NL8100608A - Putpompwerkwijze en -inrichting. - Google Patents

Putpompwerkwijze en -inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8100608A
NL8100608A NL8100608A NL8100608A NL8100608A NL 8100608 A NL8100608 A NL 8100608A NL 8100608 A NL8100608 A NL 8100608A NL 8100608 A NL8100608 A NL 8100608A NL 8100608 A NL8100608 A NL 8100608A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
suction rod
members
well shaft
well
plunger
Prior art date
Application number
NL8100608A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Edward Donald Meyer
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to US06/020,936 priority Critical patent/US4305461A/en
Priority to NO810282A priority patent/NO810282L/no
Priority to GB8102635A priority patent/GB2091817A/en
Priority to FR8102264A priority patent/FR2499165A1/fr
Application filed by Edward Donald Meyer filed Critical Edward Donald Meyer
Priority to NL8100608A priority patent/NL8100608A/nl
Priority to AU67332/81A priority patent/AU6733281A/en
Publication of NL8100608A publication Critical patent/NL8100608A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B47/00Pumps or pumping installations specially adapted for raising fluids from great depths, e.g. well pumps
    • F04B47/02Pumps or pumping installations specially adapted for raising fluids from great depths, e.g. well pumps the driving mechanisms being situated at ground level
    • F04B47/026Pull rods, full rod component parts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/02Surface sealing or packing
    • E21B33/03Well heads; Setting-up thereof
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B47/00Pumps or pumping installations specially adapted for raising fluids from great depths, e.g. well pumps
    • F04B47/02Pumps or pumping installations specially adapted for raising fluids from great depths, e.g. well pumps the driving mechanisms being situated at ground level
    • F04B47/04Pumps or pumping installations specially adapted for raising fluids from great depths, e.g. well pumps the driving mechanisms being situated at ground level the driving means incorporating fluid means
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S417/00Pumps
    • Y10S417/904Well pump driven by fluid motor mounted above ground

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Reciprocating Pumps (AREA)
  • Details Of Reciprocating Pumps (AREA)
  • Lubrication Of Internal Combustion Engines (AREA)
  • Compressor (AREA)
  • Applications Or Details Of Rotary Compressors (AREA)

Description

ft » -1-
' J
Putpaipwerkwijze en -Inrichting
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het parpen van olie of andere ondergrondse fluidale stoffen uit een put.
Het parpen van olie en andere fluidale stoffen uit 5 betrekkelijk kleine putten wordt in het gebruikelijke geval in de practijk uitgevoerd onder toepassing van wat gewoonlijk aangemerkt wordt als een panpjuk of balans inrichting. De balans wordt bediend cm een zuigstang heen en weer te bewegen, die zich omlaag uitstrekt in de putschacht en die aan het ondereinde 10 daarvan verbonden is net een ondergat-' of diepe putpomp. De heen en weer beweging van de zuigstang drijft de ondergatpomp aan en resulteert in een omhoog pompen van de olie door de putschacht.
De balans bestaat in hoofdzaak uit een arm of balk, die in hoofdzaak loodrecht op de zuigstang zwenkbaar gemonteerd 15 is en daarmee verbonden is aan het boveneinde van de zuigstang verwijderd van en buiten de putschacht. Daar de zuigstang zich 915 meter of meer naar de bodem van de putschacht uitstrekken kan, heeft deze een aanzienlijke massa en vereist het heen en weer bewegen van de zuigstang bijgevolg een betrekkelijk grote en zware 20 balansarm ai ook een aanzienlijke bron van energie voor het bewegen daarvan. Het bedienen van dergelijke grote mechanismen noodzaakt zoals duidelijk zal zijn tot de besteding van aanzienlijke hoeveelheden energie en kan gevaarlijk zijn voor mensen, die in het gebied werken, en schadelijk zijn voor de onmiddellijke 25 omgeving.
De afmeting van het panpjuk of balansmechanisme, dat in samenhang met een pomp aangewend wordt, wordt al naar gelang van de diepte van de put gekozen? hoe dieper de put hoe groter de afmeting van het panpjuk. Mocht de pompbediening van de put 30 aangeven dat de diepte daarvan opgevoerd moet worden voor een maximum winning van olie, dan zou het nodig kunnen zijn cm de balans door een andere te vervangen tegen grote kosten en met een aanzienlijk verlies van pomptijd en bijgevolg van olieopbrengst.
8100608 % * ' -2-
Daarbij vereist het gebruik van een balansinrichting dat deze aanvankelijk met de grond genivelleerd wordt met betrekking tot de putschacht zodat wanneer de balans zwenkarm de zuigstang heen en weer beweegt, de maximum bewegingskracht 5 overgebracht wordt van de balans door tussenkomst van een directe in de hartlijn uitgeoefende of axiale trekkracht op de zuigstang.
Een betrekkelijk gering verkeerd uitgericht verband kan resulterenin ónder andere breuk van de zuigstang binnen de putschacht waar de breuk moeilijk te localiseren en te bereiken is voor reparatie, 10 aantasting van de verschillende putsluitings- en anti-verontreinigings-dichtingen en bijgevolg kerving van bewegende delen van de pomp-inrichting daaronder begrepen de polijststang·· die met de zuigstang samenhangt, en mogelijke schade aan de putschacht en -kop. Dit uitrichtprobleem is bijzonder belangrijk daar 15 grondbeweging zoals door verzetting of zwelling vaak optreedt tijdens ondergronds fluidim.pompen, hetgeen tot onder een hoek of zijdelings verzetten of buigen van de putschacht leidt.
In dergelijke gevallen moeten de pompverrichtingen stopgezet worden terwijl de balans weer genivelleerd en weer gebalanceerd 20 wordt cm zodoende het breken van de zuigstang te voorkomen, wat anders naar alle waarschijnlijkheid optreedt. Het stopzetten van het pompen, als gevolg van zuigstangbreuk of de noodzaak van het pomp juk weer te monteren of weer te balanceren, is uiterst duur voor de puteigenaar of -operateur.
25 Het streven van de onderhavige uitvinding is cm te voorzien in een pcmpuitrusting voor onderstemde samenhang net de putschacht van een olieput cm de pcmpuitrusting automatisch uitgericht te kunnen laten blijven met de putschacht in het geval ’ van onder een hoek of zijdelings verzetten van de putschacht en 30 zodoende breuk of scheuring van het bedieningsmechanisme van de patpüitrusting, die door niet uitgericht verband daarmee veroorzaakt wordt, te voorkomen.
In het bijzonder is het een oogmerk van de uitvinding cm te voorzien in een oliepompuitrusting, waarbij het axiaal 35 uitgerichte verband van de zuigstang met betrekking tot de putschacht 8100608 * · -3- autanatisch bewaard wordt mocht de positie van de putschacht verzetten.
Eten ander oogmerk van de uitvinding is om te voorzien in een pcnpuitrus ting, waarbij de zuigstang ondersteund 5 afhangend aangebracht is aan het van de putschacht verwijderde einde daarvan en onverbonden is met de uitrusting in elk ander punt over de lengte van de zuigstang.
Eten verder oogmerk van de uitvinding is om te voorzien in een pcmpuitrusting, waarbij de heen en weer beweeg-10 bare zuigstang zich relatief zijdelings op afstand bevindt van de uitrusting over de gehele lengte daarvan behalve dan ter plaatse van een enkele verbinding met een aandrijf orgaan voor het heen en weer bewegen daarvan om zodoende de zuigstang te kunnen laten verbuigen of vervormen of deze zijdelings te kunnen laten bewegen 15 en te buigen over de lengte daarvan zonder belentnering.
Nög een ander oogmerk van de uitvinding is om te voorzien in een door fluïdum, bediende ponpinrichting voor het aandrijven van diepe putpompen, die compact/ draagbaar en betrekkelijk goedkoop te vervaardigen en te bedienen is.
20 Verdere oogmerken, aspecten en voordelen van de uitvinding zullen nader blijken uit de volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van de tekening van een voorkeursuitvoering daarvan, waaraan echter geen beperkende betekenis gehecht moet worden, daar deze louter bij wijze van voorbeeld bediend is.
25 Fig. 1 is een verticale afbeelding, die gedeeltelijk weggebroken is, van een parpinrichting volgens de uitvinding, die werkzaam samenhangt net een putschacht; fig. 2 is een verticale afbeelding in perspectief, die gedeeltelijk weggebroken is, van een uit een reservoir en 30 hydraulische pomp bestaand aggregaat voor toepassing bij de inrichting volgens de uitvinding; fig. 3 is een verticale doorsnede van het door fluïdum bediende aandrijforgaan van de pampinrichting van fig. 1 in de bovenste positie daarvan beschouwd; 35 fig. 4 is een verticale doorsnede van het belastingaftast- 81 0 0 60 8 -4- i & orgaan van de pcmpinrichting van fig. 1; en fig. 5 is een verticale doorsnede van het polijst-stangklemorgaan van de pompinrichting van fig. 1.
Bij het vervolgens beschouwen van de tekening wordt 5 in fig. 1 een voorkeursuitvoering van een pcmpinrichting gezien, die met het algemene verwij zingscij fer 10 aangegeven is en volgens de leerstellingen van de onderhavige uitvinding geconstrueerd is.
De inrichting 10 wordt aangewend in samenhang net een typerende kleinschalige put, die een buitenste putschacht 12 omvat, welke 10 zich in omtrekszin op afstand rond een binnenste putschacht 14 concentrisch daarmee bevindt. De buitenste en binnenste schachten 12, 14 zijn op: afstand verbonden aan hun bovenste einden, die uit het grondoppervlak steken, door een putschachtkop 16, waarbij 'de kop 16 ook een bovenste eindslüiting voor afdichting 15 van de buitenste putschacht 12, vormt. De concentriciteit of zijdelingse uiteenligging van de buitenste en binnenste putschachten 12, 14 kan verder bewaard worden over de volle uitgestrektheid van hun lengten door de aanbrenging van (niet weergegeven) af stands-onderdelen die op verkozen tussenafstanden daarlangs verdeeld zijn. 20 Een zuigstang 18 strekt zich in en door de binnenste schacht 14 van de put uit en is aan het onderste einde daarvan verbonden met een (niet weergegeven) ondergatpomp ter plaatse van de putbodem, die dienen kan voor het pompen van ondergrondse fluidale stoffen zoals olie daaruit. Ofschoon de inrichting 10 25 volgens de uitvinding voor het gemak in het bijzonder beschreven wordt met betrekking tot de winning van olie zal het de terzake deskundige zonder meer duidelijk zijn dat in wezen elk ondergronds fluïdum uit een put gepompt kan worden daarmee. De zuigstang 18 steekt omhoog uit de put door de putkop 16 voor verbinding met en 30 heen en weer gaande aandrijving of beweging door de pcmpinrichting 10 op een aanstonds te beschrijven wijze voor bediening van de ondergatpomp. Hi fig. 1 zal gezien worden dat de zuigstang 18 zich zijdelings op afstand bevindt van de inwendige begrenzingen van de omringende binnenste putschacht 14 en het zal duidelijk 35 worden als deze beschrijving voortgang vindt dat deze zijdelingse 8 1 0 0 60 8 -5- relatieve tussenafstand rond de zuigstang 18 bewaard wordt over de lengte daarvan als de zuigstang zich omhoog uitstrékt uit de concentrische putschachten 12, 14 naar zijn verbinding net de ponpinrichting.
5 De binnenste putschacht 14 strekt zich door de schacht- kop 16 uit, waar een Oringdichting 20 rond de schacht 14 aangebracht is on fluidumlekkage vanuit het inwendige daarvan te voorkomen. De pakking 22 ter plaatse van de verbinding van de buitenste schacht 12 en putkop 16 vervult een dergelijke functie met betrekking 10 tot de buitenste schacht 12. De putkop 16 ondersteunt een T- of pijpkruis 24, dat met schroefdraad bevestigd kan worden aan de binnenste putschacht 14 en uitlaten 26, 28 op de zich uitstrekkende anten daarvan omvat. Een inwendige opening of doorgang door de T 24, waarmee de uitlaten 26, 28 in verbinding staan, is met een bepaalde 15 afmeting uitgevoerd cm vrije en onbelenmerde doorgang van de zuigstang 18 daardoor te veroorloven onder het verschaffen van een zijdelingse tussenafstand rond de zuigstang met betrekking tot het onringende T-onderdeel.
De T 24 omvat zoals verder gezien wordt een steunflens 20 of -kraag, waarop een onderste steun- of basisplaat 30 gedragen wordt. De basisplaat 30 kan stuikgelast zijn aan de T 24 zoals bij 32 cm verzetten of andere ongewenste relatieve beweging daartussen te voorkomen. De T 24 strekt zich voorbij de steunkraag daarvan uit door een centrale opening in de onderste basisplaat 30 en is 25 daar verbonden met een opsluiteindkap 34 door tussenkomst van een geschroefd verbindingstuk 36. De opsluitkap 34 is voorzien van een centrale opening, die in hoofdzaak uitgericht is met die van de T 24, en waardoor de zuigstang 18 zich uitstrékt, en draagt een pakkingbus 38 aangrenzend aan de binnenwand van de opening. Een 30 dichting 40, die opgenomen is tussen de opsluitkap 34 en het verbindingstuk 36, vormt een bescherming tegen fluidumlekkage ter plaatse van dat punt vanuit het inwendige van de binnenste putschacht 14.
Een aantal steunstangen 42 zijn met bouten of op andere 35 wijze bevestigd aan de onderste basisplaat 30 en dragen vast op hun 81 0 0 60 8 * -6- onhoog ingestelde einden een bovenste basisplaat 44. De stangen 42 zorgen derhalve voor het stevig verbinden van de onderste en ' bovenste platen 30, 44 cm deze zodoende te allen tijde in hoofdzaak onderling evenwijdig en uitgericht te houden.
5 Als gevolg hiervan wordt elke positionele verandering of verzetting van de onderste plaat 30 onmiddellijk overgebracht op en aangenomen door de onderste plaat 44 om hun relatieve uitgerichte verband te bewaren.
De bovenste plaat 44 ondersteunt en draagt op zijn 10 beurt een door fluïdum bediend zuigstangaandrijforgaan dat algemeen met 46 aangegeven is en dat nu beschreven zal worden. Het moet aan het begin van deze beschrijving echter beseft worden dat in het opstaande aandrijf orgaan 46 alleen ondersteund en1 uitgericht verband gehouden worden met de putschachten 12, 14 en met het 15 overige gedeelte van de pcmpinrichting 10 dankzij het relatieve uitgerkhte verband van de onderste en bovenste basisplaten 30, 44 die stevig verbonden zijn door de steunstangen 42. Het is derhalve essentieel dat de stangen 42 er qua vorm en uitvoering op berekend zijn om het in hoofdzaak evenwijdige, uiteengelegen 20 verband van de platen 30, 44 op doeltreffende wijze te bewaren.
Het zuigstangaandrijforgaan 46 bestaat uit een langwerpige holle cilinder of kast 48, die aan de einden daarvan overkapt is door respectievelijk bovenste en onderste sluitkoppen 50, 52. Elk van de sluitkoppen 50, 52 omvat een centraal gevormde 25 doorgang waardoor de zuicptang 18 zich vrij en zijdelings op afstand uitstrekt en een inlaat-uitlaatleiding 54, 56 in verbinding met de inwendige doorgang door de betreffende sluitkop·. . Tijdens bediening van de -pompinrichting 10 wordt hydraulisch fluidum door de leidingen 54, 56 gericht vanuit een uit een reservoir en hy-30 draulische pomp bestaand aggregaat, dat in fig. 2 gezien wordt en algemeen met 58 aangegeven is en dat hier in het volgende beschreven zal worden.
De bovenste en onderste sluitkoppen 50, 52 dragen daarbij elk O-ringdichtingen 60, 62, voor het tegengaan van lekkage 35 van hydraulisch fluidum vanuit het inwendige van de cilinder 48, 8100608 -7- en een smeerwisser 64 aangrenzend aan hm centrale doorgangen. Een aantal verticaal opgestelde treks tangen 66 zijn met bouten en op andere wijze aan hm tegenovergestelde einden bevestigd aan de bovenste cilinderkop 50 en de bovenste basisplaat 44 en zijn 5 dicht draaibaar opgenomen door de onderste sluitkop 52. De aanbrenging van de treks tangen 66 draagt bij tot de stevigheid van de inrichting waarbij de cilinder 48 en de eindsluitonderdelen daarvan opstaand ondersteund gehouden worden bovenop de bovenste basisplaat 44 in hoofdzakelijk uitgericht verband met en met betrekking tot 10 de onderste basisplaat 30 en putschachten 12, 14.
Een plunjer 68, die uit een hol buisvormig onderdeel bestaat en als eenheid daarmee een zuiger 70 draagt, welke in omtrekszin aangebracht is tussen de einden daarvan, is ingesteld voor schuifbeweging binnen en door het inwendige van de cilinder 15 of kast 48. De buisvormige plunjer 68 heeft een zodanige doorsnede-afmeting dat deze een schuifbeweging uitvoeren kan tegen het binnen-oppervlak van de cilindersluitkopdoorgangen ter plaatse van de dichtingen 62 waarbij de dichtingen een fluidumdichte sluiting tussen de betreffende sluitkop 50, 52 en de relatief schuifbare 20 buisvormige plunjer 68 voltooien cm zodoende fluidumontsnapping van binnen de cilinder 48 te voorkomen. De wissers 64 zijn op overeenkomstige wijze dienstig cm de doorgang van vuil of het oppervlak kervende verontreinigingen tot in het inwendige van de plunjercilin-der of -kast 48 te voorkomen en kunnen verder de plunjer 68 smeren 25 als deze tegen de sluitkoppen 50, 52 schuift. De buitenste cmtrek van de zuiger 70 is er op ingericht om langs het binnenoppervlak aan de plmjerkast 48 te bewegen en draagt een drukdichting 72 van Teflon of dergelijke, die in stevig contact kcmt met de kast-binnenwand om de accumulatie van hydraulische bedieningsdruk boven 30 of onder de zuiger 70 te veroorloven en voor het smeren van het kastoppervlak waartegen en waarlangs de zuiger beweegt. Zoals in fig. 1 gezien wordt, gaat de zuigstang 18 coaxiaal door het inwendige van de buisvormige plunjer 68, waarvan de zuigstang zich zijdelings op afstand bevindt zoals in het voorgaande beschreven is.
35 De verbinding van de plunjer 68 met de zuigstang 18 8100608
i V
% -8- voor het uitvoeren van de heen en weer beweging van de zuigstang is aangebracht ter plaatse van een belastingaftastinrichting en klemstelsel, die algemeen met 74 aangegeven zijn en op grotere schaal in detail in fig. 4 gezien worden. De belastingaftastinrichting 5 74 bestaat uit een twee onderdelen onderling opsluitende zuigertype inrichting, met een zuigerkop 76, die onverbonden bovenop de buisvormige plunjer 68 rust, en een zuigerromp 78, die relatief beweegbaar aangebracht is bovenop de zuigerkop 76 en tenminste gedeeltelijk ingesteld binnen een inwendige holte 80, welke in de zuigerkop 76 10 gevormd is. De holte 80 bevat een hoeveelheid van een in hoofdzaak onsamendrukbaar fluïdum zoals olie; een boring 82 in de zuigerromp 78, waardoor de olie of ander fluïdum toegevoerd kan worden in de holte 80, is afgesloten met een plug 84. Een manometer 86 in verbinding met het onsamendrukbare fluïdum binnen de holte 80 15 geeft de op het fluïdum uitgeoefende kracht aan en verschaft een net de druk samenhangende belastingaflezing door toedoen van de relatieve posities van de zuigerkop en -romp 76, 78. Lekkage van het onsamendrukbare fluidum van binnen de holte 80, wat anders zou kunnen optreden tussen de zuigerkop en -romp 76, 78 wanneer het 20 fluidum onder druk gesteld wordt tijdens bediening van de pomp-inrichting 10, wordt tegengegaan door O-ringdichtingen 88, 90 die door de zuigerkop 76 gedragen worden.
De zuigstang 18 is draaibaar opgenomen in omhoog gerichte zin door ' een centrale opening van de zuigerromp en wordt 25 met betrekking daartoe op zijn plaats gehouden door tussenkomst van een stangklem 92, die aangehaald wordt rond de zuigstang 18 ter plaatse van de bovenkant van de romp 78. Het zal beseft worden dat daar de stangklem 92 groter is dan de centrale opening in de zuigerromp 78, waardoor de zuigstang 18 gaat, de zuigstang in 30 langsrichting gefixeerd is bovenop en afhangt van de belastingaftastinrichting 74 zonder feitelijk daaraan bevestigd te zijn en het gewicht daarvan de nestende positie van de zuigerromp 78 bovenop en gedeeltelijk binnen de holte 80 van de zuigerkop 76 bewaart.
Bij gevolg wordt tegengegaan dat de zuigstang 18 omlaag beweegt 35 net betrekking tot de belastingaftastinrichting 74 voorbij het punt 81 0 0 60 8 -9- waar ter plaatse de klem 92 daaraan bevestigd is, en tegelijkertijd de nestende aanbrenging van de zuigerromp 78 bovenop en gedeeltelijk binnen de zuigerkop 76 bewaard wordt.
Deze constructieve betrekking en uitvoering waardoor 5 de zuigerkop 76 onverbonden bovenop de buisvormige plunjer 68 rust of zit en waardoor de zuigerstang op zijn plaats gefixeerd of vast-geklemd wordt met betrekking tot de zuigerromp 78 zonder feitelijk daaraan vastgemaakt of verbonden te zijn levert aanzienlijke werkingsvoordelen op, die duidelijk beseft zullen worden als deze 10 beschrijving voortgang vindt. Maar het moet nu duidelijk zijn dat de zuigstang 18 in hoofdzaak onverbonden is net de pcmpinrichting 10 over de gehele lengte daarvan met de enkele uitzondering van de stangklem 92 die zich vastgrijpend daaromheen ingesteld is ter plaatse van de bovenkant van de pcmpinrichting 10. Daarbij 15 bevindt over de gehele onverbonden lengte en uitgestrektheid daarvan de zuigstang 18 zich zijdelings op afstand van de constructies en onderdelen waardoor deze gaat en het zal hier in hetyolgende verder duidelijk beseft worden dat deze zijdelingse tussenafstand het mogelijk maakt dat de zuigstang zijdelings verbuigt en over 20 de lengte daarvan buigt zonder belemmeren op enig punt daarvan, met uitzondering van de verbinding daarvan ter plaatse van de klem 92, cm zodoende in hoofdzaak breuk van de zuigstang 18 te voorkomen qp plaatsen binnen de ponpinrichting 10 of, wat van meer belang is, binnen de binnenste putschacht 14 waar de breuk 25 bijzonder moeilijk en tijdrovend te localiseren en reparen kan zijn.
Natuurlijk moet, teneinde een afdichting of afsluiting van de binnenste putschacht 14 te bewaren aan het omhoog ingestelde einde daarvan waar het zich naar buiten uitstrekkende gedeelte van de heen en weer beweegbare zuigstang 18 uit de put gaat, af-30 dichtingscontact van een of andere soort bewaard worden rond de heen en weer beweegbare constructie die zich uit de put uitstrekt. Maar, zoals in het voorgaande benadrukt is, wordt er volgens de uitvinding naar gestreefd cm een zijdelingse tussenafstand rond de zuigstang te bewaren over de gehele lengte daarvan met uitzondering 35 van de verbinding daarvan met de klem 92. Een polijststang 94 is 8100 50 8 -10- derhalve aangebracht rond de zuigstang 18 in het gebied van het verlengstuk daarvan door het kaponderdeel 34 dat de binnenste putschacht 14 afsluit en waardoor de zuigstang 18 zich vanuit de put uitstrekt. De polijststang 94 bevindt zich zijdelings op 5 afstand rond de zuigstang 18 en is daarmee verbonden ter plaatse van een enkel punt buiten de put door tussenkomst van een klem-onderdeel 96. De verbinding van de polijststang 94 rond de zuigstang 18 wordt op grotere schaal in detail in fig. 5 gezien.
De polijststang 94, die bij wijze van voorbeeld van messing of 10 roestvrij staal gevormd kan zijn, is voorzien van een gladde, gepolijste onttrek en is uitgebogen ter plaatse van het boveneinde daarvan on een vastgegrepen opsluiting daarvan te vergemakkelijken tussen het klemonderdeel 96 en een opsluiting SB, die elk van schroefdraad voorzien kunnen zijn voor wederzijdse bevestiging 15 aan elkaar. Het uitgébogen einde van de polijststang 94 kan ingevat zitten tussen passend gevormde pakkingdichtingen 100, 102 cm éen in hoofdzaak fluidumdichte aangrijping te verzekeren tussen de polijststang 94 en het klemonderdeel 96 en de opsluiting 98. De positionele fixering en opsluitingvan'de polijststang 20 94 ter plaatse van het gewenste punt over de lengte van de zuig stang 18 kan gemakkelijk bewerkstelligd en zonodig weer afgesteld worden onder toepassing van een stelschroef 104 die in het onderdeel 96 en tegen de zuigstang 18 geschroefd wordt.
Aldus beweegt de polijststang -94, die heen en weer 25 beweegbaar is met de zuigstang 18, schuifbaar tegen de inwendige opening of doorgang door de putkap 34, waarin een pakkingbus 38 van vezelig materiaal zoals grafiet en asbest of dergelijke opgesloten is. De zuigstang 18 blijft zijdelings naar binnen op afstand van de binnenwand van de putkap 34. De afdichting van 30 het uitgebogen einde van de polijststang 94 tussen het samengaande klemonderdeel 96 en de opsluiting 98 vormt een waarborg tegen fluidumlekkage tussen de polijststang 94 en de zuigstang 18 ter plaatse van hun wederzijdse verbinding buiten de put. Bovendien verhindert, daar de zuigstang 18 zich zijdelings op afstand bevindt 35 binnen de polijststang 94 (met uitzondering van de verbinding daarvan 8 1 0 0 60 8 -liter plaatse van het klemonderdeel 96) en doordat het klemonderdeel 96 verwijderd van het schuifcontactpunt tussen de polijststang 94 en de putkap 34 op de zuigstang 18 ingesteld is, dit schuif-contactniet dat de zuigstang 18 zijdelings verbuigt of in het 5 gebied van de ingang daarvan in het inwendige van de put buigt.
Met andere woorden wordt de verbinding van de polijststang 94 aan de zuigstang 18 uitgevoerd op een punt over de lengte van de zuigstang, waar ter plaatse geen onringende constructies optreden oei de heen en weer gaande zuigerstangbeweging te 10 beperken of op andere wijze te belenmeren. De zuigstang kan derhalve zijdelings verbuigen en zonder belemmering in het gebied van zijn verbinding met de polijststang 94 buigen.
Als gevolg hiervan bevindt de zuigstang 18 zich voor alle oogmerken en doeleinden zijdelings op afstand van aide 15 constructies of onderdelen die de pcmpinrichting 10 en de put zelf omvatten net de enkele uitzondering van de afhangende verbinding daarvan door tussenkomst van de stangklem 92 ter plaatse van de bovenkant van de pompinrichting 10. De zuigstang 18 behoeft zich niet omhoog uit te strekken voorbij 20 zijn verbinding met de stangklem 92 ofschoon uit het volgende duidelijk zal worden dat een verlenging daar voorbij de werking van de pcnpinrichting 10 niet nadelig beïnvloeden zal en derhalve toelaatbaar is. Derhalve kan, daar zuigstangen van het bij de onderhavige uitvinding aangewende type in het typerende geval 25 gefabriceerd worden it stangen van verschillende lengte, die vervolgens onderling verbonden worden op het werkterrein tot de vereiste totale lengte verkregen wordt, de zuigstang zonodig· gemakkelijk verlengd worden door louter aan het bovenste uiteinde daarvan een bijkanende stanglengte vast te maken.
30 In gebruik, wordt de parpinrichting 10 verbonden met een uit een fluidumreservoir en hydraulische porp bestaand aggregaat zoals bijvoorbeeld met 78 aangegeven is in fig. 2.
Het aggregaat 58 onvat een reservoir 106 van hydraulisch fluïdum, zoals een olie, dat door tussenkanst van een door een motor bediende, 35 qp een variabel volume boekende, hydraulische pcnp 108 door een 8 1 0 0 6 0 8 -12- olievilter 110 in een vierwegvolgordeklep 112 bewögen , wordt, waaruit het hydraulische fluïdum afgegeven wordt door een van de leidingen 114, 116* De andere leiding wordt aangewend als een terugvoer voor fluïdum cm zodoende een gesloten systeem 5 te vórmen, waarbij het fluïdum vervangen wordt in het reservoir 106 na gebruik. Zo kan bij wijze van voorbeeld de leiding 114 verbonden worden door tussenkomst van een slang of pijpen aan de leiding 54 van de bovenste cilindersluitkop 50, terwijl de pijp 116 verbonden kan worden aan de leiding 56 van de 10 onderste cilindersluitkop 52. De montering van het op zichzelf staande hydraulische pompaggregaat 58 op sleden 118 of dergelijke maakt het mogelijk on het aggregaat 58 gemakkelijk rond te bewegen en in te stellen met betrekking tot de olieput en pcmp-inrichting 10.
15 De ponpinrichting 10 is verbonden aan en vast ingesteld bovenop de buitenste en binnenste putschachten 12, 14 op de in fig. 1 en in het voorgaande beschreven wijze. Beseft moet worden dat de gehele pcmpinrichting 10 ondersteund is boven de putschachten en er geen andere steunverbinding van het pcmpstelsel 10 optreedt 20 met het grondoppervlak of met enige constructies die bevestigd zijn aan of gedragen worden op de grond. Er bestaat derhalve geen behoeft cm de pcmpinrichting 10 aanvankelijk te nivelleren of balanceren op of met betrekking tot het grondoppervlak en elke zijdelingse of onder een hoécverzetting.van de putschachten 25 wordt automatisch overgebracht op de pcmpinrichting 10 door tussen-kcmst van onder andere de steunstangen 42 en trekstangen 66 cm zodoende de inrichting te allen tijde uitgericht te houden met de concentrische putschachten 12, 14.
zal zijn
Zoals de terzake deskundige wel duidelijk·'accumuleert 30 er zich onderaards gas in de put en wordt hierdoor druk opgebouwd binnen de afgesloten buitenste putschacht 12 en wordt de geaccumuleerde gasdruk, aangewend cm olie, of ongeacht welk ondergronds fluïdum uit de put af gevoerd moet worden, omhoog te drijven binnen en door de binnenste putschacht 14. De olie wordt uit de put afgevoerd 35 of verzameld door de afvoeruitlaat 26 in het T- of pijpkruis 24.
8100608 -13-
Voor een gegeven put is een eindige en zonder meer bepaalbare mate van gasdruk minimaal vereist cm een normale opwaartse stroom en afvoer van olie door de binnenste schacht 14 te leveren.
Een manometer 120 in verbinding met het inwendige van de buitenste 5 putschacht 12 kan aangebracht worden voor het aangeven van de druk en het zich daarin bevindende gas. Ce tweede uitlaat 28, die zich uit de T 24 uitstrekt, kan verbonden worden met een (niet weergegeven) drukregelklep en aangewend worden voor het aftappen van olie of gas uit de put.
10 Aldus vindt de afvoer van olie uit de put niet bijgestaan door mechanische middelen voortgang wanneer het gas binnen de buitenste putschacht 12 op of boven de minimaal vereiste druk blijft. Maar wanneer de gasdruk daalt onder het niveau dat voldoende is cm de normale olieafvoer door de uitlaat 26 automatisch op te 15 wekken, kan de pcnpinrichting 10 bediend worden om de oliestrocm uit de put mechanisch op te wekken. De middelen voor het mechanisch cp of andere wijze aftasten van de druk binnen de put en voor het automatisch inleiden van de werking van de putinrichting 10 zijn niet weergegeven maar worden geacht binnen het bereik van de 20 ter·'zake deskundige te liggen.
De strocm olie door de afvoeruitlaat 26, bij het niet optreden van gasdruk binnen de buitenste putschacht 12 in een mate voldoende cm deze stroom op te wekken, wordt bewerkstelligd door de heen en weer beweging van de zuigstang 18 uit te voeren om zodoende 25 de ondergatpcrap binnen de put te bedienen en daardoor de olie cnfcoog te drijven of te parpen door de binnenste putschacht 14 en de afvoeruitlaat 26. De zuigstang 18 wordt heen en weer bewogen door de pcnpinrichting 10 door bediening van het aandrijf orgaan 46.
Dat wü zeggen dat de hydraulisch opgewekte heen en weer beweging 30 van de buisvormige plunjer 68 overgebracht wordt op de zuigstang 18 ter plaatse van hun wederzijdse verbinding door tussenkomst van de belastingaftastinrichting en het klemstelsel 74 om de ondergat-pcmp te bedienen en olie uit de put te drijven.
De werking van het aandrijf orgaan 46 wordt ingeleid 35 vanuit de in fig. 1 weergegeven positie door het hydraulische pomp- 8100608 4 * -14- aggregaat 58 aan te zetten om dit zodoende hydraulisch fluïdum in de leiding 56 van de onderste cilinderkop 52 te laten parpen. Het hydraulische fluïdum wordt aangedreven en stroomt onder druk in het onderste inwendige van de plunjerkast 48 -en·· ". tegen de 5 zuiger 70 die als eenheid verbonden is aan de buisvormige plunjer 68. Het fluïdum moet onder voldoende druk geregeld worden om de zuiger 70, en daarmee de plunjer 68 en de belastingaftastinrichting 74 die bovenop de buisvormige plunjer 68 rust, op te lichten of omhoog mee te voeren voor de opstijgende kolom hydraulisch fluïdum 10 uit. Aangezien de zuigstang 18 bovenop de zuigerrarp 78 van de belasthgaftastinrichting 74 vastgéklemd is, wordt de zuigstang 18 op corresponderende wijze omhoog meegevoerd met de plunjer 68 en de als eenheid daaraan verbonden zuiger 70.
Wanneer door de cmhoogbeweging van de plunjer 68 de 15 zuiger 70 in hoofdzaak opge-licht is tot de omhoog gebrachte positie, die in fig. 3 weergegeven is, zorgt een (niet weergegeven) positieaftastorgaan of dergelijke door de volgorde-of programma-werking van de klep 112 en wordt de wijze van werking daarvan omgekeerd zodat het hydraulische fluidum vervolgens gekanaliseerd 20 of onder druk toegevoerd wordt in de leiding 54. Bij deze omgekeerde werkwijze wordt de leiding 56 aangewend als een terugvoer voor het hydraulische fluidum dat eerder .in het ondereinde van de plunjerkast 48 gepompt werd en nu uit de kast gedreven wordt door de afdalende zuiger 70. De plunjer 68, en daarmee de 25 zuigstang 18, wordt aldus neergelaten tot de terugkeer daarvan tot hun oorspronkelijke posities zoals in fig. 1 gezien wordt.
Het moet beseft worden dat bij elk type pompinrichting waarbij een heen en weer beweegbare zuigstang aangewend wordt, die zi^aj^ede put uitstrekt voor het bedienen van een ondergatpcmp, 30 de cmlaagélagbeweging van de zuigstang sterk beïnvloed en in feite in sterke mate geregeld zal worden door de op de zuigstang inwerkende zwaartekracht. Bij de tot dusver békende balanspompinrichtingen worden de tanden of bestanddelen, die de beweging van de balansarm veroorzaken, aangewend cm de aanzienlijke invloed van de zwaartekracht 35 op de zuigstang tijdens de omlaag gaande slag daarvan gedeeltelijk 8100808 -15- tegen te werken of te neutraliseren on zodoende te voorkomen dat de zuigstang onder tegen de ondergatponp slaat. Maar als de wieltanden normaal slijten tijdens de voortgaande verrichting van de balansinrichting treedt het vernielende neerslaan van 5 de zuigstang tegen de ondergatpanp onvermijdelijk - - met toenemende frequentie en hevigheid op, hetgeen vaak in schade aan beide resulteert.
Bij de inrichting 10 van het pcmpaggregaat volgens de uitvinding zal de zwaartekrachtswerking op de zuigstang 18 10 eveneens sterk bijdragen tot de omlaagbeweging daarvan als het hydraulische fluïdum onder de zuiger 70 afgevoerd door de leiding 56 uit het inwendige van de plunjerkast 48. Maar omdat de zuiger 70, en daarmee de plunjer 68, niet onlaag bewegen kan binnen de plunjerkast 48 tot het hydraulische fluidum afgevoerd 15 is van onder de zuiger door de uitlaatleiding 56, kunnen de snelheid en lengte van de anlaag gaande slag van de zuigstang 18 op doeltreffende wijze geregeld worden door het regelen van de mate waarmee het hydraulische fluidum door de leiding 56 uitstromen kan. Met andere woorden kan de cinlaag gaande slag van 20 de zuigstang 18 vertraagd worden, tegen de daarop inwerkende zwaartekracht en het qp natuurlijke wijze omlaag versnellen daarvan, on zodoende te voorkomen dat de zuigstang onder tegen de ondergat ραπρ slaat met mogelijke schade aan beide. Deze geregelde afvoer van het hydraulische fluidum door de uitlaatleiding 56 kan op 25 elke gebruikelijke wijze uitgevoerd worden zoals, alleen bij wijze van voorbeeld, de aanbrenging van een smoorklep die opgenomen wordt tussen de uitlaat 56 en de terugvoerpijp 116 van het hydraulische pcmpaggregaat 58 of in de volgordeklep 112 opgencmen wordt.
30 Wanneer de door de plunjer gedragen zuiger 70 teruggekeerd is uit zijn omhoog gebrachte positie in fig. 3 naar zijn omlaag gebrachte positie in fig. 1, kan de volgordeklep 112 weer bediend worden cm de arhoogbeweging van de plunjer 68 en zuigstang 18 in te leiden. Door verder gaande volgordewerking van de klep 35 112 op deze wijze wordt de heen en weer beweging van de zuigstang 81 0 0 6 0 8 -16- 18 uitgevoerd αα zodoende de ondergatpcnp te bedienen en daarnee olie uit de put te panpen.
De belastingaftastinrichting 74 verschaft door tussenkomst van de manometer 86 een aflezing of aanwijzing van de lichtbe-5 lasting op de zuigstang 18. Dat wil zeggen dat de aflezingen op de manometer 86 directe drukbelastingen van de cnihoog gaande slagbeweging van de zuigstang 18 en bijgevolg van de ondergatparp ter plaatse van de onderkant van de put weergeven.
De aflezing of aanwijzing op de manometer 86 moet in hoofdzaak 10 constant blijven tijdens de verrichting van de pcmpinrichting 10. Elke variatie van betekenis is een onmiddellijke aanwijzing van een probleem dat verband houdt met de heen en weer beweging van de zuigstang of van de ondergatparp. Indien de manometer 86 derhalve plotseling een toename van betekenis van zijn normale 15 of in hoofdzaak constante aflezing aangeeft, kan de zuigstang" 18 ergens over de lengte daarvan onklaar geraakt zijn of kan er een dergelijk probleem met de ondergatpcnp optreden waardoor de beweging daarvan verhinderd wordt. Bet gevolg zou ongecorrigeerd breuk of andere schade aan de zuigstang 18 zijn.
20 Mocht aan de andere kant de aflezing op de manometer 86 plotseling dalen, hetgeen aangeeft dat een aanzienlijk af genoten kracht verbonden is cm de zuigstang omhoog te brengen, dan kan het nodig zijn om het verlengstuk van de zuigstang in de put te verlengen voor een goede werking van de ondergatpcnp.
25 Deze afstelling kan gemakkelijk uitgevoerd worden door de aangrij-ping van de stangklem 92 rond de zuigstang 18 los te maken cm zodoende de verdere verlenging daarvan in de put zoals vereist te kunnen uitvoeren. De klem 92 kan daarna weer aangehaald worden rond de opnieuw ingestelde aüigsfcang 18. 1 30 Het moet derhalve duidelijk zijn dat de constructie van de porpinrichting 10 volgens de uitvinding voor een bijzonder gemakkelijke afstelling van de lengte of verlenging van de zuigstang 18 in de put door tussenkomst van de klem 92 zorgt. Eenzelfde gemak van zuigstangafstelling treedt niet op bij de tot dusver 35 bekende constructies. Tegelijkertijd verschaft de belastingaftast- 8 1 0 0 60 8 -17- inrichting 74, door tussenkomst waarvan de zuigstang 18 heen en weer bewogen wordt door het aandrijf orgaan 46, voor de bedieningspersonen van de panpinrichting 10 volgens de uitvinding een ogenblikkelijke aanwijzing, door tussenkomst van de manometer 5 86, van een onjuiste of problematische verlengstuklengteafstelling van de zuigstang 18 in de putschacht. Zoals duidelijk is, zou een automatisch aftastmiddel aangewend kunnen worden in plaats van de visueel afgelezen manometer 86 on voor een automatisch ingeleide waarschuwing van een snelle verandering in de 10 zuigstanglichtbelasting te zorgen.
De constructie en uitvoering van de constructies, die de parpinrichting 10 vonten kunnen derhalve zoals duidelijk zal zijn een doelmatig, draagbaar putpcmpaggregaat opleveren, waarbij de mogelijkheid van breuk of andere schade aan de zuig-15 stang 18 op doeltreffende wijze minimaal gesteld is. De zuigstang 18 bevindt zich zijdelings qp .. . afstand van al de constructies en elementen, waardoor deze gaat, over de gehele lengte daarvan met uitzondering van het bovenste einde daarvan, waar de zuigstang aangegoten wordt door de stangklem 92 voor aandrijving door de 20 heen en weer gaande plunjer 68. Dankzij deze zijdelingse tussenafstand kan de zuigstang zijdelings verbuigen en over de lengte daarvan buigen zonder belemmering op enig punt daarlangs.
De heen en weer beweging van de zuigstang 18 kcmt tot stand vanaf het bovenste einde daarvan en, daar de gehele pcmp-25 inrichting 10 ctidemteund wordt bovenop de putschachten 12, 14 en zodoende automatisch in uitgericht verband daarmee gehouden wordt, worden het onderste gedeelte van de zuigstang binnen de put van het bovenste gedeelte binnen de pcnpinrichting 10 steeds in hoofdzakelijk rechtlijnig verband met elkaar gehouden.
30 Als gevolg hiervan wordt door het oplichten van de zuigstang 18 vanaf het bovenste einde daarvan de gehele zuigstang axiaal opgelicht volgens een rechte lijn, terwijl de cmlaagbeweging van de zuigstang op corresponderende wijze recht gericht verloopt over de lengte daarvan. Met andere woorden verzekert het directe 35 in de hartlijn uitgeoefende trekken of duwen van de zuigstang 81 ¢0 60 8 tr ·* -18- 18, waarvoor door de nieuwe inrichting gezorgd wordt, dat de maximum bedieningskracht, die door het aandrijf orgaan 46 geleverd wordt, aan de zuigstang 18 toegeleverd wordt over de gehele lengte daarvan. Deze directe volgens de hartlijn verrichte kracht-5 overbrenging wordt onafhankelijk en ongeacht enig zijdelings of onder een hoek verzetten van de putschachten 12, 14, die uit een beweging van de grond waarin de put zich bevindt voortvloeit, verschaft.
Bovendien bevindt het enige gedeelte van de zuigstang 10 18, dat onder enige drukspanning verkeert, zich bij zijn geklemde verbinding ter plaatse van het boveneinde daarvan. Maar de spanning op de zuigstang 18 ter plaatse van de klem 92 wordt in hoofdzaak over de lengte van de zuigstang verdeeld dankzij de zijdelingse tussenafstand binnen en vanaf het inwendige 15 van de plunjerkast 48 en de andere constructieve elementen of onderdelen, waardoor de stang gaat. Deze zijdelingse tussenafstand maakt het zijdelings of in dwarsrichting verzetten van de zuigstang over de lengte daarvan mogelijk cm zodoende daarop inwerkende spanningen op te nemen en te compenseren.
20 Het gevolg is dat krachten op de zuigstang 18, die tot het breken daarvan zouden kunnen leiden, naar alle waarschijnlijkheid de breuk buiten de putschachten en dicht bij de geklemde verbinding daarvan · nabij de belastingaftastinrichting en het klemstelsel 74 laten optreden. Reparatie van de zuigstang, 25 in het geval van een dergelijke breuk, wordt zodoende aanzienlijk vergemakkelijkt daar toegang tot de zuigstang in de nabijheid van de breuk verzekerd is. Een nieuwe zuigstangsectie behoeft alleen vlak onder het breekpunt vastgemaakt te worden en het parpen van de put kan weer op gang gebracht worden in 30 een betrékkelijk korte tijdsduur.
Kort samengevat is in het voorgaande een pcmpinrichting beschreven, die gebruikt kan worden bij een put, waarbij een zuigstang verbonden is met de put cm zodoende in axiaal uitgericht verband daarmee te blijven tijdens verzetting van de put 35 en de zuigstang vrij van de put én de constructie voor de bediening 8100608 β “i -19- daarvarx gehouden wordt.
Ofschoon de fundamentele nieuwe aspecten van de uitvinding weergegeven en beschreven en uiteengezet zijn :zoals. deze bij een voorkeursuitvoering daarvan toegepast zijn, zal duidelijk zijn 5 dat verschillende achterwegelatingen en indsplaatsstellingen en wijzigingen in de vorm en details van de voorgestelde inrichting en in de werking daarvan uitgevoerd kunnen worden door de terzake deskundige zonder buiten het kader van de uitvinding te treden, zodat het niet de bedoeling is cm de uitvinding tot de 10 hier voorgestelde uitvoeringsvorm te beperken.
8 1 0 0 60 8

Claims (23)

1. Inrichting voor verbinding met een putschacht, voorzien van een zuigstang die zich in de putschacht uitstrekt door heen en weer gaande werking daarin, van door fluidum bediende organen om de zuigstang heen en weer te bewegen voor 5 de werking in de putschacht, waarbij de zuigstang zich door de door fluïdum bediende organen uitstrekt, en organen die de zuigstang aan de inrichting van de putschacht verbinden \in een positie op de zuigstang die van de putschacht verwijderd en voorbij de door fluidum bediende organen ligt om de zuigstang 10 de zijdelingse beweging te kunnen laten uitvoeren over de lengte daarvan binnen de door fluidum bediende organen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat doordat de verbinding van de zuigstang met de inrichting zich aan einde van de zuigstang buiten de putschacht bevindt om 15 zodoende de door fluidum bediende organen tussen de putschacht en het zuigstangeinde in te stellen.
3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de verbindingsorganen de door fluidum bediende organen met de zuigstang verbinden aan een einde van de zuigstang.
4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de door fluidum bediende organen zich zijdelings op afstand bevinden van de zuigstang over de volle uitgestrektheid van de door fluidum bediende organen zodat het genoemde verbindings-orgaan de enige verbinding tussen de door fluidum bediende organen 25 en de zuigstang is.
5. Inrichting volgens conclusie I, gekenmerkt doordat de door fluidun bediende organen bestaan uit buisvormige plunjer-organen die een hol inwendige over hun gehele lengte hébben en door welk holle inwendige /gedeelte van de zuigstang zich buiten 3Q de putschacht uitstrekt, en zuigerorganen die één geheel vormen met de plunjerorganen om de axiaal heen en weer beweging van de plunjerorganen voor heen en weer gaande werking van de zuigstang mogelijk te maken.
6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat 81 0 0 6 0 8 -21- de zuigstang· zich op afstand bevindt van het inwendige van de plunjerorganen over de gehele lengte van de plunjerorganen cm de zuigstang zijdelings te kunnen laten bewegen zonder belemmering op enig punt binnen de buisvormige plunjerorganen.
7. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de verbindingsorganen de plunjerorganen ter plaatse van een einde van de zuigstang buiten de putschacht verbinden.
8. Inrichting volgens conclusie 5/ gekenmerkt door een holle plunjerkast waarin, ën met betrekking waartoe het plunjeror- 10 gaan heen en weer beweegbaar is en tegen het holle inwendige waarvan het zuigerorgaan beweegt voor de heen en weer gaande werking van het plunjerorgaan.
9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door uitrichtorganen die de plunjerkast en de putschacht verbinden 15 voor het ondersteunen van de plunjerkast op de putschacht en het axiaal uitrichten van de plunjerkast met de putschacht zodat het gedeelte van de zuigstang buiten de putschacht in hoofdzakelijk rechtlijnig verband gehouden wordt met het overige gedeelte van de zuigstang binnen de putschacht/ welk rechtlijnig verband van 20 de zuigstang door toedoen van de uitrichtorganen, die de putschacht en de plunjerkast verbinden, dienstig is om breuk van de zuigstang tijdens de heen en weer gaande werking daarvan in het geval van zijdelings of onder een hoek verzetten van de put vcorkcmen.
10. Inrichting voor verbinding met een putschacht, voorzien 25 van een holle langwerpige kast, . van organen die de kast op de putschacht ondersteunen cm zodoende de* kast in hoofdzakelijk axiaal uitgericht verband met de putschacht te houden, van holle plunjerorganen die zich door het holle inwendige .van de kast uitstrekken en bedienbaar zijn voor heen en weer gaande beweging 30 met betrekking daartoe, van organen voor het axiaal uitrichten van de plunjerorganen concentrisch binnen de kast, van een zuigstang die heen en weer beweegbaar is binnen de putschacht en zich daaruit naar buiten en vrij door het holle inwendige van de plunjerorganen uitstrékt cm zodoende de plunjerorganen tussen 35 de putschacht en een van de putschacht verwijderd einde van de 8100608 * \ \ y -22- zuigstang in te stellen, en· · van organen die de plunjer met de zuigstang verbinden voor het uitvoeren van de heen en weer beweging van de zuigstang binnen de putschacht en voor het ondersteunen van het gedeelte van de zuigstang buiten de 5 putschacht in hoofdzakelijk rechtlijnig verband met het overige gedeelte van de zuigstang dat zich binnen de putschacht bevindt zodat de zuigstang over de volle lengte daarvan in axiaal uitgericht verband met de putschacht gehouden wordt.
11. Inrichting volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat het verbindingsorgaan de zuigstang met de plunjerorganen verbinden ter plaatse van het verwijderd liggende einde van de zuigstang.
12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat de organen, die de zuigstang en de plunjerorganen verbinden, de 15 enige verbinding van de zuigstang met de inrichting vormen zodat de zuigstang op doeltreffende wijze afhangend aan de verbindingsorganen aangebracht is voor de vrije, en onbelemmerde heen en weer beweging van de zuigstang.
13. Inrichting volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat 20 de plunjerorganen één geheel daarmee vormende zuigerorganen omvatten, die op afdichtende wijze in aangrijping koten met het inwendige van de kast voor een schuifbeweging langs het inwendige van de kast on de heen en weer beweging van de plunjerorganen met betrekking tot de kast uit te voeren door 25 de toevoer van fluidumdruk in de kast.
14. Inrichting volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de organen die de zuigstang -en de plunjerorganen verbinden de enige verbinding van de zuigstang met de inrichting vormen en de zuigstang zich zijdelings op afstand bevindt van het 30 inwendige van de holle plunjerorganen en de putschacht om het mogelijk te maken dat de zuigstang zijdelings verbuigt en over de gehele lengte daarvan buigt zonder belemtering in enig punt daarvan behalve dan ter plaatse van zijn verbinding met . de plunjerorganen. 15. inrichting volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat 8100608 -23- de verbindingsorganen belastingaftastorganen omvatten voor het aangeven van de belasting op de zuigstang tijdens de beweging daarvan naar buiten de putschacht.
16. Inrichting voor toepassing bij een put met een 5 putschacht, gekenmerkt door een zuigstang, organen die verbonden zijn met de zuigstang cm deze heen en weer te bewegen binnen de putschacht, organen die de heen en weer bewegings-organen met de zuigstang verbinden voor het op onderlinge afstand houden van de zuigstang en de heen en weer bewegings-10 organen cm relatieve zijdelingse beweging daartussen mogelijk te maken, en organen die de zuigstang in axiaal uitgericht verband met de putschacht zodanig verbinden dat elke verzetting van de putschacht automatisch overgebracht wordt op de verbindingsorganen en op de zuigstang voor een beweging corresponderende 15 met die van de putschacht.
17. Inrichting volgens conclusie 16, gekenmerkt door organen voor het verbinden van de heen en weer gaande organen in axiaal uitgericht verband net de putschacht en met de heen en weer gaande organen tussen de putschacht en 20 de zuigstang zodanig dat elke verzetting van de putschacht overgebracht wordt op de heen en weer gaande organen en op de zuigstang.
18. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de zuigstang afwisselend heen en weer beweegbaar is door de door 25. luidum bediende organen door een onhoog gaande slag en een cmlaag gaande slag, waarbij de door f luidum bediende organen organen omvatten voor het regelen van de omlaaggaande slag van de zuigstang tegen de op de zuigstang inwerkende zwaartekracht bij de cmlaag gaande slag. 30 19. ïferkwijze voor het bedienen van een pompinstallatie voor verbinding met een putschacht van een olieput, met het kenmerk, dat de verrichtingen cmvat worden van het zich laten uitstrekken van een zuigstang in de putschacht voor heen en weer beweging daarin, het verbinden van de zuigstang met een heen 35 en weer gaand orgaan dat ingesteld is tussen de putschacht en 8 1 0 0 60 8 V I 5, > -24- het einde van de zuigstang verwijderd van de putschacht era:.:, de zuigstang, in de putschacht heen en weer te bewegen, het bedienen van de heen en wee:, gaande organen om de zuigstang heen en weer te bewegen voor pompwerking binnen de put en put-5 schacht, en het ondersteunen van de zuigstang aan het van de putschacht verwijderde einde daarvan cm zodoende de zuigstang afhangend aan te brengen binnen de putschacht buiten aangrijping met de heen en weer gaande organen,
20. Werkwijze voor het bedienen van een pampinstallatie 10 volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de verrichtingen omvat worden van het ondersteunen van de heen en weer gaande organen op de putschacht om zodoende de heen en weer gaande organen in axiaal uitgericht verband met de putschacht in te stellen en het gedeelte van de zuigstang buiten de putschacht 15 in hoofdzakelijk rechtlijnig verband te houden met dat gedeelte dat zich binnen de putschacht bevindt cm zodoende breuk van de zuigstang in het geval van zijdelings of onder een hoek verzetten of beweging van de putschacht te voorkanen.
21. Werkwijze voor het bedienen van een panpinstallatie 20 volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de verrichtingen omvat worden van het zijdelings op afstand houden van de zuigstang van de panpinstallatie behalve dan ter plaatse van zijn verbinding met de heen en weer gaande organen en van de putschacht om zodoende de zuigstang zijdelings te-kunnen laten 25 bewegen over de lengte daarvan zonder belemmering in enig punt daarvan behalve dan ter plaatse van zijn eindverbinding met de heen en weer gaande organen.
22. Werkwijze voor het bedienen.- van een pampinstallatie voor verbinding met een putschacht met een olieput, met het ken- 30 merk, dat de verrichtingen omvat worden van het zich laten uitstrekken van de zuigstang in de putschacht voor heen en weer gaande beweging daarin, het ondersteunen van de zuigstang ter plaatse van het van de putschacht verwijderde einde daarvan en buiten aangrijping voorbij het ondersteunde einde daarvan en 35 over de lengte als deze in de putschacht gaat, en het heen en weer 8100608 ' -25- bewegen van de zuigstang onder het toelaten dat deze zijdelings beweegt over de lengte daarvan.
23. Werkwijze voor het bedienen van een ponpinstallatie volgens conclusie 22/ roet het kenmerk/ dat de verrichtingen 5 onvat worden van het zo instellen van de zuigstang dat deze zich relatief op afstand bevindt ten opzichte van en binnen een aandrijf orgaan voor het heen en weer bewegen van de zuigstang.
24. Werkwijze, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de 10 beschrijving en/of tekeningen.
25. Inrichting/ in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 8100608
NL8100608A 1979-03-15 1981-02-09 Putpompwerkwijze en -inrichting. NL8100608A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/020,936 US4305461A (en) 1979-03-15 1979-03-15 Well pumping apparatus
NO810282A NO810282L (no) 1979-03-15 1981-01-28 Fremgangsmaate og apparat til pumping av olje fra en broenn
GB8102635A GB2091817A (en) 1979-03-15 1981-01-28 Well pumping apparatus
FR8102264A FR2499165A1 (fr) 1979-03-15 1981-02-05 Dispositif de pompage a relier a un tubage de puits
NL8100608A NL8100608A (nl) 1979-03-15 1981-02-09 Putpompwerkwijze en -inrichting.
AU67332/81A AU6733281A (en) 1979-03-15 1981-02-16 Deep well pump

Applications Claiming Priority (12)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US2093679 1979-03-15
US06/020,936 US4305461A (en) 1979-03-15 1979-03-15 Well pumping apparatus
NO810282A NO810282L (no) 1979-03-15 1981-01-28 Fremgangsmaate og apparat til pumping av olje fra en broenn
NO810282 1981-01-28
GB8102635 1981-01-28
GB8102635A GB2091817A (en) 1979-03-15 1981-01-28 Well pumping apparatus
FR8102264A FR2499165A1 (fr) 1979-03-15 1981-02-05 Dispositif de pompage a relier a un tubage de puits
FR8102264 1981-02-05
NL8100608 1981-02-09
NL8100608A NL8100608A (nl) 1979-03-15 1981-02-09 Putpompwerkwijze en -inrichting.
AU67332/81A AU6733281A (en) 1979-03-15 1981-02-16 Deep well pump
AU6733281 1981-02-16

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100608A true NL8100608A (nl) 1982-09-01

Family

ID=32512719

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100608A NL8100608A (nl) 1979-03-15 1981-02-09 Putpompwerkwijze en -inrichting.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4305461A (nl)
AU (1) AU6733281A (nl)
FR (1) FR2499165A1 (nl)
GB (1) GB2091817A (nl)
NL (1) NL8100608A (nl)
NO (1) NO810282L (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4490097A (en) * 1981-02-23 1984-12-25 Gilbertson Thomas A Hydraulic pump driving unit for oil wells
US4761120A (en) * 1986-06-23 1988-08-02 Mayer James R Well pumping unit and control system
WO1993018306A2 (en) * 1992-03-03 1993-09-16 Lloyd Stanley Hydraulic oil well pump drive system
CA2415446C (en) * 2002-12-12 2005-08-23 Innovative Production Technologies Ltd. Wellhead hydraulic drive unit
US8083499B1 (en) 2003-12-01 2011-12-27 QuaLift Corporation Regenerative hydraulic lift system
CA2451918C (en) * 2003-12-18 2011-07-12 Ici Solutions Inc. Pumping assembly
US7204304B2 (en) * 2004-02-25 2007-04-17 Halliburton Energy Services, Inc. Removable surface pack-off device for reverse cementing applications
CA2573489C (en) * 2006-01-09 2012-07-24 Stream-Flo Industries Ltd. Wellhead assembly for hydraulic pumping system
DE102010013666A1 (de) * 2010-04-01 2011-10-06 Netzsch-Mohnopumpen Gmbh Verfahren zum Entfernen eines Exzenterschneckenantriebs einer Erdölförderpumpe und Erdölförderpumpe
US8240388B2 (en) * 2010-07-09 2012-08-14 Alan D. Brite Submergible oil well sealing device and method for sealing underwater oil wells
WO2015002634A1 (en) * 2013-07-01 2015-01-08 Halliburton Energy Services, Inc. Long-stroke hydraulic lift system having reduced height
US9416652B2 (en) 2013-08-08 2016-08-16 Vetco Gray Inc. Sensing magnetized portions of a wellhead system to monitor fatigue loading
AR099439A1 (es) * 2013-10-11 2016-07-27 López Fidalgo Daniel Rodolfo Bomba para extracción de agua, petróleo u otros fluidos
AR095913A1 (es) * 2014-03-27 2015-11-25 Rodolfo Lopez Fidalgo Daniel Unidad de accionamiento de bomba para extracción de agua, petróleo u otros fluidos
US20180045032A1 (en) * 2016-08-12 2018-02-15 Well Innovation As Downhole monitoring device arranged in-line with a sucker rod string
US11021946B2 (en) * 2017-07-28 2021-06-01 Eog Resources, Inc. Systems and methods for measuring loads applied to downhole structures
RU2724358C1 (ru) * 2019-11-12 2020-06-23 Управляющая компания общество с ограниченной ответственностью "ТМС групп" Реанимационный гидравлический привод скважинного насоса

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US129129A (en) * 1872-07-16 Improvement in machines for drilling oil-wells
US245101A (en) * 1881-08-02 Dexter j
US127025A (en) * 1872-05-21 Improvement in piston-rods for steam-engines
US1060961A (en) * 1912-02-24 1913-05-06 Charles A Waitz Sucker-rod packing for oil-well tubings.
US1071360A (en) * 1912-12-14 1913-08-26 James E Shiery Packing-head for deep wells.
US1173825A (en) * 1915-03-30 1916-02-29 Albert J Mcnallen Tubing and packing for oil-wells.
US1753440A (en) * 1927-05-17 1930-04-08 Ned O Miller Method of drilling wells in gas formations
US2137853A (en) * 1936-12-12 1938-11-22 Wilson Supply Company Polish rod
US2287709A (en) * 1940-01-30 1942-06-23 Nat Supply Co Hydraulic well pumping mechanism
US2564285A (en) * 1948-03-11 1951-08-14 Samuel V Smith Pneumatic-hydraulic system for operating well pumping equipment
AT281741B (de) * 1965-12-22 1970-05-25 Oemv Ag Anordnung an Dynamometern für Tiefpumpen
DE2643925A1 (de) * 1976-09-29 1978-03-30 Joseph Hart Klaeger Insbesondere zum antrieb mit bohrlochkopfgas bestimmte betaetigungsvorrichtung fuer oelbohrungspumpen

Also Published As

Publication number Publication date
US4305461A (en) 1981-12-15
GB2091817A (en) 1982-08-04
NO810282L (no) 1982-07-29
AU6733281A (en) 1982-08-26
FR2499165A1 (fr) 1982-08-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100608A (nl) Putpompwerkwijze en -inrichting.
US20210040836A1 (en) Lubrication system for a plunger/packing set of a fluid end
US4017214A (en) Packing gland leak retriever device
US11982269B2 (en) Gas compressor and system and method for gas compressing
KR100338201B1 (ko) 액체펌프
CA2415446C (en) Wellhead hydraulic drive unit
US11162491B2 (en) Gas compressor and system and method for gas compressing
US4553590A (en) Apparatus for pumping subterranean fluids
US5860491A (en) Hydraulic lift system and method for retrofitting
MX2008009927A (es) Aparato de bombeo de pozo de petroleo hidraulico.
US4890671A (en) Polished rod liner puller assembly
US9850637B2 (en) Digging equipment with relative improved hydraulic system
US11952995B2 (en) Multi-phase fluid pump system
US5842252A (en) Pipe wiper system
CA1175345A (en) Method and apparatus for pumping subterranean fluids
US5067563A (en) Spillproof oil well seal
EA018214B1 (ru) Устройство для регулирования деки вибросита
US20080099211A1 (en) Reciprocating pump drive apparatus
US2402887A (en) Cushioned cylinder head
US1913489A (en) Combination hydraulic tubing lift and tubing head
US4498845A (en) Pumper bumper
US4149382A (en) Hydraulic elevator power assembly
US4299545A (en) Hydraulic oil well pumping apparatus
US4160623A (en) Deep well pump
US9739030B1 (en) Excavator operator compartment between two booms

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed