NL8004819A

NL8004819A - Spuitmondstuk.

Info

Publication number: NL8004819A
Application number: NL8004819A
Authority: NL
Original assignee: Wavin Bv
Priority date: 1980-08-26
Filing date: 1980-08-26
Publication date: 1982-04-01

Description

. . · . #- * 80.5081/vdV /Rdm

Korte aanduiding: Spuitmondstuk.

Als uitvinders worden genoemd: R. van der Vijgh te Zwolle J.v7. Sinkovits te Dedemsvaart.

5 De uitvinding heeft betrekking op een spuitmondstuk te gebruiken bij spuitgietmatrijzen, welk spuitmondstuk is voorzien van een verhittingskanaal waardoorheen het spuitgietmateriaal moet stromen, welk verhittingskanaal aan de uitstroomzijde een op een matrijs aan te sluiten spuitopening bezit.

10 Bij veel spuitgietmatrijzen worden voor het spuitgieten van kunststof verwalmde spuitneuzen of zogenoemde "hotrunners" toegepast. In het algemeen bestaan deze spuitneuzen of spuitmondstukken uit twee concentrische bussen, waartussen een verwarmingselement, bijvoorbeeld in de vorm van een elektrische verwarmingsspiraal is 15 aangebracht. De reeds geplastificeerde kunststof stroomt door een aanvoerkanaal in het door de binnenbus gevormde verhittingskanaal.

Aangezien de temperatuur van de kunststof in dit verhittingskanaal binnen vrij nauwe grenzen gehandhaafd dient te blijven, is het verwarmingselement voorzien van een thermokoppel en wordt r 20 de temperatuur op peil gehouden met een regelaar. Om een gelijk matige temperatuurverdeling over het verhittingskanaal in het spuitmondstuk te verkrijgen, worden de windingen van de verwarmings-spiraal meer of minder dicht tegen elkaar gelegd en worden het verhittingskanaal met het verwarmingselement zo veel mogelijk gelso-25 leerd van de buitenbus van het spuitmondstuk.

Om nu een goede doorstroming van de geplastificeerde kunststof door het verhittingskanaal te verkrijgen, moeten de wanden van dit kanaal zo glad mogelijk zijn. Verder moet de spuitopening van het verhittingskanaal nauwkeurig worden bewerkt. Dit levert 30 bij de bekende uitvoeringsvorm van een spuitmondstuk de nodige moeilijkheden op, omdat de nauwkeurige bewerkingen aan de binnenwand hiervan in een nauw en lang kanaal moeten worden uitgevoerd. Vooral de spuitopening moet nauwkeurig worden gecalibreerd en zeer glad worden bewerkt terwijl ook de vorm hiervan zeer nauwkeurig 35 moet worden bepaald.

Een dergelijk lang kanaal, zoals dit bijvoorbeeld bekend is uit het Duitse Auslegeschrift 2 539 785> is echter moeilijk te bewerken.

De uitvinding heeft tot doel een spuitmondstuk van de aan 8004819 ψ - 2 - het begin beschreven soort te verbeteren, zodat dit de bovenvermelde bezwaren niet bezit.

Vólgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat het spuit-mondstuk daardoor is gekenmerkt, dat de spuitopening is aange-5 bracht in een afzonderlijke op het verhittingskanaal aangesloten dop.

Het voordeel hiervan is dat de spuitopening in de dop onafhankelijk van de lengte van het verhittingskanaal kan worden bewerkt en gereinigd terwijl het verhittingskanaal·} ook wanneer dit 10 een betrekkelijke grote lengte heeft eveneens makkelijk en nauwkeurig te bewerken is, omdat het verhittingskanaal een recht cilindrisch bij voorkeur echter een licht conisch verloop kan hebben. Hierdoor is het ook mogelijk zowel de spuitopening in de dop alsmede het verhittingskanaal van een speciale bekleding, bijvoor-15 beeld van polytetrafluoretheen of van een combinatie van dit materiaal met nikkel te voorzien. Hierdoor komt de thermoplastische kunststof, die in de matrijs gespoten moet worden, niet direct in aanraking met de wand van het spuitkanaal en kan zich hierdoor niet op deze wand hechten, waardoor verbranding van het spuitgietmateri-20 aal zou kunnen optreden. In een bijzondere uitvoeringsvorm van het spuitmondstuk volgens de uitvinding is de van een spuitopening voorziene dop door middel van schroefdraad op het verhittingskanaal aangesloten.

