NL8006869A - Radiologische bepalingsmethode in vivo. - Google Patents

Radiologische bepalingsmethode in vivo. Download PDF

Info

Publication number
NL8006869A
NL8006869A NL8006869A NL8006869A NL8006869A NL 8006869 A NL8006869 A NL 8006869A NL 8006869 A NL8006869 A NL 8006869A NL 8006869 A NL8006869 A NL 8006869A NL 8006869 A NL8006869 A NL 8006869A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
radioactivity
indium
living
goat
oxinate
Prior art date
Application number
NL8006869A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Byk Mallinckrodt Cil Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Byk Mallinckrodt Cil Bv filed Critical Byk Mallinckrodt Cil Bv
Publication of NL8006869A publication Critical patent/NL8006869A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61KPREPARATIONS FOR MEDICAL, DENTAL OR TOILETRY PURPOSES
    • A61K51/00Preparations containing radioactive substances for use in therapy or testing in vivo
    • A61K51/12Preparations containing radioactive substances for use in therapy or testing in vivo characterised by a special physical form, e.g. emulsion, microcapsules, liposomes, characterized by a special physical form, e.g. emulsions, dispersions, microcapsules
    • A61K51/1203Preparations containing radioactive substances for use in therapy or testing in vivo characterised by a special physical form, e.g. emulsion, microcapsules, liposomes, characterized by a special physical form, e.g. emulsions, dispersions, microcapsules in a form not provided for by groups A61K51/1206 - A61K51/1296, e.g. cells, cell fragments, viruses, virus capsides, ghosts, red blood cells, viral vectors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61KPREPARATIONS FOR MEDICAL, DENTAL OR TOILETRY PURPOSES
    • A61K51/00Preparations containing radioactive substances for use in therapy or testing in vivo
    • A61K51/02Preparations containing radioactive substances for use in therapy or testing in vivo characterised by the carrier, i.e. characterised by the agent or material covalently linked or complexing the radioactive nucleus
    • A61K51/04Organic compounds
    • A61K51/0474Organic compounds complexes or complex-forming compounds, i.e. wherein a radioactive metal (e.g. 111In3+) is complexed or chelated by, e.g. a N2S2, N3S, NS3, N4 chelating group
    • A61K51/0478Organic compounds complexes or complex-forming compounds, i.e. wherein a radioactive metal (e.g. 111In3+) is complexed or chelated by, e.g. a N2S2, N3S, NS3, N4 chelating group complexes from non-cyclic ligands, e.g. EDTA, MAG3
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B6/00Apparatus or devices for radiation diagnosis; Apparatus or devices for radiation diagnosis combined with radiation therapy equipment
    • A61B6/50Apparatus or devices for radiation diagnosis; Apparatus or devices for radiation diagnosis combined with radiation therapy equipment specially adapted for specific body parts; specially adapted for specific clinical applications
    • A61B6/508Apparatus or devices for radiation diagnosis; Apparatus or devices for radiation diagnosis combined with radiation therapy equipment specially adapted for specific body parts; specially adapted for specific clinical applications for non-human patients
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61KPREPARATIONS FOR MEDICAL, DENTAL OR TOILETRY PURPOSES
    • A61K2123/00Preparations for testing in vivo

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Pharmacology & Pharmacy (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Proteomics, Peptides & Aminoacids (AREA)
  • Virology (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • Medicines Containing Antibodies Or Antigens For Use As Internal Diagnostic Agents (AREA)
  • Investigating Or Analysing Biological Materials (AREA)
  • Apparatus For Radiation Diagnosis (AREA)
  • Nuclear Medicine (AREA)

