NL8020550A - Machine en werkwijze voor het vormen en indrijven van nieten. - Google Patents

Machine en werkwijze voor het vormen en indrijven van nieten. Download PDF

Info

Publication number
NL8020550A
NL8020550A NL8020550A NL8020550A NL8020550A NL 8020550 A NL8020550 A NL 8020550A NL 8020550 A NL8020550 A NL 8020550A NL 8020550 A NL8020550 A NL 8020550A NL 8020550 A NL8020550 A NL 8020550A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
staple
driving
molding
opening
workpiece
Prior art date
Application number
NL8020550A
Other languages
English (en)
Other versions
NL187055B (nl
NL187055C (nl
Original Assignee
Swingline Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Swingline Inc filed Critical Swingline Inc
Publication of NL8020550A publication Critical patent/NL8020550A/nl
Publication of NL187055B publication Critical patent/NL187055B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL187055C publication Critical patent/NL187055C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60TVEHICLE BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF; BRAKE CONTROL SYSTEMS OR PARTS THEREOF, IN GENERAL; ARRANGEMENT OF BRAKING ELEMENTS ON VEHICLES IN GENERAL; PORTABLE DEVICES FOR PREVENTING UNWANTED MOVEMENT OF VEHICLES; VEHICLE MODIFICATIONS TO FACILITATE COOLING OF BRAKES
    • B60T11/00Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator without power assistance or drive or where such assistance or drive is irrelevant
    • B60T11/10Transmitting braking action from initiating means to ultimate brake actuator without power assistance or drive or where such assistance or drive is irrelevant transmitting by fluid means, e.g. hydraulic
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B25HAND TOOLS; PORTABLE POWER-DRIVEN TOOLS; MANIPULATORS
    • B25CHAND-HELD NAILING OR STAPLING TOOLS; MANUALLY OPERATED PORTABLE STAPLING TOOLS
    • B25C5/00Manually operated portable stapling tools; Hand-held power-operated stapling tools; Staple feeding devices therefor
    • B25C5/02Manually operated portable stapling tools; Hand-held power-operated stapling tools; Staple feeding devices therefor with provision for bending the ends of the staples on to the work
    • B25C5/04Manually operated portable stapling tools; Hand-held power-operated stapling tools; Staple feeding devices therefor with provision for bending the ends of the staples on to the work with means for forming the staples in the tool
    • B25C5/045Manually operated portable stapling tools; Hand-held power-operated stapling tools; Staple feeding devices therefor with provision for bending the ends of the staples on to the work with means for forming the staples in the tool starting from performed staples

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Portable Nailing Machines And Staplers (AREA)
  • Slide Fasteners (AREA)

