en een sluitinrichting voor de 5 gevulde zak, met het kenmerk, dat de inrichting om de zak op te spannen in staat is de ledige zak te dragen en dat een draaitafel aanwezig is om de zak na vulling te ondersteunen, welke draaitafel een onderbreking heeft om de bovenste zak bij zijn beweging van de voorraad naar de stand waarin hij 10 opgespannen is door te laten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, voorzien van een blaasinrichting om de bovenste zak van de zakvoorraad omhoog te bewegen, met het kenmerk, dat de zakkenvoorraad zo is bevestigd dat een door de blaasinrichting opgeblazen bovenste ^ zak zich steeds volledig boven de draaitafel bevindt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de sluitinrichting diametraal tegenover de inrichting voor het opspannen en vullen van de zak ligt en waarhij een aandrijving van de draaitafel per zak tweemaal een stap uit- 20 voert, welke stappen gezamenlijk 180° bedragen.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draaitafel een aanslag heeft om de zak wanneer deze gevuld wordt, tegen te houden.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat organen voor het vasthouden van de zak op de draaitafel aanwezig zijn, welke organen samenwerken met een nok, waarbij bij draaiing van de draaitafel een beweging ten opzichte van de nok plaats vindt en de nok zelf bewogen kan worden.

6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de nok coaxiaal met de draaitafel is en een eerste draai-beweging uitvoert om een verpakking vast te pakken (fig. 5) dat vervolgens de draaitafel een draai-stap uitvoert, waarbij geen verandering van de stand van het vasthoudorgaan 35 optreedt, dat vervolgens de nok in de draairichting van de draaitafel een tweede draaibeweging uitvoert zonder dat een verdere verandering van het vasthoudorgaan optreedt, dat 8102373 -10- vervolgens de draaitafel een tweede draaistap uitvoert, die samen met de eerste draaistap 180° bedraagt, dat daarna de nok een derde draaibeweging uitvoert, die biet vastpakken van bet voorwerp opbeft, waarbij de eerste en de derde 5 draaibeweging samen gelijk en tegengesteld zijn aan de tweede draaibeweging.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met bet kenmerk, dat de nok een gebied (b3) beeft van tenminste een kwadraat met een eerste straal en daar tegenover gelegen een feebied 10 (b1, a3, a1) van 180° met een tweede straal, en daartussen overgangsgebieden. 8102373