Description

CIL Q1Q5
Radiologische bepalingsmethode in vivo
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het onderwerpen van een warmbloedig levend wezen aan een radiologische bepaling ter localisatie van een ont-stekingsproces.
5 Het is uitermate wenselijk de plaats van ont- stekingsprocessen in warmbloedige levende wezens te bepalen zonder een chirurgische ingreep of het inbrengen van een mechanisch instrument in het lichaam ter plaatse van de ontsteking, hetgeen dikwijls pijnlijk is voor de patient en voor 10 het juiste gebruik waarvan een grote mate van deskundigheid vereist kan zijn.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze waarbij een ontstekingsproces, bij voorbeeld een abces of een andere verwonding, in het lichaam kan worden 15 gelokaliseerd zonder een dergelijke ingreep op het levende wezen, maar doocr een radioactief chelaat van indium en een 8-hydroxychinoline in de bloedbaan van het wezen te brengen.
Na een geschikte periode accumuleert het chelaat niet alleen in bepaalde gebieden van het lichaam zoals de lever en de 20 milt, maar ook in relatief grote hoeveelheden in ieder ontstoken gebied dat aanwezig is. Het lichaam kan dan worden onderworpen aan een radiologisch onderzoek, waarbij een techniek van uitwendige beeldvorming wordt gebruikt, om de opgehoopte radioactiviteit op te sporen ter plaatse van een ont-25 stoken gebied, mits dit gebied zich bevindt in een ander deel van het lichaam dan waarin het chelaat gewoonlijk in ongeveer dezelfde mate zou accumuleren zelfs in afwezigheid van een ontsteking. Deze methode is betrekkelijk snel en gemakkelijk uitvoerbaar, waarbij het gebruik van uitwendige of in vitro 30 labeling methoden, die tot nu toe voor dezelfde doeleinden werden toegepast, wordt vermeden.
Radiofarmaceutische beeldvorming is een op uitgebreide schaal toegepaste methode voor het uitvoeren van verschillende typen bepalingen betreffende de toestand van het 35 lichaam van warmbloedige wezens. Niet alleen zijn dergelijke η η n r a r q -2- methoden van voordeel op veterinair gebied en bij het vergemakkelijken van onderzoek op diverse farmaceutische gebieden, maar juist het evalueren of onderzoeken van het menselijk lichaam biedt ruime toepassingsmogelijkheden. De geschikte 5 radiofarmaceutica zenden in het algemeen gamma fotonen uit die door uitwendige beeldvorming kunnen worden gedetecteerd om de plaats van het radioactieve materiaal in het lichaam vast te stellen. Diverse systemen van beeldvorming hebben echter beperkingen, die het type radioisotopen dat gebruikt 10 kan worden evenals de wijze waarop de methode moet worden toegepast kunnen beperken. De radioactieve stof moet in relatief lage doseringen effectief zijn en bij het zich afzetten in het gewenste lichaamsgebied voldoende levensduur en selectiviteit bezitten om de methode met succes te kunnen 15 toepassen.
De aanwezigheid en de plaats van abcessen in het lichaam werden tot nu toe bepaald door bloedcomponenten in vitro te labelen en vervolgens de verkregen materialen te brengen in het lichaam van het door middel van een radiolo-20 gische bepaling te onderzoeken levende wezen. Deze werkwijze . is in hoge mate nadelig, omdat eerst een bloedmonster moet worden genomen, hieruit de gewenste bloedcomponent moet worden afgescheiden en gelabeld en ten slotte weer ingespoten bij het levende wezen in betrekkelijk grote hoeveelheden, 25 voordat de methoden in het algemeen met succes kunnen worden toegepast. Een dergelijke werkwijze wordt bij voorbeeld beschreven door Mathew L. Thakur e.a. in Journal of Nuclear Medicine, Vol. 18^ No. 10, 1014-1021, "Indium-lll-labeled autologous leukocytes in man”.
30 In het Amerikaanse octrooischrift 4.017.596 is beschreven, dat diverse radioactief metaal bevattende radio-diagnostische middelen ingespoten kunnen worden bij warmbloedige levende wezens, zoals muizen en honden. Er wordt vermeld, dat deze middelen een hoge mate van stabiliteit in vivo 35 bezitten, zeer specifiek zijn bij het accumuleren in bepaalde organen of anatomische gebieden en eigenschappen vertonen die een uitnemende nucleaire beeldvorming mogelijk maken. Chelaten van 8-hydrorychinoline en indium-111 of indium-113 m worden 8 00 686 9 -3- «fet- * x echter genoemd als middelen die vanuit het gezichtspunt van stabiliteit in vivo en hoge activiteit geschikt zijn zodat ze in betrekkelijk kleine hoeveelheden gebruikt kunnen worden. Het x octrooxschrift openbaart'1 niets over de accumulatie van radio-5 activiteit in het lichaam van de levende wezens door de aanwezigheid van een ontsteking veroorzaakt door een toestand van ziekte of door een ander ontstekingsproces.
De onderhavige uitvinding berust op de vondst, dat radioactieve indiumchelaten van een 8-hydroxychinoline 10 bij toediening in kleine werkzame hoeveelheden in de bloedbaan van een warmbloedig levend wezen met een ontstekingsproces in het lichaam zich ophopen in het ontstoken gebied van het lichaam in een mate die voldoende is om door aftasting (scanning) of een andere geschikte uitwendige radiologische 15 bepalingstechniek een betrekkelijk gemakkelijke detectie mogelijk te maken, mits een dergelijke accumulatie aanzienlijk groter is dan die welke zich zou voordoen in hetzelfde deel van het lichaam in afwezigheid van de ontsteking. De methode volgens de uitvinding kan gebruikt worden als een hulpmiddel 20 voor het stellen van een diagnose, niet alleen bij levende wezens die, naar men veronderstelt, aan een ontstekingsproces in het lichaam lijden, maar ook om zelfs maar vast te stellen of er een ontsteking in het betreffende lichaam bestaat.
