NL8101805A

NL8101805A - SAILBOARD, PARTICULARLY WITH REEF AND TRIMMABLE RIG.

Info

Publication number: NL8101805A
Application number: NL8101805A
Authority: NL
Original assignee: Bernard Leendert Erlo Van Wave
Priority date: 1981-04-13
Filing date: 1981-04-13
Publication date: 1982-11-01
Also published as: DE3213254A1

Description

* * « NO 29.409 - 1 -* * «NO 29.409 - 1 -

Zeilplank, in het bijzonder met reef- en trimbare tuigage.Sailboard, in particular with reef and trimmable rigging.

De uitvinding heeft betrekking op een zeilplank, in het bijzonder op een mast met tuig voor een zeilplank, bestaande uit - een alzijdig vrij draai- en schamierbaar aan de plank 5 bevestigde ongestaagde mast, - een giek gevormd door twee giekbomen welke met hun vooreinden met elkaar en met de mast zijn verbonden, - een zeil dat met zijn voorzijde aan de mast is bevestigd, zich vrij tussen de giekbomen naar achteren uitstrekt en in 10 de omgeving van zijn achterste deel aan de achtereinden van de giekbomen is bevestigd.The invention relates to a sailing board, in particular to a mast with rigging for a sailing board, consisting of - a steady mast, which is freely rotatable and pivotally mounted on the board 5, - a boom formed by two boom booms with their front ends with connected to each other and to the mast, a sail which is attached to the mast with its front, extends freely between the boom booms and is fastened to the rear ends of the boom booms in the vicinity of its rear part.

Een zeilplank van deze soort is bekend uit het Duitse nAuslegeschriftn 1.914.604. Bij de beschreven zeilplank is de achterste punt van het driehoekige zeil bevestigd aan 15 het punt van samenkomst van de beide giekbomen, alwaar deze giekbomen meer of minder onbeweeglijk met elkaar verbonden zijn. In gebruik zal de zeiler met zijn handen de loefzij-dige giekboom naar zich toe trekken en aldus het zeil een zodanige stand geven, dat het de invallende wind kan vangen 20 en door de wind naar lijzijde uit zal bollen. Op zich ontstaat daardoor een gunstige draagvleugelvormige horizontale doorsnede van het zeil ten opzichte van de invallende wind. Dit geldt in het bijzonder bij geringere windsnelheden en wanneer niet al te scherp aan de wind gezeild wordt. Wil 25 een zeiler echter zo scherp mogelijk aan de wind zeilen, dan zal hij in het algemeen harder aan de loefzijdige giekboom moeten trekken. Hetzelfde geldt in versterkte mate bij toenemende windkracht. Het is algemeen bekend, dat in de beide laatstbeschreven situaties een vlakker zeil met geringere 30 boiling aërodynamisch gunstiger is om een hogere snelheid te bereiken en om scherper aan de wind te kunnen zeilen. De grotere kracht echter welke de zeiler op de loefzijdige giekboom uitoefent, doet deze sterker buigen, waardoor hij verkort, met als gevolg dat het zeil minder gespannen wordt 35 en aanzienlijk boller komt te staan - hetgeen juist het tegendeel is van hetgeen vooral door wedstrijdzeilers gewenst wordt.A sailing board of this kind is known from the German nAuslegeschriftn 1,914,604. In the described sailing board, the rear point of the triangular sail is attached to the point of meeting of the two boom trees, where these boom trees are more or less immovably connected to each other. In use, the sailor will pull the windward boom boom towards him with his hands and thus position the sail so that it can catch the incoming wind and bulge out to the leeward side by the wind. This in itself creates a favorable hydrofoil-shaped horizontal section of the sail relative to the incident wind. This applies especially at lower wind speeds and when sailing is not too sharp in the wind. However, for a sailor to sail as sharply as possible to the wind, he will generally have to pull harder on the windward side boom boom. The same applies to an increased degree with increasing wind force. It is generally known that in the last two situations described, a flatter sail with less boiling is aerodynamically more favorable to achieve a higher speed and to sail more sharply upwind. However, the greater force exerted by the sailor on the windward boom boom causes it to bend more strongly, shortening it, resulting in less tension of the sail and considerably more bulging - which is the exact opposite of what is especially desired by competitive sailors. is becoming.

8101805 jr m - 2 -8101805 yr m - 2 -

Bij de in de genoemde Duitse publikatie "beschreven zeilplank is het zeil met een koker of kous van bovenaf over de conische mast geschoven, zodat er feitelijk geen sprake is van een door een touw of draad versterkt voorlijk, 5 hoewel deze koker of kous in de publikatie voorlijk genoemd wordt. Wordt nu de windkracht te groot, dan dwingt deze constructie de zeiler ertoe, het standaardzeil af te tuigen en te vervangen door een zeil met kleiner oppervlak. Dit vraagt niet alleen een tweede en soms zelfs een derde of 10 stormzeil, doch het is een bewerkelijke handeling, welke bovendien niet gedurende een wedstrijd of een tocht uitgevoerd kan worden, omdat de zeiler in het algemeen geen tweede zeil bij zich zal hebben.In the sailboard described in the said German publication "the sail is slid over the conical mast with a sleeve or stocking, so that in fact there is no question of a luff reinforced by a rope or thread, although this sleeve or stocking is in the if the wind force is too great, this construction forces the sailor to rig the standard sail and replace it with a sail with a smaller surface, which not only requires a second and sometimes even a third or ten storm sail, but it is a laborious operation, which moreover cannot be carried out during a race or a trip, because the sailor will generally not have a second sail with him.

Bij het zeilen van wedstrijden worden steeds hogere 15 snelheden gevraagd, hetgeen bereikbaar is door toepassing van een vlakker zeil, door het vergroten van de trimmoge-lijkheden van de tuigage en ten slotte ook door het verschaffen van een reefmogelijkheid.When sailing competitions, increasingly higher speeds are required, which is achieved by using a flatter sail, by increasing the trimming possibilities of the rigging and finally also by providing a reef option.

Om nu de bovengeschetste nadelen van de bekende zeil-20 plank te vermijden en de genoemde oogmerken te bereiken, wordt de in de aanhef beschreven- zeilplank volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het zeil een voorlijk met draad heeft, dat het zeil van onderen tot boven (in zijaanzicht) een 25 vleugelmodel heeft met een relatief hoog gelegen drukpunt, dat het zeil van een aantal over de hoogte verdeelde zeil-latten is voorzien, welke zich elk in hoofdzaak evenwijdig aan de giek uitstrekken van het voorlijk van het zeil tot aan het achterlijk, welke zeillatten het zeil spannen, en 30 dat via de draad in het voorlijk het zeil aan de achterkant van de mast in langsrichting schuifbaar is bevestigd.In order to avoid the above-outlined drawbacks of the known sailboard and to achieve the aforementioned objects, the sailboard according to the invention described in the preamble is characterized in that the sail has a luff with thread, which the sail from bottom to above (in side view) a wing model with a relatively high pressure point, that the sail is provided with a number of slats distributed over the height, each of which extends substantially parallel to the boom from the luff of the sail to the luff, which battens tension the sail, and which the sail is slidably mounted longitudinally via the thread in the luff at the rear of the mast.

