NL8101791A - Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar. - Google Patents

Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar. Download PDF

Info

Publication number
NL8101791A
NL8101791A NL8101791A NL8101791A NL8101791A NL 8101791 A NL8101791 A NL 8101791A NL 8101791 A NL8101791 A NL 8101791A NL 8101791 A NL8101791 A NL 8101791A NL 8101791 A NL8101791 A NL 8101791A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
space
combustion engine
shut
membrane
Prior art date
Application number
NL8101791A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Mannessen Johannes
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mannessen Johannes filed Critical Mannessen Johannes
Priority to NL8101791A priority Critical patent/NL8101791A/nl
Publication of NL8101791A publication Critical patent/NL8101791A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0218Details on the gaseous fuel supply system, e.g. tanks, valves, pipes, pumps, rails, injectors or mixers
    • F02M21/023Valves; Pressure or flow regulators in the fuel supply or return system
    • F02M21/0239Pressure or flow regulators therefor
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0203Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels characterised by the type of gaseous fuel
    • F02M21/0209Hydrocarbon fuels, e.g. methane or acetylene
    • F02M21/0212Hydrocarbon fuels, e.g. methane or acetylene comprising at least 3 C-Atoms, e.g. liquefied petroleum gas [LPG], propane or butane
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/04Gas-air mixing apparatus
    • F02M21/047Venturi mixer
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/30Use of alternative fuels, e.g. biofuels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Output Control And Ontrol Of Special Type Engine (AREA)

Description

-1- 21854/CV/tl
Korte Aanduiding: Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukrege- laar.
De uitvinding heeft betrekking op een verbrandingsmotor voorzien van 5een. een gasklep omvattende inlaatleiding en een verdamper-drukregelaar met een eerste ruimte,welke in tweeën wordt gedeeld door een in deze ruimte gelegen membraan,welk membraan is aangebracht voor de bediening van een met een gastoevoeropening van de eerste ruimte samecwerkende eerste afsluitklep,terwijl dat deel van de ruimte waarin de gastoevoeropening 10 uitmondt met een verbindingsleiding via een tweede gastoevoeropening is aangesloten op een tweede,eveneens met behulp van een membraan in tweeen gedeelde ruimte,waarbij het tweede membraan dient voor de bediening van een tweede met de tweede gastoevoeropening samenwerkende afsluitklep, terwijl de ruimte waarin de verbindingsleiding uitmondt via een 15 tweede verbindingsleiding op de inlaatleiding van de motor aangesloten is.
Voor verbrandingsmotoren ,in het bijzonder voor in automobielen toegepaste verbrandingsmotoren wordt als brandstof vaak gebruik gemaakt van onder druk vloeibaar gemaakte gasvormige koolwaterstoffen zoals LPG. Daarbij wordt de brandstof onder een overdruk vloeibaar in een tank 20 opgeslagen. Voor de toevoer aan de motor moet deze vloeibare brandstof gasvormig worden gemaakt om vervolgens na bijmenging met lucht in de inlaatleiding van de motor aan de mofor te worden toegevoerd. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een verdamper-drukregelaar waarin de druk van de brandstof verlaagd wordt en de brandstof van de vloeibare fase in de gas-25 vormigeyfase wordt omgezet. Dit vindt in het algemeen plaats in twee trappen,waarbij in de eerste trap de uit de tank afkomstige brandstof via een gastoevoeropening ,welke met behulp van een eerste afsluitklep in meer of mindere mate te openen en te sluiten is in een eerste ruimte wordt toegelaten. De klep staat onder invloed van een in de ruimte opgestelde 30 veerbelaste membraan.
De druk in de tank kan bijvoorbeeld variëren tussen 3 en 5 bar, terwijl in de eerste trap de druk bijvoorbeeld verlaagd wordt tot 0,5 bar. Enerzijds bestaat er de neiging om de drukverlaging in de eerste trap zo groot mogelijk te maken ten einde een /§oed mogelijke omzetting van de 35 brandstof in de gasvormige toestand te verkrijgen,terwijl anderzijds de druk in de eerste trap niet te laag mag worden om de maximale capaciteit 8101791 * ï -2- 21854/CV/tl van de verdamper-drukregelaar niet op nadelige wijze te beïnvloeden.