De onderhavige uitvinding kan worden gebruikt ter lokalisatie 25 van lichaamsabcessen of van andere ontstekingsprocessen in het lichaam die zijn veroorzaakt door bij voorbeeld infecties, orgaantransplantaties waarbij echte of kunstmatige organen zijn gebruikt, botprothese, de aanwezigheid van een ander vreemd voorwerp in het lichaam, of een andere verwonding.
30 Bij de werkwijze volgende uitvinding dienen de chelaten er blijkbaar voor om in vivo radioactieve bloed-componenten in de bloedbaan van het levende wezen te vormen, welke componenten zich ophopen in lichaamsabcessen. Verschillende zoogdieren kunnen behandeld worden met deze methode, 35 zoals bij voorbeeld honden, geiten, mensen, knaagdieren, en dergélijke. De indiumchelaten van een 8-hydroxychinoline kunnen zijn de indium-111 of indium-113 m complexen beschreven fiηnfiaft o -4- in het Amerikaanse octrooischrift 4.017.596, dus van ongesubstitueerd 8-hydroxychinoline of van gesubstitueerde 8-hydro-xychinolinen met ongeveer gelijkwaardige couplexconstanten en lipofiele eigenschappen. Zulke stoffen kunnen de cel binnen-5 dringen waarna het complex wordt ontleed om het gewenste effect te geven. Het gesubstitueerde deel van 8-hydroxychino-line kan bij voorbeeld een of meer hydrocarbylgroepen zijn, bij voorbeeld alkyl zoals methyl of andere lagere alkylgroe-pen, of andere substituenten. Natuurlijk mag het chelaat geen 10 al te nadelige invloed hebben op het lichaam waarin het werkzame middel wordt ingespoten.
Bij de onderhavige uitvinding kan het indium-chelaat in de bloedbaan van het levende wezen worden ingespoten door intraveneuze of subcutane toediening, en kan de hoe-15 veelheid van de in het lichaam gebrachte beeldvormende werkzame stof zeer klein zijn. In het algemeen kan het chelaat in het lichaam worden gebracht in een hoeveelheid tot ongeveer 0,036 millicurie radioactiviteit per pond lichaamsgewicht, en, bij voorkeur, behoeft deze hoeveelheid niet groter te 20 zijn dan 0,0143 millicutie per pond. De hoeveelheid dient voldoende te zijn, zodat de in het ontstoken gebied geaccumuleerde werkzame stof doelmatig kan worden gedetecteerd, bij voorbeeld, ten minste ongeveer 0,00036 millucirie, bij voorkeur ten minste ongeveer 0,0036 millicurie, per pond lichaams-25 gewicht. De radioactieve werkzame stof kan worden toegepast als een oplossing die een kleine effectieve hoeveelheid van het chelaat als oxine bevat, bij voorbeeld ongeveer 0,005 tot 0,2 milligram, bij voorkeur ongeveer 0,01 tot 0,05 milligram, per milliliter oplossing. De hoeveelheid in de bloed-30 baan in te spuiten oplossing behoeft niet meer te zijn dan een paar milliliter, bij voorkeur minder dan ongeveer 5 milliliter, en de hoeveelheid behoeft slechts voldoende te zijn om de daarna uit te voeren gewenste detectie mogelijk te maken, bv. ten minste ongeveer 0,0036 milliliter per pond lichaams-35 gewicht. Herhaaldelijk zijn deze hoeveelheden ongeveer 0,007 tot 0,0-14 milliliter oplossing per pond lichaamsgewicht. De oplossing kan dikwijls ongeveer 0,02 tot 5 of 10 millicurie radioactiviteit per milliliter oplossing, bij voorkeur onge- 8 0 0 686 9 B > % -5- veer 0,1 tot 0,5 millicurie per milliliter, bevatten.
Nadat de radioactieve beeldvormende werkzame stof in het lichaam van het levende wezen is gebracht, kan de radiologische bepaling tot stand worden gebracht door 5 diverse radiologische scanningstechnieken aan te wenden waarbij gebruik gemaakt wordt van detectie met gammastralen, zoals door een scintillatiecamera en dergelijke. In het algemeen werd gevonden, dat de gewenste accumulatie van radioactiviteit in het ontstoken gebied in voldoende mate plaats-10 vindt om deze na ongeveer een uur of zo te kunnen detecteren en dat de levensduur van de radioactief indium bevattende beeldvormende werkzame stof voldoende lang is om de scanning tot meerdere dagen an inspuiting in het lichaam tot stand te kunnen brengen. Tezelfdertijd is echter deze levensduur 15 niet zo lang, dat het een buitensporige stralingsbelasting voor het lichaam vormt.
Ten einde de werkwijze volgens de uitvinding te evalueren, werd deze vergeleken met het bekende proces dat gebruik maakt van in vitro gelabelde leukocyten als een 20 hulpmiddel voor de diagnose en lokalisatie van abcessen.
Het aan leukocyten inherente vermogen om zich snel en in grote aantallen op' te hopen op plaatsen van acute ontsteking maakt deze bloedcomponenten tot een ideaal middel voor het transporteren van een radioactieve werkzame stof naar, en 25 bijgevolg ter identificatie van, ontstekingsgebieden. Indium -lil is een bijzonder geschikt isotoop voor scanning en beeldvorming met een gamma camera, met een halfwaardetijd (68 uur) die lang genoeg is om scanning tot na ongeveer 3 of 4 dagen mogelijk te maken, maar toch niet zo lang dat het een buiten-30 sporige stralingsbelasting vormt. Indium pleegt niet zelf cellen te labelen, maar zal dat wel doen wanneer het een chelaat heeft gevormd met een lipofiel· 8-hydroxychinoline (oxine) molecuul dat het door het celmembraan heen en in de cel transporteert. De cel is dan stevig gelabeld omdat het 35 indium niet in staat is terug te keren doör het celmembraan.
In het werk, dat verderop is beschreven, wordt het gebruikt van met In-Xll-oxinaat gelabelde autologe granulocyten vergeleken met de inspuiting met gewoon In-lll-oxinaat en met nnnfiftfi 9 -6- gewoon In-111-chloride. Beeldvorming werd tot stand gebracht met een gamma camera, door weefselverdelingsstudies en door afgiftestudies.
