NL8005889A - Spandraadhouder voor hekken. - Google Patents

Description

♦

Spandraadhouder voor hekken.

De uitvinding heeft betrekking op een spandraadhouder voor hekken, met een in een bevestigingsopening van een paal, in het j bijzonder een buisvormige paal, insteekbare, met een asboring voor het opnemen van een spreidtap uitgeruste plugachtige 5 spreidhuls, waaraan een vasthoudkop aangevormd is, welke voor zien is van een inleggroef voor spandraden, welke dwars op de langsas van de groef door een door de vasthoudkop reikende axiale verlenging van de asboring doordrongen is.

De hierboven beschreven bekende spandraadhouder is onder-* 10 werp van het Duitse Gebruiksmodel 71.18.271. Bij de bekende spandraadhouder bezit de spreidstift slechts een de asboring in de spreidtap opvullende lengte. Bij de bekende spandraadhouder strekt het onderste deel van de inleggroef voor de spandraad met zijn langsas van de groef in hoofdzaak loodrecht 15 uit op de in de spreidhuls aanwezige asboring. De breedte van de groef komt overeen met in hoofdzaak de dikte van de spandraad.

Het bovenste deel van dejspandraadinleggroef vormt daarentegen een hoekverschuiving ten opzichte van het onderste deel, zodanig dat ten opzichte van elkaar diagonaal gelegen grendelhoeken 20 ontstaan welke een onbedoeld verwijderen van de spandraad uit de inleggroef dienen tegen te werken. De betrekkelijk smalle grendelhoeken worden slechts als onvolkomen beveiliging ondervonden.

Dit geldt in het bijzonder voor het geval dat een aantrekken van de spandraad de vergrendelhoeken zodanig belast, dat gevaar van 25 uitbreken mogelijk is. Dergelijke sterke belastingsgevallen treden in het bijzonder dan op, wanneer een hek een dal door het 8005888 2 landschap doorloopt en de spandraad daardoor de neiging bezit om de ligging van een koorde in te nemen. Voor het geval van een beschadiging kan de bekende spandraadhouder gemakkelijk verwijderd en uitgewisseld worden, hetgeen op eenvoudige wijze 5 daardoor geschieden kan, dat men een doorn in de axiale ver lenging van de in de spreidhuls aanwezige asboring steekt en de spreidstift in het inwendige van de buisvormige paal drijft.

In beginsel bestaat bij de hierboven beschreven bekende spandraadhouder na ontspannen van de spandraad de mogelijkheid 10 om de spandraad onder zwenken van zijn ingelegde deel naar boven op te tillen om op deze wijze de aanhangende maasdraad te verwijderen. Een dergelijke mogelijkheid is op zich van voordeel wanneer de maasdraad tijdelijk verwijderd dient te worden om een extra toegangsmogelijkheid tot een door een hek omsloten stuk 15 land, bijvoorbeeld voor een vrachtauto of een bouwmachine, te verschaffen.

