NL8005618A - Branderkop. - Google Patents

Description

VO 1106 Branderkop.

Da uitvinding heeft betrekking op branderkoppen, waarin vloeiende brandstof samenwerkt met een verstuivingsfluïdum.

Als de brandstof schurend materiaal bevat zal het passeren door de kop erosie van de kop tot gevolg hebben, speciaal van de 5 rand van het sproeimondstuk, en dit kan ongewenst zijn als het voor een efficiënte werking van de branderkop noodzakelijk is dat de rand scherp is en nauwkeurig bepaald. Bij een bekende branderkop .stroomt de brandstof door kanalen in de kop en verstuivingsfluïdum wordt in elk kanaal toegelaten. Hierdoor neemt de uitstroomsnel-1Q heid van de brandstof toe en daarmede de erosieve werking.

Een oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van een branderkop, die met vloeiende brandstof en een verstuivingsfluïdum kan werken, zonder dat het laatste de neiging tot erosie door de brandstof verergert.

15 Volgens de onderhavige uitvinding wordt een branderkop ver schaft met een door de kop gaand kanaal, dat aan de inlaatzijde toegevoerde vloeiende brandstof aan de uitlaatzijde doet uittreden als een stroom, waarvan de omhullende een van de kop weg divergerende vorm heeft, alsmede met een aantal andere kanalen, die zoda-20 nig in een krans rondom het eerste kanaal zijn opgesteld, dat een aan de inlaatzijde aan deze andere kanalen toegevoerd verstuivingsfluïdum in de uitgetreden stroom vloeiende brandstof uitstroomt.

Bij wijze van voorbeeld zal thans een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven onder verwijzing naar bijgaande teke-25 ningen, waarin:

Fig.l een axiale doorsnede volgens de lijn I-I van fig.2 toont van een aan het uiteinde van een branderlichaam geplaatste branderkop;

Fig.2 een doorsnede volgens de lijn II-II van fig.l toont; 30 en «n nu fi 1 fl t.

- 2 -

Fig.3 een linkeraanzicht toont van fig.l.

In de figuren is de branderkop in het algemeen aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De kop is op het uiteinde van een branderlichaam 2 vastgezet door middel van een op het branderli-5 chaam 2 geschroefde bus 3, die is voorzien van een inwendige kraag 3a. welke past in een uitsparing aan de omtrek van de kop 1. Een omhullende draagbuis 4 is aan de buitenzijde vastgeschroefd aan de f bus 3.

De kop bestaat uit een binnendeel 10 en een buitendeel 11.

. 10 welke kops op elkaar zijn geklemd tussen de kraag 3a en het uitein de van het lichaam 2.

Deel 10 is voorzien van een centrale opening 12 welke van een convergerende conische verdieping 12 aan de inlaatzijde leidt naar een platte centrale uitsparing 14 aan de uitlaatzijde. Het 15 frontvlak van de uitlaatzijde van deel 10 is voorts voorzien van twee concentrische uitsparingen 16 en 17. Vier groeven 18 verbinden de uitsparingen 16 en 14 en dienen als zijkanalenj de groeven 18 staan loodrecht op elkaar, zodat ze alle dezelfde hoek maken met een radiale lijn getrok.k-en vanaf het middelpunt van de uitsparing 20 14 naar het midden van het uiteinde van een groef.

Het binnenste frontvlak van deel 11, dat aanligt tegen het buitenste frontvlak van deel 10, verandert de uitsparingen 16 en 17 en de groeven 18 in goten of kanalen.

Vanaf de uitsparing 16 leiden zes op onderling gelijke hoek- 25 'afstanden gelegen kanalen 20 naar de buitenrand 21 van het deel 10 dat zodanig is afgedraaid dat het loodrecht staat op de assen van * de kanalen 20. Zes op onderling gelijke hoekafstanden gelegen kanalen 24 leiden van de uitsparing 17 naar de conische uitsparing 13.

De kanalen 20 en 24 liggen alle in radiaalvlakken.

30 Een met het branderlichaam 2 concentrische buis 30 is vastge- schroefd aan een zich achterwaarts uitstrekkend uitsteeksel 26 van deel 10. De ringvormige leiding 31 tussen de delen 2 en 30 kan aan het inlaateinde worden verbonden met de toevoer van vloeiende brandstof, zoals een mengsel van steenkool en olie. Dit mengsel ontsnapt 35 door de kanalen 20, die uitmonden in uitsparing 16. Het kanaal 32 80 0 5 6 1 8 . · - 3 - in de buis 30 kan worden verbonden met een stoomleiding. De stoom treedt gedeeltelijk uit door de opening 12 en gedeeltelijk door de kanalen 24 in de uitsparing 17. De afvoer uit de uitsparing 17 bestaat uit zes op onderling gelijke afstanden gelegen kanalen 40, 5 . die van de uitsparing 17 schuin naar het buitenste kopvlak van deel 11 lopen. De kanalen 40 monden dicht bij de rand van de naar buiten toe wijder wordende openingen 41 uit, die deel 11 concen-

I

trisch doorboort. Het effect van het schuin staan van de boringen 40 wordt verduidelijkt in de navolgende beschrijving van de werking 10 van het apparaat.

Indien in gebruik wordt aan de beschreven branderkop een mengsel van steenkool en olie tof een andere vloeiende brandstof) toegevoerd door het ringvormige kanaal 21 en stroomt door de kanalen 20 in de uitsparing 17, vanwaar het door de zijkanalen 18 in de . 15 uitsparing 14 stroomt. De stand van de kanalen zal de brandstof in werveling brengen zodat zij de uitsparing 14 wervelend zal verlaten binnen een naar buiten toe wijder wordende omhullende, bepaald door de wervel en het wijder worden van de opening 41.

Gelijktijdig wordt stoom als verstuiyingsfluidum via het ka-20 naai 32 toegevoerd. Een deel van de stoom zal rechtstreeks door de opening 12 uittreden en aldus de neiging van de brandstof om in de . vorm van een holle kegel uit te treden, versterken, en een deel zal uittreden door de kanalen 24, de uitsparing 17 en de boringen 40. Als gevolg van de stand van de boringen 40 zal de uittredende 25 stroom ongeveer tangentieel gericht zijn op de brandstofkegel die de branderkop verlaat.

De uitstromende stoom zal de brandstof binnendringen en deze verstuiven, doch daar deze wisselwerking geheel buiten de kop plaats vindt, kan daardoor geen erosieve werking op de kop plaats 30 vinden. Daar de kop uit twee delen bestaat, die eenvoudig te ver vaardigen zijn, kan de voor een efficiënte werking wenselijke nauwkeurigheid verhoudingsgewijs gemakkelijk worden verkregen.

Opgemerkt wordt, dat de uittredende stoom ten opzichte van de brandstof zowel in dezelfde als in de tegenover gestelde zin 35 kan wervelen, alsook dat de kanalen 40 zo opgesteld kunnen zijn dat 8005618 - 4 - c zij recht naar voren uitmonden. Ook wordt opgemerkt, dat de opening 12 achterwege zou kunnen blijven, zodat geen stoom centraal in de uitstromende brandstof wordt geblazen.

t 80 05 6 1 8

Claims (7)

1. Branderkop, gekenmerkt door een door de kop gaand kanaal, dat aan de inlaatzijde toegevoerde vloeiende brandstof aan de uit-laatzijde doet uittreden als een stroom, waarvan de omhullende een van de kop weg divergerende vorm heeft, alsmede door een aantal 5 andere kanalen, die zodanig in een krans rondom het eerste kanaal zijn opgesteld, dat een aan de inlaatzijde aan deze andere kanalen toegevoerd verstuivingsfluïdum in de uitgetreden stroom vloeiende ' brandstof uitstroomt.

2. Branderkop volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 10 kanaal waardoor de vloeiende brandstof passeert, van zodanige aard is, dat de uitstromende brandstof wervelt.

3. Branderkop volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kanaal een conisch gedeelte bezit, dat gezien vanaf de inlaatzijde wijder wordt, alsmede een aantal zijkanalen die in het conische 15 deel uitmonden en alle gelijke hoeken maken met de straal van het conische deel door het midden van de uitmonding van de zijkanalen in het conische deel.

4. Branderkop volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een opening aanwezig is waardoor een verstuivingsfluïdum in het nauwe 20 einde van het conische deel en coaxiaal daarmede kan uitstromen.

5. Branderkop volgens een of meer van de conclusies 2 - 4, met het kenmerk, dat de andere kanalen zodanig zijn dat de uit elk kanaal tredende fluïdumstroom schuin staat ten opzichte van de langsas van de branderkop om deze stroom af te buigen in de ^in 25 van de vloeiende brandstofwervel.

6. Branderkop volgens een of meer van de conclusies 2 - 4, met het kenmerk, dat de andere kanalen zodanig zijn dat de uit elk kanaal tredende fluïdumstroom schuin staat ten opzichte van de langsas van de branderkop om te worden afgebogen in de zin tegen- 20. overgesteld aan die van de vloeiende brandstofwervel.

7. Branderkop volgens een van de conclusies 5 en 6, met het kenmerk, dat het uit elk ander kanaal komende fluïdum zo gericht 8005618 - 6 - wordt dat het in het algemeen tangentieel botst op de uitstromende brandstof. 80 05 6 1 8