NL8100309A - Prefab-kelder. - Google Patents

Description

1.

i '* 9

Prefab-kelder,

De uitvinding heeft betrekking op een in de aardbodem te plaatsen houder. Hiertoe wordt vooraf in de bodem een sleuf of groeve gemaakt, welke na plaatsing van de houder met aarde weer wordt gedicht.

5 Dergelijke houders zijn reeds bekend als opslag tanks voor gassen en vloeistoffen. Daar de in een houder opgeslagen voorraad gas c.q. vloeistof als gevolg van het bijvullen en het leegpompen van dag tot dag sterk kan variëren, kan er een grote variatie 10 in het totale gewicht van de houder met inhoud plaats vinden. Wanneer het grondwaterpeil hoog is, en de voorraad gas of vloeistof in de houder minimaal is, kan de door het grondwater op de houder opgewekte opwaartse kracht groter zijn dan het totale gewicht 15 van de houder met inhoud met het gevolg, dat de houder in de bodem naar de oppervlakte wordt gedrukt. Door de houder op een fundatieplaats te verankeren en deze zonodig met betonblokken te verzwaren, tracht men het opdrukken van de houder uit de bodem tegen te 20 gaan.

Het bezwaar tegen het aanleggen van een fundatie-plaat voor de houder heeft betrekking op het feit dat een dergelijke voorziening ter plaatse dient te worden aangebracht en daardoor relatief veel tijd vraagt.

25 Het bezwaar tegen het verzwaren van de houder met betonblokken is gelegen in het feit, dat deze werkzaamheden een secure aangelegenheid inhouden, en daardoor eveneens veel tijd in beslag nemen.

De uitvinding beoogt voor genoemde bezwaren met 30 betrekking tot het op zijn plaats houden van de houder in de bodem een oplossing te geven.

Overeenkomstig de uitvinding is de houder van het in de aanhef omschreven soort aan de buitenzijde voorzien van zich in zijwaartse richting uitstrekken- 8100309 * v I * 2.

de randstukken.

Genoemde randstukken dienen qua vorm en gewicht zodanig te zijn uitgevoerd, dat een relatief groot effectief oppervlak van deze randstukken in het hori-5 zontale vlak bij een relatief gering volume wordt verkregen; slechts dan vindt er een belangrijke bijdrage tot het gewicht van de houder als gevolg van het op genoemde randstukken rustend gewicht aan aarde plaats, terwijl de opwaartse kracht niet noemenswaar-10 dig zal toenemen. Verder biedt het voordeel de randstukken reeds bij de vervaardiging van de houder φ op hun plaats aan te brengen, waardoor het bezwaar van een zorgvuldige en mede daardoor tijdrovende plaatsing en verankering van de houder in de bodem 15 komt te vervallen. Genoemde randstukken behoeven niet slechts ringvormige elementen te omvatten, zij kunnen ook stripvormige elementen omvatten of anderszins gevormd zijn uitgevoerd.

Genoemde maatregel blijkt uitstekend te voldoen 20 mits aan de grond niet een te grote vloeibaarheids-graad moet worden toegekend, hetgeen volgt uit het volgende voorbeeld: Een in het water ondergedompeld hol voorwerp met stijgvermogen, zal niet in het water blijven zweven door eenvoudigweg zich in zijwaartse 25 richting uitstrekken randstukken aan te brengen. Immers bij een opwaartse kracht op het holle voorwerp zal een gedeelte van de op de randdelen rustende waterkolom zijwaarts (!) worden weggedrukt, waardoor het voorwerp zal gaan stijgen, hetgeen evenwel met een ge-30 ringere snelheid geschiedt in verband met de remmende eigenschap van de randstukken. Bij een in de aardbodem geplaatste houder kan de op de randdelen rustende aard-massa niet (!) zijwaarts worden weggedrukt zodat het voor de compensatie van de opwaartse kracht aanwezige 35 gewicht niet verandert. Dit geldt evenwel zolang 8100309 3.

2* k de aardmassa niet een met het water te vergelijken vloeibaarheidsgraad bereikt, hetgeen doorgaans mag worden aangenomen.

De uitvinding zal nu nader aan de hand van de 5 bijgaande figuren worden uiteengezet, waarvan:

Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van een houder toont; Fig. 2 een tweede uitvoeringsvorm van een houder weergeeft ;

Fig. 3 een gewijzigde uitvoeringsvorm toont van de in 10 Fig. 1 weergegeven houder;

Fig. 4 een gewijzigde uitvoeringsvorm geeft van ^de in· Fig. 2 weergegeven houder;

Fig. 5 een derde uitvoeringsvorm van de houder weergeeft ; 15 Fig. 6 een gewijzigde uitvoeringsvorm van de in Fig. 5 weergegeven houder toont;

Fig. 7 een andere gewijzigde uitvoeringsvorm van de in Fig. 5 weergegeven houder toont;

Fig. 8 een andere, gewijzigde uitvoeringsvorm van de 20 in Fig. 2 weergegeven houder geeft; en

Fig. 9 een volgende gewijzigde uitvoeringsvorm van de in Fig. 5 weergegeven houder toont.

In Fig. 1 is een houder met een cylindrische doorsnede van het verwijzingscijfer 1 voorzien, welke 25 houder bij voorkeur uit staalplaat is vervaardigd en door isolerende en roestwerende conserveringsmiddelen is afgeschermd.

Bij een hoog grondwaterpeil zal op de houder 1 een opwaartse kracht worden uitgeoefend, welke bij 30 benadering gelijk mag worden gesteld aan het gewicht van de bij de plaatsing van de houder 1 verplaatste hoeveelheid materie, d.w.z. een desbetreffende hoeveelheid met water doordrenkte aarde (modder). Deze opwaartse kracht, welke gelijk is aan het product van 35 het volume van de houder en het soortelijk gewicht 8 1 00 30 9 4.

V * van modder, houdt dan ook het gevaar in, dat de houder 1 naar de oppervlakte zal opdrijven. Het is dus zaak, de opwaartse kracht voldoende te compenseren, hetgeen bijvoorbeeld mogelijk is door het verzwaard uitvoeren 5 van de houder 1. De uitvinding voorziet in een andere mogelijkheid om de opwaartse kracht in voldoende mate te compenseren en bestaat daarin dat de in Fig, 1 weergegeven houder 1 aan de onderzijde afgesloten is met een schotelvormige plaat 2, waarvap. de diameter 10 groter is dan die van de houder 1. De daarbij rond de houder 1 uitstekende randstukken 3 van plaat 2 dienen voldoende groot te zijn om een aanzienlijk gewicht aan aarde te kunnen dragen, welke tesamen met het eigen gewicht van de houder 1 (met inhoud) en dat van 15 de op de houder 1 rustende aarde voldoende compensatie moet bieden voor de opwaartse kracht op de houder 1* Vanuit een bedrijfseconomische, standpunt gezien is het eenvoudiger een schotelvormige plaat aan de onderzijde van de houder met lasverbinding te beves-20 tigen, dan een afgesloten houder 1 aan de omtrekswand te voorzien van een ringvormige plaat- of randdeel.

Aan de bovenzijde is de houder 1 voorzien van een aangelaste koker 4 met afdekplaat 5, via welke koker men met behulp van een aldaar aangebrachte trap 6 25 kan afdalen tot op de bodem van de houder 1.

Zonodig kan op de bodem van de houder 1 nog een vloer of flonder 7 worden aangebraeht. Voorts is deze houder 1 aan de bovenzijde nog voorzien van een ontluchtings-koker 8.

30 In Fig. 2 is een houder 1 van het bolvormige type weergegeven, waarbij zich zijdelings uitstrekkende, ringvormige randstukken 9 rondom de bolvormige houder 1 zijn aangebracht. Eventueel is het mogelijk twee halfbollen van ongelijke diameter met een lasverbin-35 ding op elkaar te bevestigen, waarmede evenals het in 8100309 5.

*- -a

Pig. 1 het geval is, zich zijdeling uitstrekkende, ringvormigs randstukken 3 aan de houder 1 is verkregen.

Zoals in Pig. 3 is weergegeven, kan een houder 1 ook nog worden voorzien van een meer zijdelings opge-5 stelde toegangskoker 10, welke met behulp van een sluis of schacht 11 van steen of beton met een nabijgelegen woning 12 is verbonden. Voor een bolvormige houder 1 is een soortgelijke uitvoeringsvorm in Pig.

4 weergegeven.

10 In Pig. 5 is een derde type houder weergegeven, welke evenals in Pig. 1 van cylindrische vorm is; deze houder 1 is echter met zijn as in horizontale richting in de bodem geplaatst. Rondom de houder 1 zijn op de wand strip- of plaatvormige randstukken 9 in zij-15 waartse richting bevestigd, terwijl op de bovenzijde van de cylindrische wand een lichtkoepel of vluchtluik 13 is aangebracht. Een der eindvlakken van de houder 1 is nog voorzien van toegangskoker 10, welke met behulp van een sluis of schacht 11 met de nabij ge-20 legen woning 12 is verbonden.

In Pig. 6 is de in Pig. 5 weergegeven houder in gewijzigde vorm weergegeven, waarbij de houder 1 is voorzien van beglazingsdelen 14, zoals een schuifpui voor de entree naar binnen. Daar de houder 1 gedeelte-25 lijk boven het maaiveld is opgesteld, is de houder 1 aan weerszijden van de beglazingsdelen 14 nog afgedekt met een ruime hoeveelheid aarde.

Pig. 7 en 8 tonen een tweetal andere gewijzigde uitvoeringsvormen van de in Pig. 5 respectievelijk 2 30 weergegeven houder 1, waarbij een toegang via een horizontaal gesitueerde toegangskoker 10 en een sluis of schacht 11 naar een kelder of souterain 15 van een nabijgelegen woning 12 wordt verkregene

Pig. 9 toont weer een andere uitvoeringsvorm van 35 een houder 1 van het cylindrische type; zij is in een 8100309

V V

#· * 6.

enigszins hellende stand in de bodem geplaatst en steekt gedeeltelijk boven het maaiveld uit, waardoor de houder 1 alsnog met een hoeveelheid aarde moet worden af gedekt. Een aldus gesitueerde houder 1 kan 5 uitstekend als garage worden gebruikt. Teneinde het wegdrukken van de houder 1 in de langsrichting als gevolg van de opwaartse druk te voorkomen is deze voorzien van één of meer op het omtreksvlak aangebrachte, loodrecht op de asrichting gesitueerde randdelen 16. Bij 10 een horizontale plaatsing van de houder 1 onder het aardoppervlak zal echter met een langere weglengte tot de garage rekening moeten worden gehouden.

De genoemde houders zijn bij uitstek geschikt om te worden gebruikt als hobby- of recreatieruimte (zo-15 als een ondergronds zwembad, sauna of solariumruimte), als werk- studie of verblijfsruimte (schuilkelder) en als opslagruimte of een garage.

Het benodigde gewicht kan voorts worden bereikt door in de houder 1 ballast (zoals water in een als 20 zwembad ingerichte houder) op te nemen.

Teneinde een stabiele opstelling van de houder 1 te verkrijgen is het veelal gewenst om bij aanwezigheid van glasvensters 14 en sluisschachten 10 bepaalde delen van de zich rond de houder 1 zijdelings uit-25 strekkende elementen 3 of randstukken 9 nog te omgeven met beton.

Zoals reeds is aangegeven, is het geenszins noodzakelijk de houder 1 in z'n geheel onder het grondoppervlak te plaatsen; ook is het mogelijk de houder 30 1 gedeeltelijk boven het aardoppervlak te laten uit steken. Voorts kan op de houder nog een woon- of verbli jfruimte worden aangebracht, waarbij de zich zijdelings uitstrekkende randstukken (3 c.q. 9) bijdragen tot een stabiele fundering van de combinatie teneinde 35 het scheef wegzakken ervan te voorkomen.

8100309

Claims (8)

1. In de aardbodem te plaatsen houder met het kenmerk, dat de houder is voorzien van zich in zijwaartse richting uitstrekkende randstukken.

2. Houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat 5 de houder aan de bodemzijde is voorzien van een scho- telvoimge plaat, waarvan de diameter groter is dan die van de houder. #

3. Houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, genoemde randstukken ringvormig rond de houder zijn aan- 10 gebracht.

4. Houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de houder is voorzien van entreemiddelen.

5· Houder volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een toegangskoker.

6. Houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een ontluchtingskoker.

7. Houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de houder is voorzien van beglazingsdelen.

8. Cylindrische houder volgens conclusie 1 met 20 het kenmerk, dat de houder is voorzien van, op het omtreksvlak van de houder loodrecht op de asrichting gesitueerde randdelen. Bernard Jan Heddendorp. 8100309