Het gebruik van radioactieve werkzame stoffen 5 werd ook geëvalueerd ten opzichte van zowel steriele als bacteriële abcessen.Steriele abcessen werden teweeggebracht door bij geiten op meerdere plaatsen op de flanken subcutaan 3 ml van een 1:1 emulsie van met fosfaat gebufferde saline met een pH van 7,2 (PBS) in minerale olie (Freund's complete 10 adjuvant, Difco Laboratories, Detroit 1, Michigan, ü.S.A.) in te spuiten. De injecties werden bij tussenpozen herhaald. De dieren ontwikkelden harde abcessen met een diameter van 2 cm. De ontwikkeling van een duurzaam abces vergde ten minste een of twee weken. Hoewel enkele van deze abcessen 15 pus produceerden, deden de meeste dit niet, maar bereikten een aaneengesloten ingekapselde toestand wanneer ze een paar maanden oud waren. Ten tijde van de beeldvorming van de abcessen had een geit abcessen van 0, 1, 2, 5, 7, 9, 12, 14 dagen en 7 maanden oud.
20 Bacteriële abcessen werden ook teweeggebracht in geiten volgens de volgende methode: 4 Geitekeutels (faer-ces) werden opgeroerd in 10 ml met fosfaat gebufferde saline oplossing (pH 7,2), geëmulgeerd in 10 ml minerale olie (Freund's complete adjuvant), en subcutaan bij vier geiten 25 (2,5 ml per geit) in de linkerzijkant van de buik; ingespoten.
Binnen een dag kregen de geiten koorts (de temperatuur steeg van 39,3 tot boven 40°C) en verscheen een hard abces met een .doorsnee van ongeveer 10 cm. Na drie dagen was de temperatuur van de dieren weer normaal en werden de abcessen zachter, 30 wat er op wees dat de geiten in staat waren om zonder enige hulp te herstellen.
Om suspensies van granulocyten te bereiden werd bloed afgenomen van een geit via de halsader, waaraan, om stolling te voorkomen, heparine werd toegevoegd. De granu-35 locyten werden gezuiverd met een bekende sedimentatietech-niek. De scheidingsvloeistof bestond uit: 10 delen Isopaque (natrium metrizoaat) (32,8%1 gemengd met 24 delen Ficoll (Pharmacia) 8% (in H2o). De dichtheid was 1,077 g/ml. Gelijke 8 0 0 6 86 9 % x met ~Ί~ delen van antistolmiddel voorzien bloed en 0,9% NaCl werden gemengd en 20 ml van het mengsel werd boven op 10 ml Iso-paque-Ficoll in een centrifugeerbuis gebracht. Het mengsel werd 15 minuten bij 1000 g gecentrifugeerd. Na centrifugeren 5 werden de mononucleaire cellen (monocyten en lumphocyten) aangetroffen als een smalle band op het scheidingsvlak tussen de plasmalaag en de scheidingsvloeistof. De laag boven het erythrocytensediment, dat ook granulocyten bevatte, werd tot op 1 tot 2 mm boven de erythrocytenmeniscus verwijderd. De 10 erythrocytenlaag werd gemengd met een 3- tot 5-voudig volume aan met fosfaat gebufferde saline oplossing en 7 minuten bij 1200 g gecentrifugeerd. De bovenlaag werd afgepipetteerd tot aan de erythrocytenmeniscus. De erythrocyten werden opgelost door toevoegen van 30 ml 155 mM NH^Cl oplossing (die ook 15 10 mM KHCOg en 0,1 mM EDTA bevatte) met een pH van 7,4, mengen en 15 minuten bewaren bij 4°C. Na centrifugeren (400g) werden de granulocyten weer in een NH^Cl oplossing (15 ml), die 0,5% albumine bevatte, gesuspendeerd en 15 minuten bij 4°C bewaard. Na microscopische controle werden de cellen 20 gewassen in PBS, dat 0,5% albumine bevatte, en vervolgens in 5ml PBS, dat 0,5% albumine bevatte, gesuspendeerd. In die toestand zijn de cellen gereed voor labeling met indium-111-oxinaat.
Met indium-lll-oxinaat gemerkte granulocyten 25 werden gemaakt volgens de methode van Thakur. Bij deze bereiding worden conische centrifugeerbuizen van 2 bij 50 ml 2 uur bij 120°C gesteriliseerd. In-111 Cl^ (Byk-Mallinckrodt CIL B.V.) in een oplossing van 0,1 M HC1 (5 mCi/ml) wordt gebruikt. 1 ml ^0 wordt toegevoegd voor de injectie, evenals 30 na ongeveer een minuut wachten 50^1 oxine (BDH of Merck)-oplossing (1 mg/ml in ethanol) en 2000,3 M acetaatbuffer met pH 5,6. Het In-lll-oxinaat wordt ongeveer 2 ml CHCl^ geëxtraheerd, waarna de oplossing wordt· drooggedampt dooi? verhitting in een waterbad. De stof wordt opgelost in 100j*l 35 absolute ethanol en weer drooggedampt, en opgelost in 50jcl absolute ethanol, 150ju.1 saline wordt toegevoegd, waarna het labelen van de cellen onmiddellijk plaats vindt door 150ju 1 In-lll-oxinaat toe te voegen aan 5 ml cellen en 15 minuten 8006869 -8- bij kamertemperatuur te laten incuberen. De cellen worden intraveneus aan het proefdier toegediend. -
Het meten van de chemotactische activiteit kan worden beschouwd als een geschikte parameter voor de 5 levensvatbaarheid van witte bloedcellen/ omdat in-vivo de beweging naar gradiënten van vreemde stoffen geproduceerd op ontstekingsplaatsen een voornaamste fysiologische functie van die cellen is. Als routine werden geïsoleerde granulo-cyten gereed voor labeling met In-lll-oxinaat op hun chemo-10 tactische activiteit onderzocht met een bekende techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van een filter met microporiën. Een zgn. millipore filter (3yHm) wordt bevestigd boven op een buisjeivoor eenmalig gebruik dat gedompeld wordt (met het filter naar beneden) in een beker mèt caseine oplossing. 15 De buis bevat de granulocyten, die door de poriën van het filter heen in de richting van de caseine zullen bewegen. Na een incubatietijd van 70 minuten bij 37°C wordt het filter onder de lichtmi cros coop onderzocht en de afstand die granu-locyten in het filter hebben afgelegd bepaald. Een afstand 20 van 60-80ydm ia de standaardafstand die door levensvatbare granulocyten wordt overbrugd.
De granulocyten suspensies die gebruikt werden in de hierna beschreven studies met de geiten bestonden uit levensvatbare cellen zoals door hun chemotactische res-25 pons werd gemeten. Het valt te begrijpen, dat de voorafgaande handelwijzen betreffende de scheiding van granulocyten, de bepaling van hun levensvatbaarheid en hun labeling een aanzienlijke hoeveelheid werk en kosten met zich meebrengen, die vermeden kunnen worden door gebruik te maken van de werk-30 wijze volgens de onderhavige uitvinding.