De uitvinding wordt aan de hand van de bijgaande tekening 25 nader toegelicht, waarin: fig. 1 een axiale doorsnede door een spuitmondstuk op vergrote schaal in een eerste uitvoeringsvorm, en fig. 2 een zelfde axiale doorsnede van een spuitmondstuk in een tweede uitvoeringsvorm toont.

50 Het spuitmondstuk volgens fig. 1 bestaat uit een door een cilindrische binnenbus 1 gevormd verhittingskanaal 2, dat is opgenomen in een concentrisch hieromheen aangebracht huis in devorm van een buitenbus 3. Tussen de binnenbus 1 en de buitenbus 3 is een ruimte 4 aanwezig voor het opnemen van een verwarmingselement, 35 bijvoorbeeld in de vorm van een elektrische verwarmingsspiraal.

Het verwarmingselement is niet in de tekening getoond, omdat dit geen onderwerp van de uitvinding vormt. Aan één eind is bij de 80 0 4 8 1 9 't - 3 - uitvoeringsvorm volgens fig. 1 de buitenbus 3 met schroefdraad in een montage-element 5 aangebracht, welk montage-element is vooraien van een spleet 6 voor het doorlaten van leidingen naar het verwarmingselement. De binnenbus 1 stuit met een borst 7 tegen de rand 5 van een centrale opening in het montage-element 5 voor een nog nader te beschrijven doel.

Zowel bij de uitvoeringsvorm van fig. 1 dan wel bij die volgens fig. 2 beait de buitenbus 3 een kopvormige eindwand 8 die èèn geheel met de buitenbus 3 vormt. De spuitopening 9 van het 10 verwarmingskanaal 2 is aangebracht in een afzonderlijke op dit verhittingskanaal aangesloten dop 10. De van de spuitopening 9 voorziene dop 10 is aangebracht op het eind van de binnenbus 1 van het verhittingskanaal 2 bij een wand 8 van het om het verhittingskanaal 2 aangebracht huis in de vorm van de buitenbus 3· Hiertoe 15 is de eindwand 8 van het huis voorzien van een opening waarin een omtreksrand 11 van de spuitopening 9 van de dop 10 past. De dop bezit dus aan de uitstroomzijde van de spuitopening 9 een uitstekende omtrekswand, die passend op de omtrek van de opening in de wand 8 van het huis is aangesloten. Bij de uitvoeringsvorm volgens 20 fig. 1 is de dop 10 geklemd tussen de binnenbus 1 en de wand 8 van de buitenbus.

Sen omtrekskraag 12 van de dop 10 sluit een ruimte tussen het huis of de buitenbus 3 en de wand of de binnenbus 1 van het verhittingskanaal 2 naar het inwendige van dit verhittingskanaal 25 af. De omtrekskraag vormt een oplegvlak voor een afdichtingsring 13, die is opgesloten tussen deze kraag 12 en de eindwand 8 van het huis of de buitenbus 3.

De van een spuitopening 9 voorziene dop 10 is aan de naar het verhittingskanaal 2 toegekeerde zijde voorzien van een kamer, 30 waarin de omtrekswand van het verhittingskanaal met een deel 14 past. De buitenomtrek van de omtrekswand of de binnenbus 1 van het verhittingskanaal 2 ter plaatse waar deze omtrekswand met een deel 14 in de kamer van de dop 10 past, bezit een gereduceerde doorsnede. De dop 10 is met een kraag 15 passend op de omtrekswand van het 35 verhittingskanaal aangesloten. Hierdoor wordt een goede warmte geleidende aanraking tussen de binnenbus 1 en de dop 10 verkregen.

De afdichtingsring 13 voorkomt een warmteoverdracht van de kraag 12 80 0 4 8 1 9 - 4 - naar de eindwand 8. Door het losschroeven van het huis of de bui-tenbus 3 kan nu de dop 10 gemakkelijk van het verwarmingskanaal 2 worden verwijderd, zodat de spuitopening 9 gemakkelijk kan worden nabewerkt en het verhittingskanaal 2 gemakkelijk kan worden gerei-5 nigd, indien dit noodzakelijk is. Het vervaardigen van de spuitopening 9 Eist het overgangsgedeelte of kamer 16 tussen deze spuitopening en het verhittingskanaal 2 kan gemakkelijk worden uitgevoerd omdat door de korte uitvoering van de dop 10 een nauwkeurige bewerking mogelijk is en de dop gemakkelijk kan worden gehanteerd. 10 Wanneer een spuitgietmatrijs een andere spuitopening 9 vereist, behoeft slechts de dop 10 door een andere vervangen te worden, zodat het spuitmondstuk gemakkelijk aan een bepaalde matrijs is aan te passen.

Doordat de binnenbus 1 met de borst 7 tegen het montage-15 element en aan het andere eind via de dop 10 tegen de afdichtings-ring 13 drukt, kunnen maatafwijkingen door temperatuurverschillen worden opgenomen.

Een uitvoeringsvorm die bijzonder geschikt is om bestand te zijn tegen zeer hoge persdrukken is getoond in fig· 2.

20 De binnenbus 1 vormt hierbij èèn geheel met een flens 21, welke met bouten 22 is verbonden met een flensdeel 23 van de bui-tenbus 3. Deze met elkaar verbonden flenzen worden opgesloten tussen de aanliggende matrijsdelen (aangegeven met streep-stippellijn). In de flens 23 zijn ter plaatse van het raakvlak met de flens 21 25 uitsparingen aangebracht, teneinde de warmteoverdracht van de binnenbus 1 met flens 21 naar de rest van de matrijs tot een minimum te beperken.

De uitwisselbare dop 10 is met schroefdraad 24 bevestigd op de binnenbus 1. Een centreerrand 25 zorgt voor de centrering van de 30 dop 10 op de binnenbus 1. De dop 10 steunt bij deze uitvoering dus niet meer af op de wand 8 van buitenbus 3*

Met deze uitvoering wordt bereikt dat de krachten tengevolge van hoge drukken in het verhittingskanaal via de binnenbus 1 en de flens 21 worden overgebracht op de achterzijde van de matrijs en 35 niet op de meer kwetsbare voorkant van het spuitmondstuk. De binnenbus 1 hangt min of meer vrij in de buitenbus 3 en de omtreks-rand 11 dient enkel ter centrering van de binnenbus en de buitenbus.

8004819

X I

- 5 -

Be binnenbus kan hierdoor vrij uitzetten en krimpen bij temperatuurswisselingen, doch de passing is zodanig dat geen spuitgiet-materiaal in de ruimte 4 kan dringen.

Be kraag 12 van de dop 10 dient nu alleen nog tot onder-5 steuning van het verwarmingselement dat zich in de ruimte 4 bevindt .

80 0 4 8 1 9

Claims

1. Spuitmondstuk te gebruiken bij spuitgietmatrijzen welk spuitmondstuk is voorzien van een verhittingskanaal waardoorheen het spuitgietmateriaal moet stromen, welk verhittingskanaal aan de uitstroomzijde een op een natrijs aan te sluiten spuitopening be- 5 zit, met het kenmerk, dat de spuitopening is aangebracht in een afzonderlijke op het verhittingskanaal aangesloten dop.

2. Spuitmondstuk volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de van een spuitopening voorziene dop door middel 10 van schroefdraad op het verhittingskanaal is aangesloten.

3. Spuitmondstuk volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat een eindwand van een om het verhittingskanaal aangebracht huis is voorzien van een opening waarin een omtreks-rand van de spuitopening van de dop past. 15

4· Spuitmondstuk volgens conclusies 1-3» met het kenmerk, dat de dop voorzien is van een omtrekskraag ter ondersteuning van het verwarmingselement.

5. Spuitmondstuk volgens een of meer van de conclusies 1-4» met het kenmerk, dat de van een spuitopening voorziene 20 dop aan de naar het verhittingskanaal toegekeerde zijde is voorzien van een kamer waarin de omtrekswand van het verhittingskanaal met een deel past.

6. Spuitmondstuk volgens conclusie 5i u 6 t het kenmerk, dat de buitenzijde van de omtrekswand van het verhittings- 25 kanaal ter plaatse waar deze in de kamer van de dop past een gereduceerde diameter bezit.

7. Spuitmondstuk volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat de dop met een centreerrand passend op een cen-treerrand op de omtrekswand van het verhittingskanaal is aangeslo- 30 ten.

8. Spuitmondstuk volgens een of meer van de conclusies 2-4» met het kenmerk, dat de dop aan de uitstroomzijde van de spuitopening een uitstekende omtrekswand bezit, die op de omtrek van de opening in de wand van het huis is aangesloten.

9. Spuitmondstuk volgens een of meer der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de van een spuitopening 8004819 4. * «Μ Υ voorziene dop aan de naar het verhittingskanaal toegekeerde zijde voorzien is van een tweede kamer waarvan de wand ononderbroken (vloeiend) aansluit op de binnenwand van het verhittingskanaal,

10* Spuitmondstuk volgens een of meer van de conclusies 1-9» met het kenmerk, dat de dop aan het eind van het verhittingskanaal een afsluiting vormt tussen dit kanaal en de ruimte voor het opnemen van het verwarmingselement. 80 0 4 8 1 9