Doordat het zeil van een klassiek voorlijk met draad is voorzien, dat bovendien langs de achterkant van de mast schuifbaar aangebracht is, kan op een op zichzelf bekende 35 wijze het op de zeilplank gemonteerde zeil gereefd worden, waarbij niet alleen het oppervlak afneemt, doch ook het drukpunt omlaag komt. De windbelasting van het zeil en aldus de belasting van de zeiler neemt daardoor belangrijk af. Het reven kan op het water en zelfs onder een wedstrijd 40 gebeuren. Evenzo het ontreven.Because the sail is provided with a classic luff with thread, which is moreover slidably arranged along the back of the mast, the sail mounted on the sailboard can be reefed in a manner known per se, whereby not only the surface decreases, but also the pressure point drops. The wind load of the sail and thus the load of the sailor decreases significantly. The reefing can be done on the water and even under a match 40. Likewise the disgrace.

8101805 - * * - 3 -8101805 - * * - 3 -

Door het zeil niet meer driehoekig uit te voeren, doch een vleugelmodel te geven, komt het drukpunt hoger te liggen, hetgeen een betere windvang geeft en kenmerkend is voor het type zeil voor snelle schepen. Zeilen van deze 5 soort zijn op zich bekend van snelle kleine catamarans. Ten einde vooral onder situaties met sterke wind het zeil voldoende vlak te kunnen houden, worden zeillatten toegepast welke zich over de gehele lengte van het zeil uitstrekken tussen het voorlijk en het achterlijk en daarbij in hoofd-10 zaak evenwijdig te lopen aan de giek. De zeillatten zijn daarbij in kokers geplaatst en zij spannen het zeil tussen het voorlijk en het achterlijk.By no longer designing the sail triangular, but by giving it a wing model, the pressure point is raised, which gives a better windage and is characteristic of the type of sail for fast ships. Sails of this 5 type are known per se for fast small catamarans. In order to be able to keep the sail sufficiently flat, especially in situations with strong wind, battens are used which extend over the entire length of the sail between the front and the back and in that case run substantially parallel to the boom. The battens are placed in tubes and they span the sail between the luff and the leech.

Omdat de mast niet alleen scharnierbaar doch ook draaibaar op de zeilplank bevestigd is en het voorlijk van 15 het zeil schuifbaar aan de achterkant van de mast is bevestigd, kan een mast met druppelvormige doorsnede toegepast worden, zoals bekend is van snelle schepen. Met de stand en de boiling van het zeil kan aldus de mast om zijn langs-hartlijn draaien om zodoende een eerste trimmogelijkheid te 20 verschaffen.Because the mast is not only hinged but also rotatably mounted on the sailboard and the luff of the sail is slidably mounted on the back of the mast, a mast with drop-shaped cross section can be used, as is known from fast ships. With the position and the bend of the sail, the mast can thus rotate about its longitudinal axis so as to provide a first trimming possibility.

Zoals reeds boven is beschreven, zal bij toenemende wind de loefzijdige giekboom altijd sterker doorbuigen en zich daardoor verkorten,, onafhankelijk van het feit of een buigingsstijve of buigingsslappere giekboom wordt toegepast. 25 Ten einde deze verkorting van de giekboom niet op ongunstige wijze, zoals bovenbeschreven, op het zeil te laten inwerken, wordt volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding het achtereinde van elke giekboom met een eigen onafhankelijke schuifconstructie aan een zeillat in het zeil beves-30 tigd. Het verdient verder de voorkeur, dat deze schuifcon-structies zich op een afstand van circa tweederde tot viervijfde van de lengte van de betrokken zeillat achter de mast bevinden. De boiling van het zeil wordt aldus met toenemende wind niet meer ongunstig beïnvloed door de toenemen-35 de verkorting van de giekboom, doch de zeillatten met hun specifieke stijfheid en voorspanning in het zeil bepalen de boiling, zodat hiermee een volgende trimmogelijkheid is gegeven. Opdat het zeil ter plaatse van de stuurboord- en bak-boord-schuifconstructies niet overbelast wordt en zou kunnen 40 scheuren, is het een voordeel, de schuifconstructie aan een 81018 05 * * - 4 - zeillat in het zeil te "bevestigen. Veelal zal de betrokken zeillat de langste zijn en hij kan sterker en/of stijver uitgevoerd zijn dan de overige zeillatten.As has already been described above, the windward side boom boom will always bend more strongly with increasing wind, thereby shortening regardless of whether a flexural rigid or flexural slack boom boom is used. In order that this shortening of the boom boom does not adversely affect the sail, as described above, according to a preferred embodiment of the invention the rear end of each boom boom with its own independent sliding construction is attached to a sail batten in the sail. . It is further preferred that these sliding structures are spaced about two-thirds to four-fifths the length of the battens concerned behind the mast. The boiling of the sail is thus no longer adversely affected with increasing wind by the increasing shortening of the boom boom, but the battens with their specific stiffness and preload in the sail determine the boiling, so that a subsequent trimming possibility is given. In order that the sail is not overloaded at the location of the starboard and port-board sliding constructions and that it could tear 40, it is an advantage to attach the sliding construction to an 81018 05 * * - 4 - battens in the sail. the battens involved are the longest and may be stronger and / or stiffer than the other battens.

Het is van catamarans bekend om de rotatiestand van de 5 mast om zijn langshartlijn bij. het trimmen te besturen met behulp van een hefboom welke zich aan de achterzijde van de mast bevindt en veelal in verbinding staat met de enkelvoudige giek van de catamaran. In tegenstelling hiermee wordt, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, de uitvinding daar-10 door gekenmerkt, dat de mast van een naar voren uitstekende, er vast aan bevestigde uithouder is voorzien, aan welke de vooreinden van beide giekbomen scharnierend aangrijpen om een scharnieras welke in hoofdzaak evenwijdig aan en voorlijk ten opzichte van de langsdraaiingsas van de mast is 15 gelegen.It is known from catamarans for the rotational position of the 5 mast around its longitudinal axis. control the trimming by means of a lever located at the rear of the mast and often connected to the single boom of the catamaran. In contrast, according to a preferred embodiment, the invention is characterized in that the mast is provided with a forwardly projecting, rigidly attached jib, on which the front ends of both boom booms pivotally engage about a pivot axis which is substantially parallel 15 is located on and in front of the longitudinal axis of rotation of the mast.