Description

-1- 80 2 05 5 0
Machine en werkwijze voor het vormen en indrijven van nieten i !
De uitvinding heeft betrekking op een machine voor het vormen en indrijven van niéten van het type, waardoor üit een ·.;voorraadnietdraad een niet wordt gevormd en deze niet | in materiaal wordt gedreven. Meer in bijzonder heeft de 5 uitvinding betrekking cp een dergelijke machine voor het vormen en indrijven van een niet of wel een nietmachine en de werkwijze voor het bewerkstelligen van deze handelingen, waarbij ' de niet in één slag van het bewerkingsmechanisme wordt gevormd en in aan elkaar te nieten materiaal wordt gedreven.
10 Er zijn. reeds mechanismen voor het vormen en indrijven van nieten bekend, waarbij de nieten in êén slag worden gevormd en in hiervoor bestemd materiaal worden gedreven. Voorbeelden ; van dergelijke inrichtingen zijn bekend uit de Amerikaanse octrooischriften 1.757.883; 2.659.885; 3.728.747 en 3.746.236, 15 waarbij de. niet in al deze inrichtingen eerst van een draad- j haspel of een metalen band af wordt gesneden en vervolgens in de vereiste vorm wordt gebracht en in het daarvoor bestemde | materiaal wordt gedreven. Verder wordt er bij alle inrichtingen volgens deze vier octrooien van afzonderlijke verbindings- ; | 20 schakels, hefbomen, .ncikkèn en dergelijke gébruik gemaakt, j ! waardoor het vormmechanisme en het indrij fmechanisme met de krachtbron zijn verbonden. Dit wil zeggen behalve de krachtbron | : zelf zijn het vormmechanisme en het indrij fmechanisme ten gevolge van de omstandigheid van afzonderlijke verbindings- 25 schakels voorzien dat de niet eerst in een bepaalde vorm moet worden gébracht en vervolgens in materiaal wordt gedreven.
Dit voert tot problemen doordat hiervoor een aanzienlijk aantal bewegende onderdelen nodig zijn, en verder doordat de tijdin- stellingen op nadelige wijze door middel van slijtage kunnen 30 worden beïnvloed, zodat de niet voordat deze in materiaal wordt gedreven niet op de juiste wijze in een hiervoor vereiste vorm is gébracht.
8020550 -2-
Uit de Amerikaanse octrooischriften 3.009.156 en 3.690.537 zijn nietvorm- en indrijf inrichtingen bekend, waardoor een niet uit een riemvormig element van niet-voorraadelerrenten ! wordt gevormd en in hiervoor bestemd materiaal wordt gedreven, 5 en waarbij het vormmechanisme bovendien door het indrijfmecha- ; nisme in werking wordt gesteld, dat op zijn beurt weer door 1 de hoofdaandrijfbrcn wordt aangedreven. Bij elke inrichting | volgens deze Amerikaanse octrooischriften 3.009.156 en i i 3.690.537 is er dientengevolge geen afzonderlijke verbindings-10 schakel voor het vormmechanisme en het indrij fmechanisme aanwezig, doch tussen het vormmechanisme en het indrijfmechanisme zijn middelen aangebracht waardoor de verbinding tussen het j vormmechanisme en het indrij fmechanisme wordt verbreken nadat | de niet is gevormd, en de werking van het indrijfrrechanisme 15 dan wordt voortgezet om de in de vereiste vorm gebrachte niet in hiervoor bestemd materiaal te drijven. Of anders gezegd ; tussen het vormmechanisme en het indri j frrechanisms is een constructie-anderdeel met een losse beweging aangebracht.
Hoewel het aantal bewegende onderdelen en de verschillende 20 verbindingsschakels bij deze laatste twee nietvorm- en indrijf-mschanisme geringer is, zijn er toch nog een zeer aanzienlijk aantal bewegende onderdelen overgebleven, waarbij in het bijzonder de losneembare verbinding tussen het vormmechanisme ; en het indrijfmechanisme betrekkelijk ingewikkeld is.
25 Bovendien is voor het aantal onderdelen met hierbij behorende draaiingspuntén en dergelijke bij alle bovengenoemde ! nietvorm- en indrijf inrichtingen een betrekkelijk groot huis i vereist zelfs in*geval dat op deze wijze een niet van het type in materiaal moet worden gedreven, dat voor standaardbureau's 30 gebruikelijk is. Tot nog toe zijn de meeste bureaunietmachines dientengevolge van het type, waardoor alleen van tevoren gevormde nieten in hiervoor bestemd materiaal worden gedreven, daar de complicaties die zich bij het vormen en het indrijven van nieten voordoen tot nog toe tot een groot aantal onderdelen 35 heeft geleid, waardoor zcwel de kosten voor de toe te passen 8020550 -3- ruwe materialen als voor het samenstellen hoog werden. Dergelijke! kosten hebben er in het algemeen niet toe geleid, dat de prijs van dergelijke nietvorm- en indrijf inrichtingen in de voor I kantoorbehoeften gebruikelijke markt viel, zodat de inrichtingen ; 5 door inviduele personen cp hun bureau's werden gebruikt.
i
Het zal verder duidelijk zijn dat door de complicaties i van het combineren van het vormen en het indrijven van de nieten er een grotere neiging voor de nietmachine is dat deze vastloopt. Bij alle boven beschreven inrichtingen kan het 10 weer losmaken van de nietmachine soms alleen door herhaalde slagen cp de bedieningsknop worden bereikt, doch in andere gevallen is het noodzakelijk cm het mechanisme in bepaalde nate te demonteren om de toestand van een vastgelopen niet of voorraadnietelement cp te heffen.
15 De uitvinding is op het verschaffen van een betrekkelijk kleine bureaunietmachine gericht, waardoor de niet zcwel vanuit een band voorraadnietelementen in de vereiste vorm wordt i gebracht als in hiervoor bestemd materiaal wordt gedreven, waarbij deze band in een cassette wordt vastgehouden. Een 20 eerste doel van de uitvinding is cm een dergelijke nietmachine met een zo gering mogelijk aantal bewegende onderdelen te verschaffen teneinde de kosten te verlagen en de betrouwbaarheid ondanks de mogelijke slijtage van de onderdelen in hoge mate op te voeren.
25 Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een nietvorm- en indrijf inrichting waarin elke vastgelopen toestand van een voorraadnietelement of van een gedeeltelijk I of yolledig in de vereiste vorm gebrachte niet cp eenvoudige wijze door een herhaald bedienen van de nietmachine kan worden 30 qpgeheven.
Om dit doel te bereiken bevat de nietmachine volgens de. uitvinding een indrijfmechanisme, alsmede een zodanig aangebracht yormmechanisme dat dit door het indrijfmechanisme kan worden aangedreven, een vormblok. en een omhulsel, waarbij al 35 deze onderdelen door middel van een enkele veer door eën 8020550 ‘ -4- vaststaande nietkcp worden vastgéhouden.
Het indrijfblad, het vormmechanisme, het orrihulsel en de nietkop hebben in hoofdzaak plat verlopende gedeelten, die in onderlinge evenwijdige vlakken zijn aangebracht en 5 door de eerder genoemde enkele veer in aanraking met elkaar worden gehouden. In het geval dat de machine vastloopt, kan de veer meegeven, waardoor het omhulsel de mogelijkheid verkrijgt cm van de vaste nietkcp af te bewegen, zodat er ruimte voor het uitstoten van één of meer dan één vastgelopen niet of 10 voorraadnietelement ontstaat. Bij het corrigeren van deze vastgelopen toestand zullen de onderdelen direct weer onder ' de door de veer uitgeoefende druk cp hun eigen plaats terugkomen, zodat de inrichting weer klaar is cm verder goed te werken.
Tussen het indrijfmechanisme en het vormmechanisme 15 is een in hoge mate vereenvoudigd kcppelorgaan toegepast teneinde de vereiste losse beweging te verkrijgen. Voor dit doel is het indrijfblad uit “/verenstaal of uit ander flexibel materiaal uitgevoerd en van twee indrijfbenen voorzien, en wel aan elke zijkant van het blad, die in aangrijpjü^met 20 zijdelings uitstekende schouders cp het vormmechanisme komen teneinde de door het bedienen van het bedieningsmechahisme (een door de hand bediende knop of een spoel) veroorzaakte verplaatsing van het indrijfmechanisme of het vormmechanisme over te brengen. Op de binnenkant van het omhulsel zijn nok-25 vlakken aangebracht zodat de benen hierdoor worden geleid en deze veren naar buiten tegen hun natuurlijke veerkracht in worden verplaatst, teneinde te bereiken dat de indrijfbenen na het vormen van de niet los van de vormschouders komen, waardoor het vormmechanisme bij het verder naar beneden verplaatsen van 30 het indrijfmechanisme door wrijvende aangrijping met dit in- drij frrechanisme wordt meegevoerd totdat het vormmechanisme tegen het werkstuk aankomt.
De uitvinding zal thans aan de hand van de fig. nader worden toegelicht.
35 Fig. 1 geeft een perspectivisch aanzicht van de 8020550 -5- nietvorm- en indrijf inrichting volgens de uitvinding weer; fig. 2 geeft een aanzicht met uit elkaar gehaalde onderdelen van de nietmachine volgens fig. 1 weer, waarbij j bepaalde onderdelen niet zijn af geheeld; 5 fig. 3 geeft de toevoervingers weer om de strock ! voorraadnietelementen aan het nietvorm- en indrijfmechanisme toe te voeren; fig. 4 geeft een gedeelte van de cassette weer, dat het anti- terugtrekrrechanisme bevat;
10 fig. 5 geeft een vergrootsanacht volgens de lijn V-V