In de tweede trap vindt een verdere drukverlagingifcilaats, waartoe het gas vanuit de bovengenoemde eerste ruimte wordt toegevoerd aan een tweede ruimte,waarbij de toevoer van het gas an deze tweede ruimte even-5 eens wordt geregeld met behulp van een onder invloed van een membraan staande asfluitklep.
Bij bekende installaties staat dat deel van de eerste ruimte,dat aan de van de eerste afsluitklep afgekeerde zijde van het membraan is gelegen in open verbinding met de atmosfeer.
10 Volgens de uitvinding is in dat deel van de eerste ruimte,dat aan de van de eerste afsluitklep afgekeerde zijde van het de eerste afsluit- — klep bedienende membraan is gelegen benedenstrooms van de smoorklep op % de inlaatleiding van de verbrandingsmotor aangesloten.
Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding zal nu de 15 stand van de eerste afsluitklep ook worden beïnvloed door de druk,welke benedenstrooms van de gasklep in de inlaatleiding van de verbrandingsmotor heerst. In de praktijk is gebleken,dat dit een aanzienlijke verbetering van het bedrijf van de verbrandingsmotor tot gevolg heeft. Zo zal bij bij het starten van de motor de onderdruk in het inlaatsysteem minimaal 20 zijn,waardoor ook de druk aan de van de eerste inlaatklep afgekeerde zijde van het membraan nagenoeg gelijk zal zijn aan de atmosferische druk,waardoor de eerste inlaatklep gemakkelijk kan worden geopend en een goede toevoer van brandstof is gewaarborgd. Bij stationair draaien zal de onderdruk; aan de van de inlaatklep afgekeerde zijde toenemen,waardoor 25 de eerste inlaatklep in de richting van de gesloten stand zal worden gedrongen. Bij toepassing in een automobiel zal indien bij een rijdende wagen het gaspedaal wordt losgelaten plotseling een sterke onderdruk optreden in de inlaatleiding, waardoor de eerste afsluitklep weer naarde gesloten stand zal worden gedrongen,hetgeen een aanzienlijke besparing 30 aan bradstof met zich mee zal brengen.
Zo kunnen,zoals ook hieronder nog nader zal worden uiteengezet, een groot aantal voordelen worden verkregen door toepassing van de constructie volgens de uitvinding.
Volgens een verder aspect van de uitvinding is in de tweede ruimte 35 een met behulp van een electrische spoel verplaatsbare aanslag aangebracht, waarbij de spoel op het electrisch ontstekingscircuit is aangebracht, 8101791 f * -3- 2B54/CV/tl een en ander zodanig,dat bij bekrachtigde spoel de aanslag de sluitbewe-ging van de tweede afsluitklep begrenst.
Door toepassing van deze constructie is gewaarborgd,‘dat tijdens bedrijf van de motor de tweede afsluitklep steeds in zekere mate geopend 5 wordt gehouden,zodat ook bij stationair draaien voldoende brandstof aan de motor zal worden toegevoerd. Hierdoor kunnen de gebruikelijke extra voorzieningen voor het toevoeren van brandstof aan de motor tijdens stationair draaien wegvallen,terwijl toch kan worden bereikt,dat bij stil" staande motor,dus uitgeschakeld electrisch circuit, de tweede afsluit-10 klep goed gesloten kan worden.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuur schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een verdamper-drukregelaar volgens de uitvinding.
Zoals in de figuur is weergegeven omvat de verdamper-drukregelaar 15 een eerste huis 1, welke een door een in het huis aangebracht membraan 2 in twee delen 3 en 4 verdeelde ruimte begrenst- Het huis 1 is aan een zijde van het membraan voorzien van een gastoevoeropening 5 ,welke via een toevoerleiding 6 in verbinding staat met een brandstoftank 7.
