NL8101812A - Digitaal transmissiestelsel. - Google Patents

Description

ί * VO 1779

Digitaal trarismissiestelsel.

Oe uitvinding hseft betreKking op asn digitaal transmissie-stels8l en meer in het bijzonder op ds overdracht van sen snkele serie-informatiestroom met grote snelheid tussen twee punten onder gebruik van een aantal telecommunicatiekanalan met geringere snel-5 heid.

Het is bekend op welke wijze een aantal informatiesignalen met lage snelheid aan een multiplexbewerking moet worden onderworpen voor het verschaffen van een signaal, dat over een digitaal standaardtelecommunicatiekanaal met brede band kan worden overgedra-10 gen. Telecommunicatiemaatschappijen hebben informatiesignalen met standaardfrequenties van 2,4 kb/s, 4,8 kb/s, 9,6 kb/s en 56 kb/s geaccepteerd, waarbij de multiplexbewerking in telefooncentrales plaats vindt. Het gebruik van gestandaardiseerde informatiesignaal-frequenties maakt het gebruik van het geschakelde ketencommunicatie-15 netwerk voor het onderling verbinden van verschillende informatie- eindposten mogelijk.

Een signaal, waarvan de frequentie verschilt van een van de bovengenoemde standaardfrequenties vereist een verwerking voor aanpassing aan de acceptabele frequenties. Deze eis legt een grote last 20 op aan de abonnee en wel op verschillende wijzen, waarvan er één een bsperking in het ontwerp van de uitrusting van zijn eindpost is.

Weer een ander probleem doet zich voor wanneer een abonnee een informatiesignaal wenst over te dragen, dat een herhalingsfre-25 quentie heeft, die groter is dan die van het draaggolfkanaal van de telecommunicatiemaatschappij of die, welke een telefoonschakelstel-sel kan verwerken. De enige tot nu toe bekende oplossing is gelegen in het gebruik van niet-geschakelde privélijnfaciliteiten met brede band tussen de twee transmissieposten. Deze oplossing vereist even-30 wel de installatie van dure transmissiefaciliteiten, die aan een 8101812 * * * * - 2 - enkele toepassing zijn toegewezen»

Bij een illustratieve uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt voorzien in een stelsel voor de overdracht van een serie-infor-matiestroom mèt grote snelheid tussen een oorsprongseind en een 5 afsluiteind door de serie-informatïestroom met grote snelheid of bit voor bit of steekproef voor steekproef sequentieel over een vooraf bepaald aantal kanalen met lagere snelheid te verdelen. Deze kanalen met lagere snelheid kunnen zijn voorzien van metalen geleiders, een digitale draaggolf of vezeloptische faciliteiten vanuit 10 het oorsprongseind naar een eerste centraalpost, van waaruit de kanalen met kleinere snelheid over gescheiden banen in het geschakelde telefoonnetwerk naar een laatste centraalpost kunnen worden geroteerd. Derhalve kan het zijn, dat de informatie in deze kanalen met lagere snelheid niet simultaan in het afsluiteind aankomt. Ten-15 einde de oorspronkelijke volgorde te verzekeren, worden de ver schillende kanalen met lagere snelheid naar volgorde geïdentificeerd en in responsie op deze identificatiesignalen bij het ontvangeind gecollationeerd. Deze verschillende kanalen met lage snelheid kunnen dan in de juiste volgorde worden uitgelezen om de oorspronkelijke 20 serie-informatie met grote snelheid te herstellen. Een afsluitvlag aan het eind van het bericht maakt het mogelijk, dat de transmissie-opbouw wordt afgebroken.

De uitvinding voorziet in middelen en een werkwijze voor het gebruik van standaardtelecommunicatietransmissie- en schakelfa-25 ciliteiten tussen twee willekeurige punten bij de overdracht van informatiestromen met grote snelheid.

De uitvinding zal-onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig.1 een blokschema van het informatieberichttype voor 30 overdracht over een stelsel volgens de uitvinding; fig.2 een blokschema van de kop, aangegeven in fig.1; fig.3 een algemeen blokschema van een transmissiestelsel bestemd voor de overdracht van een serie-informatiestroom met grote snelheid tussen twee punten volgens de uitvinding onder gebruik 35 van een aantal kanalen met lagere snelheid, die over verschillende 8101812 * * - 3 -

Kanalen Kunnen worden geroteerd; fig.4 een gedetailleerd blokschema van de oorsprongspost in het transmissiestelsel volgens fig.3; en fig.5 een gedetailleerd blokschema van de eindpost in het 5 transmissiestelsel volgens fig.3.

In fig.1 vindt men een diagram van een berichttype in het Kanaal van het transmissiestelsel. Het bericht omvat een kopblok, een informatieberichtbloK en een vlagblok. Het KopbloK omvat informatie, welke nodig is om het vereiste aantal verbindingen bij het 10 afsluiteind op te bouwen. Het informatieberichtbloK omvat een deel van het gehele informatiebericht. Het vlagblok omvat een deel van een afsluitvlag, welke nodig is om aan het afsluiteind aan te geven wanneer een bericht is voltooid teneinde het mogelijk te maken, dat de verbindingen worden verbroken.