De trekkracht door de zeiler uitgeoefend op de loef-zijdige giekboom, oefent op de uithouder aan de voorzijde van de mast een' kracht uit, welke ongeveer tegen de windrichting is gericht.. Het daardoor op de mast uitgeoefende 20 draaimoment zal deze om zijn langsas doen draaien tot een trimstand welke afhankelijk is van de uitgeoefende kracht en dus van de invalshoek van de wind en van de windsterkte. De zeiler kan daarenboven door de krachtverdeling, uitge-oefend door zijn beide handen en de plaats waar hij met 25 zijn handen de giekboom grijpt, een verdere invloed uitoefenen op dit trim-koppel werkende op de mast.The tensile force exerted by the sailor on the windward-sided boom boom exerts a force on the boom at the front of the mast, which is directed approximately against the wind direction. The torque exerted thereby on the mast will rotate it about its longitudinal axis. rotate to a trim position which depends on the applied force and thus on the angle of attack of the wind and the wind strength. In addition, the power distribution exerted by both his hands and the location where he grasps the boom boom with his hands can further influence this trim torque acting on the mast.

Om het effect hiervan te vergroten en om met zo min mogelijk gebogen gieken te kunnen volstaan en een gunstige positie, vooral bij harde wind, van de giekbomen te ver-30 krijgen, is het van voordeel wanneer de beide giekbomen ter plaatse van de mast, deze op afstand passeren.In order to increase the effect of this and to be able to suffice with as few curved booms as possible and to obtain a favorable position of the boom booms, especially in strong winds, it is advantageous if the two boom booms at the location of the mast, pass them remotely.

Opgemerkt zij verder, dat dank zij de uitvinding met belangrijk kortere giekbomen dan voorheen gezeild kan worden. Dit vergemakkelijkt de hanteerbaarheid en vermindert 35 het gewicht. Verder kan nog opgemerkt worden, dat het druk-punt circa 50 cm hoger komt te liggen dan bij het bekende zeil, doch dat de afstand van het drukpunt tot de mast ongeveer gelijk blijft. Hetzelfde zeileffect als met het be- p kende zeil van circa 5,8-6,0 m oppervlak, kan nu bereikt 2 40 worden met circa 5,2 m . Niettemin wordt met de tuigage 8101805 i * - 5 - volgens de uitvinding vooral bij harde wind een aanzienlijk hogere snelheid bereikt, terwijl ook scherper aan de wind gezeild kan worden.It should also be noted that thanks to the invention it is possible to sail with boom booms that are considerably shorter than before. This facilitates handling and reduces weight. It can also be noted that the pressure point will be approximately 50 cm higher than with the known sail, but that the distance from the pressure point to the mast remains approximately the same. The same sail effect as with the known sail of approximately 5.8-6.0 m surface can now be achieved with approximately 5.2 m. Nevertheless, the rig 8101805 i * - 5 - according to the invention achieves a considerably higher speed, especially in strong winds, while sailing in the wind is also sharper.

Verdere kenmerkende details van de uitvinding zullen 5 duidelijk worden aan de hand van de navolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen zoals afgebeeld in de bijbehorende figuren.Further characteristic details of the invention will become apparent from the following description of preferred embodiments as depicted in the accompanying figures.

Fig. 1 toont een zeilplank volgens de stand van de techniek.Fig. 1 shows a prior art sailboard.

10 Fig. 2 toont een zeilplank met mast en tuig volgens de uitvinding.FIG. 2 shows a sailing board with mast and rig according to the invention.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van de giekconstructie volgens fig. 2.Fig. 3 shows a top view of the boom construction of FIG. 2.

Fig. 4 toont in perspectief details van een alterna-15 tieve constructie van de giekbomen in de nabijheid van de mast.Fig. 4 is a perspective view of details of an alternative construction of the boom booms in the vicinity of the mast.

Fig. 5 toont schematisch in bovenaanzicht de giekconstructie volgens fig. 4.Fig. 5 schematically shows the boom construction according to FIG. 4 in top view.

Fig. 6 toont een vooraanzicht van de giekconstructie 20 volgens fig. 4 en 5.Fig. 6 shows a front view of the boom construction 20 of FIGS. 4 and 5.

In fig. 1 is een bekende zeilplank 1 afgebeeld, welke bestaat uit een stroomlijnvormig drijflichaam of -plank 2 en een zeil 3. Het zeil 3 wordt gedragen door een naar boven conisch uitlopende mast 4. Deze mast is met een alzij-25 dig vrij draai- en schamierbare constructie 5 (schematisch in fig. 1 weergegeven) aan de plank 2 bevestigd. Het zeil 3 wordt met behulp van een corresponderende conische koker of kous 6 van bovenaf over de mast geschoven, zodat de koker 6 van het zeil een deel van de functies van een klassiek 30 voorlijk vervult. De koker 6 wordt vanaf de masttop 13 strak langs de mast 4 getrokken met behulp van een halslijn 7, welke op niet-weergegeven doch bekende wijze aan de onderkant van de mast bevestigd wordt.Fig. 1 shows a known sailboard 1, which consists of a streamlined floating body or board 2 and a sail 3. The sail 3 is carried by an upwardly conically extending mast 4. This mast is unidirectional pivoting and pivoting construction 5 (schematically shown in fig. 1) attached to the shelf 2. The sail 3 is slid over the mast from above with the aid of a corresponding conical sleeve or sleeve 6, so that the sleeve 6 of the sail fulfills part of the functions of a classical luff. The sleeve 6 is pulled tightly from the mast top 13 along the mast 4 by means of a neckline 7, which is attached to the bottom of the mast in a manner not shown but known.

De giek 8 bestaat uit een stuurboordzijdige en een 35 bakboordzijdige giekboom 9 respectievelijk 10, welke giekbomen aan de voorzijde bij 11 met elkaar en met de mast verbonden zijn. Om dit mogelijk te maken, is ter plaatse van de voorzijde 11 van de giek een uitsparing in de koker 6 aangebracht. De beide giekbomen 9 en 10 zijn aan hun 40 achtereinden 12 stevig en praktisch onbeweeglijk aan elkaar 8101805 V * r - 6 -The boom 8 consists of a starboard side and a port side boom boom 9 and 10, respectively, which boom booms at the front are connected at 11 to each other and to the mast. In order to make this possible, a recess is made in the sleeve 6 at the front side 11 of the boom. Both boom booms 9 and 10 are rigid and practically immovable at their 40 rear ends 12 8101805 V - 6 -

* V T* V T

verbonden. Het achterste punt van het zeil 3 is op instelbare wijze bevestigd tussen en aan het achtereinde 12 van de giek. Aldus kan het zeil 3 in meerdere of mindere mate strak gespannen worden tussen de mast en de beide giekbomen,.connected. The rear tip of the sail 3 is adjustably mounted between and to the rear end 12 of the boom. Thus, the sail 3 can be tensioned to a greater or lesser extent between the mast and the two boom booms.