In de toevoerleiding 6 is op gebruikelijke wijze een electrisch 20 werkende afsluiter 8 aangebracht,die in het ontstekingscircuit van de motor waarop de verdamper- drukregelaar is aangebracht,is opgenomen,zodanig,dat deze afsluiter 8 slechts opent,indien het ontstekingscircuit 9 wordt bekrachtigd.
In het huis 1 is verder een klep 10 gelegen,welke is bevestigd aan 25 het uiteinde van een hefboom H,die draaibaar is om een tussen de uiteinden van de hefboom gelegen en vast in het huis 1 opgestelde scharnieras 12. Het van de eerste afsluitklep l^afgekeerde uiteinde van de hefboom H is scharnierend gekoppeld met het membraan 2. Zoals verder uit de figuur blijkt staat het membraan 2 onder invloed van een tussen een wandjan het 30 huis 1 en het membraan 2 opgesloten de veer 12A.
Het deel 3 van de door het huis 1 omsloten ruimte,waarin de leiding 6 uitmondt staat via een verbindingsleiding 13 in verbinding met een tweede huis 14 via een tweede gastoevoeropening 15,waarvan de doortocht te beïnvloeden is met behulp van een tweede afsluitklep 16. De eigenlijke 35 klepschotel van de tweede afsluitklep is opgesteld in een voorkamer 17 van de tweede kamer 14,terwijl de door de doortocht gevoerde klepsteel 8101791
«> V
-4- 21854/CV/tl 18 is gekoppeld met een hefboom 19 in een tussen de beide uiteinden van de hefboom gelegen punt. Het ene uiteinde van de hefboom is met behulp van een scharnieras 20 met het huis 14 gekoppeld,terwijl het andere uiteinde van de hefboom 19 is/rerbonden met een de inwendige ruimte van het 5 huis 14. in twee delen 21 en 22 verdelend membraan 23.
Ofschoon hier in de schematische afbeelding de verschillende huizen 3, 14 en 17 zijn aangeduid als min of meer aparte huizen,zal het duidelijk zijn,dat deze kamers resp, de door deze kamers gevormde ruimtes in een een eenheid vormend samenstel^zijn1*ondergebracht waarbij de ver-10 schillende leidingen of delen van deze leidingen kunnen worden gevormd door in dit samenstel aangebrachte boringen of dergelijke.
Het deel 21,waarin de tweede gastoevoeropening ^uitmondt ,is verder via een toevoerleiding 24 aangesloten op de inlaatleiding 25 van een niet nader weergegeven verbrandingsmotor en . wel ter plaatste van de 15 veelal in een dergelijke inlaileiding aangebrachte venturi 26,welke bovenstrooms van de eveneens gebruikelijke gasklep 27 in de inlaatleiding 25 is aangebracht.
Zoals verder nog uit de figuur blijkt is een met de tweede afsluit-16 klep/samenwerkende drukveer 28 aangebracht,welke geneigd is om de klep 20 16 naar zijn gesloten stand te dringen.
Het aan de van de tweede afsluitklep 18 afgekeerde zijde van het membraan gelegen deel 22 van de door de kamer 14 omsloten ruimte staat via een doortocht 29 in open verbinding met de atmosfeer. In het deel 22 van de door het huis 14 omgeven ruimte is het uiteinde gelegen van een 25 stift 30 ,welke stift loodrecht op het oppervlak van het membraan 23 verschuifbaar is aangebracht. Een de stift 30 omgevende veer 31 tracht de stift gezien in de figuur naar rechts te verschuiven.