15 In fig.2 is meer in het bijzonder een gedetailleerd blok schema van het kopblok aangegeven. De kap omvat een kanaalmarkering, een getal, dat het totale aantal Kanalen aangeeft, en het kanaal-nummer van een bepaald Kanaal. De Kanaalmarkering is een startsig-naal, dat uit een enkele bit of een andere geschikte code kan be-20 staan. Het totale aantal kanalen stelt het afsluiteind ervan op de hoogte hoeveel kanalen worden gebruikt om het gehele informatiebericht over te dragen. Het afsluiteind onderkent dan hoeveel delen van de inrichting moeten worden gebruikt om het gehele bericht te ontvangen en ook wanneer alle kanalen zijn ontvangen. Het kanaalnum-25 mer maakt het mogelijk, dat het afsluiteind een bepaald kanaal iden tificeert. De noodzaak tot deze constructie blijkt later in verband met de omschrijving van de in fig.5 afgebeelde eindpost.

In fig.3 is meer in het bijzonder een informatiesignaalgelei-der 10 met grote snelheid weergegeven, welke met een oorsprongspost 30 11 is verbonden. Oe post 11 kan zich bevinden op het terrein van een abonnee, in een centraalpost van een telecommunicatiemaatschap-pij of ergens daartussen.

Indien een abonnee facsimile-informatie, aanwezig op een blad papier van b.v. 21,25 x 27,50 cm wenst over te dragen, is onge-35 veer 1 Mb nodig om deze informatie zonder informatieverwerking over 81 01 812 * * - 4 - te dragen. Indien de abonnee deze informatie moet overdragen onder gebruik van standaard T-1 draaggolfkanalen, kan elk kanaal informatie met een frequentie van 64 kb/s voeren. De achtste bit wordt evenwel dikwijls voor controle gebruikt; derhalve is slechts 56 kb/s 5 in wezen beschikbaar voor overdracht door de abonnee. De abonnee zal dan 18 kanalen Cl Mb gedeeld door 56 kb/s) nodig hebben om in één seconde 1 Mb informatie over te dragen. Het kan zijn, dat hij het aantal kanalen wenst te reduceren en de overdrachttijd wenst te vergroten; zo kunnen b.v. acht kanalen in 2 seconden 1 Mb informatie IQ voeren. Dit is een economisch compromis, waarvoor de abonnee een op- .

lossing kan geven, gebaseerd op. overwegingen van kosten, bandbreedte en beschikbaarheid van kanalen.

Nadat de abonnee het aantal kanalen heeft gekozen, gaat hij voort de met de eindpost 29 tot stand te brengen verbindingen op te 15 bouwen door een code, zoals een telefoonnummer, voor elk kanaal te kiezen, overeenkomende met de procedure, welke wordt gebruikt bij het opbouwen van een telefoongesprek. Wanneer vanuit het verwijderde eind wordt bevestigd, dat het vereiste aantal kanalen beschikbaar is en de verbindingen tot stand zijn gebracht, kan de abonnee zijn 20 bericht overdragen.

In de beginpost 11 wordt de serie-informatiestroom met grote snelheid of bit voor bit of monster voor monster en sequentieel over een vooraf bepaald aantal kanalen 12 met lagere snelheid verdeeld.

Het type voor de informatie in elk kanaal omvat een kop: een kanaal- 25. markering, het totale .aantal kanalen, dat bij de overdracht van het bericht wordt gebruikt, en het kanaalidentificatienummer; een gedeelte van het informatiebericht; en delen van de eindvlag, zoals eerder onder verwijzing naar fig.1 en 2 is beschreven. De kanalen 12 worden met een eerste centraalpost 13 verbonden. De beginpost 11 ont-30 leent zijn kloksignaal over een geleider 14 uit de eerste centraal post 13.

In de eerste centraalpost 13 worden wanneer de code voor elk van de kanalen 12 in de beginpost 11 wordt gekozen, individuele routes gekozen om de laatste centraalpost te bereiken onder gebruik van 35 normale telefoonrouteermethoden^ Het kan zijn, dat deze routes niet 8101 812 i * - 5 - noodzakelijkerwijs dezelfde schakel- en geografische banen delen. Tengevolge van de verschillende routes zullen de berichten de laatste centraalpost 27 op verschillende tijdstippen bereiken.

□e eerste centraalpost 13 is door trunks 15. 16. 17 ... 18 5 met respectieve overdrachts- en schakelbanen 19. 20. 21 .... 22 ver bonden. De overdrachts- en schakelbanen 19, 20, 21 ... 22 zijn door trunks 23, 24, 25 ... 26 met een laatste centraalpost 27 verbonden.

De laatste centraalpost 27 is door een aantal kanalen 28 met een eindpost 29 verbonden. In de eindpost 29 worden informatieberichtèn 10 uit de kanalen 28 met lagere snelheid gecollationeerd voor het weer geven van het oorspronkelijke informatiesignaal met hoge snelheid op de geleider 30.

In fig.4 vindt men een gedetailleerd blokschema van de be-ginpast 11. Het signaal met grote snelheid op de geleider 10 wordt 15 toegevoerd aan een commutator 96. Een aantal Kanalen 12 verbindt de commutator 96 met een kanaalgroep 95. Een kloksignaal op de geleider 62 wordt uit de kanaalgroep 95 afgenomen en, als aangegeven, aan de commutator 96 taegevoerd. Een startsignaal op de geleider 93 maakt het mogelijk, dat de commutator 96 een aantal afzonderlijke 20 berichten uit het signaal met grote snelheid op de geleider 10 af neemt en deze berichten over een gekozen aantal kanalen 12 met kleinere snelheid verdeelt.