5 Het zeil 3 is daarbij in hoofdzaak driehoekig van vorm, waarbij het achterlijk 14 praktisch in rechte lijn van de masttop 13 naar het achterste punt 15’ van het zeil loopt, terwijl het onderlijk 15 van het achterste punt 15’ in nagenoeg rechte lijn naar de onderkant van de mast loopt. Aan 10 de mast 4 of aan het voorste einde 11 van de giek 8 is een oprichttouw 4’ bevestigd, waarmee de zeiler de mast en het tuig op kan richten om vervolgens de loefzijdige giekboom 9 of 10 met beide handen te grijpen, ten einde te kunnen gaan zeilen. De zeiler trekt met beide handen aan de loefzijdige 15 giekboom om een reactiekracht uit te oefenen tegen de in het zeil invallende wind en daarbij zal deze giekboom gaan doorbuigen en daarmee zijn natuurlijke kromming versterken. Door de meer of minder stijve verbindingen 11 en 12 tussen de beide giekbomen, zal de lijzijdige giekboom eveneens 20 meebuigen, zij het meestal in. mindere mate. Ten gevolge van de toenemende doarbuiging van beide giekbomen zal de lengte van de giek verminderen, zodat het verbindingspunt 12 dichter bij het verbindingspunt 11 komt te liggen. Het gevolg daarvan is, dat het zeil 3 minder strak gespannen zal wor-25 den en de boiling van het zeil zal toenemen. Dit effect is sterker naarmate de wind harder is en/of de zeiler scherper aan de wind zeilt. Een goede zeiler, en in het bijzonder een wedstrijdzeiler, zal onder die omstandigheden echter het tegendeel wensen, omdat hij met een strakker zeil bij 30 harde wind sneller en bovendien scherper aan de wind zal kunnen zeilen.The sail 3 is herein substantially triangular in shape, the back 14 running practically in a straight line from the mast top 13 to the rear point 15 'of the sail, while the bottom 15 from the rear point 15' in a substantially straight line to the bottom of the mast runs. Attached to the mast 4 or to the forward end 11 of the boom 8 is a raising rope 4 ', which allows the sailor to raise the mast and rig and then grab the windward boom boom 9 or 10 with both hands, in order to can go sailing. The sailor pulls the windward side boom boom with both hands to exert a reaction force against the wind falling into the sail, thereby bending the boom boom and thereby reinforcing its natural curvature. Due to the more or less rigid connections 11 and 12 between the two booms, the leeward boom boom will also bend, albeit mostly in. to a lesser extent. As a result of the increasing bending of both boom booms, the length of the boom will decrease, so that the connection point 12 will be closer to the connection point 11. The result of this is that the sail 3 will be tensioned less tightly and the boiling of the sail will increase. This effect is stronger as the wind is stronger and / or the sailor sails sharper in the wind. However, a good sailor, and in particular a racing sailor, will want the opposite under these circumstances, because with a tighter sail in strong winds it will be able to sail faster and more sharply in the wind.

Fig. 2 toont een zeilplank met mast en tuig volgens de uitvinding. De plank 2 komt in wezen overeen met de bekende zeilplank zoals afgebeeld in fig. 1. Eveneens is de vrij 35 draai- en scharaierbare bevestigingsconstructie 5 van de mast 4 op de plank 2 in wezen overeenkomstig. De mast 4 is echter van druppelvormige doorsnede en heeft over zijn gehele lengte aan de achterzijde een rail of groef 17, waarin een klassiek voorlijk 16 van het zeil 3 schuifbaar opgeno-40 men is. Hoewel in de figuren een voorlijk is afgebeeld, 8101805 η * - 7 - % waarbij de voorli jkdraad 16 direct in de groef 17 opgenomen is, kunnen andere, eveneens bekende constructies, zoals bijvoorbeeld met lopers, eveneens toegepast worden.Fig. 2 shows a sailing board with mast and rig according to the invention. The shelf 2 essentially corresponds to the known sailboard as shown in Fig. 1. Also the freely rotatable and hinged fastening construction 5 of the mast 4 on the shelf 2 is essentially similar. The mast 4, however, has a teardrop-shaped cross-section and has a rail or groove 17 along its entire length at the rear, in which a classical luff 16 of the sail 3 is slidably incorporated. Although a figure 8101805 η * - 7 -% is shown in the figures, in which the lead wire 16 is received directly in the groove 17, other, also known constructions, such as for instance with runners, can also be used.

Het zeil 3 is uitgesproken vleugelvormig, zodat het 5 achterlijk 14 een kromme beschrijft en het drukpunt van het zeil aanmerkelijk hoger ligt dan bij het bekende driehoekige zeil volgens fig. 1. Het zeil wordt verstijfd met behulp van een aantal ongeveer evenwijdig aan elkaar lopende zeil-latten 19-23. Deze zijn geschoven in in het zeil ingenaaide 10 zeillatzakken. Elke zeillat loopt van het voorlijk 16 tot aan de achterzijde van het zeil ter plaatse van het achterlijk 14 of het onderlijk 15. Op bekende doch niet-weergege-ven wijze wordt het zeil ten opzichte van de zeillatten gespannen. Het zeil kan van zeillat 21 tot zeillat 22 gereefd 15 worden, waartoe een aantal reefkoorden 26 in het zeil zijn aangebracht, welke in gereefde toestand verbonden worden met corresponderende openingen 27» nabij de zeillat 22.The sail 3 is pronounced wing-shaped, so that the backward 14 describes a curve and the pressure point of the sail is considerably higher than with the known triangular sail according to Fig. 1. The sail is stiffened with the aid of a number of approximately parallel sails battens 19-23. These are slid into 10 sail slat pockets sewn into the sail. Each battens run from the luff 16 to the rear of the sail at the location of the lug 14 or the bottom 15. The sail is tensioned with respect to the battens in a known but not shown manner. The sail can be reefed from batten 21 to batten 22, for which purpose a number of reefing cords 26 are arranged in the sail, which, in the reefed condition, are connected to corresponding openings 27 near the batten 22.

Door het uithaken van de slechts schematisch weergegeven bevestiging 18 van het zeil, waaraan het gehesen is, kan het 20 gehele bovengedeelte van het zeil over de afstand tussen de zeillatten 21 en 22 omlaaggereefd worden, waarbij de haak in een lager aangebrachte opening 18a van de mast wordt ingehaakt, zodat niet alleen het effectieve oppervlak van het zeil kleiner wordt, doch ook het drukpunt lager komt te 25 liggen. Indien gewenst kan een zeiler op het water een reef in het zeil leggen of het zeil ontreven. Het zal duidelijk zijn, dat de bekende constructie met val voor het hijsen of vieren van het zeil eveneens toegepast zou kunnen worden.By unhooking the fastening 18 of the sail, to which it is hoisted, which is only schematically shown, the entire upper part of the sail can be lowered over the distance between the battens 21 and 22, the hook in a lower opening 18a of the sail. mast is hooked, so that not only the effective surface of the sail becomes smaller, but also the pressure point is lower. If desired, a sailor on the water can put a reef in the sail or defy the sail. It will be clear that the known drop construction for hoisting or celebrating the sail could also be used.

