NL8006370A - Afsluitdop in het bijzonder voor de tuit uit een houder uit kunststof. - Google Patents

Description

- 1 - * . c-« Λ

Afsluitdop in het bijzonder voor de tuit uit een houder uit kunststof.

De uitvinding heeft betrekking op een afsluitdop in het bijzonder voor de tuit van een houder uit kunststof, welke dop bestaat uit een afsluitwand, die haaks op de hartlijn van de tuit komt te staan, een van deze wand 5 afstekende cilindrische buitenmantel die om de tuit heen komt te vallen en is voorzien van inwendige schroefdraad of dergelijke middelen, en een afdichtorgaan dat door verdraaiing van de dop vastgeklemd kan worden tussen de dop en de tuit.

10 Dergelijke afsluitdoppen worden op grote schaal toegepast voor het afsluiten van de tuit van zogenaamde jerrycans. In het bijzonder wanneer dergelijke houders worden vervaardigd uit kunststof door middel van blazen in een matrijs, doet zich de moeilijkheid voor dat geen 15 volledige afdichting kan worden bereikt wanneer de tuit is voorzien van uitwendige schroefdraad en de dop van inwendige schroefdraad, daar de wanddikte van de tuit slechts beperkt kan zijn, zodat ook de kracht waarmee de dop op de tuit wordt geschroefd beperkt moet blijven.

20 Het afdichtorgaan, in de vorm van een schijf uit een flexibel materiaal, dat wordt aangedrukt tussen de eind-rand van de tuit en de afsluitwand van de dop wordt daardoor vaak niet voldoende samengedrukt om voor een blijvend goede afdichting te kunnen zorgen.

25 Doordat de tuit ter plaatse van de matrijsdeling meestal niet wordt voorzien van schroefdraad, daar deze bij de matrijsdeling onregelmatigheden zou kunnen vertonen, bestaat de mogelijkheid dat de dop schuin op de tuit wordt geschroefd, waardoor de kans op een minder goede 30 afdichting nog wordt vergroot.

De uitvinding beoogt nu deze bezwaren op te heffen en verschaft daartoe een afsluitdop, die daardoor is gekenmerkt, dat de buitenmantel door de schroefdraad of dergelijke middelen samenwerkt met een buitenste cilindrische 35 aandrukring, die zich in de gebruiksstand van de dop ten minste gedeeltelijk binnen de buitenmantel bevindt en 8006370 - 2 - aan het van de afsluitwand van de dop afgekeerde einde is voorzien van een naar binnen toe stekende kraag, tussen welke kraag en de afsluitwand van de dop een buitenste afdichthuls is opgenomen, die bij het gebruik van de dop 5 over de buitenwand van de tuit wordt geschoven en de ring belemmert te draaien ten opzichte van de tuit, zodanig dat door verdraaiing van de dop de aandrukring naar de afsluitwand toe kan worden gebracht voor het in lengterichting samendrukken van de afdichthuls om ten minste aan te liggen 10 .tegen de buitenwand van de tuit, terwijl de dop verder is voorzien van een cilindrische binnenmantel en een daar omheen liggende binnenste aandrukring, welke mantel en ring door middel van schroefdraad of dergelijke middelen met elkaar samenwerken, en welke binnenste aandrukring is voorzien van 15 een naar buiten toe stekende kraag voor het tussen deze kraag en de afsluitwand opnemen van een binnenste cilindrische afdichthuls, zodanig dat bij verdraaiing van de dop ook deze binnenste afdichthuls in lengterichting wordt samengedrukt om ten minste aan te liggen tegen de binnenwand van de tuit 20 van de houder.

Bij een dergelijke afsluitdop wordt de wand van de tuit van de houder opgenomen tussen twee afdichthulzen, die bij het aandraaien van de dop van weerszijden tegen de tuit worden aangedrukt, zodat op het materiaal van de 25 tuit geen grote krachten worden uitgeoefend, waardoor er geen gevaar is, dat het materiaal scheurt ter plaatse van de matrijsnaad. Ook wordt op deze wijze een groot afdicht-oppervlak verkregen. Verder kan de matrijs, waarin de houder wordt geblazen, eenvoudiger zijn uitgevoerd, daar 30 de tuit niet behoeft te worden voorzien van schroefdraad.