Een aantal schakelaars 35, 36 ... 37 is elk verbonden met een respectieve generator van een aantal kiescodegeneratoren 38, 25 39 ... 40. De kiescodegeneratoren 38, 39 ... 40 zijn over een ge meenschappelijke uitgangsgeleider 41 met een af teller 42 verbonden.

Een aantal geleiders 43 verbindt de aftelIer 42 met een aftastinrich-ting 44. Geleiders 45, 46 ... 47 verbinden de aftastinrichting 44 met een aantal automatische kiezers 48, 49 ... 50. Geleiders 51, 30 52 ... 53 verbinden de automatische kiezers 48, 49 ... 50 met een aantal kanalen 12. Een aantal geleiders 57 verbindt de afteller 42 met een alle-nullen-detector 58. De uitgang van deze detector 58 is verbonden met een invertor 59. Een geleider 60 verbindt de uitgang van de invertor 59 met een EN-poort 61. De EN-poort 61 is ver-35 bonden met de geleider 60 en voert kloksignalen op de geleider 62 8101812 ♦ * - 6 - via de geleider S3 aan de afteller 42 toe.

□oor het sluiten van een van de schakelaars 35, 36 ... of 37 wordt een kiescode uit een kiescodegenerator 38, 39 ... of 40 op de geleider 41 overgedragen. De kiescode stelt het totale aantal 5 kanalen 12 voor, dat voor de overdracht van het informatiebericht met grote snelheid nodig is, zoals boven reeds is toegelicht. De kiescode uit de geleider 41 wordt in de afteller 42 geregistreerd. Klokpulsen op de geleider 63 veroorzaken, dat. de teller 42 sequentieel gecodeerde pulsen op het stel geleiders 43 opwekt.

10 Oeze pulsen uit de teller 42 veroorzaken, dat een aftast- inrichting 44 sequentieel een signaal op een gekozen aantal geleiders 45, 46 .... 47 brengt. De signalen op de geleiders 45, 46 ...

47 veroorzaken, dat elk van de automatische Kiezers 48, 49 ... 50 na wachten op het verschijnen van de kiestoon, een bepaalde tele-15 fooncode opwekken, die een van een aantal lijnen in de eindpost 29 identificeert Cfig.3). Deze codes, welke telefoonnummers kunnen zijn, veroorzaken, dat de eerste centraalpost het gewenste aantal telecommunioatiebanen tussen de beginpost 11 en de eindpost 29 tot stand brengt. De codes uit de automatische kiezers 48, 49 ... 50 20 worden via geleiders 51, 52 ... 53 naar de kanalen 12 overgedragen.

Wanneer de teller 42 tot nul is afgeteld, bekrachtigt de detector 58 de invertor 59. De invertor 59 belemmert de EN-poort 61. Wanneer de EN-poort 61 wordt belemmerd, is geen signaal aanwezig op de geleider 63, waardoor wordt belet, dat de teller 42 blijft 25 aftellen.

De geleider 64 verbindt het aantal kiescodegeneratoren 38, 39 ... 40 met een register 65. Geleiders 66 verbinden het register 65 met een vergelijkingsinrichting 67. Een kloksignaal op de geleider 62 wordt toegevoerd aan een teller 88. Een geleider 89 verbindt 30 de teller 88 met de vergelijkingsinrichting 67 en met de commutator 96. Het uitgangssignaal van de vergelijkingsinrichting 67 wordt opgewekt op-een terugstelgeleider 86. Dit terugstelsignaal wordt ook opgewekt op een geleider 87, die de vergelijkingsinrichting 67 met' de teller 88 verbindt.

35 Het uitgangssignaal uit een van de kiescodegeneratoren 38, .8101812 - 7 - i * 39 ... 40 zal over de geleider 64 naar het register 65 worden overgedragen. Zoals reeds is besproken is de kiescode het totale aantal kanalen, dat bij de overdracht van het signaal met grote snelheid zal worden gebruikt. Dit aantal wordt opgeslagen in het register 5 65. Het register 65 voert dit totale aantal kanalen, op de geleider 66 aan de vergelijkingsinrichting 67 toe. Een kloksignaal op de geleider 62 veroorzaakt, dat de teller 88 steeds met één wordt geïn-crementeerd en registreert deze telling. De teller 88 levert deze telling op de geleiders 89 aan de vergelijkingsinrichting 67 en aan IQ de commutator 96. Wanneer de teller 88 een getal heeft geregistreerd, dat equivalent is aan het totale aantal gebruikte kanalen d.w.z. wanneer het getal op de geleiders 89 hetzelfde is als het getal op de geleiders 66, zal de vergelijkingsinrichting 67 een terugstelsig-naal op de geleider 86 leveren. Dit terugstelsignaal wordt ook opga-15 wekt op de geleider 87, welke veroorzaakt, dat de teller 88 op nul wordt teruggesteld.

Zoals reeds is toegelicht, verbindt de geleider 89 ook de uitgang van de teller 88 met de commutator 96. De signalen op de geleider 89 drijven de commutator 96 aan, waardoor deze het signaal 20 met grote snelheid uit de geleider 10 aan een multiplexbewerking on derwerpt over een vooraf bepaald aantal kanalen 12 met geringere snelheid.

Wanneer de eindpost 29 de verbindingen heeft voltooid, zal voor elk van de kanalen 12 een bevestigingssignaal worden opgewekt.

25 Deze bevestigingssignalen moeten worden gedetecteerd om te bepalen wanneer alle banen tot stand zijn gebracht opdat de commutator 96 in werking kan worden gesteld.