De beide giekbomen 9 en 10 zijn met behulp van een 30 scharnierende inrichting 32 aan de mast bevestigd. Deze inrichting 32 zal aan de hand van de fig. 3, 4, 5 en 6 onderstaand meer gedetailleerd worden toegelicht. Het achtereinde van elke giekboom 9, 10 is met behulp van een eigen, onafhankelijke schuifconstructie 28 respectievelijk 29 aan 35 de zeillat 22 in het zeil 3 bevestigd. Daarbij is de zeillat 22 op gebruikelijke wijze opgenomen in zijn zeillatzak, welke veelal gevormd wordt door het zeildoek van het zeil 3 zelf. De schuifconstructies 28 en 29 zijn bij voorkeur bevestigd op de langste zeillat 22 en deze kan stijver en 40 sterker uitgevoerd zijn dan de overige zeillatten. De 8101805 -8 - schuifconstructies 28 en 29 bevinden zich ter weerszijden van het zeil 3 op enige afstand v<5<5r het achterste punt 24 van het zeil. Ten einde het zeil gemakkelijk te kunnen bergen en de zeillatten uit het zeil te kunnen verwijderen, 5 zijn de schuifconstructies 28 en 29 gemakkelijk losneembaar op de zeillat 22 en het zeil bevestigd, met behulp van niet-weergegeven bekende bevestigingsmiddelen. Daarenboven kunnen de schuifconstructies 28 en 29 in voorwaartse en achterwaartse richting instelbaar ten opzichte van de zeil-10 lat 22 bevestigbaar zijn. De einden van de giekbomen 9 en 10 zijn voorzien van schematisch in fig. 3 weergegeven lopers, welke kunnen glijden langs de sleuven in de schuifconstructies 28 en 29. De giekboomeinden 30 en 31 kunnen aldus onafhankelijk van elkaar in hun eigen schuifconstruc-15 tie 28 respectievelijk 29 in langsrichting schuiven. De effectieve schuifweg kan instelbaar zijn. De mate van boiling van het zeil 3 onder invloed, van de wind wordt nu bepaald door de stijfheid en de voorspanning van de zeillatten. De buiging en verkorting onder de belasting van de 20 giekbomen 9 en 1Q heeft geen invloed op de spanning van het zeil, omdat de beide giekboomeinden 30 en 31 vrij kunnen schuiven ten opzichte van de zeillat 22 en het zeil 3·The two boom booms 9 and 10 are attached to the mast by means of a hinged device 32. This device 32 will be explained in more detail below with reference to Figures 3, 4, 5 and 6. The rear end of each boom boom 9, 10 is fixed to the batten 22 in the sail 3 by means of its own independent sliding construction 28 and 29, respectively. In addition, the batten 22 is received in its usual manner in its batten bag, which is often formed by the sail cloth of the sail 3 itself. The sliding constructions 28 and 29 are preferably attached to the longest battens 22 and this can be stiffer and 40 stronger than the other battens. The 8101805-8 sliding structures 28 and 29 are located on either side of the sail 3 at some distance v <5 <5r from the rear point 24 of the sail. In order to easily store the sail and to remove the battens from the sail, the sliding structures 28 and 29 are easily detachably attached to the battens 22 and the sail, using known fasteners (not shown). In addition, the slide structures 28 and 29 may be adjustable in the forward and reverse directions relative to the sail slat 22. The ends of the boom booms 9 and 10 are provided with runners schematically shown in Fig. 3, which can slide along the slots in the sliding structures 28 and 29. The boom boom ends 30 and 31 can thus be independent of each other in their own sliding construction 28 slide 29 in the longitudinal direction, respectively. The effective sliding path can be adjustable. The degree of boiling of the sail 3 under the influence of the wind is now determined by the stiffness and the pretension of the battens. The bending and shortening under the load of the boom booms 9 and 1Q does not affect the tension of the sail, as both boom boom ends 30 and 31 can slide freely relative to the battens 22 and sail 3

Om het achterlijk 14 van het vleugelvormige zeil 3 goed te kunnen spannen, is een spanlijn 33 aangebracht, 25 welke in het achterste punt 24 van het zeil is bevestigd en welke door de holle zoom 15 van het onderlijk naar de mast toe geleid wordt. Met de gewenste spanning kan de lijn 33 vastgezet worden op een klamp 34 nabij het ondereinde van de mast. Doordat de lijn 33 door een deel van de zoom van 30 het onderlijk 15 van het zeil heengeleid is, wordt tevens het onderlijk gespannen.In order to be able to properly tension the back 14 of the wing-shaped sail 3, a tensioning line 33 is provided, which is fixed in the rear point 24 of the sail and which is guided by the hollow seam 15 from the bottom to the mast. With the desired tension, line 33 can be secured to a cleat 34 near the lower end of the mast. Because the line 33 is guided through a part of the hem of the bottom 15 of the sail, the bottom is also tensioned.

