NL8101333A

NL8101333A - Inrichting voor het ter verzorging opnemen van een dier.

Info

Publication number: NL8101333A
Application number: NL8101333A
Authority: NL
Original assignee: Johannes Martinus Willibrordus
Priority date: 1981-03-18
Filing date: 1981-03-18
Publication date: 1982-10-18
Also published as: DE3265724D1; DK512782A; EP0074383B1; EP0074383A1; WO1982003153A1; US4829937A

Description

T tJ/EA/1 Weelink

INRICHTING VOOR HET TER~VERZORGING OPNEMEN VAN EEN DIER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ter verzorging opnemen van een dier, in het bijzonder een koe, omvattende een door op een afstand van elkaar staande zijgesteldelen en een deze verbindend' verbindingsge-5 steldeel gevormd gestel, waarbij de zijgesteldelen een ten minste naar de voorkant en de onderkant toe open opneemruimte voor het opnemen van het dier begrenzen, en verder omvattende met het gestel verbonden steunmiddelen voor het ten opzichte van het gestel steunen van het dier.

10 Een dergelijke inrichting is bekend uit het Duitse

Offenlegungsschrift 2.017.155, en wordt bijvoorbeeld gebruikt, wanneer de klauwen van een koe bijgewerkt moeten worden. Dit kappen van de klauwen moet elk half jaar gebeuren.

De inrichting wordt hierbij om de koe gepositioneerd en de 15 koe wordt met de steunmiddelen ten opzichte van het gestel vastgehouden, zodat de klauwen gemakkelijk en snel bewerkt kunnen worden. De steunmiddelen bij deze bekende inrichting worden gevormd door een aan-het vooreinde van de inrichting aangebrachte buikriem. Een in deze inrichting opgenomen dier 20 kan nog enigszins zijdelings bewegen ten opzichte van het gestel.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarbij het dier beter ten opzichte van het gestel kan worden gesteund.

25 Dit doel wordt bereikt met een inrichting waarbij de steunmiddelen in contact met de rug van het dier komende rugsteunmiddelen omvatten. Hierdoor wordt het dier geheel ten opzichte van het gestel van de inrichting gefixeerd, zodat dit vrijwel onbeweeglijk ten opzichte van de inrichting wordt 30 gesteund.

Bij voorkeur omvatten de steunmiddelen een buikriem aan het vooreinde van het gestel en een daarboven gepositioneerde schoftsteun.

Wanneer volgens de uitvinding de buikriem aan één 35 van zijn einden vast met het gestel is verbonden en aan zijn 81 01 3 3 3 ___ 4 * - 2 - * andere einde aangegrepen wordt door een aan het gestel gemonteerde hefinrichting, kan het dier, door het aanhalen van de hefinrichting stevig in contact met de schoftsteun in de inrichting worden vastgehouden.

5 In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is met elk zijgesteldeel via een veersysteem een wielen dragend wielframe verbonden, waarbij het veersysteem zodanig op het gestel aangrijpt, dat de werklijn van de uit het gewicht van de inrichting en de in bedrijf op de steunmiddelen uitge-10 oefende krachten resulterende kracht in hoofdzaak samenvalt met de werklijn van de door het veersysteem op het gestel uitgeoefende reactiekracht. Hierdoor wordt bereikt, dat bij het met de hefinrichting aanhalen van de buikriem het gestel in hoofdzaak rechtstandig naar beneden wordt getrokken totdat 15 dit met de grond in contact is.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving van een uitvoeringsvoor-beeld daarvan aan de hand van de bijgevoegde tekening.

De inrichting 1 volgens de uitvinding omvat een 20 gestel 2 dat gevormd wordt door een linker zijgesteldeel 3, een recher zijgesteldeel 4 en deze zijgesteldelen 3, 4 verbindende dwarsbalken 7. Het gestel is verrijdbaar op wielen 31, en kan over een met zijn kop in een op zichzelf bekend klemhek 6 vastgezette koe 5 worden gereden.