Geleiders 68, 69 ... 70 verbinden het aantal kanalen 12 met detectoren 71, 72 ... 73. Geleiders 74, 75 ... 76 verbinden de detec-30 toren 71, 72 ... 73 met grendelinrichtingen 77, 78 ... 79. Geleiders 80, 81 ... 82 verbinden de grendelinrichtingen 77, 78 ... 79 met een aftastinrichting 83. Aan de aftastinrichting 83 worden over een geleider 62 klokpulsen toegevoerd. De aftastinrichting 83 is via een geleider 84 verbonden met een teller 85. Een terugstelgeleider 86 35 verbindt de vergelijkingsinrichting 67 met de teller 85. Een geleider 81018 12 * » - a - 90 verbindt de teller 85 met de vergelijkingsinrichting 92. Een geleider 91 verbindt het register 65 met de vergelijkingsinrichting 92. Een geleider 93 verbindt de vergelijkingsinrichting i92 met de commutator 96 en met een niet afgebeelde informatie-inrichting, 5 die het signaal met hoge snelheid opwekt. De geleider 93 is even eens verbonden met een vertragingseenheid 94. Terugstelgeleiders verbinden de vertragingseenheid 94 met de grendelinrichtingen 77, 78 ... 79 teneinde deze selectief terug te stellen.

De detectoren 71, 72 ... 73 detecteren de uit de eindpost 10 29 ontvangen bevestigingscodes. Zoals reeds is beschreven, stelt de bevestigingscode de ingangspost 11 ervan op de hoogte, dat de eindpost 29 gereed is om informatie op dat bepaalde kanaal 12 te ontvangen. Wanneer een van de detectoren 71, 72 ... 73 de bevestigingscode detecteert, zal op een geschikte geleider van de gelei-15 ders 74, 75 ... 76 een signaal worden opgewekt, dat veroorzaakt, dat de overeenkomstige grendelinrichting 77, 78 ...'79 wordt ingesteld. De aftastinrichting 83 zal in synchronisme met de klokpul-sen op de geleider 62 de geleiders 80, 81 ... 82 sequentieel aftasten. Wanneer op een van deze geleiders 80, 81 ... 82 een signaal 20 aanwezig is, veroorzaakt de aftastinrichting 83, dat op de geleider 84 een puls wordt opgewekt. 0e geleider 84 veroorzaakt, dat de teller 85 wordt geïndexeerd, waardoor het totale aantal kanalen 12 dat een bevestigingscode terugvoert, wordt geregistreerd. De teller 85 voert het totale aantal over geleiders 90 naar de vergelijkings- 25 inrichting 92. De vergelijkingsinrichting 92 vergelijkt het getal op de geleider 90 met het getal op de geleider 91. Wanneer er een aanpassing is, zal op de geleider 93 een startsignaal worden opgewekt. ^et startsignaal stelt de commutator 96 in werking. Het startsignaal op de geleider 93 stelt verder de niet afgebeelde informa-30 tie-inrichting in werking teneinde het opwekken van het signaal met grote snelheid met het eerder beschreven type te beginnen.

Indien evenwel om de een of andere reden een vertraging optreedt bij de ontvangst van de bevestigingscode op een kanaal 12, zal de aftastinrichting 83 signalen op de geleider 84 opwekken, 35 waardoor een onjuist nummer naar de teller 85 wordt gevoerd. Ten- - 8101812 % i - 9 - einde te voorkomen, dat dit foutieve nummer wordt geregistreerd, moet de teller 85 periodiek worden teruggesteld. Dit geschiedt door aan de teller 85 over de geleider 86 een terugstelsignaal toe te voeren.

5 Het signaal met grote, snelheid op de geleider 10 wordt ook toegevoerd aan een vlagdetector 98. Wanneer een eind-bericht-vlag op de geleider 10 optreedt, stelt de vlagdetector 98 de vertragings-keten 99 in werking. Na een vooraf bepaalde periode, welke voldoende lang is om het magelijk te maken, dat de commutator 96 zijn mul-10 tiplexfunctie [eerder beschreven] voltooit, stelt de vertragings- keten 99 het register 65 terug.

Indien de eindpost 29 niet in staat is om een informatie-bericht te ontvangen of indien een van het vereiste aantal transmissie- of schakelfaciliteiten niet beschikbaar is, zal naar de 15 beginpost 11 een bezetsignaal worden teruggevoerd. Een dergelijk bezetsignaal kan door bezetsignaaldetectoren 31, 32 ... 33 worden gedetecteerd. 0e bezetsignaaldetectoren 31, 32 ... 33 verbinden de kanalen 12 met een OF-poort 34. De uitgang van de OF-poort 34 is verbonden met de terugstelgeleiders om te veroorzaken dat de 20 grendelinrichtingen 77, 78 ... 79 worden teruggesteld. Het uitgangs signaal van de OF-poort 34 voert voorts het bezetsignaal terug naar de niet afgebeelde informatie-inrichting.

Ofschoon bij de uitvoeringsvorm volgens fig.4 gebruik wordt gemaakt van een beginpost 11 met digitale faciliteiten, is het een 25 eenvoudige zaak om de beginpost 11 met analoge faciliteiten te ge bruiken. In wezen is een dergelijk gebruik initieel te verwachten.