In fig. 3 is op vergrote schaal een mogelijke uitvoeringsvorm weergegeven van de beide giekbomen 9 en 10 en hun scharnierende bevestiging aan de mast 4. De in fig. 3 afge-35 beelde mast is stroomlijnvormig en heeft een druppelvormige doorsnede. In het bevestigingspunt 5 van de mast op de plank is de mast niet alleen scharnierbaar doch ook draaibaar om zijn langshartlijn bevestigd. Dank zij de druppelvormige doorsnede van de mast kan rotatie van de mast om zijn 40 langshartlijn 36 een effectieve bijdrage leveren aan de 8101805 - 9 - trim van liet zeil. Bij een invalsrichting van de wind volgens de pijl 38 ten opzichte van de langshartlijn 35 van de zeilplank, zal de zeiler met zijn handen 39 en 40 aan <ie loefzijdige giekboom 9 trekken volgens de bij de handen 5 weergegeven pijlen. Om de mast 4 is een, in bovenaanzicht in hoofdzaak rechthoekig blok 41 draaivast bevestigd, welk blok aan de voorzijde van de mast van een verlenging of uithouder 42 is voorzien. De uithouder is naar stuurboord en bakboord verbreed en draagt nabij zijn uiteinden elk een 10 scharaierpen 43, 44. Om deze schamierpennen zijn de vooreinden 45 respectievelijk 46 van de giekbomen 9 respectievelijk 10 draaibaar gelagerd. Bij de in fig. 3 afgeheelde uitvoeringsvorm zijn de giekbomen 9 en 10 van een relatief elastisch en buigbaar type. Ze kunnen bijvoorbeeld van ge-15 lamineerd hout vervaardigd zijn. De vorm van de giekbomen 9 en 10 en de ligging van de schamierassen 43 en 44 is zodanig, dat in de (niet-weergegeven) ruststand het binnenvlak van elke giekboom tegen de bijbehorende zijkant van het blok 41 rust en tegelijkertijd de achtereinden van de giek-20 bomen met slechts een geringe voorspanning in de schuifcon-structies 28 en 29 opgenomen zijn. De giekbomen 9 en 10 hebben in de ruststand daarom bij benadering hun natuurlijke vorm en kromming. Giekbomen van dit type zijn aldus in de ruststand nagenoeg recht en moeten derhalve voor gebruik 25 relatief elastisch en buigbaar zijn. In een situatie waarin gezeild wordt, zoals fig. 3 weergeeft, trekken de handen 39 en 40 aan de loefzijdige giekboom 9, zodat deze verder doorbuigt. De in scharnier 43 uitgeoefende kracht oefent een draaimoment op de mast 4 uit via het blok 41, zodat de mast 30 een trimstand gaat aannemen zoals in fig. 3 weergegeven, waarbij de profielkoorde 37 van de mast draait naar de windrichting toe. Het binnenvlak 47 van de loefzijdige giekboom 9 komt daardoor los van het zijvlak 48 van het blok 41. Van de lijzijdige giekboom 10 komt daardoor het overeenkomstige 35 zijvlak steviger tegen het blok 41 aan te rusten, waardoor de giekboom 10 eveneens doorgebogen wordt. Het achtereinde 31 van de lijzijdige giekboom 10 zal daardoor in zijn schuifconstructie 29 naar voren schuiven, terwijl het einde 30 van de loefzijdige giekboom 9 in diens schuifconstructie 40 28 naar achteren zal schuiven. Weliswaar wordt de afstand 8101805Fig. 3 shows on a larger scale a possible embodiment of the two boom booms 9 and 10 and their hinged attachment to the mast 4. The mast shown in Fig. 3 is streamlined and has a drop-shaped cross-section. In the mounting point 5 of the mast on the shelf, the mast is not only pivotable but also rotatably mounted about its longitudinal axis. Thanks to the teardrop-shaped cross-section of the mast, rotation of the mast about its 40 longitudinal axis 36 can effectively contribute to the 8101805-9 trim of the sail. At an incident direction of the wind according to the arrow 38 with respect to the longitudinal axis 35 of the sailing board, the sailor will pull with his hands 39 and 40 on the windward boom boom 9 according to the arrows shown on the hands 5. Around the mast 4 a, in top view, substantially rectangular block 41 is mounted rotatably, which block is provided with an extension or bracket 42 on the front of the mast. The bracket is widened to starboard and port and carries a 10 hinge pin 43, 44 each near its ends. The front ends 45 and 46 of the boom booms 9 and 10 are pivotally mounted around these hinge pins. In the embodiment shown in Figure 3, the boom booms 9 and 10 are of a relatively elastic and bendable type. For example, they can be made of laminated wood. The shape of the boom booms 9 and 10 and the location of the hinge shafts 43 and 44 is such that in the rest position (not shown) the inner face of each boom boom rests against the corresponding side of the block 41 and at the same time the rear ends of the boom -20 trees with only a small bias are included in the sliding structures 28 and 29. The booms 9 and 10 therefore have approximately their natural shape and curvature in the rest position. Boom booms of this type are thus substantially straight in the rest position and must therefore be relatively elastic and bendable before use. In a sailing situation, as shown in FIG. 3, hands 39 and 40 pull the windward boom boom 9 so that it deflects further. The force exerted in hinge 43 exerts a torque on the mast 4 via the block 41, so that the mast 30 assumes a trim position as shown in Fig. 3, whereby the profile chord 37 of the mast rotates towards the wind direction. The inner surface 47 of the windward-side boom boom 9 is thereby detached from the side surface 48 of the block 41. As a result, the corresponding side surface of the leeward boom boom 10 rests more firmly against the block 41, whereby the boom boom 10 is also bent. The rear end 31 of the leeward boom boom 10 will slide forward in its sliding construction 29, while the end 30 of the windward boom boom 9 in its sliding construction 40 will slide backward. It is true that the distance becomes 8101805

* -V* -V

t -10- tussen de einden 43 en 30 van de loefzijdige giekboom 9 verkort door de toegenomen buiging van de giekboom, deze verkorting -wordt echter meer dan gecompenseerd doordat het scharnierpunt 43 om de hartlijn van de mast 36 zo veel naar 5 achteren verplaatst wordt, dat, ondanks de verkorting van de giekboom, zijn einde 30 ten opzichte van de schuif constructie 28 naar achteren verplaatst. Hetzelfde geldt uiteraard omgekeerd voor de lijzijdige giekboom 10. Zolang elk einde 30 en 31 van de giekbomen vrij kan schuiven in zijn 10 eigen schuif constructie 28, 29, zal de verplaatsing van de punten 30 en 31 geen invloed hebben op de spanning van het zeil 3. De boiling van het zeil wordt uitsluitend bepaald door de stijfheid en de voorspanning van de zeillatten 19-23.t -10- between the ends 43 and 30 of the windward boom boom 9 shortened by the increased bending of the boom boom, however this shortening is more than compensated for by the hinge point 43 being moved so much backwards about the centerline of the mast 36 which, despite the shortening of the boom boom, moves its end 30 backward relative to the slide structure 28. The same of course applies the other way round for the leeward boom boom 10. As long as each end 30 and 31 of the boom booms can slide freely in its own sliding construction 28, 29, the displacement of the points 30 and 31 will not affect the tension of the sail 3. The boiling of the sail is solely determined by the stiffness and pre-tension of the battens 19-23.