Door het Duitse octrooischrift 22.31.337 is een andere spandraadhouder bekend geworden waarbij niet primair de inleg-groef voor de spandraad maar de spreidstift het vastleggen van 20 de spandraad in zijn ingelegde positie overneemt. Dit geschiedt volgens het Duitse octrooischrift 22.31.337 in hoofdzaak daardoor dat de spreidstift een naar de spreidhuls toe open haak voor het vasthouden van de spandraad vormt en dat de verlenging van de asboring van de buitenste kopzijde van de vasthoudkop 25 tot de inleggroef voor de spandraad overeenkomstig de behoefte aan ruimte van de haak tot een langwerpig gat vergroot is. De kramvormige haak van de spreidstift, welke voor het bevestigen van de spandraadhouder in het geheel in de vasthoudkop ingeslagen wordt, omgrijpt hierbij met zijn naar boven omgebogen haakeinde 30 de spandraad in zijn ingelegde stand. Wanneer echter de span draad uit zijn vasthoudstand losgemaakt dient te worden om, zoals hierboven beschreven, de toegang tot een stuk grond te yerge-makkelijken, dan komt de spandraadhouder volgens het Duitse octrooischrift 22.31.337 te kort. En wel daarom omdat de krsm-35 achtige spreidstift geheel in de vasthoudkop verzonken is en daardoor een losnemen van de spreidstift zonder vernietigen van 8005889 3 •Τ'. i de spandraadhouder niet mogelijk is. Een ander nadeel bestaat bij de laatst beschreven bekende spandraadhouder daarin, dat de kramachtige uitvoering van de spreidstift een extra inspanning voor het vervaardigen betekent. Anderzijds staat de door het 5 Duitse octrooischrift 22.31.337 bekend geworden spandraadhouder toe om in onderscheid ten opzichte van de spandraadhouder volgens het Duitse Gebruiksmodel .16.271 een verbeterde arretering van de spandraad, bijvoorbeeld bij dalen in het landschap verlopende hekken, te bereiken. De hierboven beschreven spandraadhouder 10 (Duits Gebruiksmodel 71.18.271) bezit weliswaar een eenvoudige opbouw en staat op gemakkelijke wijze een gewenst losnemen van de spreidstift toe, maar is echter nadelig omdat, de spandraadhouder de spandraad niet voldoende betrouwbaar arreteert. De spandraadhouder volgens het Duitse octrooischrift 22.31.337 15 arreteert de spandraad weliswaar reeds aanzienlijk beter, maar vereist echter op grond van een meer ingewikkelde bouwwijze een grotere fabricageinspanning en staat geen verwijderen van de spanstift zonder vernietigen toe wanneer de spandraad losgenomen dient te worden.

20 Uitgaande van de hierboven beschreven bekende spandraad houder (Gebruiksmodel 71.18.271), dient daarom in bewustzijn van de nadelen van het bekende de uitvinding het doel opgelegd te worden, een eenvoudig opgebouwde spandraadhouder te verschaffen welke een betrouwbare arretering van de spandraad in zijn inge-25 legde stand en bovendien een onproblematisch gewenst verwijderen van de spandraad uit zijn ingelegde stand toestaat. Overeenkomstig de uitvinding wordt dit doel daardoor bereikt, dat de inleg-groef beneden de axiale verlenging van de asboring een verdieping voor het opnemen van de spandraad bezit en dat de axiale lengte 30 van de spreidstift tenminste in hoofdzaak de lengte van de in de spreidhuls aanwezige asboring ten opzichte van zijn axiale verlenging overeenkomt. 3ij de uitgevonden spandraadhouder reikt de verlengde spreidstift zowel door de vasthoudkop met zijn inleg-groef als ook de spreidhuls. De spandraad is hierbij in het gebied 35 van de groef verdieping beneden de axiale verlenging van de as boring opgesteld en derhalve tussen de in het diepste van de groef 8005889 u en door de inleggroef dwars stekende spreidstift gevangen. Op deze uitgevonden wijze is de arretering van de spandraad nog betrouwbaarder dan bij het onderwerp van het Duitse octrooischrift 22.31.337» aangezien bij de uitgevonden spandraadhouder een 5 uitwijken van de spreidstift bij sterke radiale belasting door de spandraad geheel uitgesloten is. In tegenstelling hiertoe is het voorstelbaar dat bij een volgens een dal in het landschap verlopende spandraad bij de door het Duitse octrooischrift 22.31*337 bekende spandraadhouder bij sterk aantrekken van de spandraad, deze 10 tussen de kopvlakken van het haakeinde en van de binnenwand van de groef tussendoor zou kunnen worden gedwongen. Dit is in het bijzonder het geval wanneer de kramvormige spreidstift onbewust niet diep genoeg ingedreven zou zijn.

Anderzijds bezit de uitvinding het voordeel dat de spreid-15 stift (evenals bij het onderwerp van het Duitse Gebruiksmodel 71.18.271) gemakkelijk uit zijn vasthoudstand verwijderd kan worden, bijvoorbeeld in het inwendige van de buisvormige paal gedreven kan worden wanneer een losnemen van de spandraad respectievelijk de maasdraad geheel bedoeld is. Bij voorkeur vormt de 20 uitgevonden spreidstift een doorgaand cirkelcilindervormig lichaam met een konisch versmallend insteekeinde.