In fig.5 vindt men een aantal kanalen 28, die een kanaalgroep 101 met een eindpost 29 verbinden, De kanaalgroep 101 kan zich in de eindcentrale 27, op het niet weergegeven terrein van de abonnee, 30 of in een tussengelegen plaats bevinden. Een dienstverleningsverzoek- detector 103 is verbonden met een eerste kanaal van de kanalen 28.

Een bevestigingscodegenerator 105 is met de detector 103 verbonden.

0e inrichting 105 is ook met het eerste kanaal van de kanalen 28 verbonden. Soortgelijke verbindingen zijn voor de resterende kanalen 35 28 aanwezig doch niet weergegeven.

8101812 ♦ -w • - 8 - 90 verbindt de teller 85 met de vergelijkingsinrichting 92. Een geleider 91 verbindt het register 65 met de vergelijkingsinrichting 92. Een geleider 93 verbindt de vergelijkingsinrichting 192 met de commutator 96 en met een niet afgebeelde informatie-inrichting, 5 die het signaal met hoge snelheid opwekt. De geleider 93 is even eens verbonden met een vertragingseenheid 94. Terugstelgeleiders verbinden de vertragingseenheid 94 met de grendelinrichtingen 77, 78 ... 79 teneinde deze selectief terug te stellen.

De detectoren 71, 72 ... 73 detecteren de uit de eindpost 10 29 ontvangen bevestigingscodes. Zoals reeds is beschreven, stelt de bevestigingscode de ingangspost 11 ervan op de hoogte, dat de eindpost 29 gereed is om informatie op dat bepaalde kanaal 12 te ontvangen. Wanneer een van de detectoren 71, 72 ... 73 debevesti-gingscode detecteert, zal op een geschikte geleider van de gelei-15 ders 74, 75 ... 76 een signaal worden opgewekt, dat veroorzaakt, dat de overeenkomstige grendelinrichting 77, 78 ... 79 wordt inge-steld. De aftastinrichting 83 zal in synchronisms met de klokpul-sen op de geleider 62 de geleiders 80, 81 ... 82 sequentieel aftasten. Wanneer op een van deze geleiders 80, 81 ... 82 een signaal 20 aanwezig is, veroorzaakt de aftastinrichting 83, dat op de geleider 84 een puls wordt opgewekt. De geleider 84 veroorzaakt, dat de teller 85 wordt geïndexeerd, waardoor het totale aantal kanalen 12 dat een bevestigingscode terugvoert, wordt geregistreerd. De teller 85 voert het totale aantal over geleiders 90 naar de vergelijkings- 25 inrichting 92. De vergelijkingsinrichting 92 vergelijkt het getal op de geleider 90 met het getal op de geleider 91. Wanneer er een aanpassing is, zal op de geleider 93 een startsignaal worden opgewekt. Het startsignaal stelt de commutator 96 in werking. Het startsignaal op de geleider 93 stelt verder de niet afgebeelde informa-30 tie-inrichting in werking teneinde het opwekken van het signaal met grote snelheid met het eerder beschreven type te beginnen.

Indien evenwel om de een of andere reden een vertraging optreedt bij de ontvangst van de bevestigingscode op een kanaal 12, zal de aftastinrichting 83 signalen op de geleider 84 opwekken, 35 waardoor een onjuist nummer naar de teller 85 wordt gevoerd. Ten- 8101812 - 9 -

i J

einde te voorkomen, dat dit foutieve nummer wordt geregistreerd, moet de teller 85 periodiek worden teruggesteld· Dit geschiedt door aan de teller 85 over de geleider 86 een terugstelsignaal toe te voeren.

5 Het signaal met grote, snelheid op de geleider 10 wordt ook toegevoerd aan een vlagdetector 98. Wanneer een eind-bericht-vlag op de geleider 10 optreedt, stelt de vlagdetector 98 de vertragings-keten 99 in werking. Na een vooraf bepaalde periode, welke voldoende lang is om het mogelijk te maken, dat de commutator 96 zijn mul-1Q tiplexfunctie (eerder beschreven) voltooit, stelt de vertragings- keten 99 het register 65 terug.

Indien de eindpost 29 niet in staat is om een informatie-bericht te ontvangen of indien een van het vereiste aantal transmissie- of schakelfaciliteiten niet beschikbaar is, zal naar de 15 beginpost 11 een bezetsignaal worden teruggevoerd. Een dergelijk bezetsignaal kan door bezetsignaaldetectoren 31, 32 ... 33 worden gedetecteerd. 0e bezetsignaaldetectoren 31, 32 ... 33 verbinden de kanalen 12 met een OF-poort 34. De uitgang van de OF-poort 34 is verbonden met de terugstelgeleiders om te veroorzaken dat de 20 grendelinrichtingen 77, 78 ... 79 worden teruggesteld. Het uitgangs signaal van de OF-poort 34 voert voorts het^bezetsignaal terug naar de niet afgebeelde informatie-inrichting.

Ofschoon bij de uitvoeringsvorm volgens fig.4 gebruik wordt gemaakt van een beginpost 11 met digitale faciliteiten, is het een 25 eenvoudige zaak om de beginpost 11 met analoge faciliteiten te ge bruiken. In wezen is een dergelijk gebruik initieel te verwachten.

In fig.5 vindt men een aantal kanalen 28, die een kanaalgroep 101 met een eindpost 29 verbinden. De kanaalgroep 101 kan zich in de eindcentrale 27, op het niet weergegeven terrein van de abonnee, 30 of in een tussengelegen plaats bevinden. Een dienstverleningsverzoek- detector 103 is verbonden met een eerste kanaal van de kanalen 28.

Een bevestigingscodegenerator 105 is met de detector 103 verbonden.

De inrichting 105 is ook met het eerste kanaal van de kanalen 28 verbonden. Soortgelijke verbindingen zijn voor de resterende kanalen 35 28 aanwezig doch niet weergegeven.

81018 12 • . f 1 ! .. - ίο -

Wanneer uit de eindeentrale 27 een signaal (b.v. een tele-foonweksignaal) wordt ontvangen, onderkent de detector 103, dat om een dienstverlening wordt verzocht. Oe detector 103 stelt de inrichting 105 in werking. De inrichting 105 veroorzaakt, dat een 5 bevestigingscode wordt opgewekt, en aan het bijbehorende kanaal 28 wordt toegevoerd. De bevestigingscodes kunnen eenvoudige "afgeno-. men telemicrofoon”-signalen of een toon of een combinatie van binaire bits zijn? de code kan verder een soortgelijk schema omvatten.

10 De EN-poort 107 verbindt het kanaal 28 met een schuifregis- ter 109. Een kanaalmarkeerdetector 111 verbindt het schuifregister 109 met een aftastinrichting 119. Een poort 113 verbindt het schuifregister 109 met een register 121. Een poort 115 verbindt het schuifregister 109 met een register 123. Een vertragingsketen 15 117 verbindt de uitgang van de detector 111 met de EN-poort 107.

Wanneer op het kanaal 28 een bericht optreedt, veroorzaakt de EN-poort 107, dat de kop aan het schuifregister 109 wordt toegevoerd. Wanneer het schuifregister 109 vol is,- wordt de inhoud daarvan parallel op de. uitgangsgeleiders 110, 112 en 114 daarvan ge-20 bracht. De kanaalmarkeerdetector 111 detecteert de kanaalmarkering, welke aangeeft, dat een bericht op het punt staat te worden ontvangen, en voert aan de uitgangsgeleider 116 daarvan een inschakel-signaal toe. De uitgangsgeleider 116 schakelt de poort 113 in. Een groep van binaire bits, welke het totale aantal kanalen 28 voor-25 stellen, dat bij dit bericht wordt gebruikt, kan over de poort 113 worden gevoerd en aan het register 121 worden toegevoerd. De uitgangsgeleider 116 uit de kanaalmarkeerdetector 111 stelt verder de poort 115 in werking. De poort 115 maakt het mogelijk, dat een groep van binaire bits, welke het bepaalde kanaal identificeert, 30 dat wordt ontvangen, wordt doorgelaten en aan het register 123 wordt toegevoerd. De geleider 116 uit de kanaalmarkeerdetector 111 stelt de vertragingsketen 117 in werking. De vertragingsketen 117 belemmert de EN-poort 107, waardoor een verdere toevoer van binaire cijfers aan het schuifregister 109 wordt belet totdat de detector 111 35 wordt teruggesteld.

81 018 12 - * - 11 -

Het register 123, dat het individuele kanaalnummer vasthoudt, is verbonden met een commutator 125. Het register 123 is ook verbonden met een aantal codedetectoren 127, 133 ... 139. De codedetectoren 127, 133 ... 139 zijn verbonden met een aantal re-5 gistratie-adrestellers 129, 135 ... 141. De tellers 129, 135 ...1411 zijn verbonden met een aantal slechts uitlezengeheugens [RAM’s) 131, 137 ... 143.

De geleider 124 draagt de identiteit van het individuele kanaal uit het register 123 naar de commutator 125 over. De commu-10 tatar 125 neemt periodiek ieekproeven van de ingangsgeleider 124 en soortgelijke niet afgebeelde ingangsgeleiders uit de andere kanalen 28. Het uitgangssignaal van de commutator 125 wordt toegevoerd aan de uitgangsschakelaar 161. De commutator 125 wordt aangedreven door een ingangsaandrijfteller 157.

15 Het register 123 voert ook het individuele kanaalnummer aan het aantal codedetectoren 127, 133 ... 139 toe. Een van de codedetectoren 127, 133 ... 139 zal op het individuele kanaalnummer reageren en de bijbehorende uitgangsgeleider in werking stellen, waardoor een van de registratie-adrestellers 129, 135 ... 141 in wer-20 king wordt gesteld. De tellers 129, 135 ... 141 ontvangen elk een kloksignaal 100. De registratieteller, welke is ingeschakeld, veroorzaakt, dat een van het aantal RAM’s 131, 137 ... 143 wordt ingeschakeld om de berichtinformatie te ontvangen en op te slaan. Elke registratieteller 129, 135 ... of 141 werkt als een moduulteller 25 welke de telling opnieuw inleidt en bij eerder uitgelezen informa tie opnieuw registreert. Soortgelijke niet afgebeelde verbindingen zijn aanwezig voor de andere kanalen 28.

De inschakelgeleider 116 verbindt de kanaalmarkeerdetector 111 met een aftastinrichting 119. De aftastinrichting 119 neemt in 30 synchronisme met een kloksignaal 100 periodiek steekproeven van de geleider 116 en soortgelijke niet afgebeelde geleiders uit de andere kanalen 28. De aftastinrichting 119 voert een uitgangssignaal toe aan een geleider 120, die met de teller 163 is verbonden. De teller 163 is verbonden met een vergelijkingsinrichting 165. De teller 163 35 levert op de uitgangsgeleider daarvan een telling van het totale 8101812 ; : - 12 -aantal ontvangen Kanalen.

Het register 121 waarin het totale aantal bij dit bericht .. gebruikte Kanalen 28 is opgeslagen, levert op de geleider 122 een uitgangssignaal. De geleider 122 is verbonden met de vergelijkings-. 5 inrichting 165 en de vergelijkingsinrichting 171. De vergelijkings- inriohting 165 is verbonden met een uitleesteller 167. De uitlees-: teller 167 is verbonden met een aantal RATTs 131, 137 ... 143. De vergelijkingsinrichting 171 is via een terugstslgeleider 172 verbonden met een teller 173. Geleiders 176 verbinden de teller 173 met .ld de vergelijkingsinrichting 171 en met een parallel-serieomzetter 169.

Wanneer de vergelijkingsinrichting 165 een overeenstemming tussen het totale aantal kanalen Cals aangegeven door de kop] op de-geleider 122 en het totale aantal kanalen Cals geteld door het af-15 tasten van de kanalen 28] uit de teller 163 bepaalt, zal de verge lijkingsinrichting 165 de uitleesteller 167 in werking stellen. De uitleesteller 167 zal in synchronisms met het kloksignaal 100 simultaan veroorzaken, dat de RAM’s 131, 137 ... 143 worden uitgelezen.

20 De teller 173 zal worden geïndexeerd door kloksignalen 100 en een telling registreren. De teller 173 brengt deze telling op de bijbehorende uitgangsgeleiders 176. Wanneer de vergelijkingsinrichting 171 een overeenstemming op de ingangsgeleiders 176 en 122 daarvan bepaalt, veroorzaakt de inrichting, dat op de geleider 25 172 een terugstelsignaal optreedt. Het terugstelsignaal op de gelei- ' der 172 veroorzèakt, dat de teller 173 wordt teruggesteld.

Het kloksignaal 100 wordt toegevoerd aan de teller 177. De geleider 178 verbindt de teller 177 met de vergelijkingsinrichting 179. De geleider 122 verbindt het register 121 met de vergelijkings-30 inrichting 179. De uitgangsgeleider 180 verbindt de vergelijkings inrichting 179 met de teller 163 en met de teller 177. Nadat de af-tastinrichting 119 de uitgangsgeleider van de kanaalmarkeerdetec-tor 111 en de uitgangsgeleiders van da andere kanaalmarkeerdetecto-ren (niet afgebeeld] heeft afgetast, kan het zijn dat de teller 163 35 geen juiste telling van de kanalen bezit. Dit kan een gevolg zijn 8101812 - 13 - van sen vertraging bij de aankomst van de berichten. Derhalve moet de -teller 163 worden teruggesteld. Dit geschiedt doordat de vergelijkingsinrichting 179 periodiek een terugstelsignaal op de geleider 130 levert wanneer de vergelijkingsinrichting 179 een over-5 eenstemming tussen de signalen op de ingangsgeleider 122 en 173 daarvan bepaalt.

De grendelinrichting 145 is in serie met het eerste kanaal 23 en een EN-poort 147 verbonden. De EN-poort 147 is verbonden met een ingangsschakelaar 159. Elk van de resterende kanalen 23 is op 10 een soortgelijke wijze verbonden met de ingangsschakelaar 159 onder gebruik van EN-poorten 151 ... 155 en niet afgebeelde grendelinrich-tingen. Het kloksignaal 100 wordt over een reeks vertragingsketens 149 ... 153 gevoerd. Het kloksignaal 100 wordt toegevoerd aan daEN-poort 147. Het uitgangssignaal van de vertragingsketen 149 wordt 15 toegevoerd aan de EN-poort 151. Opeenvolgende uitgangssignalen wor den aan de niet afgebeelde kanalen 28 toegevoerd. Het kloksignaal 100 wordt toegevoerd aan een ingangsaandrijfteller 157. De teller 157 is verbonden met de ingangsschakelaar 159 en met de commutator 125.

20 De ingangsschakelaar 159 neemt onder bestuur van de ingangs- aandrijfteller 157 periodiek steekproeven van de ingangsgeleiders uit elk van de kanalen 23 achtereenvolgens. Dit geschiedt door de vertragingsketens 149 ... 153 voor de kloksignalen waardoor een fasevertraging in opeenvolgende kanalen 28 Cniet afgebeeld) wordt 25 veroorzaakt. Zoals reeds is toegelicht veroorzaakt de ingangsaan- drijfteller 157, dat de commutator 125 periodiek steekproeven neemt van elk van de ingangsgeleiders daarvan en de steekproeven naar de uitgangsschakelaar 161 poort.

De ingangsschakelaar 159 is door een tijdverdelingslijn 160 30 met de uitgangsschakelaar 161 verbonden. De uitgangsschakelaar 181 is verbonden met de RAM's 131, 137 ... 143. De RAM's 131, 137 ...

143 zijn verbonden met een parallel-serieomzetter 169.

De ingangsschakelaar 159 neemt, zoals reeds is beschreven, achtereenvolgens steekproeven van elk van de kanalen 28 en levert 35 een signaal op de lijn 160. De uitgangsschakelaar 161 interpreteert 8101812 s } ' 11 ' * : -14 - I / · het uit de commutator 125 ontvangen kanaalnummer en markeert de betreffende RAM van de RAM's 131, 137 ... 143. De uitgangsschake-laar 161 verbindt dan de betreffende RAM van de RAM's 131, 137 ... 143 met de lijn 160. Het informatiesignaal wordt dan toegevoerd ....... 5. aan en opgeslagen in die RAM of sector van die RAM. De RAM's 131, 137 ... 143 hebben een voldoende capaciteit om plaats te bieden aan de grootste vertraging in het transmissiestelsel. In plaats van • RAM’s kunnen als geheugeninrichtingen ook circulaire schuifregisters worden toegepast.