15 Indien gewenst, kunnen echter de schuif construe ties 28 en 29 op een zodanige plaats op het zeil 3 en de zeillat 22 bevestigd, of hun effectieve schuifweg zodanig ingesteld worden, dat, vanaf het bereiken van een bepaalde doorbui-ging van de beide giekbomen 9 en 10 en een bijbehorende 20 trim-rotatie van de mast 4 met het blok 41 en de. uithouder 42 om de hartlijn van de mast 36, het eindpunt 30 van de loefzijdige giekboom 9 vastloopt tegen het einde van de schuifweg van zijn schuif cons truc tie 28. Vanaf dat moment zal, bij toenemende trimrotatie van de mast en van de uit-25 houder 42, het achtereinde 30 van de giekboom 9 een naar achteren gerichte kracht gaan uitoefenen via de schuifcon-structie 28 op het zeil 3 en de zeillat 22. De boiling van het zeil zal daardoor afnemen. Het zal duidelijk zijn, dat daarbij het einde 31 van de lijzijdige giekboom 10 het voor-30 einde van zijn schuifweg nog niet mag hebben bereikt. Dank zij de instelbaarheid naar voren en naar achteren van de schuifconstructies 28 en 29 ten opzichte van de zeillat 22 en het zeil, krijgt de zeiler een extra trimmogelijkheid om juist onder die omstandigheden waar een vlakker zeil ge-35 vraagd wordt, deze trim ook uit te kunnen voeren.If desired, however, the sliding structures 28 and 29 can be mounted in such a position on the sail 3 and the batten 22, or their effective sliding distance can be adjusted such that, from the moment that a certain deflection of the two boom booms is reached. 9 and 10 and a corresponding 20 trim rotation of the mast 4 with the block 41 and the. jib 42 about the centerline of the mast 36, the end point 30 of the windward boom boom 9 gets stuck at the end of the sliding path of its sliding consistency 28. From then on, with increasing trim rotation of the mast and the out-25 holder 42, the rear end 30 of the boom boom 9 will exert a rearward force through the sliding structure 28 on the sail 3 and the battens 22. The billowing of the sail will thereby decrease. It will be clear that the end 31 of the leeward boom boom 10 must not yet have reached the front end of its sliding path. Thanks to the adjustability to the front and rear of the sliding structures 28 and 29 with respect to the batten 22 and the sail, the sailor is given an additional trim option, precisely in those circumstances where a flatter sail is required, this trim also to feed.

In de fig. 4, 5 en 6 is een alternatieve uitvoeringsvorm afgeheeld van de inrichting 32, waarmee de vooreinden van de beide giekbomen scharnierend aan de uithouder aan de voorzijde van de mast zijn bevestigd. De.in deze figuren 40 afgebeelde giekbomen zijn van een type dat aanzienlijk buig- 8101805 ♦ - 11 - stijver is dan de giekbomen volgens fig. 3. Ten einde onder het zeilen altijd vrij van het gebolde zeil te blijven, zijn de stijve giekbomen volgens de fig. 4, 5 en 6 in de ruststand aanzienlijk gebogen. Ook deze giekbomen grijpen met 5 hun achtereinden 30, 31 in de ruststand slechts met geringe voorspanning aan in de schuifconstructies 28, 29 zoals beschreven bij de fig. 2 en 3.Figures 4, 5 and 6 show an alternative embodiment of the device 32, with which the front ends of the two boom booms are hinged to the boom on the front of the mast. The boom booms shown in these figures 40 are of a type which is considerably more rigid than the boom booms of fig. 3. In order to always remain free of the curved sail while sailing, the rigid boom booms of Figures 4, 5 and 6 are considerably bent in the rest position. These boom booms also engage with their rear ends 30, 31 in the rest position only with little bias in the sliding structures 28, 29 as described in Figs. 2 and 3.

Met hun vooreinden 60, 61 zijn de giekbomen ingeklemd in een U-vormige verbindingsbeugel 32, welke voor de mast 10 geplaatst is. De giekbomen 60 en 61 zijn in de benen 62 van de U-vormige verbindingsbeugel gestoken, terwijl in het midden van de verbinding 63 tussen de beide benen 62 een sferisch scharnier 64 in de vorm van een kogel draaibaar opgesloten is in de verbindingsbeugel 32. Via een bevesti-15 gingsplaat 66 is een beugelvormige mastuithouder 65 aan de mast bevestigd. De schamierkogel 64 is via een centrale boring aan de mastuithouder-beugel 65 bevestigd. Zoals fig.With their front ends 60, 61, the boom booms are clamped in a U-shaped connecting bracket 32, which is placed in front of the mast 10. The boom booms 60 and 61 are inserted into the legs 62 of the U-shaped connecting bracket, while in the middle of the connection 63 between the two legs 62 a spherical hinge 64 in the form of a ball is rotatably enclosed in the connecting bracket 32. Via In a mounting plate 66, a bracket-shaped mast bracket 65 is attached to the mast. The hinge ball 64 is attached to the mast boom bracket 65 via a central bore. As fig.

6 toont, kan met behulp van een stelschroef 67 de verticale positie van de kogel en dus ook van de U-vormige verbindings-20 beugel 32 van de giek ten opzichte van de mast ingesteld worden. Dank zij de toepassing van het sferische scharnier 64 kan de giek zowel scharnieren alsook kantelen ten opzichte van de mast 4. Het kantelen is in fig. 6 schematisch aangegeven met de pijlen 68.6, the vertical position of the ball and thus also of the U-shaped connecting bracket 32 of the boom relative to the mast can be adjusted by means of an adjusting screw 67. Thanks to the use of the spherical hinge 64, the boom can both pivot and tilt relative to the mast 4. The tilting is schematically indicated in Fig. 6 by the arrows 68.