Een dergelijke matrijs zal daardoor aanzienlijk goedkoper zijn.

Gewezen kan nog worden op het Duitse Offenlegungs-schrift 1.429.908, dat een afsluitdop, in het bijzonder 35 voor thermosflessen, beschrijft, waarbij gebruik gemaakt wordt van een afdichthuls, die zich bevindt tussen twee schijven, die naar elkaar toegetrokken kunnen worden om de afdichthuls naar buiten toe tegen de inwendige wand van de tuit van de houder aan te drukken. Hierbij wordt dus de 40 tuit inwendig door radiale krachten belast. Bij een door 8006370 5· . * - 3 - blazen verkregen hquder brengt dit het gevaar met zich mee dat de tuit scheurt ter plaatse van de matrijsnaad.

Verder vindt geen inwendige ondersteuning plaats van de afdichthuls, zodat de mogelijkheid bestaat dat deze naar 5 binnen toe knikt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de afsluitwand van de dop tussen de buiten- en de binnenmantel daarvan voorzien van twee coaxiale cilindrische kraagdelen, die zodanig zijn aangebracht, 10 dat tussen de beide kragen het bovenste deel van de tuit kan worden opgenomen en tussen elk der kragen en de ernaast liggende mantel het bovenste deel van de betreffende aandrukring, terwijl de afdichthulzen aanliggen tegen de kopvlakken van de kragen.

15 Op deze wijze wordt een goede centrering van de afsluitdop en een goede ondersteuning van de afdichthulzen gewaarborgd.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding kan de buitenste aandrukring, in de nabijheid van de 20 naar binnen toe stekende kraag, zijn voorzien van een naar buiten toe stekende kraag waarvan de buitenomtrek een vertanding draagt, die samen kan werken met een vertanding van een controlering, die door middel van afscheurdelen is verbonden met de buitenmantel van de dop, waarbij de 25 tanden van de samenwerkende vertandingen zodanig zijn gevormd, dat bij het vastdraaien van de dop op de tuit van een houder de tanden over elkaar heen snappen, terwijl bij het losdraaien van de dop de tanden in elkaar grijpen en de controlering van de dop zal worden losgescheurd.

30 Bij het gebruik van een dergelijke afsluitdop kan dus, na het aanbrengen van de dop, steeds worden nagegaan of de dop reeds eerder van de tuit werd losgenomen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de vertandingen aangebracht op axiale, tegenover elkaar 35 liggende oppervlakken van de kraag van de aandrukring en van de, met de buitenmantel verbonden, controlering.

De vertandingen bevinden zich dus op axiale cilindrische oppervlakken, die bij het aandraaien van de dop iets langs elkaar heen glijden, wat op zichzelf geen 40 moeilijkheden oplevert.

8006370 '*· - 4 -

De ruimte tussen de afsluitwand van de dop en de binnenmantel kan op gunstige wijze worden gebruikt voor het opnemen van een ontluchtingsventiel dat in bepaalde gevallen is gewenst of vereist om te voorkomen dat de druk in de 5 houder te hoog op kan lopen. In de genoemde ruimte kan bijv. ook een schuimmateriaal worden opgenomen dat absorberend en/of veerkrachtig is.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, 10 waarin: fig. 1 een aanzicht en gedeeltelijke doorsnede toont over een afsluitdop volgens de uitvinding; en fig. 2 een onderaanzicht toont van een deel van de rand van de dop.

15 In de tekening is de tuit van een houder aangeduid met 1; op deze tuit 1 wordt de afsluitdop 2 aangebracht.

De afsluitdop 2 bestaat uit de afsluitwand 3 met de haaks daarop staande buitenmantel 4 en binnenmantel 5. Tussen de buitenmantel 4 en de binnenmantel 5 bevinden zich de 20 kragen 6 en 7.

De buitenmantel 4 is voorzien van inwendige schroefdraad 8 en de binnenmantel 5 van uitwendige schroefdraad 9. Met de schroefdraad 8 werkt samen de uitwendige schroefdraad 10 van een aandrukring 11, welke ring is 25 voorzien van een naar binnen toe stekende kraag 12, terwijl tussen de kragen 6 en 12 een veerkrachtige afdichthuls 13 is aangebracht.

Op overeenkomstige wijze werkt met de schroefdraad 9 van de binnenmantel 5 een schroefdraad 14 samen van een 30 binnenste aandrukring 15. De aandrukring 15 is voorzien van een naar buiten toe stekende kraag 16 en tussen de kragen 7 en 16 bevindt zich een binnenste veerkrachtige afdichthuls 17.

Bij het gebruik van de afsluitdop 2 worden de 35 aandrukringen 11 en 15 geschroefd in de mantels 4 resp. 5, terwijl tegelijkertijd de afdichthulzen 13 en 17 worden aangebracht. De aandrukringen 11 en 15 worden zover ingeschroefd, dat de afdichthulzen 13 en 17 iets naar elkaar toe worden gebogen, zodat bij het op de tuit 1 aanbrengen 40 van de afsluitdop de afdichthulzen 13 en 17 veerkrachtig 8 0 06 37 0 -0 - 5 - aanliggen tegen de wand van de tuit 1. Nadat de afsluitdop 2 zover op de tuit 1 is gedrukt dat de bovenrand van de tuit 1 is opgenomen tussen de kragen 6 en 7, wordt de afsluitwand 3 met de buitenmantel 4 verdraaid, terwijl de 5 aandrukringen 11 en 15 verhinderd worden te draaien door hun samenwerking met de afdichthulzen, die stevig aandrukken tegen de wand van de tuit 1. De aandrukringen 11 en 15 zullen hierdoor naar binnen toe in de dop bewegen en de afdichthulzen steviger tegen de wand van de tuit l 10 aandrukken.

De wijze van vervorming van de afdichthulzen 13 en 17 zal afhankelijk zijn van de uitgangsvorm daarvan en van de eigenschappen van het materiaal waaruit de hulzen zijn vervaardigd. Het is dus, in tegenstelling met de 15 tekening, ook mogelijk dat de afdichthulzen over hun gehele lengte tegen de bijbehorende aandrukring aan blijven liggen.

Hoewel een uitvoeringsvorm is besproken en in de tekening weergegeven waarbij de mantel en de aandruk-20. ring samenwerken door middel van schroefdraad, zal duidelijk zijn dat ook gebruik kan worden gemaakt van een bajonetsluiting, wanneer daarbij een zekere axiale verplaatsing tussen mantel en aandrukring optreedt.

Om te kunnen controleren of een afsluitdop, na 25 een eerste aanbrenging op een tuit daarvan een keer is verwijderd, kan de buitenmantel 4 zijn voorzien van een controlering 18, die door middel van smalle lippen 19 met de buitenmantel 4 is verbonden.

Zoals blijkt uit fig. 2 is het binnenoppervlak 30 van de controlering 18 voorzien van tanden 20, die samenwerken met tanden 21, aangebracht op het buitenoppervlak van een kraag 22 van de aandrukring 11. De tanden 20 en 21 hebben een zodanige vorm en zijn vervaardigd uit een zodanig materiaal, dat bij het verdraaien van de mantel 35 4 tezamen met de controlering 18 in de richting van de pijl P, de tanden 20 van de ring 18 over de tanden 21 van de kraag 22 heen zullen snappen. Wanneer echter getracht wordt de afsluitdop 2 in tegengestelde richting aan de pijl P te verdraaien, zullen de tanden 20 worden tegenge-40 houden door de tanden 21, zodat op de ring 18 een 80 06 37 0 - 6 - vasthoudkracht wordt uitgeoefend en de lippen 19 tussen de ring 18 en de mantel 4 zullen scheuren.

Opgemerkt zij nog, dat het onder bepaalde omstandigheden gunstig is gebleken de afsluitdop zodanig uit te 5 voeren, dat de kraag 16 van de binnenste aandrukring 15 lager komt te liggen dan het punt waar de tuit overgaat in de bovenwand van de houder. Hierdoor wordt de veerkrachtige afdichthuls 17 op iets andere wijze vervormd en een verbeterde vasthouding van de afsluitdop op de tuit bereikt 10 ook bij een zeer lage wijzingscoëfficient tussen de afdichthuls en de tuitwand.

Het zal duidelijk zijn dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van de afsluitdop volgens de uitvinding is beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aange-15 bracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

- conclusies - 8006370

Claims (6)

1. Afsluitdop in het bijzonder voor de tuit van een houder uit kunststof, welke dop bestaat uit een afsluitwand, die haaks op de hartlijn van de tuit komt te staan, een van deze wand afstekende cilindrische buitenmantel die om 5 de tuit heen komt te vallen en is voorzien van inwendige schroefdraad of dergelijke middelen, en een afdichtorgaan dat door verdraaiing van de dop vastgeklemd kan worden tussen de dop en de tuit, met het kenmerk, dat de buitenmantel door de schroefdraad of dergelijke middelen 10 samenwerkt met een buitenste cilindrische aandrukring, die zich in de gebruiksstand van de dop ten minste gedeeltelijk binnen de buitenmantel bevindt en aan het van de afsluitwand van de dop afgekeerde einde is voorzien van een naar binnen toe stekende kraag, tussen welke kraag en de 15 afsluitwand van de dop een buitenste afdichthuls is opgenomen, die bij het gebruik van de dop over de buitenwand van de tuit wordt geschoven en de ring belemmert te draaien ten opzichte van de tuit, zodanig dat door verdraaiing van de dop de aandrukring naar de afsluitwand toe kan worden 20 gebracht voor het in lengterichting samendrukken van de afdichthuls om ten minste aan te liggen tegen de buitenwand van de tuit, terwijl de dop verder is voorzien van een cilindrische binnenmantel en een daar omheen liggende binnenste aandrukring, welke mantel en ring door middel 25 van schroefdraad of dergelijke middelen met elkaar samenwerken, en welke binnenste aandrukring is voorzien van een naar buiten toe stekende kraag voor het tussen deze kraag en de afsluitwand opnemen van een binnenste cilindrische afdichthuls, zodanig dat bij verdraaiing van de dop ook 30 deze binnenste afdichthuls in lengterichting wordt samengedrukt om ten minste aan te liggen tegen de binnenwand van de tuit van de houder.

2. Afsluitdop volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de afsluitwand van de dop tussen de 35 buiten- en de binnenmantel daarvan is voorzien van twee co-axiale cilindrische kraagdelen; die zodanig zijn aangebracht, dat tussen de beide kragen het bovenste deel 8006370 - 8 - van de tuit kan worden opgenomen, en tussen elk der kragen en de er naast liggende mantel het bovenste deel van de betreffende aandrukring, terwijl de afdichthulzen aanliggen tegen de kopvlakken van de kragen.

3. Afsluitdop volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de buitenste aandrukring in de nabijheid van de naar binnen toe stekende kraag, is voorzien van een naar buiten toe stekende kraag waarvan de buitenomtrek een vertanding draagt, die samen kan werken met een vertanding van een controlering, die door middel van afscheurdelen is verbonden met de buitenmantel van de dop, waarbij de tanden van de samenwerkende vertandingen zodanig zijn gevormd, dat bij het vastdraaien van de dop op de tuit van een houder de tanden over elkaar heen snappen, terwijl bij het losdraaien van de dop de tanden in elkaar grijpen en de controlering van de dop zal worden losgescheurd.

4. Afsluitdop volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de vertandingen zijn aangebracht op axiale, tegenover elkaar liggende oppervlakken van de kraag van de aandrukring en van de, met de buitenmantel verbonden, controlering.

5. Afsluitdop volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de ruimte tussen de afsluitwand van de dop en de binnenmantel een ontluchtingsventiel is opgenomen.

6. Afsluitdop volgens conclusie 4 of 5,met het kenmerk, dat in de ruimte tussen de afsluitwand van de dop en de binnenmantel een schuimmateriaal is opgenomen dat absorberend en/of veerkrachtig is. 8006370