van fig. 1 weer, waarin de onderdelen bij het begin van een j | bewerkingscyclus zijn afgebeeld; | fig. 6 geeft een soortgelijk aanzicht als fig. 5 weer, | doch waarin de onderdelen op een punt gedurende het verloop i 15 van de bewerkingscyclus zijn afgebeeld; fig. 7 geeft een aanzicht volgens de lijn VII-VII van fig. 5 weer; fig. 8 geeft een aanzicht volgens de lijnen VIII-VIII van fig. 6 weer; 20 fig. 9 geeft een verticale doorsnede door een gedeelte van. de nietmachine volgens fig. 1 weer, waarin de onderdelen bij het begin van een bewerkingscyclus zijn afgebeeld; j ! fig. 10 geeft een soortgelijk aanzicht als fig. 9 weer, doch waarin de onderdelen cp een bepaald punt in het 25 verloop van de bewerkingscyclus zijn afgebeeld; fig. 11 geeft een soortgelijk aanzicht ..als dat volgens 1 de fig. 9 en 10 weer, doch waarin de onderdelen na het moment zijn afgebeeld, dat de niet in hiervoor bestemd materiaal is gedreven; 30 fig. 12 geeft een bovenaanzicht weer, waarbij bepaalde gedeelten zijn weggebroken; fig. 13 geeft een aanzicht cp vergrote schaal volgens de lijn XIII-XIII van fig. 11 weer; fig. 14 geeft een perspecühs'h aarzicht weer, dat soort-35 gelijk is als het aanzicht volgens fig. 1, doch waarin een 8020550 -6- een gewijzigde uitvoeringsvorm van een nietmachine is afgebeeld; : fig. 15 geeft een soortgelijk aanzicht als dat volgens fig. 12 weer, doch waarin de gewijzigde nietmachine volgens fig. 14 is afgebeeld; 5 fig. 16 geeft het vormdeel van de gewijzigde nietmachine ; volgens fig. 14 weer; fig. 17 is een soortgelijk perspectivisch aanzicht als dat volgens de fig. 2 en 3, doch waarin een verdere uitvoeringsvorm van de nietmachine is afgebeeld; 10 fig. 18 geeft een zijaanzicht van de nietmachine volgens fig. 17 weer; fig. 19 geeft een aanzicht in gedeeltelijke doorsnede van de nietmachine volgens fig. 17 weer; fig. 20 geeft een eindaanzicht van de gewijzigde niet-15 machine, volgens fig. 17 weer; fig. 21 geeft een verticale doorsnede van de nietmachine ; volgens fig. 17 weer, die de in de opening 100 aangebrachte cassette bevat en waarin het nietdraadstuk voor en na het vormproces is afgebeeld; en 20 fig. 22 geeft een bovenaanzicht van de nietmachine | volgens fig. 17 weer, waarin de patroonvormige houder in een stand is afgebeeld, dat deze gereed is cm te gaan werken.
Zoals in de fig. 1-4 is afgebeeld, bevat de nietvorm-i en indrijf inrichting 10 een basisdeel 20, waaraan een nietkqp | 25 30 is bevestigd. Zoals is geïllustreerd bevat deze nietkop 30 een basisgedeelte 32 en een naar boven gericht voorgedeelte 34. Het basisgedeelte 32 is aan het achtereinde door middel j I van lassen of cp andere wijze aan een naar boven gericht element :: : 22 vastgemaakt, dat zich vanaf het basisdeel 20 naar boven 30 uitstrekt. Deze bevestiging van de nietkop 13 is alleen bij wijze van voorbeeld afgebeeld, waarbij van andere middelen kan worden gébruik gemaakt cm de nietkcp 30 volgens een vast verband aan het basisdeel 20 te bevestigen. Aan de nietkcp 30 is cp zodanige wijze een voorste omhulsel 40 vastgemaakt, dat dit: 35 door middel van een veerkrachtige klem 50 vertikaal ten opzichte van de kop kan bewegen. Elk einde van de veerkrachtige klem 50 8020550 -7- is naar binnen gebogen eau op deze wijze naar binnen stekende benen 52 te verkrijgen, die aan de tegenover elkaar gelegen zijkanten van het voorste omhulsel 40 dóór qpeningen 54 heen lopen. De benen 52 Iepen in bepaalde mate over een zodanige 5 afstand naar elkaar toe, die groot genoeg is dat deze achter de achterrand 36 van het voorste gedeelte 34 van de nietkqp 30 kunnen grijpen. Zijdelings naar buiten stekende oren 38 aan de beide zijden van de nietkep zijn in U-^vormige gleuven ; 42 aan beide zijkanten van het voorste omhulsel 40 cpgenomen.
10 Naar voren uitstekende afstandsnokken 33, die als één geheel j net het voorste gedeelte 34 van de nietkep 30 zijn uitgevoerd, rusten tegenlhet binnenvlak 46 van het voorste omhulsel 40 aan om dit omhulsel op een bepaalde vaste afstand ten opzichte ‘ van het voorste gedeelte 34 van de nietkqp 30 te houden.
I i 15 Midden in het voorste, omhulsel· 40 bevindt zich een langwerpige rechthoekige opening 44, waardoor het neusgedeelte i 62 van een vormblok 60 wordt cpgenomen. De veerkrachtige klem 50 bezit een naar beneden gebogen en in hoofdzaak V-vormig--gedeelte 56, dat tegen het buitenvlak van het vormblok aanfust 20 cm dit zoals in fig. 1 is afgébeeld cp veerkrachtige wijze qp zijn plaats te houden. In de door de afstandsnokken 33 bewerk- j stelligde ruimte tussen de nietkop 30 en het voorste omhulsel· 40 zijn een vormdeel 70 aangebracht om een niet uit een kort j stuk draad te vormen en verder een indrijfelement 80. Het vorm- ! 25 deel 70 rust tegen het binnenvlak 46 van het voorste omhulsel | I i 40 en is tussen twee langwerpige verticale geleidingsbanen 48 | aangebracht, die zich vanaf het voorste omhulsel 40 naar binnen naar de nietkop 30 uitstrekken. Deze geleidingsbanen 48 kunnen uit hetzelfde materiaal als het voorste omhulsel 40 worden ge-30 ponst of op andere wijze worden uitgevoerd. Het vormdeel 70 bezit in hoofdzaak de vorm van een omgekeerde, U met twee naar 1 beneden lopende benen 72, die in het algemeen dikker dan het bovenste gedeelte 74 van het vormdeel zijn. De buitenvlakkëri 76 van de benen 72 rustend \ tegen het hier aangrenzende en hiernaar 35 toegekeerde ylak 47 van de geleidingsbanen 48 aan. Aan het 8020550 t v —8— boveneinde is het vormdeel 70 met betrekking tot de breedte in het gebied van het centrale gedeelte 74 ingenomen, waardoor | twee zijdelingse en naar boven gekeerde schouders 78 worden gevormd. Het centrale gedeelte 74 bevat een doom 75, die uit 5 het materiaal van het vormdeel 70 is gesneden en naar achteren is gebogen zodat deze via een verticale sleuf 87 in het indrijft ; element 80 naar buiten steekt.
Onder.verwijzing naar fig. 5 is hieruit te zien, dat twee | het indrijfelement » zijdelingse duwelementen 84 bevat, die 10 door middel van gleuven 88 ten opzichte van het indrijfBad 86 zijn gescheiden. De duwelementen 84 zijn enigszins op zodanige wijze langs de lijnen 89 verbogen, dat deze naar voren verlopen en tegen het binnenvlak 46 van het voorste omhulsel 40 aanrusten.
De randen 85 van de duwelementen 84 bevinden zich daarom 15 normaal in één lijn met de naar boven gekeerde schouders 78 op het vormdeel 70. De buitenstè gedeelten van de randen 85 bevinden zich in één lijn met de schuin verlopende nokvlakken 49 cp de geleidingsbanen 48, waarbij de nokvlakken 49 naar de buitenste randen 85 toe zijn gekeerd.
20 Elk been 72 van het vormdeel .7^ beat in een gebied juist onder de naar boven gekeerde schouders 78 een ingenomen gedeelte 79, Elk been 72 bezit verder langs de naar binnen i i gekeerde::' rand er van een groef 77, waarbij door deze groeven i | ! 77 tezamen een locpvlak wordt gevormd, dat als hulpmiddel bij j I 25 het vormen en indrijven van de niet dienst doet. De uitwendige | zijkanten 87 van het indrijfblad 86 zijn bolvormig uitgevoerd zodat deze in de gekromde doorsnede van het locpvlak passen, j ! dat door de groeven 77 wordt gevormd.
Behalve de afstandsnokken 33 heeft het voorste gedeelte 30 34 van de nietkop 2 twee naar voren stekende, gecombineerde geleidingsnokken 35, die aan elke zijkant van het indri jfblad 80 zijn aangeb.racht on. als hulpmiddel dienst doen om dit blad gedurende de verticale verplaatsing er van te geleiden. Deze zijn in een afgebroken stand ten opzichte van het voorste 35 gedeelte 34 in de fig. 5 en 6 afgébeeld, waarbij dit voorste 8020550 -9- gedeelte 34 in deze fig. niet is afgebeeld. Uit de fig. blijkt, dat de tegenover elkaar gelegen zijranden 83 van het indrijfblad 80 verschuifbaar in aangrijping met de binnenvlakken : van deze geleidingsnokken 35 verkeren.
5 Vanuit het oppervlak 46 van het omhulsel 40 steken twee aanslagnokken 43 naar achteren, die bij de terugslag in ! aangrijping met de bovenrand 81 van het vormdeel 70 komen om de j ; verplaatsing naar boven er van te 'beperken. Deze aans lagnokken ] 43 rusten verder in lichte mate tegen het voorvlak van het in- 10 drijfblad 80, teneinde hieraan gedurende de bewerking een bepaalde stevigheid te verlenen.
De nietmachine is zodanig geconstrueerd dat hierdoor 1 een cassette 96 kan worden opgencmen, die uit een huis 92 bestaat, waarvan alleen, bepaalde gedeelten zijn afgebeeld 15 (zie fig. 9). De cassette bevat een rol 94 met korte draadlengten, die cp de wijze van een band aan elkaar zijn vastgemaakt en door een goot 96 aan de onderkant van het huis naar buiten worden gevoerd. Zoals in de fig. 1 en 4 is afgebeeld bevat de goot 96 zijdelings naar buitens tekende oren 98, die 20 onder naar binnenstekende nokken 37. op het basisgedeelte 32 van de nietkop in aangrijping met deze nokken komen.
Door deze aangrijping tussen de oren 98 en de nokken 37 wordt het innemen van een juiste stand van het uitlaatdeel 102 van de goot 96 ten opzichte van een opening 100 in het 25 voorste gedeelte 34 van. de nietkop 30 bereikt.. Door middel van | doelmatige, niet afgebeelde bevestigingsmiddelen is het huis | 92 aan de nietkop 30 bevestigd.
: Binnen het voorste, gedeelte 34 is een vingervormige toevoerplaat 104 met zijdelings naar buitenstekende oren 30 106 gemonteerd, die los in epeningen 108 in het voorste gedeelte 34 (zie de fig. 2 en 9) passen. Deze vingervormige toevoerplaat 104 bezit twee naar beneden gerichte delen 110 en wel één aan j elke zijde daarvan. Een veerkrachtige stalen toevoerveer 112 ' is door middel van twee klinknagels 116 aan de vingervormige 35 toevoerplaat 104 bevestigd, waarbij deze klinknagels door twee 8020550 -10- openingen 114 in de toevoerveer 112 zijn aangebracht en met ; openingen 118 nabij de onderkant van elk naar beneden gericht <teel 110 van de vingeivormige toevoerplaat 104 samenwerken.
Tussen de naar beneden gerichte delen 110 bevindt zich een ! 5 aandrijf tong 120, die zich haar beneden en iets naar voren i ten opzichte van de naar beneden gerichte delen uitstrekt, j In de in fig. 9 afgebeelde samengestelde toestand van de onderdelen berust de naar achteren uitstekende doom 75 qp het vormdeel 70 tegen de naar beneden gerichte tong 120 aan 10 cm de vingervormige toevoerplaat en de toevoerveer 112 aan te drukken om nietdraadstukken 200 voort te bewegen, zoals in het onderstaande nog zal worden beschreven. De toevoerveer 112 eindigt in twee vingers 121, die zoals in fig. 9 is afgebeeld tegen de nietdraadstukken 200 in de band 94 aanrusten. : 15 In de. goot 96 (zie fig. 4} is los een anti-terugtrekplaat 122 gemonteerd, die door middel van nekken 124 en verder voor het grootste deel door de. zwaartekracht cp zijn plaats wordt gehouden en van twee naar beneden gerichte vingers 126 is voorzien, die cp de nietdraadstukken 200 van de band 94 rusten.
20 De achterrand 128 van de anti-terugtrekplaat 122 rust tegen i | een gedeelte van het huis 92 teneinde te voorkomen dat de niet-draadstükken 200 naar achteren naar de cassette toe worden verplaatst.
Het boveneinde, 130 van het indrijfblad 80 is in de ; 25 bedieningsknop 132 bevestigd, waarbij een terugvoerveer 134 : zich tussen de knep 132 en een naar achteren uitstekende | flens 138 uitstrékt, die als één geheel met het voorste j gedeelte 34 is uitgevoerd. Door de terugvoerveer 134 wordt de knop 132 en het bovenste bladeinde 130 in tegenstelling 30 met de door de pijl 140 in fig. 9 aangegeven richting in een opwaartse richting gedrukt.
Het basisdeel 20 bezit een cp het bovenvlak er van bevestigd aambeeld 21, dat van een paar amklinkgroeven 23 is voorzien die zich recht tegenover het indrijfblad 80 be-35 vinden.
Bij het begin van een bewerkingscyclus bevindt de 8020550 -11- I terugvoerveer 134 zich in zijn verst uitgerekte toestand, terwijl de bedieningsknop 132 zich,:ln zoals fig. 9 is af geheeld in de I bovenste stand bevindt en evenzo het indrijfblad 80. Het voorste nietdraadstuk 200 bevindt zich in een groef 64 in het neusdeel i 5 62 van het vornfolok 60. Het vormdeel 70 bevindt zich in zijn uiterste bovenste stand waarbij de bovenrand 81 er van onder ; de aanslagen 43 in aangrijping hiermee is. De naar achteren i stekende doom 75 op het vormdeel 70 bevindt zich in een j door 131 in fig. 9 aangeduid gebied dichtbij/ of is in lichte : 10 aanraking met/ de naar beneden gerichte tong van de vingervormige toevoerplaat 104.
Wanneer de bedieningsknop 132 één enkele maal vlug wordt bediend en naar beneden wordt bewogen, wordt een nietdraadstuk 200 in de vereiste vorm gebracht en in het : 15 hiervoor bestemde materiaal gedreven, waarbij de toevoerveer 112 en de toevoervingers 121 in een gespannen toestand koten cm het volgende nietdraadstuk 200 aan de groef 64 af te leveren. : Wanneer de knop 132 weer wordt losgelaten, zullen de onderdelen weer snel in hun juist beschreven en in fig. 9 afgebeelde 20 stand komen, waarbij een nieuw nietdraadstuk 200 aan de groef 64 wordt afgegeven. .
Meer in het bijzonder verloopt de bewerking als volgt: 1. Wanneer de knop 132 in het begin wordt ingedrukt, wordt het indrijfblad 80 naar beneden in de richting volgens 25 de pijl 140 verplaatst. Bijna onmiddellijk na het begin van de slag, dit wil zeggen misschien na een verplaatsing over j een afstand die min of neer gelijk is aan 0,001 inch komen de onderste randen 85 van de indrijfbenen. 84 van het indrijfblad j 80 in aanraking met de naar boven gekeerde schouders 78 cp 30 het vormdeel 70. Bij een voortgezette verplaatsing van het blad 80 onder de cp de knop 132 uitgeoefende kracht wordt het vorm-blad 70 thans eyenzo naar beneden gevoerd.
Aan de achterkant direct! bij dè verplaatsing naar beneden van het vormdeel 70 zal de doom 75 zich langs het 35 schuinlopende nokvlak 142 op de naar beneden gerichte tong 120 8020550 -12- gaan bewegen en dan dienst zal doen cm de tang 120 tegen de door de gebogen vingervormige toevoerveer 112 uitgeoefende druk.''in: naar achteren om zijn draaipunt 108 te ga.rn bewegen, i ; 2. Zeer kort na het moment dat het vormdeel 70 onder i ' ; 5 de door het aandrijfblad 80 via de aandrijfbenen 84 uitgeoefende j kracht naar beneden begint te bewegen, zullen de onderranden i van de benen 72 qp het vormdeel in aanraking met de zijdelingse einden van het nietdraadstuk 200 kernen, dat in de groef 64 ; van het vontblok wordt gehouden.
i : 10 3. Bij een verdere verplaatsing naar beneden van het vormdeel 70 worden de zijdelingse einden van. het nietdraadstuk 200 wanneer het vormdeel door het indrijfblad 80 wordt voortgedreven, los van de bijbehorende band 94 uit nietdraadstukken 200 gebróken, die door middel van een kleefmiddel of een 15 ander bekend middel zoals bijvoorbeeld een strook bijeen, worden gehouden. Tegelijkertijd wordt door middel van de benen 72 van het vormdeel een begin gemaakt cm de zijdelingse einden van het nietdraadstuk 200 naar onderen te buigen.
4. Aan de door de benen 72 van het vormdeel cp de 20 zijdelingse einden van het nietdraadstuk 200 uitgeoefende kracht wordt door de traagheid van het blek 60 en het omhulsel 40 weerstand geboden en verder door de hierop door middel van de. veer 50 uitgeoefende druk. Dientengevolge worden de. zijdelingse einden van het nietdraadstuk 200 op vloeiende | 25 en continue, wijze door de verplaatsing naar beneden van de benen. 72 naar onderen gebogen. Gedurende deze verplaatsing worden de benen door middel van, de loopvlakken 77 in de benen 72 cp hun plaats gehouden. Kort nadat de,: niet in de vorm van, een U is gevormd, kcmt het opgebogen, gedeelte cf : 30 de rand 73 van het vormdeel in aanraking met het bovenvlak 63 van het neusdeel 62 van het vormblck 60. Bij een voortgezette verplaatsing van het vormdeel 70 naar beneden onder de hierep door het indrijfblad 80 uitgeoefende kracht wordt het blok 60 thans evenzo naar beneden geduwd. Daar het blok 60 passend in I 35 een opening 74 in het omhulsel 40 is aangébracht, zal het omhulsel 8020550 -13- 40 met dit blok 60 mee naar beneden wordèn verplaatst.
Gedurende deze verplaatsing schuiven de einden 52 van de verende klem 50 langs de achterrand 36 van de nietkop 30 naar beneden. Doch de door veer 50 volgens deze constructie 5 tegen een verplaatsing naar beneden geboden:- weerstand is niet groot en kan wel of niet voldoende zijn cm het blok 60 en het omhulsel 40 gedurende, het vormen van de niet | in hun bovenste stand te houden. Dit zal in aanzienlijke mate van de sterkte en de stijfheid van het nietdraadstük 200 10 afhangen. Verder zal dit ten dele ook van de omstandigheid afhangen hoe vast het nietdraadstük 200 aan het eerstvolgende nietdraadstük 200 in de band 94 is bevestigd.. De einden van het nietdraadstük 200 zullen dientengevolge onder de hierop door de benen 72 uitgeoefende kracht zeer weinig of in het 15 geheel niet worden verbogen voordat deze kracht cp het blok 60 en het voorste omhulsel 40 wordt overgebracht, waardoor wordt bewerkstelligd dat deze naar beneden worden verplaatst totdat het voorste omhulsel 40 in aanraking met het op het aambeeld 21 rustende werkstuk 300 komt. In afhankelijkheid 20 van het samenspel van de verschillende, wrijvingskrachten kan deze verplaatsing naar beneden van het blok 60 en het I voorste omhulsel 40 zelfs vóór het moment plaatsvinden waarop j de zijdelingse einden van het nietdraagstuk 200 mogelijkerwijze
in feite worden gebogen; qf deze verplaatsing kan wel gedurende j 25 het buigen plaatsvinden daar de wrijvingskrachten toenemen I
| wanneer de zijdelingse einden in de vereiste vorm zijn gebracht |
en in de loopvlakken van de naar beneden gerichte benen 72 I
tot stilstand komen; of (zoals normaal het geval is), deze verplaatsing kan in het geheel niet optreden totdat het opgebogen 30 deel 73 na het vormen van de niet in aanraking met het oppervlak 63 van het blek 60 komt.
Gedurende de. verplaatsing naar beneden yan het vormdeel 70 passeert de, doom 75 aan de achterkant van dit deel langs het nckvlak 142 van de tong 120, waarna de doorn over een komt 35 gebogen deel 144 daarin op een vlak gebied 136' Wanneer de doorn 8020550 1 J» -14- I 75 éénmaal het gebied 136 heeft bereikt, zal er geen verdere j verplaatsing naar achteren o€ een zich vastspannende beweging j van de tong 120 plaatsvinden, doch wordt de ingespannen toe- j : stand veeleer gehandhaafd. Deze zichzelf vastspannende en : 5 onder de druk van de doom 75 plaatsvindende werking van de tong 120 moet voltooid zijn voordat de indrijfbenen 84 van het indrijfblad 80 in aanraking met de nökken 49 qp de boveneinden van de geleidingsbanen 48 kamen, zoals in het onderstaande nog nader zal worden beschreven. Indien deze zichzelf vast- ; 10 spannende werking niet voltooid was voordat de onderranden 85 van de benen 84 in de nabijheid van de nokken 49 komen, zal er door indrijfvat 80 niet genoeg druk op het vormdeel 70 worden uitgeoefend cm zoals in het bovenstaande is beschreven te waarborgen dat de tong 120 in een gespannen toestand komt.
15 Èoor deze verplaatsing naar achteren van de tong 120 worden de naar beneden gerichte delen en de toevoervingers 121 er van mee naar achteren gevoerd, waarbij deze vingers op de band 94 van nietdraadstukken 200 rusten. Deze beweging naar achteren vindt slechts in zeer geringe mate plaats, dit wil zeggen over 20 een afstand die bij benadering slechts gelijk is aan de dikte van één nietdraadstuk en kleiner dan twee maal de waarde van deze dikte. Deze naar achteren gerichte stand wordt tot aan het moment gehandhaafd, waarop zoals in het onderstaande nog ! zal worden beschreven de kncp 132 wordt losgelaten. Gedurende i door ! | 25 deze verplaatsing naar achteren van de tong 120 wordt* de anti-! terugtrekplaat 122 gewaarborgd dat de band 94 niet naar achteren : wordt teruggetrokken, zodat aan de toevoervingers 121 op deze wijze de gelegenheid wordt gegeven cm een greep op een verder , nietdraadstuk 200 achter de eerst ingencmen stand er van te ; 30 krijgen.
5. Daar de afstand tussen het bovenvlak 63 van het yormblok 60 en het ondereinde van het omhulsel 40 nagenoeg gelijk aan de afstand tussen het opgebogen deel 73 en de onder- einden van de benen 72 van het vormdeel 70 is, komen het ! 35 omhulsel 40 en de ondereinden van de benen 72 normaal nagenoeg gelijktijdig in aanraking met het werkstuk 300. Doch wanneer 8020550 -15- het samenspel tussen de wrijvingskrachten qp de wijze plaatsvindt , \ ; zoals dit in het bovenstaande is beschreven, waarbij het crrihülsel 40 in aanraking met het werkstuk 300 komt voordat de verplaatsing I naar beneden van het vormdeel 70 is voltooid, dan zal de ver- 1 5 plaatsing naar beneden van het vormdeel 70 voor het in de ver eiste vorm brengen van de niet 200 worden voortgezet nadat het omhulsel 40 in aanraking met het werkstuk 300 is gekomen, waarna het vormdeel langs de zijkanten van de niet naar beneden zal worden verplaatst totdat de ondereinden van de benen 72 evenzo 10 tegen het werkstuk 300 aankomen. Juist voordat de einden van de benen 72 in aanraking met het werkstuk 300 komen, gaan de onderranden 85 van de indrijfbenen 84 naar boven over de nokken 49 schuiven, waardoor wordt bewerkstelligd dat de benen 84 tegen | de werking van hun natuurlijke veerdruk in naar achteren worden' 15 bewogen, waarbij deze verende werking door het door de buig- lijnen bewerkstelligde verloop wordt veroorzaakt. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de benen 84 buiten aangrijping met de naar kernen boven gekeerde schouders 78»en onder wrijving over het qpppervlak 79 van de benen 72'schuiven. De dikte van de benen 72 ter 20 plaatse van de oppervlakken 79 is gelijk aan de dikte van de geleidingsbanen 48, zodat de indrijfbenen 84 langs deze geleidings-banen 48 naar beneden kunnen schuiven en daarbij in aanraking met de vlakken 79 op de benen 72 van het vormdeel kunnen blijven,' hetgeen tot gevolg heeft dat door dit vormdeel 70 de laatste 25 kleine stap van zijn beweging naar beneden wordt voltooid, zodat i dit in aanraking met het werkstuk 300 komt. ' 6. Bij een verdere beweging naar beneden van het indrijf-: blok 80, waarbij de onderranden 85 van de indrijfbenen 84 in wrijvende aangrijping met het oppervlak 79 verkeren, worden 30 de benen 72 van het vormdeel in aanraking met het werkstuk 300 gehouden, terwijl de indrijfbenen 84 langs de oppervlakken 79 naar beneden worden bewogen en verder langs de banen of ribben 48. Tot aan het punt waarop het indrijfblad 80 ten opzichte Vpn het vastgehouden vormdeel 70 naar beneden begint te bewegen, 35 bevond de doorn 75 qp het vormdeel 70 zich aan de onderkant of 0020550 -16- betrekkelijk dichtbij de onderkant van de gleuf 82 in het indrijfblad 80. Wanneer het blad 80 thans verder naar beneden wordt bewogen, zal de gleuf 82 ten opzichte van de vastgehouden doom 75 naar beneden worden verplaatst. Gedurende deze 5 verplaatsing zal de onderrand 180 van het indrijfblad 80 tegen de schuin verlopende hoekrand 66 van het vormblok 60 aankomen, waardoor dit vomblok tegen de door de middelste | gedeelten 56 van de veer 50 uitgeoefende druk in naar buiten ten opzichte van het voorste omhulsel 40 wordt gedrukt. Hierdoor i 10 wordt de thans gevormde niet los uit het vormblok 60 gemaakt; doch de benen van de niet verblijven nog steeds in de I loopvlakken 77, die door de benen 72 van het vormdeel worden gevormd.
7. Meteen nadat het vormblok naar buiten is verplaatst, passeert de onderrand 180 van het indrijfdeel 80 hierlangs 15 en komt tegen de bovenkant van de thans gevormde niet aan, waardoor dezë naar beneden door het werkstuk wordt gedreven en de einden door middel van de groeven 23 in het aanbeeld 21 op bekende wijze worden ongebogen en vastgeknepen. Gedurende dit eindindrijfstadium van de niet worden de niet en het in-20 drijfdeel 80 door de loopvlakken 77 geleid.
8. Bij de voltooiing van” de slag naar beneden verkeren het omhulsel 40 en de benen 72 van het vormdeel in hun i i | uiterste, onderste stand, waarbij deze cp het werkstuk rusten, j terwijl het indrijfblok 80 op de bovenkant van de thans in het | 25 materiaal gedreven niet rust. Bij het loslaten van de bedienings- ; j j knop 132 wordt deze knop 132 door de veer 134 naar boven in een richting gedrukt, die tegengesteld is aan de door de pijl 140 aangegeven richting. Door deze beweging naar boven van de knop 132 wordt het indrijfblck 80 met de knop meegevoerd. | 30 Gedurende de verplaatsing naar boven van het blad 80 : zal de gleuf 82 er in evenzo ten opzichte van de doom 75 op het vormdeel 70 naar boven bewegen. Wanneer de onderrand van de gleuf 82 in aangrijping met de doom 75 kont, zal het vormdeel 70 bij een verdere verplaatsing naar boven van het 35 blad 80 onder de door de veer 134 hierop uitgeoefende krachten 8020550 -3.7- inet dit blad worden meegevoerd. Op een bepaald punt gedurende de verplaatsing naar boven van het blad 80 en het vormdeel 70 zullen ook het omhulsel 40 en het vonrblok 60 naar boven beginnen te bewegen. Het desbetreffende punt waarop het omhulsel 40 : 5 en het vonrblok 60 naar boven zullen bewegen, zal van het samenspel tussen de verschillende wrijvingskrachten afhangen.
| Verder kan de beweging naar boven van het vormdeel 70 ten : gevolge van de wrijvende aangrijping van de indrijfbenen 84 i met de oppervlakken 79 van de benen 72 van het vormdeel tezamen ; 10 met de wrijvende aangrijping van de randen 87 van het indrijfblok 80 met de loopvlakken 77 tegelijkertijd aanvangen als de verplaatsing naar boven van het indrijfblad 80, zelfs ofschoon de doom 75 zich nog in een stand bij het boveneinde van de gleuf 82 bevindt. De volgorde waarin het indrijfblad 80, het 15 vormdeel 70, het vonrblok 60 en het omhulsel 40 net hun beweging 1 naar boven beginnen, heeft echter geen gevolgen, en ook niet indien dit tegelijkertijd plaatsvindt. Inderdaad kan het voorkarren daar de wrijvingskrachten kunnen variëren dat bepaalde onderdelen zoals het omhulsel 40 en het blad 60 naar boven 20 beginnen te bewegen en dan gedurende een bepaalde tijd j weer stilstaan. Het is alleen noodzakelijk dat alle onderdelen j weer in hun beginstand terugkonen, en zoals uit de fig. blijkt j zijn deze onderdelen zodanig ontworpen en in elkaar gezet | dat aan dit doel wordt voldaan. Indien het vormdeel 70 bijvoor-i 25 beeld samen net het indrijfblad 80 naar boven blijft bewegen, j zal dit eventueel door de inwendige wrijvingskrachten worden i tegengehouden of doordat de bovenrand 81 er van tegen de ! i aanslagen. 43 op de binnenkant van het omhulsel komen, waarbij ! het omhulsel 40 hierdoor in dit geval verder mee naar boven ; 30 wordt genomen, tenzij het omhulsel 40 reeds door de veer 50 in zijn normale stand is teruggekeerd, zodat de aanslagen 43 in dit. laatste geval dan zullen dienst doen om een verdere verplaatsing naar boven van het vormdeel 70 te beletten, terwijl j een verdere verplaatsing naar boven van het indrijfblad 80 ; 35 een relatieve, verplaatsing van de gleuf 82 naar boven ten, opzichte van de doom 75 op het vormdeel 70 tot resultaat zal 8020550 —18” hébben. Indien de wrijvingskrachten anderzijds zo groot zijn, dat de verplaatsing naar boven van het vormdeel 70 wordt stopgezet voordat dit in zijn bovenste grensstand komt, dan zal de gleuf 82 in dat geval bij een verplaatsing naar boven van het | 5 blad 80 ten opzichte van de doom 75 naar boven worden bewogen totdat de onderrand van de gleuf 82 in aangrijping met de doom 75 komt, waarna het vormdeel 70 bij een verdere verplaatsing naar boven van het blad 80 verder naar boven wordt gevoerd.
9. Op een bepaald punt gedurende de verplaatsing naar 10 boven van het indrijfblok 80 zullen de indrijfbenen 84 naar boven langs de nokvlakken 49 aan het boveneinde van de geleidings-ribben of -banen 48 komen, en zodra de verplaatsing van het vormblad 70 hetzij door de wrijvingskrachten hetzij door de aanslagen 43 wordt stopgezet, zal het blad 80 naar boven ten 15 opzichte van het vormdeel 70 worden verplaats, waardoor wordt bewerkstelligd dat de gleuf 82 ten opzichte van de doom 75 zal worden verplaatst, en waardoor verder zal worden bewerkstelligd dat de indrijfbenen 84 zich net betrekking tot en naar boven langs de oppervlakken 79 van het vormdeel 70 zullen gaan ver-20 plaatsen totdat deze bij hun verplaatsing naar boven voorbij de schouders 78 komen en in hun stand terugkeren waarin dteigeutegeri het binnenvlak 46 van het omhulsel 40 rusten. Het zal duidelijk zijn dat vanwege de reden dat'iet indtijblad 80 uit verenstaalbest^at, de. indrijfbenen 84 weer in hun in fig. 5 afgebeelde beginstand 25 terugspringen, waarin deze benen zich op een zeer geringe afstand boven de schouders 78 bevinden.
10. Tenslotte zullen de verplaatsingen naar boven
i I
van alle onderdelen volledig tot stilstand komen wanneer het indrijfblad 80 bij de doom 75 van het vormdeel 70 komt, waarbij 30 de rand 81 van het vormdeel 70 tegen de nokken 43 van het voorste omhulsel 40 worden gedrukt. Juist voor het bereiken van dit punt j zal de doom 75 langs het schuinverlcpende gedeelte 142 van de ' naar beneden gerichte tong 120 bewegen en qp het platte gebied : 131 komen, waarna door de toevoervingers 121 een ander niet-35 draadstuk in de groef 64 in het blok 60 wordt gevoerd, hetgeen jpogelijk is omdat het blek 60 kort hiervoor in zijn normale 8020550 -19- stand naar binnen, is teruggekeerd wanneer het indrijfblad 80 voorbij de opening 44 in het omhulsel 40 naar boven is gekomen.
Wanneer een nietdraadstuk 200 in (3e groef 64 van het blok 60 is gevoerd, zullen de einden van de draadstukken 200 5 tegen de geleidingsbanen 48 aanstoten, waardoor hun verdere verplaatsing wordt belet en een draadstuk in de juiste stand I in de groep 64 (zie fig. 5) terecht komt. De toevoer van de ! nietdraadstukken 200 naar het blok 60 verloopt zodanig, dat | deze draadstukken 200 niet naar het blok 60 gedurende dat 10 gedeelte van de. slag naar beneden worden toegevoerd, wanneer het voorste draadstuk 200 het eerst in aanraking net het vormdeel 70 komt en van de band 94 wordt afgebroken. Door deze volgorde wordt een ongewenste verplaatsing van de draadstukken 200 qp dit punt in de indrijfslag voorkomen.
15 In de fig. 14, 15 en 16 is een gewijzigde uitvoeringsvorm van de nietvorm- en indrijf inrichting volgens de uitvinding afgebeeld. De meeste onderdelen van de in de fig. 14, 15 en 16 af geheelde nietvorm- en indrijf inrichting 400 zijn identiek aan die van de in dé fig. 1 t/m 13 af geheelde nietvorm- en 20 indrijf inrichting 10, zodat soortgelijke onderdelen als zodanig dezelfde verwijzingscijfers hebben. Het primaire verschil tussen de nietmachine 400 en de nietmachine 10 bestaat hierin, dat de j ! nietmachine 400 door middel van een electrische spoel 402 j ; wordt bediend, die in hoofdzaak qp de plaats is aangébracht 25 waar zich de bedieningsknop 132 in de nietmachine 10 volgens de fig. 1 t/m 13 bevindt. De spoel 402 is door middel van een I beugel 404 of iets dergelijks aan het vaststaande frame of de nietkcp 30 bevestigd teneinde deze spoel 402 in een vaste ! stand te houden. Het indrijfblad 130 bevat aan het boveneinde ; j 30 er van een anker 406, dat zich door de spoel 402 uitstrékt.
Wanneer de spoel 402 dientengevolge door middel van de schakelaar SW1 van stroom wordt voorzien, zal het anker 406 naar beneden worden getrokken waardoor het indrijfblad 130 naar beneden wordt gedreven zodat er een niet wordt gevormd en in het hiervoor i 35 b estemde materiaal wordt gedreven. Ten behoeve van een compact ontwerp is de veer 134 in een uitsparing 201 in het anker 406 8020550 ·€ -20- gemonteerd. ι
De spoel 402 is door middel van toevoerdraden 408 (waarin in één er van een bedieningsschakelaar (SW1) is cpgenomen) net een doelmatige electrische schakeling C verbonden.: 5 Deze schakeling C is op zijn beurt weer door middel van toevoer- draden 409 (waarin in één er van een hoofdschakelaar SW2 is | opgenomen) met een electrische energiebron S verbonden, zoals bijvoorbeeld een wisselstroombron. De schakeling C bezit een ' bekend en gebruikelijk ontwerp en zal dientengevolge niet in 10 detail op deze plaats worden beschreven. Een doelmatige schakeling van deze soort is in het Amerikaanse octrooischrift 3.971.969 beschreven.
Behalve de bovengenoemde wijzigingen, dit wil zeggen de toepassing van een spoel 402, verschilt de nietvorm- en 15 indrijf inrichting 400 verder van de nietvorm- en indrijf inrichting 10 doordat de einden 410 van de veer 50 door een langwerpige gleuf 412 in het omhulsel 40 steken en dan in nauwpassende gaten 414 aan beide zijden van het verticale deel 31 van de nietkcp of het frame 30 zijn gevoerd. De langwerpige gleuf 412 20 in het omhulsel 40 van de nietmachine volgens de fig. 14 t/m 16 verschilt van het gat 54 in het omhulsel 40 van de nietmachine 1 t/m 13 slechts in zoverre dat deze gleuf zich dichter bij het voorvlak van het omhulsel bevindt. In deze stand passen de einden 410 van de veer 50 in de gaten 414 in het verticale 25 deel 34 van de. nietkop 30 in plaats van dat deze zoals bij de. nietmachine 10 achter de rand 36 van het verticale deel 34 van de. nietkop 30 grijpen. Het zal duidelijk zijn dat de einden 410 van de veer 50 zoals bij de uitvoeringsvorm volgens fig.
1 t/m 13 niet langer langs de achterrand van het verticale 30 deel 34 op en neer kunnen schuiven. Dus in afwijking met de uitvoeringsvorm volgens dé fig. 1 t/m 13 zal het omhulsel 40 van de electrisch bediende nietmachine 400 gedurende een bewerking niet naar beneden tot op het werkstuk 300 worden verplaatst. Het omhulsel 40 blijft veeleer gedurende alle 35 normale bewerkingsfasen van da nietmachine 400 in een vaste stand ten opzichte van de nietkcp 30 staan.
8 0 2 0 5 5 0 -21-
Er wordt aan herinnerd, dat de benen 72 van het vormdeel 70 bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 13 gedurende een bewerking dienst doen cm in samenwerking met het vormblad 60 een nietdraadstuk 200 in de vorm van een niet te brengen.
5 Verder wordt er aan herinnerd dat het opgebogen deel of de rand 73 van het vormdeel 70 dat zich tussen de benen 72 uitstrekt, nadat de niet hierdoor in de vereiste vorm is gebracht, zoals j in fig. 10 is afgebeeld naar beneden op het vormblok 60 terecht j komt, waarna dit vormblok 60 en het omhulsel 40 hierdoor naar j 10 beneden worden gedrukt totdat het omhulsel 40 tegen het werkstuk | 300 aankomt. Daar thans bij de nietmachine 400 maatregelen zijn genomen om te beletten dat het omhulsel 40 naar beneden wordt verplaatst, moet het vormdeel 70 worden gewijzigd. Dientengevolge is dit vormdeel zoals in fig. 16 is afgebeeld als een vormdeel 15 470 uitgevoerd, waarvan het enige verschil met het in de fig.
2, 5 en 6 af geheelde vormdeel 70 hierin bestaat, dat het opgebogen deel of de rand 473 van het vormdeel 470 in fig. 16 hoger dan de rand 73 van het vormdeel 70 is. Dit wil zeggen ! dat de afstand van de onderrand van de benen 472 tot het 20 opgebogen deel of de rand 473 van het vormdeel 470 volgens fig. 16 groter is dan de afstand tussen de onderrand van de benen 72 tot aan het opgebogen deel of de rand 73 van het ! in fig. 6 afgebeelde vormdeel 70. Gedurende de werking van de inrichting kan de niet dientengevolge door middel van de | 25 benen 472 uit het nietdraadstuk 200 worden gevormd, waarbij j : deze werking wordt voortgezet totdat het ondereinde van de I _ : | benen 472 in aanraking met het werkstuk 300 komen zonder dat de rand 473 daarbij het vormblok 60 bereikt of in aanraking hiermee, komt.
30 Aan. de duwelementen 85 van het indrijfblad 80 en aan de uitsparing 79 van het vormdeel 70 zijn een zodanige vorm en afmeting gegeven, dat de verplaatsing van het vormdeel 70 met inbegrip van de benen 72 naar beneden na de voltooiing: van de. vormbewerkingsstap ten gevolge van de wrijvende 35 aangrijping van het element 85 met de uitsparingen 79 wordt voortgezet, waardoor de gevormde niet wordt meegevoerd en 8020550 ‘ -22- tegen het werkstuk 300 aan wordt geleid.
Met uitzondering van hetgeen in de onmiddellijk voorafgaande alinea's is cpgemerkt, is de werking van de inrichting volgens de fig. 14 t/m 16 met betrekking tot alle 5 essentiële punten het zelfde als de werking van de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 13.
In elke bovenbeschreven uitvoeringsvorm passen de einden 52, 410 van de veer 50 in langwerpige gaten 54, 412 in het omhulsel 40. Vanwege de omstandigheid dat deze einden 10 zich pas send door de gaten 54, 412 uitstrekken, kan het omhulsel 40 over een korte afstand vanaf de vaste nietkcp 30 naar buiten, worden verplaatst, waarbij deze afstand rekening houdende met de diameter van. de einden 52, 410 door de langwerpige gaten 54, 412 wordt bepaald. De afmeting in de lengte-15 richting wordt zo groot gekozen, dat het omhulsel 40 zo ver van de nietkop 30 af kan worden bewogen, dat door middel van de verkregen ruimte een niet goed gevormd^ niet of nietdraadstuk ; uit de machine kan worden gestoten, waardoor de werking van de machine zou kunnen worden verstoord. Om dientengevolge 20 een vastgelopen toestand van de nietmachine op te heffen, is het alleen noodzakelijk om deze snel achterelkaar verschillende malen in werking te stellen totdat de vastgelopen toestand is opgeheven. Daarna zal het omhulsel 40 door de veer 50 weer terug in zijn oorspronkelijke stand ten opzichte van de vaste 25 kop 30 worden gedrongen.
In de fig. 17-22 is nog een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding afgebeeld, waarbij verwijzingscijfers zijn toegepast, die soortgelijk zijn aan de reeds eerder voor bepaalde onderdelen toegepaste verwijzingscijfers en voor 30 andere, onderdelen nieuw zijn, en waarbij de toevoer 412 door middel van klinknagels 116 en met de naar beneden gerichte delen 110 is verbonden.. Deze naar beneden gerichte delen 110 kunnen om een leger 501 zwenken, dat draaibaar op een as 502 is gemonteerd. Door middel van de als één geheel met de naar beneden 35 gerichte delen, 110 uitgevoerde tong 120 is het mogelijk dat de 8020550 -23- ; veer 112 de vingers 121 in werking kan stellen.
De cassette 90 is op een cassettebasisdeel 503 bevestigd, dat een basisplaat 504 bevat, alsmede basiszijwanden 506 en oren 98, die aan de. buitenkant op de plaat 504 zijn 5 gemonteerd. Parallel aan het basisdeel 504 strekken zich geleidingsstukken 507 uit, die cassetteverlengstukken 508 en lippen 509 omvatten, die zijn bestemd om de band naar beneden, te houden en welke in een opening 100 kunnen worden ! /, gestoken. Door de onder een hoek af geschuinde einden 511 van | 10 de verlengstukken 508 wordt de anti-terugtrekplaat 122 geleid.
Het voorste omhulsel 40 bevat acht afstandsnokken en wel de paren 512, 513, 514 en 516. De cassette 90 wordt j door middel van de veer 517 in zijn werkstand gehouden.
Om de gewijzigde nietmachine in werking te brengen cassette 15 wordt zoals in fig. 18 met streepstippellijnen is afgebeeld de»90 in de nietkop 30 geplaatst, waarbij de veer 517 evenzo met behulp van streepstippellijnen in zijn stand naar beneden is afgebeeld. De cassette 90 wordt dan zoals in fig. 18 is afgebeeld naar links tegen de veer 112 gedrukt, totdat de 20 verlengstukken 508 door de opening 100 passeren en tegen het omhulsel 40 aankomen. De opening 100 is aanzienlijk breder ! dan een nietdraadstuk 200. De verlengstukken 508 bevinden ; zich tussen de nokken 514 en 516, waarbij bepaalde gedeelten ! I van de lippen 509 voor het naar beneden houden van de band | 25 evenzo door de nietkop 30 heen in de ruimte tussen de kop 30 en het omhulsel 40 steken. Wanneer de nietband naar voren ί = I tot in het vomfolok 60 wordt gevoerd, zal het voorste niet- j draadstük 200 tegen de nokken 514 aankomen, waardoor het niet- j I draadstük 200 in de juiste stand in het vorrriblok 60 wordt 30 geplaatst.
Uit fig. 21 blijkt, dat de einden van het voorste nietdraadstuk 200 zich tot onder de lippen 509 uitstrekken wanneer dit in het vorrriblok 60 is gevoerd. De lippen 509 doen dienst om te voorkomen dat het voorste nietdraadstuk van de band 94 35 bij de naar boven gerichte slag van het indrijfblad 86 en 8020550 * -24- het vormdeel 70 in het geval naar boven wordt geduwd, dat de voorste niet ten dele naar buiten tot in de ruimte tussen de nietkop 30 en het omhulsel 40 uitsteekt. Hieruit blijkt dus dat de verlengstukken 508, de lippen 509 en de opening 100 5 een zodanige vorm bezitten, dat deze voor geleidingsdoeleinden met elkaar samenwerken, alsmede om de cassette;; cp zijn plaats te houden en om te voorkomen dat een nietdraadstuk gedurende de opwaartse terugslag van het blad 86 wordt gebogen, af gebogen of van de band 94 wordt verwijderd.
10 Door de lippen 509 wordt wanneer deze in de opening 100 zijn geplaatst, een deel van de begrenzing gevormd, waardoor een uitvoeropening wordt bepaald, waaruit het vooiSie nietdraadstuk 200 uit de cassette wordt gevoerd en in het vorrriblok 60 terechtkomt.
i i : i ; j j
! I
1 i ! j | : i i 1 8020550 j

Claims (19)

1. Nietvorm- en indrijfgereedschap om nieten uit de ' door een nietband toegevoerde nietdraadstukken te vormen en deze nieten in een werkstuk te drijven,-met het kenmerk, dat dit is samengesteld uit een basisdeel; alsmede uit een 5 vaststaande boven het basisdeel gemonteerde nietkqp, die zich qp een bepaalde afstand van dit basisdeel bevindt om het werkstuk te kunnen opnemen; waarbij deze onietkcp een vaststaand verticaal kopstuk bevat; uit een verticaal omhulsel dat naast het verticale kopstuk is gemonteerd en zich door 10 middel van afstandsnokken qp een bepaalde afstand hier vanaf bevindt, die zodanig zijn aangebracht dat hierdoor een doorgang tussen het genoemde kopstuk en het omhulsel wordt verschaft; uit een opening in het verticale kopstuk om de nietdraadstukken op te nemen; uit een tweede opening in het omhulsel; uit een 15 verend orgaan dat in aangrijping net het verticale kopstuk en het omhulsel verkeert om dit verticale kopstuk en het omhulsel tegen de afstandsnokken aan te drukken; uit een terug te trekken vormblok; dat gedeeltelijk in de doorgang en gedeeltelijk in de tweede opening is aangebracht, waarbij 20 dit blok de mogelijkheid bezit om tegen de werking van het genoemde verende orgaan in ten opzichte van het verticale kopstuk te worden teruggetrokken; uit een heen en weer gaand nietvormr- | orgaan, dat cp zodanige wijze in de genoemde doorgang is geplaatst I : j dat dit heen en weer tussen een stand qp het werkstuk en een I 25 stand in de doorgang kan worden verplaatst; en uit een indrijf- ; orgaan om het vormorgaan naar beneden te drijven, waarbij dit j I indrijf orgaan een positief aandrijfmiddel bevat om het vormorgaan1 i over een gedeelte van zijn slag naar beneden aan te drijven; ! | alsmede een niet positief cp wrijvingskrachten berustend aandrijf- 30 middel om het vormorgaan gedurende een verder gedeelte van zijn i slag aan te drijven; en een indrijfblad om de gevormd© imiet in het werkstuk te drijven.
2. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het omhulsel qp zodanige wijze door hêt verende orgaan 8 0 2 Ö 5 5 0 -26- wordt vastgehouden, dat dit op en neer kan worden verplaatst, waarbij de verplaatsing naar beneden wordt bewerkstelligd doordat het vormorgaan naar beneden tegen het vormblok aan wordt bewogen, en de verplaatsing naar boven door het verende 5 orgaan wordt bewerkstelligd.
3. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het anhulsel stationair is uitgevoerd.
4. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aandrij fmiddel door middel van een met de hand ! i 10 uitgeoefende kracht naar beneden wordt verplaatst en door | middel van een verend terugvoerorgaan voor het indrijf orgaan weer naar boven wordt verplaatst.
5. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aandrij fmiddel door middel van het anker van een spoel 15 naar beneden wordt verplaatst en door middel van een verend terugvoerorgaan weer naar boven.
6. Gereedschap volgens conclusie 5, met het kenmerk, ! dat het verende terugvoerorgaan in het anker van de spoel is gemonteerd.
7. Gereedschap volgens conclusie 1 met hét kenmerk, dat het positieve aandrijfmiddel uit een duwelement op het indrijf-orgaan bestaat, dat tegen een qppervlak op het vormorgaan aanligt.
8. Gereedschap volgens conclusie 1, met het 'kenmerk, dat het qp wrijvingskrachten berustende aandrijf orgaan uit een 25 duwelement op het indrijf orgaan bestaat, dat onder wrijving in aangrijping met. een oppervlak op het vormelement is, waarbij dit duwelement door middel van een spanning uitoefenend orgaan | tegen het oppervlak wordt gedrukt.
9. Gereedschap volgens conclusie 7, met hét kerimérk, 30 dat het duwelement op het indrijforgaan gedurende een gedeelte i van de indrijf slag tegen het oppervlak op het vormorgaan aanligt, waarna dit duwelement zich in een zodanige stand bevindt, dat dit onder wrijving in aangrijping met een oppervlak qp het vormelement verkeert.
10. Gereedschap volgens conclusie 9, met het kenmerk, 8020550 -27- dat het duwe lement zoanig is aangebracht, dat dit over nokken kan schuiven, die op het omhulsel zijn gemonteerd.
: 11. Gereedschap volgens conclusie l, met het: kenmerk, I dat het omhulsel van aanslagorganen is voorzien, waardoor de 5 nietdraadstükken worden tegengehouden wanneer deze achterelkaar door de eerste opening worden gevoerd.
12. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, j dat het vormblok van een horizontale groef is voorzien, waarin j de nietdraadstükken achterelkaar worden gevoerd.
13. Gereedschap volgens conclusie 1 met middelen om ..nietdraadstükken toe te voeren, met het kenmerk, dat deze i : zijn samengesteld uit een bandcassette met een bandhuis en een uitvoergoot; alsmede uit lippen aan de zijkanten van de goot; uit vaststaande horizontale koporganen, die op de 15 vaststaande verticale kop zijn gemonteerd en een horizontale basisplaat en .n ópstaande zijstukken omvatten; en uit zodanig aangébrachte en gevormde lippen op de genoemde ópstaande j zijstukken dat deze onder wrijving in aangrijping met de genoemde lippen cp de goot kunnen komen en hier tegenaan rusten. ' 20
14. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opening in de verticale kopstukken aanzienlijk breder dan een ; nietdraadstuk is; en dat het gereedsbhap van een ,c assette is voorzien waaruit de band met nietdraadstükken wordt I i toegevoerd, waarbij deze cassette een door begrenzingsmiddelen i ! 25 bepaalde uitvoercpening bezit, terwijl deze begrenzingsmiddelen in de. genoemde opening in de verticale kop zijn aangebracht.
15. Gereedschap volgens conclusie 1, mët het kenmerk, dat de begrenzingsmiddelen cassettelippen omvatten, die door ! de. genoemde, opening in de. verticale kcp heen steken.
16. Werkwijze onder gebruikmaking van het gereedschap volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat de band van nietdraadstükken door een opening in. een verticale kop wordt toegevoerd, waarbij deze opening aanzienlijk breder dan het voorste nietdraadstuk van de band is, en waarbij de band in een cassette is 35 opgeslagen., waarvan de uitlaatcpening door begrenzingsmiddelen .......is bepaald, die in de opening in de verticale kop zijn aangebracht. 8020550 r -28-
17. Werkwijze voor het vormen en in een werkstuk drijven van nieten, waarbij de nietdraadstukken vanuit een band met nietdraadstukken worden toegevoerd, de nieten in de vereiste vorm worden gebracht en daarna in een werkstuk worden gedreven, 5 gekenmerkt doordat de band met nietdraadstukken onder gebruikmaking van voortduwmiddelen in een vormorgaan wordt geduwd, waarbij deze voortduwmiddelen daarna in aangrijping met de I band komen; de genoemde voortduwmiddelen buiten aangrijping met de genoemde band worden gebracht en hierna een indrijf orgaan : 10 over een gedeelte van zijn slag naar beneden wordt verplaatst, j ! waarbij door dit indrijf orgaan een vormorgaan wordt meegevoerd; j een niet in de vereiste vorm wordt gebracht; de gevormde niet ! wordt door de werking van het indrijf orgaan verder naar benedenjgevoerd terwijl de gevormde niet hierbij in het vormorgaan blijft en hier- 15 door wordt geleid; en de gevormde niet in aanraking met het genoemde indrijf orgaan wordt gebracht om deze gevormde niet nog verder naar beneden te voeren en in het werkstuk te drijven, waarbij deze niet zich in het vormorgaan bevindt en hierdoor wordt geleid totdat de niet in het werkstuk dringt.
18. Werkwijze onder gebruikmaking van het gereedschap volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat de band net nietdraadstukken tegen aanslagen aan wordt geduwd, om de band in de juiste stand in het vormorgaan te plaatsen.
19. Cassette voor een band net nietdraadstukken, die 25 bij een nietvorm- en indrijf gereedschap kan worden gebruikt, waarbij de nietdraadstukken vanuit een band met nietdraadstukken ; worden toegevoerd, alsmede in de vorm van nieten worden gébracht I en door middel van een indrijf- en vormeenheid in een werkstuk | j worden gedreven, terwijl het gereedschap een vaststaand 30 onderdeel bevat, waardoor de band naar de indrijf- en vormeenheid wordt gevoerd, met het kenmerk, dat het genoemde vast staande onderdeel van een opening is voorzien, die aanzienlijk breder dan een nietdraadstuk is; en dat een gedeelte van de cassette ; in de. genoemde opening van het vaststaande onderdeel kan worden 35 gestoken, zodat hierdoor ten dele de begrenzingselementen van ....... de opening worden gevormd, waaruit het voorste nietdraadstuk wordt 8020550 -29- afgegeven wanneer dit door de opening van het vaststaande onder- ; deel passeert en uit de cassette komt, het één en ander zodanig dat de beweging naar boven van het nietdraadstuk onraiddellijk achter het voorste nietdraadstuk in de band wordt belet indien | 5 een dergelijk nietdraadstuk in de baan van de indrijf- en vorrn- eenheid steekt wanneer deze gedurende de opwaartse terugslag, na het indrijven van de voorste niet in het werkstuk, wordt verplaatst. ; I : I ; | ! ΐ i I j I . I | 8020550
NLAANVRAGE8020550,A 1980-09-17 1980-09-17 Inrichting voor het vormen en het in een werkstuk indrijven van nieten. NL187055C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
PCT/US1980/001200 WO1982000972A1 (en) 1980-09-17 1980-09-17 Staple forming and driving machine and method
US8001200 1980-09-17

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8020550A true NL8020550A (nl) 1982-08-02
NL187055B NL187055B (nl) 1990-12-17
NL187055C NL187055C (nl) 1991-05-16

Family

ID=22154548

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8020550,A NL187055C (nl) 1980-09-17 1980-09-17 Inrichting voor het vormen en het in een werkstuk indrijven van nieten.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP0059713B1 (nl)
JP (1) JPS5945482B2 (nl)
BR (1) BR8009108A (nl)
DE (1) DE3071643D1 (nl)
NL (1) NL187055C (nl)
WO (1) WO1982000972A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4542844A (en) * 1982-10-04 1985-09-24 Swingline, Inc. Staple forming and driving machine
US4623082A (en) * 1985-05-14 1986-11-18 Max Co. Ltd. Electronic stapler
US5273199A (en) * 1990-03-07 1993-12-28 Xerox Corporation Staple cartridge
US7497329B2 (en) 2002-10-09 2009-03-03 Max Co., Ltd. Staple case
US20180104805A1 (en) * 2016-10-19 2018-04-19 Joseph R. Rademaker Staple gun system

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1757883A (en) * 1928-10-19 1930-05-06 Hilaire Frank L St Stapling machine
US2459313A (en) * 1945-05-25 1949-01-18 Bates Mfg Co Stapling machine
US2431812A (en) * 1945-08-10 1947-12-02 Bocjl Corp Stapling method and apparatus
US2938212A (en) * 1953-04-20 1960-05-31 Inv S Man Corp Pneumatic tacker
US3009156A (en) * 1956-05-18 1961-11-21 Inv S Man Corp Industrial tacker
US3524575A (en) * 1967-03-30 1970-08-18 Swingline Inc Electric stapling machinne
US3728774A (en) * 1971-12-10 1973-04-24 A Steller Wire clip closure machine

Also Published As

Publication number Publication date
BR8009108A (pt) 1982-08-10
EP0059713B1 (en) 1986-06-11
NL187055B (nl) 1990-12-17
JPS57501472A (nl) 1982-08-19
WO1982000972A1 (en) 1982-04-01
EP0059713A4 (en) 1983-01-14
NL187055C (nl) 1991-05-16
JPS5945482B2 (ja) 1984-11-07
EP0059713A1 (en) 1982-09-15
DE3071643D1 (en) 1986-07-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4588121A (en) Belt cartridge for staple forming and driving machine and method
US4442965A (en) Nail feed mechanism
US4542844A (en) Staple forming and driving machine
US4570841A (en) Staple forming and driving machine
US7748589B2 (en) Spring energized desktop stapler
US4573625A (en) Staple forming and driving machine
US3907190A (en) Stapler with a punch mechanism
US5967397A (en) Staple and brad driving tool
US5794833A (en) Cassette for use in a stapler
US5150826A (en) Apparatus for forming and driving staples
US4583276A (en) Method of forming and driving staples
US3279673A (en) Stapling machine
NL8020550A (nl) Machine en werkwijze voor het vormen en indrijven van nieten.
US4496091A (en) Stapler
US20080011808A1 (en) Staple guide track
JPH025933A (ja) ステープル位置付けタブを有するステープラ
US2066157A (en) Stapling machine
US1654170A (en) Stapling machine
US2755474A (en) Fastener applying device
US3029436A (en) Staple feed
EP1582323B1 (en) Staple-leg guide mechanism
JP4513443B2 (ja) ステープラにおけるステープルのガイド機構
NL9100045A (nl) Machine en werkwijze voor het vormen en indrijven van nieten.
US7021513B2 (en) Staple forming arrangement in a stapler
US2308611A (en) Stapling machine

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20000917