10 Aangenomen is, dat de kanalen 12 en 28 synchroon zijn d.w.z.

dat het verschil tussen de kloksignalen in een hoofdpost en in elk van de posten 11 en 29 zo klein is, dat de informatiesignalen, welke worden overgedragen met 64 kb/s niet asynchroon worden. Een dergelijke veronderstelling maakt het mogelijk gebruik te maken 15 van geheugeninrichtingen met eindige afmetingen.

Wanneer de teller 173 de parallel-serieomzetter 169 in werking stelt, leest de omzetter 169 de signalen parallel op de in-gangsgeleiders daarvan uit de RAM’s 131, 137 ... 143 uit en zet deze signalen in serietype om, waarna de signalen op de. uitgangs-20 geleider 178 optreden. Het signaal op de geleider 178 is het sig naal met grote snelheid, dat vanuit de abonnee op de geleider 10 werd ontvangen, zoals reeds onder verwijzing naar fig.3 is aangegeven.

De parallel-serieomzetter 169 is verbonden met een vlagde-25 tector 175. De vlagdetector 175 controleert het signaal met grote snelheid op de geleider 30 en vergelijkt dit signaal met een opgeslagen patroon. Wanneer de detector 175 een vlag aan het eind van het bericht detecteert, zal de detector de bijbehorende terugstel-geleider in werking stellen. De terugstelgeleider veroorzaakt, dat 30 de verschillende tellers en registers, als aangegeven in fig.5, worden teruggesteld. Ook de telefoonverbindingen kunnen worden afgebroken in responsie dp het uitgangssignaal van de vlagdetector 175, b.v. doordat aan de laatste centrale 27 Cfig.33 een "opgelegde tslemicrofoon"-signaal wordt gegeven.

35 Opgemerkt wordt, dat de kanalen 12, 28 niet noodzakelijker- 8101812 - 15 - wijs toegewezen faciliteiten of privélijnen zijn. Deze Kanalen 12, 28 Kunnen wanneer zij niet worden gebruiKt voor de overdracht van informatie met grote snelheid, voor andere dienstverleningen worden gebruiKt.

5 Bij een juiste planning Kunnen vele van de niet gebruiKte uitrustingen in fig.4 en 5 worden gebruiKt voor simultane informatieoverdracht of zelfs voor andere dienstverleningen.

Met modificaties is het mogelijK de posten in een duplexmode voor de overdracht van serie-informatiestromen met grote snelheid 10 te gebruiKen.

8101812

Claims (2)

1. Werkwijze voor de overdracht van een seria-informatiestroom met grote snelheid tussen een oorsprongseind en een afsluiteind, .. met het kenmerk, dat in het afsluiteind (29) kanalen met lagere snelheid, welke dienen voor het ontvangen van een serie-informatie-: 5 stroom met grote snelheid, die sequentieel of bit vo.or bit of mon ster voor monster over een vooraf bepaald aantal van de kanalen (28) met lagere snelheid is verdeeld, worden geïdentificeerd, de laatste van deze kanalen (28) met lagere snelheid wordt geïdentificeerd en de juiste volgorde van de kanalen'met lagere snelheid 10 wordt hersteld teneinde daardoor de serie-informatiestroom met gro tere snelheid weer te geven.

2. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het afsluiteind (29) organen (127, 133 ... 139) aanwezig zijn voor het identificeren van kanalen (28) 15 met lagere snelheid, welke bestemd zijn voor het ontvangen van een serie-informatiestroom met grote snelheid, die sequentieel het ij bit voor bit hetzij monster voor monster over een vooraf bepaald aantal van de kanalen met lagere snelheid is verdeeld, en organen (125, 159,,161) aanwezig zijn om de kanalen (28) met lagere snel-20 heid te collationeren voor het afnemen van de serie-informatiestroom met grote snelheid.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door organen (131, 137 ... 143) voor het opslaan van de informatie, die uit elk van de kanalen (28) met lagere snelheid wordt ontvangen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in het afsluiteind (29) organen (111, 119, 121, 163, 165) aanwezig zijn voor het identificeren van het laatste te arriveren kanaal van de kanalen (28) met lagere snelheid, en organen (167) aanwezig zijn, die in responsie op de identificatieorganen (111, 119, 121, 163, 30 165) de opzamelorganen (131, 137 ... 143) in werking stellen om ge lijktijdig te worden uitgelezen.

5. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door organen (167) om de informatie in elk van de opzamelorganen (131, 137 ... 143) — 8401812 ...................—- - 17 - parallel uit te lezen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door organen (1693 om de parallelle informatie in serievorm om te zetten teneinde daardoor de serie-informatiestroom met grote snelheid te her-5 stellen.

2. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door organen (1653 voor het identificeren van een vlag voor het aangeven van het eind van het bericht, en organen om de uitrusting (109, 111, 121, 123, 145, 167, 1773 in het afsluiteind £293 terug te stellen IQ en organen om het eind van een bericht aan te geven aan tussengele- gen faciliteiten (13, 19, 20, 21 ... 22, 273 en het oorsprongseind (113, opdat de verbindingen worden verbroken. 8101812