Voor de scintigrafische bepaling werden de geiten gekalmeerd met 1,5 ml Vetranquil (Philips-Duphar B.V. Amsterdam, Nederland) en in de geschikte positie onder de gamma camera gehouden na inspuiting van de met In-lll-oxinaat 35 gelabelde autologe granulocyten of andere isotopp'f o mule ringen. Na de injectie werden bij tussenpozen beelden gemaakt.
De verdeling van In-lJj. werd bepaald in de verschillende organen en weefsels van drie geiten. Eén geit 80 0 6 86 9 -9- werd ingespoten met met In-lll-oxinaat gelabelde autologe granulocyten, één met gewoon In-lll-oxinaat, en één met gewoon In-111-chloride. De injecties met de isotoopformule-ringen vonden plaats 2 dagen voordat de dieren werden opge-5 offerd en ontleed. Van delen abces, organen en weefsels werden monsters genomen,· die werden gewogen en waarvan de radioactiviteit werd gemeten in een scintillatieteller. De radioactiviteiten per gram weefsel werden bepaald.
De afgifte van In-111 uit het bloed van de 10 ' geiten werd nagegaan na intraveneuze inspuiting van In-lll in drie verschillende formuleringen, nl. respectievelijk In-lll-chloride, In-lll-oxinaat en met In-lll-oxinaat gelabelde granulocyten, om de biologische halfwaardetijd voor elk van deze verschillende formuleringen te bepalen. Na injectie 15 werden bloedmonsters van 10 ml bij tussenpozen afgenomen.
Alle bloedmonsters werden onderworpen aan gedifferentieerd centrifugeren om vast te stellen of de radioactiviteit was gelokaliseerd in het plasma, de bloedplaatjes, de fractie van rode cellen of de leukocyten. Plasma rijk aan bloed-20 plaatjes (PEP) werd bereid door van heparine voorzien bloed 15 minuten bij 200 g te centrifugeren. Na monsters genomen te hebben van het PRP (1 ml) werd het residu:; 10 minuten bij 1600 g gecentrifugeerd. Van de plasmalaag (plasma arm aan bloedplaatjes = PPP), van het grensvlak tussen plasma en 25 rode cellen(leukocyten) en van de fractie van rode cellen werden monsters genomen van 1 ml. De radioactiviteiten werden bepaald en de afgifte werd bepaald na correctie voor fysisch verval.
Nadat het laatste steriele abces was teweeg-30 gebracht werd van de geit bloed afgenomen en werden de granulocyten geïsoleerd, gelabeld met In-lll-oxinaat (ca. 1 m Ci) en weer bij de geit ingespoten. Van de geit werd de volgende dag met behulp van scintigrafie een beeld ’gemaakt. Eerst kreeg men de indruk, dat een paar 7 maanden oude steriele 35 abcessen positieve vlekken schenen te geven op de beelden van de gamma camera, maar vergelijking met een botscintigrafisch beeld toonden aan dat êën vlek overeenkwam met het ileo-sacrale gebeid van het skelet en de andere met de blaas.
8 0 0 6 86 9 -10-
De abcessen van 0, 1/ 2, 5, 7, 9, 12 en 14 dagen gaven alle negatieve beelden. De reden van dit resultaat kan het feit zijn, dat steriele abcessen zich erg langzaam ontwikkelen en vergezeld gaan van beperkte ontsteking en een harde in-5 kapseling, meer-lijkend op een cyste dan op een abces. Een - sterke opname van activiteit werd waargenomen in de beenderen, de longen en de lever.
Binnen twee dagen nadat de bacteriele abcessen waren teweeggebracht werd van een geit bloed afgenomen 10 en werden de granulocyten geïsoleerd met de eerder beschreven centrifugeermethode waarbij gebruik gemaakt wordt van de Ficoll-Isopaque sedimentatietechniek; na labeling met In-111--oxinaat (ca. 1 m Ci) werden de granulocyten weer bij de geit ingespoten. De volgende dag werd van de geit een scin-15 tigrafisch beeld gemaakt. Het abces verscheen als een duidelijke vlek.
Een week later werden weer twee geiten ingespoten met een faeces emulsie op dezelfde plaats op de linker zijkant van de buik. De volgende dag werd van de geiten bloed 20 afgenomen, en werden de granulocyten geïsoleerd, gelabeld en weer ingespoten. Van de geiten werd een beeld gemaakt met een gamma camera en ook hier verschenen de abcessen als duidelijke vlekken.
De weefselverdeling van In-111 in de geit werd 25 bepaald om de verdeling van radioactiviteit over de organen te laten zien. De geit werd opgeofferd en een hoge radioactiviteit werd in de nier gevonden. Een ontstoken lijmpheknobbel bevatte drie maal zo veel radioactiviteit als een niet ontstoken. Het abces had een matige accumulatie van radioactivi-30 teit, meer dan bloed en spieren, maar veel minder dan .bij voorbeeld de ovaria, de uterus, de longen, de nieren en de milt. Daarom was het alleen met de geringe achtergrond ter plaatse van de zijkant van de buik mogelijk het abces zichtbaar te maken. Dit resultaat kan echter te wijten zijn aan 35 de keuze van het dier dat bij de studie werd gebruikt. Hart-spiêrweefsel vertoonden een matige ophoping van radioactiviteit in vergelijking met bloed. Het hart vertoonde duidelijke tekenen van bacteriële pericarditis.
8006869 -11-
Ter illustratie van de werkwijze volgens de uitvinding werd een geit met naast elkaar gelegen bacteriële abcessen van 2 maanden en drie dagen oud ingespoten met In-lll-oxinaat (ca. 1 m Ci). Van de geit werd de volgende 5 dag een beeld gemaakt met een gamma camera. Het abces verscheen als een duidelijke vlek op de foto. De geit werd opgeofferd en de verdeling van radioactiviteit over de verschillende weefsels en organen werd bepaald. Er was een sterke accumulatie van In-lli in de celfracties van het 10 bloed, bijna evenveel als de radioactiviteit per gram milt-weefsel. Door de cellen extra met PBS te wassen bleek dat de radioactiviteit stevig gebonden was. Dit in tegenstelling tot een geit die was ingespoten met gewoon In-111-chloride.