25 Evenals dit het geval was bij de uitvoering volgens fig. 3, zal een zeiler met zijn beide handen de loefzijdige giekboom grijpen. Valt de wind volgens fig. 5b in volgens de pijl 38, dan zullen de handen krachten 39 en 40 op de loefzijdige giekboom 9 uitoefenen. Via de kogel 64 en de 30 mastuithouder-beugel 65 zal een koppel op de mast 4 uitgeoefend worden, zodat de mast om zijn langshartlijn 36 draait en een stand inneemt volgens fig. 5b, waarbij de profiel-koorde volgens de lijn 37 loopt ten opzichte van de hartlijn 35 van de zeilplank. De beide giekbomen 9 en 10 welke teza-35 men met de U-vormige verbindingsbeugel 32 een betrekkelijk stijve constructie vormen, behouden onder belasting bij benadering dezelfde vorm, zodat de achtereinden 30 en 31 van de giekbomen in hun schuif constructies 28, 29 betrekkelijk weinig ten opzichte van elkaar verplaatsen in vergelijking 40 tot de constructie volgens fig. 3. Ook hier blijven de 8101805 r - 12 .- * * schuiven 30 en 31 vrij van de einden van de schuif constructie, zodat de boiling van het zeil 3 uitsluitend bepaald wordt door de zeillat 22 tezamen met de overige zeillatten. Opdat bij de maximale trimrotatie van de mast 4, de mast 5 zelf en het zeil 3 altijd vrij moeten blijven van de lij-zijdige giekboom 10, is de U-vormige verbindingsbeugel 32 van zodanige breedte, dat de vooreinden 60 en 61 van de giekbomen de mast 4 altijd op enige afstand vrij passeren. Hetzelfde geldt uiteraard voor de constructie volgens fig. 10 3, alwaar de afstand tussen de giekbomen en de mast bepaald wordt door de zijdelingse breedte van het blok 41 (fig. 3). Hoewel er bij de uitvoering volgens de fig. 4, 5 en 6 slechts één gecombineerd scharnier is, waarbij de giek aan de mast is bevestigd en volgens fig. 3 de scharnier uit 15 twee scharnieren 43 en 44 bestaat, is de wezenlijke overeenkomst deze, dat de scharnierhartlijnen volgens beide uitvoeringen zich vdorlijk ten opzichte van de langsdraai-ingsas 36 van de mast bevinden en dat aldaar de scharnieren aan de mastuithouder 42 respectievelijk 65 zijn bevestigd. 20 In fig. 5a is de giekuitvoering met buigingsstijve giekbomen in de ruststand afgebeeld.As was the case in the embodiment of Figure 3, a sailor will grasp the windward side boom boom with both hands. If the wind falls according to arrow 38 according to Fig. 5b, the hands will exert forces 39 and 40 on the windward boom boom 9. A torque will be exerted on the mast 4 via the ball 64 and the mast boom bracket 65, so that the mast rotates about its longitudinal axis 36 and takes a position according to Fig. 5b, the profile chord running along line 37 with respect to from the center line 35 of the sailboard. The two boom booms 9 and 10 which together form the U-shaped connecting bracket 32 form a relatively rigid structure, retain approximately the same shape under load, so that the rear ends 30 and 31 of the boom booms in their sliding structures 28, 29 are relatively small move relative to each other in comparison with the construction according to fig. 3. Here too the 8101805 r - 12 .- * * sliders 30 and 31 remain free from the ends of the slider construction, so that the boiling of the sail 3 is determined exclusively by the batten 22 together with the other batten. In order for the maximum trim rotation of the mast 4, the mast 5 itself and the sail 3 to always remain free from the leeway boom boom 10, the U-shaped connecting bracket 32 is of such width that the front ends 60 and 61 of the boom booms always pass mast 4 freely at some distance. The same of course applies to the construction according to Fig. 10 3, where the distance between the boom booms and the mast is determined by the lateral width of the block 41 (Fig. 3). Although in the embodiment according to Figs. 4, 5 and 6 there is only one combined hinge, with the boom attached to the mast and according to Fig. 3 the hinge consists of two hinges 43 and 44, the essential similarity is this, that, according to both embodiments, the hinge axes are located with respect to the longitudinal axis of rotation of the mast and that the hinges are fastened there to the mast support 42 and 65, respectively. Fig. 5a shows the boom version with rigid boom booms in the rest position.

Omdat bij de giekuitvoering volgens de fig. 4, 5 en 6 de mast een grotere trimhoek kan aannemen dan bij de uitvoering volgens fig. 3, kunnen koorden 60a en 61 a tussen de 25 achterkant van de mast en de betrokken giekboom 60 respectievelijk 61 aangebracht zijn. Deze koorden kunnen op de giekbomen vastgezet worden aan klampen om de trimhoek van de mast naar wens te kunnen beperken.Since in the boom embodiment of Figures 4, 5 and 6 the mast can assume a greater trim angle than in the embodiment of Figure 3, cords 60a and 61a can be provided between the rear of the mast and the boom boom 60 and 61 concerned, respectively. to be. These cords can be attached to cleats on boom booms to limit mast trim angle as desired.

Hoewel dit niet in de fig. 2-5 is weergegeven, kan de 30 mast met tuig voorzien zijn van een oprichtlijn 4’ zoals weergegeven in fig. 1. De buigingsstijve giek volgens de fig. 4, 5 en 6 is bij voorkeur van holle aluminiumprofielen uitgevoerd zoals schematisch in fig. 4 is aangeduid.Although not shown in FIGS. 2-5, the mast with rigging may be provided with a straightening line 4 'as shown in FIG. 1. The flexural rigid boom of FIGS. 4, 5 and 6 is preferably hollow aluminum profiles, as schematically indicated in fig. 4.

Er zij nog op gewezen,, dat in de afbeeldingen de giek 35 ongeveer loodrecht ten opzichte van de mast is afgebeeld. Dit is echter niet van wezenlijk belang, zodat voor de verschillende soorten en typen zeilplanken de helling van de giek vrij gekozen kan worden. In verband met de schuif constructie 28, 29 verdient het de voorkeur, dat althans de 40 zeillat 22 waaraan de schuifconstructie is bevestigd, ten 81018 05 - 13 - minste bij benadering evenwijdig loopt aan de gekozen richting van de giek. Met het oog op het reven blijft het van belang dat althans de zeillatten 21 en 22 evenwijdig aan elkaar verlopen.It should also be noted that in the illustrations the boom 35 is shown approximately perpendicular to the mast. However, this is not essential, so that the slope of the boom can be freely selected for the different types and types of sailing boards. In connection with the slide construction 28, 29, it is preferred that at least the 40 battens 22 to which the slide construction is attached run at least approximately parallel to the selected direction of the boom. With a view to reefing, it remains important that at least the battens 21 and 22 run parallel to each other.

81018058101805

Claims

1. Mast with rigging for a sailing board, consisting of - a steady mast, which is freely rotatable and hinged on the board, - a boom formed by two boom booms, which are connected to each other and to the mast with front ends, - a sail fastened to the mast with its front, extending freely between the boom booms and fastened to the rear ends of the boom booms in the vicinity of its rear section, characterized in that 10. the sail is a luff with wire has - that the sail has a wing model from below to top (in side view) with a relatively high pressure point, - that the sail is provided with a number of battens distributed over the height, each of which is substantially parallel to the boom extend from the luff of the sail to the stern, which battens tension the sail, and - that the sail is slidably attached to the rear of the mast via the thread in the luff.

Mast with rig according to claim 1, characterized in that the rear end of each boom boom is attached to a battens in the sail with its own independent sliding construction.

3. Mast with rig according to claim 2, characterized in that these sliding constructions are located at a distance of about two thirds to four fifths of the length of the batten behind the mast.

Mast with rig as claimed in one or more of the foregoing claims, characterized in that the mast 30 is provided with a protruding projection fixedly attached to it, at which the front ends of both boom booms pivotally engage about a pivot axis which is substantially parallel to and in front of the mast's longitudinal axis of rotation.

Mast with rig according to one or more of the preceding claims, characterized in that the two boom booms pass at some distance at the location of the mast. 8101805 u ^ * - 15 -

6. Mast with rig according to one or more of the preceding claims, characterized in that the two boom booms are fixed with their front ends to the legs of a rigid, U-shaped, horizontally located connecting bracket, which bracket in the center of the connection between his two legs has a spherical hinge, through which the boom booms are attached to the mast boom, the latter being bracket-shaped.

Mast with rig according to one or more of claims 10 to 5, characterized in that the mast support is a rectangular block in plan view, which substantially encloses the mast cross-section and that the hinged connection of the mast support with the two booms are each located near a multi-angle point of the boom, wherein in the rest position each boom boom with its side facing the sail rests against the corresponding side of the block. 8101805