25 De inrichting 1 omvat volgens de uitvinding rug- steunmiddelen die aangebracht zijn aan een rugsteungestel 8. Het rugsteungestel 8 is in hoogte verstelbaar aan bet gestel 2 gemonteerd. De hoogte kan ingesteld worden met behulp van een op het gestel gemonteerde hefinrichting 24. Aan steunen 30 48 van het rugsteungestel zijn koorden 9, 10 bevestigd, die naar een van een slinger 26 voorziene opwikkelas 29 van de hefinrichting loopt. Het koord 10 loopt daarbij over een katrol 25. Op de opwikkelas 29 grijpt een palwerk 27 aan, dat ervoor zorgt, dat via de koorden 9, 10 krachten doorgeleid 35 kunnen worden naar het gestel. De rugsteunmiddelen omvatten in deze uitvoeringsvorm een schoftsteun 11 en een achter-handsteun 17. De achterhandsteun 17 is aangebracht aan een,in langsrichting op het rugsteungestel 8 aangebrachte hulpge- 81013 33 „· · ’ - 3 - stel 14. Het hulpgestel 14 is door middel van borgpennen 15 die in gaten 16 van het rugsteungestel 8 aangrijpen in de juiste positie instelbaar. De achterhandsteun 17 en de · schoftsteun 11 bestaan uit platen 12 met een geschikte gebo-5 gen vorm. De platen 12 zijn scharnierend met steunen 13 verbonden, zodat deze zich goed op de rug van de koe 5 aan kunnen leggen.

De hoogte-instelbaarheid door middel van de hefin-richting 24 en de lengte-instelbaarheid door middel van de 10 gaten 16 en de borgpennen 15 is gewenst om de inrichting aan te kunnen passen aan kleine dieren zoals kalveren of aan grote, volwassen dieren.

Met de schoftsteun 11 werkt een buikriem 20 samen waarvan één einde 21 vast met het rugsteungestel 8 is verbon-15 den. Het andere einde 22 van de buikriem 20 wordt aangegrepen door een haak 23 van een hefinrichting 45. De haak 23 is bevestigd aan een koord 28 dat bevestigd is aan een van een slinger 46 voorziene opwikkelas 47 van de hefinrichting 45 loopt. Op de opwikkelas 47 grijpt een niet getoond palwerk 20 aan, dat ervoor zorgt dat het koord 28 in gespannen toestand gehouden kan worden.

De' wielen 31, zijn volgens de uitvinding zwenkwielen, zodat de inrichting 1 goed manoeuvreerbaar is bij het om de koe 5 plaatsen daarvan. Wanneer de inrichting 1 over een 25 roostervloer verreden moet kunnen worden, zijn de wielen bij voorkeur voorzien van luchtbanden. Met elk zijgesteldeel 3, 4 is via een veersyseem 32 een wielframe 30 verbonden waaraan de zwenkwielen 31 zijn gemonteerd. Het veersysteera 32 omvat een vast met het zijgesteldeel 3, 4 verbonden veerbus 33, 30 waarin een veer 34 is opgenomen. Het wielframe 30 is voorzien van een steun 35, die telescopisch-verschuifbaar in de veerbus 33 steekt en aan zijn boveneinde in contact is met het ondereinde van de veer 34. De veer 34 wordt aan zijn boveneinde gesteund in de veerbus 33. De wielen 31 zijn symme-35 trisch ten opzichte van het zwaartepunt van de inrichting 1 geplaatst, zodat deze inrichting 1 stabiel kan worden verreden. Het veersysteem 32 is echter ten opzichte van zwaartepunt van de inrichting 1 naar voren verschoven aangebracht.