Verder is rondom de stift een spoel 32 aangebracht,welke via een electriciteitsdraad 33 is verbonden met een schakelaar 34, De schakelaar 30 34 is via een verdere draad 35 verbonden met let ontstekingscircuit van de motor. De heide contactpunten waarop de leidingen 33 en 35 zijn aangesloten kunnen met elkaar worden verbonden met behulp van een schakel-tong 36jWelke is verbonden met een in een huis 37 opgenomen membraan 38,, dat samenwerkt met een veer 39,die tracht het membraan 3¾ en de daarmede 35 verbonden schakeltong 36j-ezien in de figuur naar rechts te dringen,dus in een stand, waarin de beide leidingen 33 en 35 niet met elkaar zijn ver- 8101791 , -5- 21854/CV/tl ? * bonden. Aan een zijde van het membraan 38 is het huis 37 via een verbin-dingsleiding 40; aangesloten op een leiding 4]y,welke met een uiteinde benedenstrooms van de gasklep 27 op de inlaatleiding 25 van de motor is aangesloten. Het andere uiteinde van de leiding 41 is aangesloten op een 5 klephuis 42 ,waarin een klep 43 is gelegen,welke met behulp van een veer 44 wordt gedrongen naar een stand waarin de klep 43 de uitmonding afsluit van een verdere op het klphuis aangesloten leiding 45 .waarvan het van het klephuis 42) afgekeerde uiteinde bovenstrooms van de venturi 26 en de gasklep 27, op de inlaatleiding is aangesloten.
10 In de leiding 41 zijn verder een tweetal regelorganen 46, en 47 .
bijvoorbeeld regelnaalden jaangebracht,met behulp waarvan de grootte van de doortocht van de leiding 41) ter plaatse van deze regelorganen 46 en 47 in te stellen is. Tussen deze beide regelorganen is op de leiding 41 een uiteinde van een leiding48 aangesloten,terwijl het andere uiteinde 15 van deze leiding 48 i3 aangesloten op het deel 4 van de door het huis 1 omsloten ruimte,welk deel 4 is gelegen aan de van de klep 10 afgekeerde zijde van het membraan 2.
De werking van de hierboven omschreven constructie is als volgt.
Bij stilstaande motor zal de druk in deel 4 van het huis 1 en de 20 leiding 41 gelijk zijn aan de atmosferische druk.
Het electrische circuit is bij voorkeur zodanig uitgevoerd,dat bij het starten van de motor de electfische afsluiter pas wordt geopend,indien een deze afsluiter 8 bedienend relais wordt bekrachtigd door span-ningsimpulsen van de ontsteking.
25 Bij de opening van de afsluiter 8 zal vervolgens de brandstof via de leiding 6 naar het huis 1 stromen,waar een eerste trap van de drukver-laging plaatsvindt. Daar in de ruimte 4,welke aan de van de in de stro-mingsrichting van de brandstof openende klep 10 afgekeerde zijde van „ het membraan 2 is gelegen atmosferische druk heerstyfeal de klep 10 ver-30 houdingsgewijs gemakkelijk openen en een optimale toevoer van brandstof aan de eerste trap en vanuit de eerste trap aan de tweede trap worden bewerkstelligd.
Daanfle tweede klep 16 tegen de stromingsrichting van de brandstof in opent heeft de naar de voorkamer 17 toestromende brandstof de neiging 35 de klep 16 tegen zijn zitting te drukken ,zodat daarbij de toevoerdoor-tocht 15 naar de kamer 14,waarin de druk van de brandstof in een tweede trap wordt verlaagd,wordt afgesloten. Bij het starten wordt echter een 8101791 _ ψ- · ^ -6- 21854/CV/tl onderdruk in de inlaatleiding opgewekt,welke onderdruk zich via de leidingen 40 en 41 voortplant tot in de kamer 37. Deze onderdruk is weliswaar gering,maar het membraan 38 en de veer 39 zijn zodanig uitgevoerd, dat onder invloed van deze geringe onderdruk het membraan de schakeltong 5 36 gezien in de figuur naar links beweegt,zodat de beide leidingen 33 en 35 met elkaar worden verbonden en de spoel 32 wordt bekrachtigd.
Ten gevolge van de bekrachtiging van de spoel 32 wordt de pen 30 gezien in de figuur naar links bewogen en in een zodanige stand vastgehouden,dat de stift 30 daarbij via het membraan 23 en de hefboom 19 de klep 16 zo ver 10 heeft verplaatst,dat de doortocht 15 enigszins geopend is zolang de motor loopt,dat wil zeggen zolang de spoel 32 bekrachtigd is, niet meer geheel dicht gedrukt kan worden,zodat ten alle tijde een doorvoer van brandstof naar de motor gewaarborgd blijft,zonder dat bijvoorbeeld extra voorzieningen moeten worden getroffen om een toevoer van brandstof naar de motor 15 buiten de tweede afsluitklep 16 om te waarborgen.