In het laatste geval accumuleerde slechts een kleine hoeveel-15 heid In-111 in de bloedcellen welke gemakkelijk kon worden uitgewassen. In het geval van de injectie met In-lll-oxinaat had een ontstoken lympheknobbel twee keer zo veel radioactiviteit als een niet ontstoken. Weefsel van het jonge abces had een matige accumulatie van radioactiviteit, groter dan 20 bij voorbeeld de lympheknobbel en de spieren, maar veel minder dan ovarium, uterus, long, nier, milt en bloed. Weefsel van het oude abces had echter een grote accumulatie van In-111, gelijk aan de nier en het ovarium. Dit was in overeenstemming met de duidelijke.vlek op de beelden van de 25 gamma camera. Pus van de oude en jonge abcessen bevatten weinig radioactiviteit. Dit was gelijk aan de situatie bij de geit ingespoten met met In-lll-oxinaat gelabelde granu-locyten. Het vet, het spierweefsel en de merg van het dijbeen de gal, de faeces, de pancreas en de urine vertoonden···geen 30 beduidende accumulatie van radioactiviteit. Hartspierweefsel vertoonde een matige accumulatie van In-111.
Een geit met bacteriële abcessen van 2 maanden en 3 dagen oud werd ingespoten met In-lll-chloride (ca. lm Ci). Per abuis was de injectie niet intraveneus maar subcu-35 taan. De radioactiviteit verspreidde zich via het stelsel van perifere bloedvaten, niet via de halsader, naar het hart en de longen. Niettemin werd vier en twintig uur later de buik van de geit in beeld gebracht met een gamma camera, waar- 8006869 -12- bij het gebied waar het abces zich bevond verscheen als een aparte goed zichtbare vlek.
De proef met gewoon In-lll-chloride werd herhaald bij een andere geit met naast elkaar gelegen bacte-5 riële abcessen van 2 maanden en drie dagen oud. De injectie vond plaats met ongeveer 1 m Ci In-lll-chloride en werd intraveneus uitgevoerd. Het beeld dat de volgende dag verkregen werd met een gamma camera liet het gebied waar het abces zich bevond zien als een goed zichtbare vlek.
10 De geit die intraveneus was ingespoten met
In-lll-chloride werd twee dagen na de injectie ontleed, en de verdeling van de radioactiviteit over de verschillende weefsels en organen werd bepaald. In tegenstelling tot de weefselverdelingsstudie met In-lll-oxinaat was het bloed 15 in zeer geringe mate gelabeld. De meeste radioactiviteit bevond zich in het plasma, niet in de cellen. Bovendien kon de radioactiviteit in de cellen uitgewassen worden met PBS in tegenstelling tot de bloedcellen bij de In-lll-oxinaat studie. Een ontstoken lympheknobbel bezat drie keer zoveel radio-20 activiteit als een niet ontstoken. Weefsel van oude en jonge abcessen hadden een matige radioactiviteit, iets meer dan lympheknobbel en spierweefsel, veel minder dan ovarium, uterus, long en nier. Het abces was ook gepenetreerd in het buikvlies. Dit deel van het abces vertoonden een iets grote-25 re accumulatie van radioactiviteit, maar de accumulatie was geringer dan in het oude abces in de In-lll-oxinaat studie.
Pus van de oude en jonge abcessen bevatten nauwelijks enige radioactiviteit en waren in overeenstemming met de andere verdelingsstudies. Er waren matige accumulaties van radioac-30 tiviteit in de milt en de lever. Het vet, de urine en de gal vertoonden geen beduidende accumulatie van In-111. De nier was weer sterk gelabeld.
De afgifte van In-111 uit het bloed van geiten werd nagegaan na intraveneuze injectie van In-111 bij 35 drie verschillende geiten en in drie verschillende formuleringen, namelijk respectievelijk In-lll-chloride, In-lll-oxinaat en met In—111—oxinaat gelabelde granulocyten, om de biologische halfwaardetija van In-111 te bepalen. De afgifte 8 00 686 9 -13- van indium na de In-111-chloride injectie blijkt uit de afname tot een zeer laag radioactiviteitsniveau binnen twee dagen, terwijl het indium in vier dagen bijna geheel verdween .
5 De afgifte van In-lll-oxinaat bij een andere geit vertoonden een geleidelijke toename van In-lll in het bloed gedurende twee dagen. Daarna was er een zeer langzame afname van het activiteitsniveau. Een week later was er nog een aanzienljke hoeveelheid radioactiviteit in het bloed. In 10 dit geval was er een duidelijke voorkeur van In-lll om in de celfractie van het bloed te accumuleren. Deze ophoping is vijf dagen na inspuiting van het In-lll-oxinaat optimaal.
De verhouding van de indium concentratie in plasma en cellen wordt vijf dagen na injectie 1:5.
15 In een andere proef bij een andere geit werd een sterke voorkeur van de cellen voor indium-lll-oxinaat gevonden. De verhouding van de werkzame stof in het plasma ten opzichte van rode cellen was 1:8. Er was geen voorkeur van indium-111 voor witte cellen, maar het monster bevatte 20 ongeveer een gelijke hoeveelheid plasma. Er was een geleidelijke afname in radioactiviteit onmiddellijk nadat de geit was ingespoten.
De 'afgifte van In-lll bij een geit die met met In-lll-oxinaat gelabelde granulocyten was ingespoten werd 25 ook bestudeerd. Bijna alle activiteit bleef in^Ie fractie van witte cellen. De radioactiviteit in deze fractie nam zeer geleidelijk af tot een tamelijk laag niveau na een week. Deze proef bevestigt, dat de gelabelde granulocyten verscheidene dagen in circulatie blijven en levensvatbaar moeten zijn.
30 Slechts een klein deel van de radioactiviteit gaat verloren door de granulocyten, zoals duidelijk blijkt uit de geringe radioactiviteit in plasma en rode cellen. Een biologische halfwaardetijd van ongeveer 3 dagen werd voor de granulocyten aan gegeven.
8 00 6 86 9

Claims (5)

1. Werkwijze voor het onderwerpen van een warmbloedig levend wezen aan een radiologische bepaling ter localisatie van een ontstekingsproces, met het kenmerk, dat men in de bloedbaan van het levendfe wezen een radioactief 5 indium-8-hydroxychinoline brengt in een kleine hoeveelheid voldoende om in het wezen indium bevattende radioactieve bloedcomponenten te vormen ter detectie door uitwendige beeldvorming, en vervolgens het wezen aan een uitwendige beeldvorming onderwerpt om de opgehoopte radioactiviteit 10 in een ontstoken gebied op te sporen en zo de plaats van de ontsteking in het lichaam van het wezen vast te stellen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het levende wezen een zoogdier is.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met 15 het kenmerk, dat het levende wezen een bacterieel abces in het lichaam heeft.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de radioactieve stof indium-8--hydroxychinoline is. 20
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het indium-8-hydroxychinoline aan het levende wezen wordt toegediend als een oplossing die ongeveer 0,02 tot 10 millicurie radioactiviteit per milliliter oplossing bevat. 8 00 686 9
NL8006869A 1979-12-19 1980-12-18 Radiologische bepalingsmethode in vivo. NL8006869A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US10520279 1979-12-19
US06/105,202 US4360509A (en) 1979-12-19 1979-12-19 Vivo radioassay process