8101333 - 4 -

De inrichting 1 wordt op de volgende wijze toegepast. De inrichting 1 wordt op de wielen 31 over de in het klemhek 6 vastgezette koe 5 gereden. Het rugsteungestel 8 en het hulpgestel 14 worden zodanig ingesteld dat de schoftsteun 5 11 en de achterhandsteun 17 zich op een kleine afstand boven de rug van de koe 5 bevindt. Daarna wordt de buikriem 20 om de buik van de koe 5 gelegd en wordt de haak 23 van de hefin-richting 45 in het einde 22 van de riem 20 gehaakt. Vervolgens wordt de hefinrichting aangehaald door de slinger 46 te 10 verdraaien. Bij het aanhalen van de hefinrichting wordt door de reaktiekracht het gestel van de inrichting naar beneden getrokken. Het veersysteem 32 is zodanig aan het gestel aangebracht, dat de werklijn van de veerkracht samenvalt met de resultante van het gewicht van de inrichting 1 en de reaktie-15 kracht op het rugsteungestel. Hierdoor wordt bereikt dat bij het aanhalen van de hefinrichting 45 de inrichting 1 rechtstandig naar beneden zakt totdat de uiteinden van de zijge-steldelen 3, 4 met de bodem in contact zijn gekomen. In deze stand zijn de schoftsteun 11 en eventueel de achterhandsteun 2Q: 17 stevig tegen de rug van de koe 5 aangedrukt, zodat deze goed _in de inrichting 1 wordt vastgehouden.

Met de koe 5 op deze wijze in de inrichting 1 opgenomen, kunnen bijvoorbeeld de klauwen van het dier worden verzorgd. Hiertoe is aan het gestel een poothefinrichting -40 25 aangebracht waarmee een achterpoot van de koe 5 opgetild en in de opgetilde stand vastgehouden kan worden. De hefinrichting 40 omvat een koord 41 dat met een strop 42 om de hiel van het dier wordt gelegd. Op deze wijze kunnen de klauwen van de koe 5 worden bijgewerkt.

30 Voor het bijwerken van de voorklauwen van de koe 5 kan een voorpoot met behulp van een haak 43 in de opgetilde stand worden vastgehouden.

8101333

Claims

1. Inrichting voor het ter verzorging opneraen van een dier, in het bijzonder een. koe, omvattende een door op een afstand van elkaar staande zijgesteldelen en een deze verbindend verbindingsgesteldeel gevormd gestel, waarbij, de 5 zijgesteldelen een ten minste naar de voorkant en de onderkant toe open opneemruimte voor het opnemen van het dier begrenzen, en verder omvattende met het gestel verbonden steun-middelen voor het ten opzichte van het gestel steunen van het dier, met het kenmerk, dat de steunmiddelen in contact met de 10 rug van het dier komende rugsteunmiddelen omvatten. ^

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunmiddelen een buikriem aan het vooreinde van het gestel en een daarboven gepositioneerde schoftsteun omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 15 dat de buikriem aan één van zijn einden vast met het gestel is verbonden en aan zijn andere einde aangegrepen wordt door een aan het gestel gemonteerde hefinrichting*

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hefinrichting een handlier is.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de rugsteunmiddelen gedragen worden door een in vertikale positie instelbaar rugsteungestel-deel.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, 25 dat de hefinrichting aan het rugsteungesteldeel is. gemonteerd.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met elk zijgesteldeel via een veersysteem een wielendragend wielframe is verbonden, waarbij 30 het veersysteem op een ten opzichte van het zwaartepunt, van het gestel naar voren verschoven positie op het gestel aangrijpt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het veersysteem zodanig op het gestel aangrijpt, dat de 35 werklijn van de uit het gewicht van de inrichting en de in 8101333 «·* V - 6 - bedrijf op de steunmiddelen uitgeoefende krachten resulterende kracht in hoofdzaak samenvalt met de werklijn van de door het veersysteem op het gestel uitgeoefende reaktiekracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, 5 dat het wielframe twee symmetrisch ten opzichte van het, zwaartepunt van het gestel aangebrachte wielen omvat en dat het veersysteem een verticale, met het gestel verbonden, een veer omsluitende en deze aan zijn boveneinde steunende veer-bus en een telescopisch daarin verschuifbare, tegen het on-10 dereinde van de veer aanliggende steun van het wielframe omvat.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de wielen zwenkwielen zijn. 8101333