De uitvoering van de de druk van de brandstof verlagende middelen in de eerste trap,gevormd door het membraan 2, de klep 10 ,de hefboom 11 en de veer 12a zal zodanig zijn,dat bij het starten de gewenste samenstelling ian het aan de motor toegevoerde mengsel van brandstof en lucht 20 wordt verkregen zonder dat hiertoe extra hulpmiddelen voor het verkrijgen van een voldoend rijk mengsel moeten worden aangebracht.
Indien na het starten de motor stationair loopt zal het vacuum in de inlaatleiding 25 relatief hoog zijn en zal ook de druk in het deel 4 van de door het huis 1 omsloten ruimte afnemen. Ten gevolge van de afne-25 mende druk in het deel 4 van de door het huis 1 omsloten ruimte zal het membraan 2 dé neiging hebben om gezien in de figuur naar rechts te bewegen en daarbij de klep 10 enigszins te sluiten,waarbij de toevoer van brandstof wordt afgeremd en de druk van de via de toevoerleiding 13 aan de tweede kamer 14 toegevoerde brandstof betrekkelijk laag zal zijn. De 30 klep 16 wordt echter zoals hierboven omschreven met behulp van de stift 30 steeds enigszins open gehouden,zodat onder deze bedrijfsomstandigheden het gevormde gas met een gewenste lage toevoerdruk nauwkeurig gedoseerd kan worden toegevoerd aan de motor.
Bij het verhogen van de belasting en/of het toerental van de motor 35 zal de gasklep 27 meer geopend worden,waarbij de grote van de onderdruk ter plaatse van de venturi,dat wil zeggen ter plaatste van de aansluiting 81017 91 ^ 3» -7- 21854/CV/tl van de verbindingsleiding 24 op de inlaat:leiding 25 zal toenemen. Dit heeft tot gevolg,dat de grootjan de onderdruk in het deel 21 van de door het huis 14 omsloten ruimte toeneemt,waardoor het membraan 23 naar links zal gaan bewegen en zodoende klep 16 verder zal worden geopend.
5 Anderzijds zal hierbij de groot/van de onderdruk benedenstrooms van de gasklep 27 en daardoor ook in het deel 4 van de door het huis 1 omsloten ruimte afnemen,waardoor het membraan 2 de neiging zal hebben om zich gezien in de figuur naar links te gaan verplaatsen en daarbij de klep 10 verder te openen waardoor de druk van de uit de eerste trap van de druk-10 regelaar via de toevoerleiding 13 aan de twwede trap van de drukregelaar toegevoerde brandstof en de hoeveelheid van deze brandstof zal toenemen. Daar de klep 16 van de tweede trap van de drukregelaar ten alle tijde geopend wordt gehouden zal de druk van de aan de tweede trap toegevoerde brandstof daarbij niet slechts op een zijde van de klep inwerken,zodat de 15 bewegingen van de klep 16 zoals gecommandeerd met behulp van het membraan 23 niet zullen worden gehinderd.
Indien een met behulp van de stand van de gasklep 27 ingestelde belas tings toes tand van de motor zich heeft gestabiliseerd zal de grootte van de onderdruk in de inlaatleidingbenedenstrooms van de gasklep toenemen en 20 daardoor zal ook de groot^^an de onderdruk in het deel 4 van de door het huis 1 omsloten ruimte weer toenemen,ten gevolge waarvan het membraan 2 weer de neiging zal hebben om gezien in de figuur naar rechts te bewegen en daardoor de klep 10 meer naar zijn gesloten stand te dringen,waardoor een in die situatie gewenste verarming van het aan de motor toegevoerde * 25 mengsel van brandstof en lucht wordt bewerkstelligd.
