NL8102049A - Sproeier. - Google Patents

Description

-1- 21880/CV/tl * * Λ ·

Korte Aanduiding: Sproeier.

De uitvinding heeft betrekking op automatische sproeiers van het type,dat wordt toegepast in brandblussystemen.

5 Bij tot nu toe bekende sproeiers is gebruik gemaakt van verschillen de variaties van de richting bepalende doortochten en afbuigorganen, waarbij sommige van dergelijke sproeiers worden aangeduid als zogenaamde open sproeiers en sommige worden aangeduid als automatische sprcaers. Een gebruikelijke automatische sproeier is beschreven in de Amerikaanse octrooi— 10 en 2.391.616 en 2.495.298; bij deze sproeiers is de constructie zodanig, dat door de sproeiers gevoerd water wordt uiteengebroken in een fijne regen,welke soms als mist wordt aangeduid. Een sprinkler sproeier voorzien van een ringvormig afbuigorgaan is beschreven in het Amerikaanse octrooi 1.028.940 en een naar buiten uitlopend conisch afbuigorgaan is 15 afgeheeld in het Amerikaanse octrooi 3.561.537. De schoor, welke de afsluit kap en de tegen de schoor dragende hefboom vasthoudt en losmaakbaar tegenhoudtdoor een dwars opgesteld smeltelement is beschreven in het Amerikaanse octrooi 4.029.150.

De nieuwheid volgens· de onderhavige uitvinding is gelegen in de 20 vormgeving van de op elkaar aansluitende huiteneinden van de armen van het van e’en doortocht voorziene lichaam en de opstelling van de cilindrische pijpring op afstand daarvan tesamen met een afbuigorgaan,dat is voorzien van een conisch lichaam en een aantal taps naar buiten uitlopende in omtreksrichting op afstand Aan elkaar gelegen tanden daaromheen, 25 waarbij het conische lichaam en de in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen tanden axiaal op afstand zijn gelegen ten opzichte van de cilindrische pijpring.

De uitvinding voorziet in een sproeier met een zeer gewenst sproeipatroon,waarbij de sproeier als open sproeier of als automatische 30 sproeier kan worden gebruikt.

De uitvinding omvat dus een automatische sproeier voorzien van een een doortocht bezittend lichaam,dat een afleveringsdoortocht vocrr het fluïdum begrenst.,welke doortocht normaal is gesloten met behulp van een afsluitkap,terwijl een frame is aangebracht voor het ondersteunen van 35 meerdere conische afbuigorganen die op afstand en tegenover de flüidum-doortocht zijn opgesteld tesamen met een om een conisch afbuigorgaan ___a 8102049 I s* -2- 21880/CV/tl opgestelde pijpring met behulp waarvan een meer gelijkmatige verdeling van water in een gewenst sproeipatroon te verkrijgen is.

Een samenstel bestaande uit een schoor, een hefboom en een smeltbaar element is· opgesteld tussen de afbuigorganen en de afsluitkap indien 5 de inrichting volgens de uitvinding is uitgevoerd als een automatische sproeier,terwijl het samenstel van schoor, hefboom en smeltbaar element kan worden weggelaten indien de constructie volgens de uitvinding is uitgevoerd als een open sproeier.

Dé uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een automatisch sproeier volgens de uitvinding.

Fig.~ 2 toont een doorsnede over fig. 1,gezien volgens· de lijn 2- 2 in fig.1.

15 Fig. 3 toont een bovenaanzicht op de in fig.1 afgeheelde sproeier gezien volgens de lijn 3 — 3 ,waarbij delen zijn weggelaten voor het weergeven van daaronder liggende delen.

In het weergegeven uitvoeringsVoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding omvat het sproeimondstuk ,zoals in het bijzonder blijkt 20 uit de fig.1 en 2,een van een doortocht voorzien lichaam 10 waarvan het onderste gedeelte is voorzien van uitwendige schroefdraad 11, zodat het lichaam? 10 kan worden geschroefd in een pijpfitting van een brandblussy — steem. Het van een doortocht voorziene lichaam 10 begrenst een fluidumaf-leverdoortocht 12 (fig.2) waarvan het afvoereinde normaal is afgesloten 25 met behulp van een afsluitkap 13 en een pakking 14. Een van een doortocht voorziene bus 15 is opgesteld in het van een opening voorziene lichaam 10 en de daardoor begrensde fluiduraafleverdoortocht 12 kan gemakkelijk in grootte worden gewijzigd door uitwisselen van de bus 15,zoals aan vaklui op dit gebied duidelijk zal zijn.

50 Uit fig.1 en 2 zal het verder duidelijk zijn,dat een door tegenover elkaar opgestelde en op afstand van elkaar gelegen armen 16 gevormd frame uit een stuk is vervaardigd met het lichaam 10,terwijl de buiteneinden van de armen 16 bij 17 met elkaar zijn verbonden onder het vormen van een conisch uitgevoerde naaf >welke is voorzien van een doortocht 18 waarin 35 een gepunte drukschroef 19 is opgenomen. Een conisch afbuiglichaam 20 is op het boveneinde van de schroef 19 aangebracht en wel op afstand van het 81 0 20 4 9 ’ w -3- 21880/CV/tl conisch gevormde lichaam 17 terwijl aan de onderzijde van het conische afbuiglichaam 20 een steunspin 21 is bevestigd zodanig dat in de om-treksrichting op afstand van elkaar gelegen delen daarvan- zich radiaal uitstrekken ten opzichte van de drukschroef 19. De uitstekende delen van 5 het steunstuk 21 zijn zodanig gevormd,dat een in onflikt komen met water of ander daarlangs stromend fluïdum zo minimaal no gelijk wordt gehouden,zoals ook uit fig.3 duidelijk zal zijn.

Een cilindrische pijpring 22 is bevestigd aan de buiteneinden van het steunorgaan 21,zodanig dat met behulp van dit steunorgaan de cilin— 10 drische pijpring op afstand ten opzichte van het bovenste deel van de conische gevormde naaf 17 wordt gehouden,terwijl de bovenste omtreksrand daarvan in althans nagenoeg hetzelfde dwarsvlak is gelegen als het onder-ste gedeelte van het conische afbuiglichaam 20. Het bovenste gedeelte van het conische afbuiglichaam 20 is voorzien van een tweede afbuiglichaam 15 23,dat aan het afbuiglichaam 22 is bevestigd en is voorzien van een aan tal zich omhoog en naar buiten hellend verlopende tanden 24ydie langs de omtreksrichting van het tweede afbuiglichaam 23 op afstand van elkaar zijn gelegen,zoals duidelijk zal zijn uit fig.1 en Z.

De inwendige diameter van de cilindrische pijpring 22 is althans 2Ö nagenoeg gelijk aan de buitenriiameter van het tweede afbuiglichaam 23 ter plaatse van de basis van de tanden 24.

Indien de sproeier volgens de uitvinding wordt gebruikt als een automatische sproeier,zoals in de figuren is weergegeven,is het een schoor, een hefboom en een smeltbaar element omvattend samenstel opge-25 steld tegen het binneneinde van de drukschroef 19 ejr weL zodanig, dat met behulp daarvan de afsluitklep 13 op het van een doortocht voorziene lichaam 10 wordt gehouden. Het samenstel omvat een althans in hoofdzaak L-vormige omgekeerd opgestelde hefboom 25,welke nabij zijn bovenopper— vfek is voorzien van een uitsparing,waarin het ondereinde van de schroef 30 19 aangrijpt. Een althans nagenoeg rechte schoor 26 is met een einde op de afsluitkap B geplaatst en met zijn andere einde in ingrijping met die zijkant van de hefboom 25 die aan de van het ingrijpingspunt van de hefboom met de- schroef 19 afgekeerde zijde van de hefboom is gelegen.

De opstelling is zodanig,dat de hefboom 25 en de schoor 26 onder span— 35 ning worden vastgehouden tussen de schroef 19 en de kap 13 met behulp van een smeltbaar element,dat een buisvormig lichaam 27 omvat,dat is __^ '81 0 2 0 49 4 -4- 21880/CV/tl opgesteld tussen en in ingrijping met een paar van openingen voorziene zich euenwijdig aan elkaar uitstrekkende amen, welke zich vanaf de schoor 26 zijdelings uitstrekken, Het ondereinde van de omgekeerd opgestelde en althans in hoofdzaak L-vormige hefboom 25 wordt zo onder een 5 gewenste spanning in de weergegeven stand vastgehouden ten einde de schoor 26 vast te houden in een stand,waarin dé afsluitkap 13 op het van een opening voorziene lichaam 10 van het sprceimcndstuk wordt vastgehouden.

Indien de inrichting volgens de uitvinding „wordt gebruikt als een 10 attomatische· sproeier wordt het brandblusfluidum, zoals water door de afsluitkap 13 tegengehouden,terwijl indien het. smeltbare materiaal in het buisvormige orgaan 2.7 een smelt tempera tuur ,bijvoorbeeld van 165°F bereikt de· bolvormige, delen in het uiteinde van het buisvormige lichaam 27 naar· binnen zullen bewegen,waardoor het smeltbare element wordt 15 vrijgemaakt uit de stand waarin het smeltbare dement de L-vormige hefboom 25 op de hierboven beschreven wijze vasthoudt. Indien dit optreedt zullen de schoor 26,de hefboom 25, de afsluitkap 13 en de pakking 14 met kracht uit de indé figuren weergegeven stand worden weggestoten waarop het brandblusfluidum omhoog zal stromen tegen de punt van de 20 schroef 19,welke is gelegen op de axiale hartlijn van de fluidumdoor-tocht 12 van de sproeier,en dan omhoog, en naar tuiten worden gericht door de conisch gevormde naaf 17,welke is gevormd bij de aansluiting van de armen 16 en dan tig en het conische afbuiglichaam 20 en de in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen tanden 24 van het tweede 25 afbuiglichaam 23*

Tegelijkertijd zal het fluïdum in ingrijping komen met het binnenste ringvormige oppervlak van de cilindrische pijpring 22 en het door de sproeier geschapen sproeipatroon zal worden gecompleteerd door de werking van het fluïdum ,dat in aanraking komt met de verschillende af-30 buigoppervlakken waaronder het binnenoppervlak van de cilindrische pijpring 22,zodat een conisch waterverdelingspatroon wordt verkregen waarin een deel van het fluïdum wordt gericht in het centrale gebied van de conus voor het verkrijgen van een zeer gewenste gelijkmatige verdeling van water over het door de inrichting voortgebrachte conuspatroon.

35 Het zal duidelijk zijn,dat de hierboven beschreven sproeier volgens de uitvinding verschillende nieuwe en praktische afbuigorganen 81 02 0 4 9 -5- 21880/CV/tl omvat,die op de boven beschreven wijze staan opgesteld voor het vóórtbrengen van een zeer gewenst sproeipatroon waarin een gelijkmatigere verdeling van fluïdum wordt 'bereikt dan tot nu toe mogelijk was.

Zoals weergegeven in fig.1 kan de inrichting volgens detitvinding 5 zijn voorzien van een juk 29 waarvan de einden in ingrijping zijn in openingen in de rechte schoor 26 van de inrichting,waarbij het juk 29 kan zijn uitgevoerd als beschreven in het Amerikaanse octrooi 4.176.718 in welk octrooi het nut van dit juk in het voorkomen van een vastraken van de delen van het smeltbare samenstel in het afbuigorgaan van de sproei— 10 er en/of de beschreven sprinkler is uiteengezet.

81 020 4 9

Claims (10)

1. Sproeier voorzien mn een lichaam met een zich daardoorheen uit-strekkade fluidumafgiftedoortocht ,met tegenover elkaar opgestelde armen op het lichaam welke armen een buiten de fluidumdoortocht gelegen frame vormen en met hun uiteinden op elkaar zijn aangesloten,met een 5 door een tweede doortocht in de met elkaar verbonden armen op de axiale hartlijn'van de fluidumafgiftedoortocht opgestelde fitting,met een conisch afbuigorgaan voorzien van een groot einde en een smal einde,dat nabij de op elkaar aansluitende armen op de fitting is geplaatst,met een radiaal verlopende delen bezittend steunstuk,dat .op de fitting is aange— 10 bracht tussen de op elkaar aansluitende armen en het conische afbuigorgaan' en een cilindrische pijpring,die is aangebracht op de radiale delen van het steunstuk en coaxiaal is opgesteld ten opzichte van de fitting.

2. Sproeier* volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de met elkaar" verbonden uiteinden van de armen een conische naaf vormen,welke naaf is 15 voorzien van een klein einde en een groot einde terwijl het kleine einde tegenover de fluidumafgiftedoortocht is gelegen.

3. Sproeier volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat de cilindrische pijpring zodanig: is opgesteld,dat de onderste ringvormige rand daarvan althans nagenoeg ter hoogte van het midden van de conische 20. naaf en in radiale richting op afstand daarvan is gelegen. 4-, Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de radiaal verlopende défen van het steunstuk dunne metalen strippen zijn, die zodanig zijn opgesteld ,dat de kleinste afmetingen daarvan naar de fluidumafleverdoortocht zijn gericht.

5. Sproeier volgens, een, der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen tanden zijn gevormd op het conische afbuigorgaan om het grote uiteinde daarvan waarbij de tanden zich daarvan naar buiten toe uitstrekken onder een hoek, welke althans nagenoeg gelijk is aan de hoek van het conische afbuigor-30 gaan.

6. Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de fitting wordt gevormd door een drukschroef.

7. Sproeier volgens conclusie 6,met het kenmerk,dat op de fluidumafgiftedoortocht een afsluitorgaan is aangebracht en tussen de drukschoef 35 en het afsluitorgaan. een samenstel. is opgesteld voorzien van een omgekeerd aangebrachte althans nagenoeg L-vormige hefboom met een althans 8102049 * + -7- 21880/CV/tl nagenoeg Horizontaal en een althans nagenoeg verticaal gedeelte en een rechte schoor,terwijl een paar op afstand van elkaar en tegenover elkaar opgestelde zich zijwaarts uitstrekkende van openingen voorziene armen zijn aangebracht aan de rechte schoor en een horizontaal opgê-5 steld smeltbaar materiaal bevattend tegenhoudorgaan tussen deze armen is aangebracht en gedeeltelijk in de daarin aangebrachte openingen in in-grijping is,waarbij het althans nagenoeg verticaal verlopende gedeelte van de L.vormige hefboom normaal ie opgesteld tussen de van openingen voorziene armen en tussen de rechte schoor en het smeltbare materiaal 10 bevattende tegenhoudorgaan ,een en ander zodanig,dat het smeltbare materiaal bevattende tegenhoudorgaan normaal relatieve beweging van de hefboom ten opzichte ian de schoor in het samenstel voorkomt en werkt voor het vrijgeven van de hefboom van de schoor bij het bereiken van een bepaalde temperatuur. 15 8.. Sproeier .volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het conische afbuigorgaan een bekende diameter heeft,terwijl de cilindrische pijpring een diameter heeft,die althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van het grote einde van het conische afbuigorgaan.

9. Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 20 dat de conische naaf,het. conische afbuigorgaan en de cilindrische pijpring verticaal en horizontaal op afstand zijn opgesteld ten opzichte van de fluidumafgiftedoortocht en de axiale hartlijn daarvan ten einde fluïdum daartussen te geleiden in een gelijkmatige sproeiverdeling.

10. Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 25 dat het conische afbuigorgaan een bepaalde hoogte heeft, terwijl de cilindrische pijpring een hoogte heeft,die althans nagenoeg gelijk is aan die van het conische afbuigorgaan. ( 11. Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de bij de op elkaar aansluitende einden van de armen gevormde 30 conische naaf een bepaalde diameter heeft bij zijn grote uiteinde welke diameter althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van het kleine uiteinde van het conische afbuigorgaan.

12. Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het conische afbuigorgaan op afstand van de conische naaf. is opge-35 steld. 8102049 -8- 21880/CV/tl ** ^ N.

13. Sproeier volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een cilindrisch verlengstuk is gevormd op het grote einde van de conische naaf waarbij dit verlengstuk een kleinere diameter heeft dan het grote einde van de naaf. 4 8102049