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006869A true NL8006869A (nl) 1981-07-16

Family

ID=22304590

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006869A NL8006869A (nl) 1979-12-19 1980-12-18 Radiologische bepalingsmethode in vivo.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US4360509A (nl)
JP (1) JPS56100378A (nl)
BE (1) BE886754A (nl)
CA (1) CA1162330A (nl)
DE (1) DE3048029A1 (nl)
GB (1) GB2068728A (nl)
NL (1) NL8006869A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0210684A1 (en) * 1985-07-31 1987-02-04 MALLINCKRODT, INC.(a Missouri corporation) Composition comprising a radioactive metal compound for radioassaying

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4574079A (en) * 1983-05-27 1986-03-04 Gavras Haralambos P Radiolabeled angiotensin converting enzyme inhibitors for radiolabeling mammalian organ sites
AU580958B2 (en) * 1983-07-07 1989-02-09 Mallinckrodt, Inc. Sterile radioactive indium-containing aqueous solution
US4620971A (en) * 1983-12-22 1986-11-04 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Department Of Health And Human Services Indium-bleomycin complex
US5792444A (en) * 1989-05-09 1998-08-11 The General Hospital Corporation Labeled chemotactic peptides to image focal sites of infection or inflammation
US20080063599A1 (en) * 2002-11-18 2008-03-13 Jorge Setoain Quinquer Compounds Which Can Be Used To Diagnose And Monitor Diseases Associated With The Formation Of Amyloid Protein Fibrils
DE102010023790A1 (de) 2010-06-15 2011-12-15 Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf Waschaktive Zusammensetzung

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4017596A (en) * 1975-03-03 1977-04-12 Research Corporation Radiopharmaceutical chelates and method of external imaging

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0210684A1 (en) * 1985-07-31 1987-02-04 MALLINCKRODT, INC.(a Missouri corporation) Composition comprising a radioactive metal compound for radioassaying

Also Published As

Publication number Publication date
BE886754A (fr) 1981-04-16
GB2068728A (en) 1981-08-19
US4360509A (en) 1982-11-23
CA1162330A (en) 1984-02-14
DE3048029A1 (de) 1981-10-08
JPS56100378A (en) 1981-08-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Swisher et al. The blood grouping systems of dogs
KR100298682B1 (ko) 시아닌염료-표시된세포의생체내세포추적용또는생체내세포의수명측정용용도
Thakur et al. Indium-111-labeled leukocytes for the localization of abscesses: preparation, analysis, tissue distribution, and comparison with gallium-67 citrate in dogs
US4935223A (en) Labeled cells for use in imaging
Klonizakis et al. Radionuclide Distribution folowing Injection of 111Indium‐labelled Platelets
GB1594187A (en) Diagnostic agents containing albumin and methods for making same
Davis et al. Localization of 5‐hydroxytryptamine in blood platelets: an autoradiographic and ultrastructural study
Hindle et al. Pleural effusion and fibrosis during treatment with methysergide
CA1215372A (en) Radioactive chelate complexes containing pyridine-n-oxides
NL8006869A (nl) Radiologische bepalingsmethode in vivo.
US4042677A (en) Technetium-99m labeled radiodiagnostic agents and method of preparation
Obrenovitch et al. Autoradiographic detections of 111indium-labeled platelets in brain tissue sections.
EP3554560A1 (en) Radiolabelled material for targeted administration
Stewart et al. The survival time of canine erythrocytes modified by influenza virus
US4348375A (en) Radioassay process and compositions useful therein
Bergmann et al. Detection of cardiac transplant rejection with radiolabeled lymphocytes.
Herion et al. Cr51-labeled endotoxin distribution in granulocytopenic animals
Joist et al. Methodologic and basic aspects of indium-111 platelets
Goedemans Radioassay process using an indium-8-hydroxyquinoline
Kim et al. Rodent Leukocyte Isolation and Radiolabeling for Inflammation Imaging Study
LENTLE et al. Localization of acute inflammatory foci in man with 99mTc-sc labeled granulocytes
Kurantsin-Mills et al. Indium-111 oxine labeled erythrocytes: Cellular distribution and efflux kinetics of the label
Ebbe et al. Uptake of indium-111-labeled platelets and indium-111 oxine by murine kidneys after total-body irradiation
WILLIAMS et al. The agglutination of human red blood corpuscles by horse serum
Goedemans Diagnostic compositions containing a chelate of radioactive indium and 8-hydroxyquinoline

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
DNT Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection

Free format text: MALLINCKRODT DIAGNOSTICA (HOLLAND) B.V.

BV The patent application has lapsed