Indien de verbrandingsmotor in een automobiel is ingebouwd en door het loslaten van het gaspedaal en daardoor door het sluiten van de gasklep 27 op de motor wordt afgeremd zal in de inlaatleiding 25 benedenstrooms van de gasklep 27 een zeer hoge onderdruk worden opgewekt,welke hoge onder-30 druk zich uiteraard weer vooi$>lant tot in het deel 4 van de door het huis 1 omsloten ruimte. Dientengevolge zal door een naar rechts gekeerde beweging van het membraan 2 de klep 10 aar de gesloten stand worden gedrongen en zodoende een toevoer van gas naar de verbrandingsmotor worden onderbroken hetgeen een zeer gunstige besparing aan brandstof r-et zich meebrengt.
35 Het zal duidelijk zijn,dat bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding de gastoevoer zich steeds aanpast aan de bedrijfsomstandighe- 8101791 I > * V* -8- 21854/CV/tl ί den van de verbrandingsmotor,waarbij kan worden bewerkstelligd,dat tot aan de maximale belasting steeds met een zo laag mogelijke druk van de brandstof vanuit de eerste trap wordt gewerkt,waardoor de toevoer van droog gas aan de motor vrijwel zeker gewaarborgd is,waarbij dit droge gas 5 zich op de gewenste goede wijze met de in het inlaatsysteem van de motor aangezogen lucht kan vermengen,zodat een optimale werking van de motor kan worden bereikt. Wisselingen in de belasting van de motor worden in de eerste plaats gecorrigeerd door wijziging van de druk van het vanuit de eerste trap aan de tweede trap toegevoerde gas en de regeling van de 10 motor is minder afhankelijk van de functionering van de tweede trap.
Daarbij kan bij toepassing van de verdamper- drukregelaar volgens de uitvinding de venturi 26 in de inlaatleiding zonder bezwaar voldoende groot worden gekozen om te bewerkstelligen,dat bij maximale belasting van de is motor de cilindervulling optimaal/,terwijl daarbij de uitvoering van de 15 drukregelaar zodanig is,dat bij maximale belasting en toerental· van de desbetreffende motor de klep 16 van de tweede trap van de drukregelaar geheel wordt geopend onder invbed van de in het deel 21 van de door het huis 14 omsloten ruimte opgewekte onderdruk te vorm van de klep 16 kan daarbij aangepast worden aan de motor waarop de desbetreffende drukregelaar wordt 20 toegepast voor het verkrijgen van een optimale brandstoftoevoer aan de motor.
Voor het verder verkrijgeiytan een optimale regelmogelijkheid zijn de ngelorganen 46 en 47 aangebracht. Door met behulp van deze regelorganen de doortocht van de leiding 41 ter plaatse van deze regelorganen meer 25 of minder te variëren kan men de grooi^van de in het deel 4 van de door de kamer 1 omsloten ruimte opgewekte onderdruk variëren ter aanpassing van de verdamper-drukregelaar aan de aard van de motor waarop de desbetreffende verdamper-drukregelaar moet worden toegepast.
Eventueel kan men middelen aanbrengen met behulp waarvan deze iqgel-30 organen 46 en 47 tijdens bedrijf worden ingesteld in afhankelijkheid van bijvooröeeld de heersende temperatuur,de druk van de omgevingslucht, de vochtigheid van de lucht etc.
De tussen de ladingen 41 en 45 aangebrachte terugslagklep 43 voorkomt, dat bij lekkage van het membraan 2,gas via de leiding 45 naar de 35 op de inlaatleiding gemonteerde luchtfilter kan stromen.
Zoals verder nog uit de figuur blijkt is in de leiding 41 tussen 8101791 -9- 21854/CV/tl de inlaatleiding 25 en het huis 37 nog een gekalibreerde doortocht 49 aangebracht. Hierdoor wordt bewerkstelligd,dat bij een eventueel lekkend membraan 2 het ontsnappende gas de druk in de kamer 37 rechts van het membraan 38 voldoende zal doen stijgen om de schakelaar 34 te openen,zo-5 dat de bekrachtiging van de spoel 32 wegvalt. Verder zal door het in een dergelijk'geval overrijke aan de motor toegevoerde mengsel van gas en brandstof de motor afslaan en de klep 16 naar zijn gesloten stand dringen, daar een dergelijke verplaatsing van de klep niet meer door de aanslag 30 wordt verhinderd. Daar dan ook geen van de ontsteking afkomstige span-10 ningsimpulsen voor het geopend houden van de afsluiter 8 meer worden ge-* geven zal ook de hoofdafsluiter 8 worden gesloten.
Indien bij zeer zware belasting van de motor de onderdruk in de inlaat een zo geringe waarde inneemt,dat onder invloed van de veerspan-ning 39 de schakeltong 36 naar links zal bewegen en daardoor de bekrach-15 tiging van de spoel 32 wegvalt,zodat de de aanslag voor het membraan 23 vormende stift 30 gezien in de figuur weer naar rechts beweegt,zal ten gevolge van de hoge luchtsnelheid in de venturi 26 toch een voldoend grote onderdruk in het deel 21 van de door de kamer 14 omsloten ruimte worden opgewekt om de klep 16 geopend te houden.
20 Uit bovenstaande zal het duidelijk zijn,dat met behulp van de ver- damper-drukregelaar volgens de uitvinding een zeer effectieve constructie is verkregen met behulp waarvan tijdens alle bedrijfsomstandigheden van de verbrandingsmotor waarop de desbetreffende verdamper-drukregelaar is gemonteerd, een optimale toevoer van gas aan de motor kan worden gewaar-25 borgd,terwijl tevens aan hoge veiligheidseisen ter voorkoming van een ongewenste uitstroming van gas is voldaan. 1 8101791

Claims (8)

1. Verbrandingsmotor voorzien van een een gasklep omvattende inlaat-leiding en een verdamper- drukregelaar met een eerste ruimte welke in tweeen wordt gedeeld door een in deze ruimte gelegen membraan,welk membraan is aangebracht voor de bediening van een met een gastoevoeropening 5 van de eerste ruimte samenwerkende eerste afsluitklep,terwijl dat deel van de ruimte waarin de gastoevoeropening uitmondt met een verbindings-leiding via een tweede gastoevoeropening is aangesloten op een tweede eveneens met behulp van een membraan in tweeen gedeelde ruimte,waarbij het tweede membraan dient voor de bediening van een tweede met de tweede 10 gastoevoeropening samenwerkende afsluitklep,terwijl de ruimte waarin de verbindingsleiding uitmondt via een tweede verbindingsleiding op de in-laatleiding van de motor aangesloten is,met het kenmerk,dat dat deel van de eerste ruimte,dat aan de van de eerste afsluitklep afgekeerde zijde van het de eerste afsluitklep bedienende membraan is gelegen benedenstrooms 15 van de gasklep op de inlaatleiding van de verbrandingsmotor is aangesloten .
2. Verbrandingsmotor in het bijzonder volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat in de tweede ruimte eeqfoet behulp van een electrische spoel verplaatsbare aanslag is aangebracht waarbij de spoel op het electrische 20 ontstekingscircuit is aangesloten,een en ander zodanig,dat bij bekrachtigde spoel de aanslag de sluitbeweging van de tweede afsluitklep begrensd .
3. Verbrandingsmotor volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat een benedenstroomsvan de gasklep gelegen punt van de inlaatleiding met behulp 25 van een omloopleiding is verbonden met een bovenstrooms van de gasklep gelegen punt van de inlaatleiding en het deel van de eerste ruimte,dat aan de van de eerste afsluitklep afgekeerde zijde van het de eerste afsluitklep bedienende membraan is gelegen is aangesloten op de omloopleiding in een punt,dat is gelegen tussen een tweetal in de omloopleiding aange-30 brachte regelorganen met behulp waarvan de grootte van de doortocht van de omloopleiding instelbaar is.
4. Verbrandingsmotor volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat tussen het punt,waarin de omloopleiding met de eerste ruimte is verbonden en het punt waarin de omloopleiding bovenstrooms van de gasklep op de inlaatleiding 35 is aangesloten een terugslagklep is aangebracht welke een onder' stromine van onder druk staand gas door de omloopleiding in de richting van het bo- 8101791 -11- 21854/CV/tl venstrooms van de gasklep gelegen aansluitpunt van de omloopleiding op de inlaatleiding verhindert.
5. Verbrandingsmotor volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat op de omloopleiding een een membraan omvattende kamer is aan- 5 gesloten,waarvan het membraan wordt benut voor het bedienen van een schakelaar met behulp waarvan de de verstelbare aanslag commanderende electrische spoel kan worden bediend,zodanig,dat bij het opwekken van een vacuum in de kamer de schakelaar wordt gesloten.
6. Verbrandingsmotor volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat in de 10 omloopleiding tussen het benedenstrooms van de gasklep gelegen aan- sluitpunt van de omloopleiding en de aansluiting van de de membraan bevattende kamer in de omloopleiding een restrictie is aangebracht.
7. Verbrandingsmotor volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat in de tussen de voorraadtank- voor de brandstof en de verdamper- 15 drukregelaar aangebrachte leiding een afsluitorgaan is aangebracht,dat wordt geopend onder invloed van van de ontsteking van de verbrandingsmotor afkomstige stroomimpulsen.
8. Verdamper-drukregelaar kennelijk bestemd voor toepassing bij een verbrandingsmotor volgens een der voorgaande conclusies. 20 1 8101791
NL8101791A 1981-04-11 1981-04-11 Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar. NL8101791A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8101791A NL8101791A (nl) 1981-04-11 1981-04-11 Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8101791A NL8101791A (nl) 1981-04-11 1981-04-11 Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar.
NL8101791 1981-04-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101791A true NL8101791A (nl) 1982-11-01

Family

ID=19837338

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101791A NL8101791A (nl) 1981-04-11 1981-04-11 Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8101791A (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0104278A1 (en) * 1982-09-29 1984-04-04 Johannes Mannessen Combustion engine comprising a vaporizer-pressure regulator
EP0309044A1 (en) * 1987-09-22 1989-03-29 Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO Regulating device for venturi gas carburettor

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0104278A1 (en) * 1982-09-29 1984-04-04 Johannes Mannessen Combustion engine comprising a vaporizer-pressure regulator
EP0309044A1 (en) * 1987-09-22 1989-03-29 Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO Regulating device for venturi gas carburettor

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4535728A (en) Fuel feed control system and control valve for dual fuel operation of an internal combustion engine
US5450832A (en) Dual fuel system
US4227497A (en) Fuel metering and transfer control system
SU847938A3 (ru) Устройство дл возврата выхлопныхгАзОВ BO ВпуСКНую СиСТЕМу фОРКАМЕРНОгОдВигАТЕл ВНуТРЕННЕгО СгОРАНи
US4614168A (en) Control valve for dual fuel operation of an internal combustion engine
CA1186773A (en) Control system for a dual fuel internal combustion engine
US4453523A (en) Pressure balanced flow regulator for gaseous fuel engine
US4483302A (en) Combustion engine comprising a vaporizer pressure regulator
JPH0116985B2 (nl)
JPH02157465A (ja) 内燃機関用燃料供給装置
US4594990A (en) Carburetor for gaseous fuel
US4053544A (en) Fuel induction system for internal combustion engines
SU1074419A3 (ru) Регул тор давлени газообразного топлива дл двигател внутреннего сгорани
NL8101791A (nl) Verbrandingsmotor voorzien van een verdamper-drukregelaar.
GB2122681A (en) Operating compression ignition engines on both gaseous and liquid fuels
US4243002A (en) Fuel injection system for an internal combustion engine
US4183334A (en) Fuel saving control system for internal combustion engines
GB2085086A (en) Carburettor throttle valve idling stop control
US2055539A (en) Control mechanism for carburetors of internal combustion engines
US4109623A (en) Regulator for auxiliary air injection at the intake of internal combustion engines
JPS6014894B2 (ja) 内燃機関の排気ガス浄化用2次空気供給制御装置
JPS6050984B2 (ja) 燃料噴射装置
US3487819A (en) Apparatus for controlling the ignition of an automobile engine
JPH02201068A (ja) 酸素供給エンジン
US4304200A (en) Fuel injection systems for mixture compressing spark-ignition internal combustion engine

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed