NL8100484A - Inrichting voor het beheerst naar beneden brengen en lossen van een voorwerp. - Google Patents

Description

!- « dW/EM/12.984- -1-

Inrichting voor liet beheerst naar beneden brengen en lossen van een voorwerp.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beheerst naar beneden brengen en lossen van ten minste één voorwerp, voorzien van een openbare houder voor het voorwerp, een op en neer bewegingsinrichting en een openings-5 inrichting voor de houder.

Een dergelijke inrichting is beschreven in het Duitse Auslegeschrift 24 38 440.

Dergelijke inrichtingen hebben het voordeel, dat zij de mogelijkheid geven kwetsbare of breekbare voorwerpen met een 10 minimale valhoogte en een minimale stootwerking in een verpakking te brengen. In het bijzonder, maar niet uitsluitend, worden dergelijke inrichtingen voor eieren gebruikt of zijn daarvoor bruikbaar.

Bij dergelijke inrichtingen doet zich evenwel de moei-15 lijkheid voor, dat een inrichting als boven omschreven geschikt moet zijn voor het vullen van uiteenlopende verpakkingen. In het bijzonder is het daarbij van belang, dat de hoogte van de verpakkingen kan variëren. Dit leidt tot het probleem, dat in de hoogste stand van de houder ook de hoogste 20 verpakking onder de houder langs moet kunnen bewegen, terwijl bij een lage verpakking veelal ook de stand waarin de voorwerpen uiteindelijk in de verpakking liggen, betrekkelijk laag is. Dit betekent, dat een dergelijke inrichting, die geschikt is voor hoge verpakkingen bij toepassing van lage 25 verpakkingen een ongewenst grote valhoogte heeft.

De uitvinding beoogt deze moeilijkheden op te heffen en te voorzien in een inrichting, die in principe voor verpakkingen van uiteenlopende hoogte geschikt is. Dit geeft een belangrijk economisch voordeel, omdat steeds meer soorten 30 verpakkingen toegepast worden en het bijvoorbeeld voor een 81 00 48 4 f ¥ -2- automatische e ie rverwerkingsmachine mogelijk moet zijn in principe alle gangbare verpakkingen te vullen.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien, dat de verticale slag van de op en neer bewegings-5 inrichting instelbaar is.

Een eenvoudige instelmogelijkheid, die in principe ook mechanisch op grotere afstand bediend kan worden, zodat een bediening aan de buitenzijde van een automatische machine mogelijk is, bestaat daarin dat de op en neer beweging wordt 10 afgeleid van een·aandrijforgaan met een vaste slag, waarbij dit orgaan met een stangenwerk gekoppeld is, waarvan ten minste één werkarm instelbaar is.

Een nadere uitvoeringsvorm hiervan bestaat daarin, dat het stangenwerk een om een vast draaipunt draaibare hefboom 15 heeft, die door het aandrijforgaan geschommeld wordt, welke hefboom met een verdere stang verbonden is, door middel van een pen en sleuf verbinding.

Een nadere uitwerking van de bovenstaande uitvoeringsvorm, die het voordeel heeft dat bij het verstellen van de 20 inrichting deze verstelling de hoogtestand van de houder niet beïnvloedt, bestaat daarin dat de sleuf vast met de hefboom verbonden is en de vorm van een cirkelboog heeft met als middelpunt van de cirkel het punt, waar de verdere stang verbonden is met een verder orgaan voor het op en neer 25 bewegen van de houder.

Bij de uitvinding is het verder van belang, dat het openen van de houder steeds aan het benedeneinde van de baan van de houder plaats heeft, ook wanneer deze baan door de verandering van de instelling in lengte veranderd is. Dien-30 overeenkomstig wordt er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is voorzien, dat de openingsinrichting samen met de houder op en neer beweegbaar is en wordt aangedreven door een in hoofdzaak horizontaal beweegbare en in hoofdzaak horizontaal gelegen stang. Hierdoor heeft de onderlinge ver-35 schuiving in hoogteriehting van de aandrijving en het aangedreven deel van de openingsinrichting nagenoeg geen invloed op het tijdstip, waarop de openingsinrichting opent.

Een goede onderlinge afstemming van de verticale beweging van de houder, ook bij verschillende verticale slag, en 40 het openen daarvan wordt volgens een nadere uitwerking van de 81 0 0 48 4 * f -3- uitvinding verkregen door er in te voorzien, dat de op en neer bewegingsinrichting en de openingsinrichting door middel van met elkaar gekoppelde nokken worden aangedreven.

In het genoemde Duitse Auslegeschrift 24 38 440 is tevens 5 voor een inrichting, die voorzien is van een aantal op een rij gelegen houders er in voorzien, dat de houders in de lengterichting van de rij verschuifbaar zijn en met elkaar zijn gekoppeld, waarbij er middelen aanwezig zijn om ten minste één houder in de genoemde lengterichting van de rij bij de 10 op en neer beweging te verplaatsen. Dit geeft, bij toepassing op het doel van de uitvinding, de mogelijkheid een verplaatsing te verkrijgen in verpakkingen, waarin ook de onderlinge afstand van de houders in een rij aangepast kan worden aan verschillende afmetingen tussen ligplaatsen van de voorwerpen 15 in de verschillende verpakkingen. Dienovereenkomstig wordt er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding in voorzien, dat de koppeling tussen opeenvolgende houders elastisch is en dat de slag van de verplaatsing instelbaar is.

De genoemde instelbaarheid van de beweging van de houders 20 in de richting van de rij kan volgens een nadere uitwerking van de uitvinding eenvoudig tot stand gebracht worden door er in te voorzien, dat de genoemde verplaatsing tot stand wordt gebracht doordat een met een te verschuiven houder verbonden volgorgaan langs een de verticale beweging van de 25 houders niet meemakende inrichting beweegt en dat de stuurnok voorzien is van een met hetzelfde volgorgaan samenwerkende, instelbare stuurnok. Doordat hierbij de instelbare stuurnok het volgorgaan van de eerst genoemde stuurnok aflicht bestaat de mogelijkheid de eerste stuurnok een bereik te geven, dat 30 de gehele maximale verschuiving van de desbetreffende houder aangeeft, en door het al dan niet in de gewenste stand aanbrengen van de verdere stuurnok een beperking van deze slag. Daarbij wordt er op gewezen, dat de horizontale beweging van de houders over betrekkelijk geringe afstanden plaats heeft, 35 zodat het zonder meer toelaatbaar is bij een gedeeltelijke onderlinge verplaatsing of verschuiving van de houders deze in slechts een gedeelte van de verticale beweging van de houders te laten uitvoeren.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht 40 aan de hand van de tekening, waarin: 8100484 -4- » * fig. 1 schematisch een eindaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, toont van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een zijaanzicht is van de inrichting van fig. 1; fig. 3 een eindaanzioht is, dat overeenstemt met fig. 1, . 5 maar in een andere stand van de inrichting; fig. 4 een zijaanzicht is, dat met fig. 2 overeenstemt, maar in de stand van de inrichting die in fig. 3 is weergegeven; en fig. 5 schematisch een bovenaanzicht toont.

10 In fig. 1 is met 1 een op en neer beweegbaar gestel aangeduid. In dit gestel zijn assen 2 gelegerd, die zelf als legering voor de houders dienst doen. Deze houders bestaan telkens uit twee stellen.vingers 3, waarbij een stel dergelijke vingers op elk van de assen 2 tegenover elkaar ligt en 15 gezamenlijk een houder vormt.

Deze houders hebben aan hun aan de buitenzijde van de as 2 liggende deel een arm 4, met aan het uiteinde daarvan een tegenwicht 5. Verder is er een balk 6 aangebracht, die op de armen 4 van de houders 3 kan werken om hen zodanig te 20 kantelen, dat de vingers 3 naar buiten en uit elkaar bewegen en het tegenwicht 5 daarbij omhoog beweegt.

De balken 6 bevinden zich op blokjes 53, die eveneens op de as 2 zijn gemonteerd.

Met 7 is een geleiding aangegeven, die aan het gestel 25 1 is bevestigd.

De op en neer beweging van gestel 1 wordt afgeleid van een excentriek 8, waarvan het exeenterwiel op een as 23 is gemonteerd. De excenterstang 9 is bij 10 draaibaar verbonden met een arm 11, die rechts een vast draaipunt heeft en aan 30 zijn linkerzijde een cirkelvormige sleuf 12. In deze sleuf steekt een pen 13, die vast met een stang 14 verbonden is.

Met 15 is een instelorgaan aangegeven, dat, door verplaatsing in lengterichting de plaats bepaalt, waar de pen 13 in de sleuf 12 steekt. De stang 14 is met een verdere stang 16 35 verbonden, waarbij het verbindingspunt het middelpunt vormt van de cirkel door het midden van de sleuf 12. De arm 16 is door middel van een vaste verbinding 17 niet draaibaar gekoppeld met de as 18, die stil staand is gelegerd. Met de as 18 zijn aan zijn beide uiteinden niet draaibare armen 19 40 gekoppeld, die via een pen 20 verbonden zijn met een arm 21, 8 1 0 0 48 4 -5-

* I

die verbonden is met een draagstang 22 van het gestel 1. Wanneer de as 23 een omwenteling uitvoert schommelt de arm 11 door zijn koppeling met de excentriek 8 heen en weer, waarbij deze schommelbeweging via 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21 5 en 22 op het gestel 1 wordt overgebracht in de vorm van een verticale beweging. De grootte van de verticale slag wordt bepaald door de plaats van de pen 13 in de sleuf 12. In de hoogste stand van het gestel 1, die in fig. 1 is getekend, heeft het in de sleuf 12 bewegen van de pen 13 geen invloed 10 op de hoogtestand van dit gestel.

De as 23 wordt aangedreven door een ééntoerenkoppeling met een ontkoppelschijf 24 en een continue aangedreven deel 25· De schijf 24 werkt samen met een klink 26, die, wanneer hij, zoals in fig. 1 is aangegeven met een stoporgaan 55 15 tegen een uitsteeksel 56 ligt, de draaiing van de as 23, die met deze schijf is gekoppeld, verhindert. De koppeling is een zogenaamde veerband-koppeling, die, wanneer de schijf 24 door oplichten van de klink 26 vrij gegeven wordt, een koppeling tot stand brengt tussen het aangedreven deel 25 20 en de as 23. Dergelijke koppelingen zijn op zichzelf bekend. Wanneer de schijf 24 een gehele omwenteling heeft uitgevoerd loopt het uitsteeksel 56 weer tegen het stoporgaan 55 en de as 23 komt weer stil te staan.

Op de as 23 zit verder een nok 27, die samenwerkt met 25 een nokvolgorgaan 30, dat gemonteerd is op een arm 29, die aan zijn benedenzijde bij 28 een vast draaipunt heeft. Aan zijn bovenzijde is deze arm bij 31 gekoppeld met een koppelstang 32, die aan zijn andere uiteinde bij 33 verbonden is met een curveschijf 34, die op de as 22 is gelegerd. Deze 30 curveschijf heeft twee sleuven 36, waarin volgpennen 35 steken, die aan hoekarmen 37 zijn bevestigd, die kunnen draaien om assen 38, die vast in het op en neer beweegbare gestel 1 zijn gelegerd. Aan hun uiteinden zijn de hoekarmen 37 door middel van een koppeling 39 verbonden met een 35 koppelstang 40, die samenwerkt met de blokjes 53 om de bedie-ningsbalk 6 te laten draaien voor het openen van de houders 3.

In het op en neer beweegbare gestel 1 is verder een tweetal armen 42 gemonteerd op een as 41, die gelegerd is in het op en neer beweegbare gestel 1. Met de armen 42 is 40 een dwarsstang 43 verbonden, die aan een uiteinde een nok- 81 0 0 48 4 * * -6- volgorgaan 4-4 draagt, dat kan samenwerken met een stuurnok 45. Elke arm 42 is aan zijn boveneinde verbonden met een koppel-orgaan 47, dat via een koppeling 46 verbonden is met een schuiforgaan 48, dat met de dichtstbij zijnde van een aantal 5 bussen 49 is verbonden. Tussen de bussen bevinden zich. veren 50. De vingers 5 van de houders zijn gelegerd op de bussen 49, die elk een kraag 51 hebben, waardoor de 'vingers 3, in axiale richting gefixeerd zijn.

Wanneer nu het volgorgaan 44 langs de nok 45 beweegt 10 zwenkt de arm 42 om de as 41 en wordt ook de plaats van de houders op de as 2 gewijzigd, waarbij evenwel de afstand tussen de houders nagenoeg dezelfde blijft, aangezien er zich identieke veren 50 tussen bevinden.

Wanneer de volledige beweging van de houders niet ge-15 wenst is, wordt een trapvormig orgaan 52 met verschillende hoogten 52’ en 52” op het gestel 1 aangebracht en zodanig ingesteld dat de stang 45 op een van de trapjes 52’ of 52” komt om de axiale verschuiving van de vingers 3 te beperken.

De werking van de beschreven inrichting is de volgende: 20 Wanneer een besturingspuls wordt medegedëeld aan de klink 26 voert de as 23 dén omwenteling uit, waardoor via de excentriek 8 het gestel 1 naar beneden beweegt en weer naar boven. Door de draaiing van de as 23 wordt tegelijkertijd via de nok-sehijf 27 en het volgorgaan 30, de curvesdhijf 34 en de hoek-25 armen 37 gezorgd voor het opengaan van de houders in hun benedenste stand. Daarbij zal verstelling van het bedienings-orgaan 15 er voor zorgen, dat de verticale slag die het gestel 1 uitvoert kan worden ingesteld, waarbij evenwel steeds het tijdstip, waarop de houders openen in het benedenste deel 30 van hun beweging ligt.

Tegelijkertijd wordt de op en neer gaande beweging van het gestel 1 gebruikt om het volgorgaan 44 langs de stil staande nok 45 te bewegen teneinde een axiale verschuiving van de houders 3 tot stand te brengen. De axiale verschuiving 35 kan begrensd worden door instelling van een trapvormige nok 52.

De beschreven inrichting heeft het voordeel dat de voorwerpen steeds tot in een gewenste laagste stand beheerd: naar beneden gelaten kunnen worden, waarbij de verticale beweging 40 die daarbij wordt afgelegd instelbaar is, zodat aanspassing 8 1 0 0 48 4 -7- ; t aan verschillende hoogten van verpakkingen mogelijk is. Wanneer daarbij bovendien de afstand van voorwerpen in een rij verschilt wordt van de verticale beweging van het gestel gebruik gemaakt om een schuifbeweging van de houders op hun 5 assen tot stand te brengen. Met behulp van een aanvullende nok 52, die instelbaar is, kan, in afhankelijkheid van de gewenste axiale verschuiving, een beperking van deze verschuiving worden uitgevoerd.

De inrichting bestaat dus in wezen uit een verticaal 10 niet op en neer beweegbaar deel 57» dat via montagestang 58 platen 59 draagt, waarop de nokbaan 45 is bevestigd en het gestel 1 dat door middel van de stangen 21 en de as 22 op en neer bewogen wordt, waarbij het volgorgaan 44 langs de stuurnok 45 loopt. De verticale slag is instelbaar met het 15 instelorgaan 15 en de horizontale verschuiving van de vingers 3 door verplaatsing van de nok 52. Het openen van de door de vingers 3 gevormde houders heeft bij elke stand van het instelorgaan 15 in de laangste stand van het gestel 1 plaats, de hoogste stand van gestel 1 is onafhankelijk van het instel-20 orgaan 15, zodat de toevoer van voorwerpen aan de door de vingers 3 gevormde houders niet door de stand van instelorgaan 15 beïnvloed wordt.

8100484

Claims (9)

1. Inrichting voor het beheerst naar beneden brengen en lossen van ten minste één voorwerp, voorzien van een openbare houder voor het voorwerp, een op en neer bewegings-inrichting en een openingsinrichting voor de houder, met het 5 kenmerk, dat de verticale slag van de op en neer bewegings-inrichting instelbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de op en neer beweging wordt afgeleid van een aandrijf-orgaan met een vaste slag, waarbij dit orgaan met een 10 stangenwerk gekoppeld is, waarvan ten minste één werkarm instelbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het stangenwerk een om een vast draaipunt draaibare hefboom heeft, die door het aandrijforgaan geschommeld wordt, 15 welke hefboom met een verdere stang verbonden is, door middel van een pen en sleuf verbinding,

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de sleuf vast met de hefboom verbonden is en de vorm van een cirkelboog heeft met als middelpunt van de cirkel het punt, 20 waar de verdere stang verbonden is met een verder orgaan voor het op en neer bewegen van de houder.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de openingsinrichting samen met de houder op en neer beweegbaar is en wordt aange- 25 dreven door een in hoofdzaak horizontaal beweegbare en in hoofdzaak horizontaal gelegen stang.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de Nap en neer bewegingsinrichting en de openingsinrichting door middel van met elkaar gekoppelde nokken worden aange- 30 dreven.

7. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, voorzien van een aantal op een rij gelegen houders, die in de lengterichting van de rij verschuifbaar zijn en met elkaar zijn gekoppeld, waarbij middelen aanwezig 35 zijn om ten minste één houder in de lengterichting van de rij bij de op en neer beweging te verplaatsen, met het kenmerk, dat de koppeling tussen opeenvolgende houders elastisch is en dat de slag van de verplaatsing instelbaar is. 8 1 0 0 48 4 -9-

8. Inrichting volgens eonclusie 7, met het kenmerk, dat de genoemde verplaatsing tot stand wordt gebracht doordat een met een te verschuiven houder verbonden volgorgaan langs een de verticale beweging van de houders niet meemakende 5 stuurnok beweegt en dat de stuurnok voorzien is van een met hetzelfde volgorgaan samenwerkende, instelbare stuurnok.

9. Inrichting volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verticale slag van de op en neer bewegingsinrichting steeds uitgaat van een zelfde 10 hoogte. 8 1 0 0 48 4