Bij andere doelmatige uitvoering van de uitvinding komt de dwarsafstand tussen de axiale verlenging van de asboring en het diepste van de groef in het gebied van de verdieping ongeveer 25 overeen met de doorsnede van de spandraad. Hierbij schrijft de uitvinding bij voorkeur voor dat de verdieping gelijkmatig over de gehele lengte van de inleggroef aanwezig is. In het bijzonder vormen alle hierboven aangegeven uitvindingskenmerken een combinatie van een wat functie betreft eenheidvormende oplossing van de 30 aan de uitvinding opgelegde opgave. Deze voordelige combinatie kan in het bijzonder door verdere uitvindingskenmerken zodanig aangevuld worden dat de spreidhuls aan zijn buitenomtrek voorzien is van grendelnokken waarvan de axiale afstand vanaf de vasthoudkop telkens overeenkomt met ongeveer in hoofdzaak de 35 wanddikte van een buisvormige paal. Haast een voordelige voor- montage (zonder ingestoken spreidstift) staat het laatstgenoemde 80 0 5 88 9 Λ·' w 5 kenmerk in het bijzonder het voordeel toe dat de spandraadhouder steeds in zijn bevestigingsopeningen aan de zijde van de paal in zekere mate tegen verliezen beveiligd zijn. Dit is voor de opslag en het transport of ook dan van belang, wanneer de 5 spreidstift voor het losnemen van de spandraad verwijderd is geworden.

In de tekening is een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding nader aangegeven.

Fig. 1 is een langsdoorsnede van de spandraadhouder in een 10 voormontagestand; fig. 2 is een aanzicht als volgens fig. 1 van de spandraadhouder in uiteengenomen toestand, fig. 3 is een doorsnede als volgens fig. 1 van de spandraadhouder in zijn eindmontagetoestand.

15 In de tekening is de spandraadhouder in zijn geheel met het verwijzingscijfer 10 aangeduid.

De spandraadhouder 10 bestaat uit een basislichaam 11 en dit basislichaam 11 wederom uit een enkelvoudig of meervoudig met axiale spleten 12 voorziene spreidhuls 13 en uit een vast-20 houdkop 1^. De spreidhuls 13 is in een in hoofdzaak cirkelronde bevestigingsopening 15 van een buisvormige paal 16 gestoken (fig. 1 en 3) respectievelijk insteekbaar (fig. 2).

Zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, is binnen de spreidhuls 13 en het aanlegbeen 17 van de vasthoudkop 1U een 25 als getrapte boring uitgevoerde asboring 18 aanwezig waarvan het deel 19 binnen het aanlegbeen 17 betrekkelijk breed en waarvan het in de spreidhuls 13 aanwezige deel 20 voor het bereiken van een spreidwerking smaller bemeten is. Een spreidende verbreding van de omtrek van de spreidhuls 13 wordt bereikt doordat een 30 spreidstift 21 met zijn konisch smaller wordende einde 22 vooraan in de axiale verlenging 23 van de asboring 18 (getrapte boring) gestoken en vervolgens in de asboring 18 zelve ingedreven wordt (fig. 3). De axiale verlenging 23 in het verlengde van de asboring 18 en met gelijke diameter, bezit een deel 2k binnen het 35 buitenbeen 26 en een deel 25 (in fig. 1 met stippellijnen aangegeven) welke een doordringingsgedeelte binnen de inleggroef 27 8005889 6 voor de spandraad vormt.

De inleggroef 27 voor de spandraad strekt zich met zijn in fig. 1 met een punt x aangeduide langsas van de groef dwars op de langsas y van de in eikaars verlengde gelegen boringen 18 5 en 23 met gelijke diameter.

Beneden het doordringingsgedeelte 25 is in het diepste deel van de inleggroef 27 van de spandraad een verdieping 28 aanwezig voor het opnemen van de spandraad 29· Zoals uit fig. 3 blijkt, is de spandraad 29 tussen het diepste deel 30 10 van de groef en de spreidstift 21 betrouwbaar gevangen. Hierbij komt de axiale lengte 1 van de spreidstift 21 in hoofdzaak overeen met de totale lengte van de in eikaars verlengde gelegen boringen 18 en 23 met gelijke diameter. In het bijzonder uit fig. 1 blijkt dat de dwarsafstand tussen de axiale verlenging 15 (gedeelte 25; zie ook fig. 1) en het diepste deel 30 van de groef in de buurt van de verdieping 28 in hoofdzaak overeenkomt met de doorsnede van de spandraad 29.

De verdieping 28 is gelijkmatig aanwezig over de gehele lengte van de inleggroef 27 voor de spandraad.

20 Uit fig. 1 blijkt dat de spreidhuls 13 aan zijn buiten omtrek voorzien is van grendelnokken 31 waarvan de axiale afstand vanaf de vasthoudkop 1¾ welke een naar de buisvormige paal 16 toegekeerde cirkelvormig concaaf aanligvlak 32 bezit, in hoofdzaak ongeveer overeenkomt met de wanddikte s van de 25 buisvormige paal 16. De grendelnokken 31 dienen bij de voor- montage (fig. 1) voor het in de zin van een onverliesbaarheid tot stand brengen van een snapverbinding tussen het basislichaam 11 en de buisvormige paal 16. Deze snapverbinding is ook dan werkzaam wanneer de spreidstift 21 voor het verwijderen van de 30 spandraad 29 uit de inleggroef 2Tjin het inwendige van de buis vormige paal 16 gedreven wordt. Het uitwendige oppervlak van de spreidhuls 13 volgt in hoofdzaak een cirkellijn, evenals de boringen 18 en 23 alsmede de spreidstift 21 cirkelcilindervormig zijn. De spreidstift 21 is betrekkelijk eng (met schuifzitting) 35 in de boringgedeelten 19 en 2h ingepast.

8005889 7

Tenminste het basislichaam 11 vormt in zijn geheel een uit kunststof gegoten orgaan uit een bruikbaar, bijvoorbeeld met glasvezel versterkte, kunststof. 3ij voorkeur is ook de spreidstift 21 uit dezelfde kunststof en als een stuk via een 5 losneembare restverbinding 33 met het basislichaam 11 in een spuitgietvorm gemaakt. Het is echter even zo goed mogelijk om de spreidstift 21 uit metaal, bijvoorbeeld uit roestvrij staal, te vervaardigen.

80 0 5 88 9

Claims (3)

1. Spandraadhouder voor hekken, net een in een bevestigings-opening van een paal, in het bijzonder een buisvormige paal, insteekbare, met een asboring voor het opnemen van een spreid- 5 tap uitgeruste plugachtige spreidhuls waaraan een vasthoudkop aangevormd is welke voorzien is van een inleggroef voor spandraad, welke dwars ten opzichte van de langsas van de groef doordrongen is door een door de vasthoudkop reikende axiale verlenging van de asboring, gekenmerkt doordat de inleggroef 10 (27) beneden de axiale verlenging (23) van de asboring (18) voorzien is van een verdieping (28) voor het opnemen van de spandraad (29) en dat de axiale lengte (l) van de spreidstift (21) tenminste in hoofdzaak overeenkomt met de lengte van de in de spreidhuls (13) aangebrachte asboring (18) met zijn 15 axiale verlenging (23).

2. Spandraadhouder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de dwarsafstand tussen de axiale verlenging (23) van de asboring (18) en het diepste deel (30) van de groef in de buurt van de verdieping (28) ongeveer overeenkomt met de doorsnede van de 20 spandraad (29)·

3. Spandraadhouder volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de verdieping (28) gelijkmatig over de gehele lengte van de inleggroef (27) aanwezig is. lt.Spandraadhouder volgens een der voorgaande conclusies, 25 gekenmerkt doordat de spreidhuls (13) aan zijn buitenomtrek voor zien is van grendelnokken (31) waarvan de axiale afstand tot de vasthoudkop (1^) telkens ongeveer overeenkomt met in hoofdzaak de wanddikte (s) van een buisvormige paal (16). 80 0 5 88 9