NL8003931A

NL8003931A - Afdekkraag voor een in het dakvlak liggend dakraam, zonnecollector of andere dakinbouw.

Info

Publication number: NL8003931A
Application number: NL8003931A
Authority: NL
Original assignee: Blefa Ag
Priority date: 1979-07-21
Filing date: 1980-07-08
Publication date: 1981-01-23
Also published as: DK148922B; DE2929604C2; FR2461789A1; FR2461789B3; DK302680A; DE2929604A1; DK148922C

Description

N/29.78l-tM/f. * - ?

Afdekkraag voor een in het dakvlak liggend dakraam, zonnecollector of andere dakinbouw.

De uitvinding heeft betrekking op een afdekkraag voor een in het dakvlak liggend dakraam, zonnecollector of andere dakinbouw.

Er zijn afdekkragen volgens het Duitse Offen-5 legungsschrift 1.434.154 met vast.aangebrachte, onder de dakpannen liggende randen bekend, die zijn gevormd tot een goot, waarbij de onderkant van de goot dieper ligt dan de bovenkant van de daklatten en voor afdichting tegen de dakpannen zijn voorzien van een opgelijmde schuimstofstrook.

10 Dit soort afdekkragen is ongunstig, wanneer de dakopening tussen de dakpannen niet met de vrijgemaakte dakpannenopening overeenkomt en dus de dakpannen aan de zijranden moeten worden afgesneden, hetgeen naargelang van de soort pannen tot ondichtheden leidt en ook zeer veel arbeid 15 kost. Anders moeten de dakspannenworden voorzien van een wisselbalk.

Een ander soort afdekkraag bezit een buitenste kraagvormige rand uit gemakkelijk vervormbaar materiaal, bijvoorbeeld zacht lood, dat onder of boven de aan-20 grenzende dakpan gelegd wordt en ter plaatse van de inbouw zo wordt vervormd, dat het regenwater gootvormig afgevoerd wordt. Het zachte lood heeft het nadeel, dat het zwaar, duur en giftig is.

Bij de bevestiging van de afdekkraag aan het 25 dakraam is verder nadelig, dat de bovenkant ervan achter een deze overlappende afdichting aan de raamkast moet grijpen , omdat anders tussen de raamkast en de afdekkraag regenwater binnendringt. De montage, van de afdekkraag met een achter-grijpende afdichtingaan de raamkast is op het dak. zeer moei-30 lijk.

Er zijn ook. in de fabriek aan de raamkast voorgemonteerde afdekkragen bekend, die dit nadeel niet hebben. Daarbij is nadelig, dat ze moeilijk kunnen worden getransporteerd en moeilijk in de dakopening kunnen worden ge-35 plaatst, omdat ze te veel ruimte innemen.

De uitvinding beoogt een gemakkelijk transport eerbare en gemakkelijk in het dak. monteerbare afdekkraag Ó Λ Λ T Λ Τ -I

-2- te verschaffen/ die uit willekeurig, ook betrekkelijk stijf materiaal vervaardigd kan zijn.

Hiertoe is de afdekkraag volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat deze uit een aan de raamkast liggend 5 binnenste deel bestaat en aan de loodrecht op de nok staande zijden een tweede buitenste vereffeningsdeel aan het binnenste deel gedeeltelijk overlappend aangesloten is en de grootte van de overlapping veranderlijk is.

Twee uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding 10 zijn in de tekening afgebeeld en worden hierna toegelicht.

Hierin toont: fig. 1 de afdekkraag met verschillend sterk uitstekend, in trappen verstelbaar vereffeningsdeel, fig. 2 een ander soort welving van het ver- 15 effeningsdeel, fig. 3 een perspectivische afbeelding van een in de breedte traploos verstelbare uitvoeringsvorm van de afdekkraag, fig. 4 een doorsnede volgens de lijn I-I van 20 een afdekkraag-zijdeel met een opgelegd vereffeningsdeel voor het transport, fig. 5 een doorsnede van een afdekkraag-zijdedeel volgens de lijn I-I met naar binnen geschoven vereffeningsdeel voor de kleinstmogelijke breedtemaat, 25 fig. 6 een doorsnede volgens de lijn I-I met naar buiten getrokken vereffeningsdeel voor de grootstmoge-lijke breedtemaat van de afdekkraag.

Aan de raamkast 11 is het binnenste deel 12 van de afdekkraag bevestigd. Dit deel 12 kan aanzienlijk 30 smaller dan getekend uitgevoerd worden. Het vereffeningsdeel 13 wordt zo over het binnenste deel 12 van de afdekkraag gelegd, dat de opstaande kant 17 in de welving 14 of 15 van het vereffeningsdeel 13 steekt. Het vereffeningsdeel 13 bezit namelijk, evenals het binnenste deel 12 van de afdekkraag 35 een opstaande kant 16 aan de buitenrand. De afdichting 18 dicht het vereffeningsdeel 13 ten opzichte van de niet getekende dakpannen of dakplaten af. In de holle ruimte 19 van de welving 14 of 15 kan eveneens een afdichting gelijnd zijn, die in de onderste figuur Van figuur 1 te zien is. De op 40 êën na onderste stand van fig. 1 wordt benut, wanneer een 8003931 ί * -3- betrekkelijk grote tussenruimte tussen de raamkast 11 en de rand van de dakpan nen of dakbedekkingsplaten moet worden overbrugd. De welvingen 14 en 15 kunnen ook willekeurige andere dwarsdoorsneden bezitten. Een andere dwarsdoorsnede van de 5 welving is bijvoorbeeld in fig. 2 afgebeeld. Het vereffe-ningsdeel 13 kan uit willekeurig metaal, kunststof of ander materiaal vervaardigd zijn. Het materiaal kan gemakkelijk buigbaar, maar ook volkomen stijf zijn.

In fig. 3-6 is een in de breedte traploos ver-10 stelbare afdekkraag getekend. Het binnenste deel van de afdek-kraag is zo gevormd, dat aan de aan de raamkast 11 aansluitende waterafloopgoot 20 een naar onderen open goot 23 aansluit, die de functie van een schuifrand heeft, waaronder de kant 26 van het vereffeningsdeel 13 traploos naar buiten 15 geschoven kan worden. De kipveiligheid van het vereffend deel 13 bij excentrische belasting wordt bereikt, doordat de raamkast met plaatmetaalstroken 22 aan de daklatten 21 met spijkers of dergelijke tegen aflichten bevestigd wordt.

Het vereffeningsdeel 13 toont aan de randen een 20·binnenste, het water geleidende been 26 als schuifbegrenzing.

De buitenste, schuin naar binnen omhooggebogen kant 27 dient als richtkant voor de opgelijnde afdichting 18 uit schuimstof en leidt doorsijpelend regenwater naar onderen af.

Aan de vertikale zijde van de raamkast 11 is 25 direct een gootvormige constructie voor regenwaterafvoer aangebracht, waarvan het onderste dwarsbeen bovendien de raam-kastoplegging vormt en op de daklatten 21 ligt. De raamkast 11 wordt op bekende wijze met plaatmetaalstroken 22 aan de daksparren met spijkers of dergelijke tegen aflichten beves-30 tigd.

Naast de waterafloopgoot 20 bevindt zich een ten opzichte daarvan omgekeerd aangebrachte goot 23 als voortzetting, die gedeeltelijk over het vereffeningsdeel 16 grijpt en aan zijn eind een aanslagbeen 24 bezit, waarachter een 35 elastisch rond snoer 25 als extra afdichting tegen het vereffeningsdeel 16 ligt. Het vereffeningsdeel 16 toont aan de randen een binnenste, het water geleidende been 26 als schuifbegrenzing. Het buitenste schuin naar binnen afgebogen been 27 dient als richtkant voor de opgelijmde schuimstofstrook 18 40 en leidt doorsijpelend regenwater naar onderen af. De als 8 0 0 3 9 3 ί -4- schuifrand uitgevoerde raamkastrand met de benen 23 en 24 is aan zijn kopzijde met het been 28 afgesloten.

8003931

Claims

1. Afdekkraag voor een dakraam, zonnnecollec-tor of dergelijke dakinbouw, met het kenmerk, dat deze uit een aan de raamkast liggend binnenste deel (12) bestaat en aan de ten opzichte van de nok loodrecht staande zij — 5 den een tweede buitenste vereffeningsdeel (13) aan het binnenste deel (12) gedeeltelijk overlappend is aangesloten en de grootte van de overlapping veranderlijk is.

2. Afdekkraag volgèns conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het vereffeningsdeel (13) aan het 10 binnenste deel (12) van de afdekkraag van buiten aansluit en uit plaatmetaal (13) of ander dun materiaal bestaat, dat ten minste één naar onderen open welving (14, 15) bezit, waarin in de gebruiksstand een opstaande kant (17) van het binnenste deel (12) van de afdekkraag steekt.

3. Afdekkraag volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat het vereffeningsdeel (13) meerdere evenwijdig op afstand aangebrachte, naar onderen open welvingen (14, 15) voor verschillende breedte* van de afdekkraag bezit.

4. Afdekkraag volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat tussen het vereffeningsdeel (13) en het binnenste deel (12) van de afdekkraag en tussen het vereffeningsdeel (13) en de dakbedekking telkens een afdichting (18, 25) gelijmd is. *25

5. Afdekkraag volgens conclusie 1, m e t h et kenmerk, dat het binnenste deel (12) aan de ten opzichte van de nok vertikaal staande zijden, evenwijdig daaraan verlopend een naar onderen open goot (23) met ongeveer vlakke bodem bezit, waarvan de breedte meer dan het dubbele 30 van de diepte van de goot (23) bedraagt, en het vereffeningsdeel (13) een naar boven wijzende ombuiging (26) aan de binnenliggende kant bezit, die in de inbouwtoestand in de naar onderen open goot (23) van het binnenste deel (12) steekt, en daarin volgens de vereiste breedte van de totale afdek- 35 kraag dwars op de goot (23) verschuifbaar aangebracht is.

6. Afdekkraag volgens conclusie 1 en 5, m e t het kenmer k,dat deze een binnenste, het water geleidend dwarsbeen (20) bezit. 8003931 -6-

7. Afdekkraag volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de lengte van het vereffeningsdeel (13) ten minste met de lengte van de zijrand van het dakraam overeenkomt.

8. Afdekkraag volgens conclusie 1,5,6 en 7, met het kenmerk, dat tussen het zijdelingse aan-slagbeen (24) en het vereffeningsdeel (16) voor de verdere afdichting tegen spatwater een elastisch rond snoer (25) is aangebracht.

9. Afdekkraag volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat op de rand van het vereffeningsdeel (13) voor de afdichting tegen de dakpannen een samendrukbare schuimstofafdichtstrook (18) of dergelijke is aangebracht.

10. Afdekkraag volgens conclusie 1 en 5-9, met het kenmerk, dat de aan de nokzijde gelegen oplegrand van de afdekkraag door een schuifrand is gestabiliseerd tegen verbuiging.

11. Afdekkraag volgens conclusie 1-10, met 20 het kenmer k,dat voortransportdoeleinden ter vermindering van het verpakkingsvolume het vereffeningsdeel (13) op de zijrand van de afdekkraag is gelegd. 8003931