NL8002018A

NL8002018A - Plafond.

Info

Publication number: NL8002018A
Application number: NL8002018A
Authority: NL
Original assignee: Nemaco Trading Ltd
Priority date: 1980-04-03
Filing date: 1980-04-03
Publication date: 1981-11-02
Also published as: EP0037615A3; ATE39524T1; DE3171883D1; EP0130658B1; EP0130658A2; EP0037615B1; EP0130658A3; US4481745A; EP0037615A2

Description

* Ϋ' k M Kon/ZRW, 1 4

Plafond

De uitvinding betreft een plafond omvattende een rooster van op onderlinge afstand evenwijdig aan elkaar opgestelde draagliggers en omvattende een zich evenwijdig aan de draagliggers uitstrekkend leidingkanaal.

5 Een Vergelijk plafond is bekend. Daarbij heeft er tenminste ëën draagligger een het leidingkanaal opnemend gootvormig profiel.

De uitvinding verschaft een eenvoudig plafond, waarbij de draagliggers een willekeurig, in het bijzonder 10t-vormig, profiel kunnen hebben, doordat tussen tenminste één paar draagliggers tenminste één leidingkanaal aanwezig is en doordat de draagliggers van dit paar onderling gekoppeld zijn middels tenminste één leidingkanaal opnemende ruitervormige koppelelementen.

15 De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een -------- tekening worden verduidelijkt. In de tekening stellen voor: figuur 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een fractie van een uitvoeringsvoorbeeld van een plafond volgens 20de uitvinding, figuur 2 op grotere schaal een doorsnede over lijn II-II van figuur 1, figuur 3 een perspectivisch aanzicht van het in figuur 2 getekende detail, 25 figuur 4 op grotere schaal detail IV van fig. 3, en figuren 5 en 6 elk een met figuur 2 overeenkomend aanzicht betreffende telkens een andere uitvoeringsvariant.

Het plafond 1 van figuur 1 omvat een rooster van een veelvoud van op onderlinge afstand evenwijdig aan elkaar 30opgestelde draagliggers 2, waarvan er slechts twee zijn getekend, die tezamen een paar vormen, waartussen een leidingkanaal 3 voor technische leidingen, bijvoorbeeld electrische leidingen, zwakstroomleidingen voor communicatiedoeleinden, 800 2 0 18 tf ' .

- 2 - lucht- en/of gasleidingen, aanwezig is. De draagliggers 2 van dit paar zijn onderling gekoppeld middels het leidingkanaal 3 tussen hun benen 4 opnemende ruitervormige koppelelementen 5. De benen 4 van elk koppelelement 5 hebben aan hun binnenzijde 5 6 uitsparingen 7 voor het opnemen van een. flens 9 van een goot 8, waarin een spanningsrail 10 is ondergebracht. De flenzen 9 zijn elastisch verbuigbaar en snappen verend in tegenover elkaar in de benen 4 aangebrachte uitsparingen 7. Elke schuine rand 12 onder de uitsparingen 7 vormt een zoe-10 kende geleiding voor het gemakkelijk monteren van de goot 8 in de koppelelementen 5.

In de goot 8 kunnen lasdozen en stopcontacten zijn opgenomen, die naar wens van bovenaf of van onderaf toegankelijk zijn.

15 Elk been 4 is voorzien van een door een sleuf 13 van een draagligger 2 gestoken neus 14. Elke neus 14 heeft twee uit zijn vlak gebogen, verende, achter het lijf 15 van de draagligger 2 hakende lippen 16. Eventueel kan een neus 14 ---------- van een koppelelement 5 door een en dezelfde sleuf 13 van de 20 draagligger 2 worden gestoken als een van de andere zijde van het lijf 15 komende neus 17 van een dwarsligger 18.

Het koppelelement 5 is voorzien van twee paar tegen draagliggers 2 steunende omgebogen steunlippen 19, die per paar in tegengestelde axiale richtingen van de draagligger 2 25 van het koppelelement 5 uitsteken. Deze steunlippen 19 voorkomen axiale onderlinge verschuiving van de onderling door middel van de koppelelementen 5 gekoppelde draagliggers 2.

In figuur 2 ziet men een doorlopende axiale ruimte 20 aan elke zijde van de goot 8, welke ruimte 20 begrensd is 30 door de daar schuin afgesneden benen 4. In deze ruimte 20 kunnen bijvoorbeeld telefoonleidingen 23 met elastische mantels worden gelegd met een diameter d, die net iets groter is dan de doorgang t tussen spanningsrail 10 en de flens 21 van de draagligger 2.

800 2 0 18 - 3 -

Bij voorkeur is elk koppelelement 5 voorzien van twee tot in een horizontaal vlak oragebogen oplegconsoles 22 aan de bovenzijde van het koppelelement 5. Hierop kunnen allerlei leidingen 24 worden gelegd, die niet op een scherpe 5 rand zouden mogen steunen. Deze consoles 22 vormen elk de bodem van een leidingkanaal 33, dat verder begrensd is door vertikale uitsteeksels 25 en een kop 26, die van aangrijpmid-delen 27 voor een hanger 28 is voorzien, waarmee het koppelelement 5 aan een bouwwerkplafond kan worden opgehangen. Deze 10 kop 26 heeft twee omgebogen flenzen 29 met bevestigingsgaten 30, die tezamen met een reeks bevestigingsgaten 31 van de hanger 28 een nonius vormen, zodat het koppelelement 5 op elke hoogte gemakkelijk aan de hanger 28 op te hangen is met een door in lijn liggende gaten 30 en 31 gestoken pen 32. De 15 gaten 30 bevinden zich op een iets kleinere onderlinge steek-afstand dan de gaten 31. Het koppelelement 5 steunt met uitstekende armen 34 op de koppen 35 van draagliggers 2, die van gespoten aluminium of van gebogen plaat vervaardigd kunnen zijn.

---------20 De koppelelementen 5 volgens de uitvinding verschaffen een stevige verbinding tussen de draagliggers 2 en bieden tevens de nodige ruimte voor allerlei technische leidingen tussen de onderling gekoppelde, op een leidingkanaal-afstand van elkaar gehouden T-vormige draagliggers 2. De 25 draagliggers 2 en dwarsliggers 18 kunnen niet-getekende pla-fondplaten dragen.

Aangezien het paar draagliggers 2 middels de koppelelementen 5 stevig ten opzichte van elkaar zijn gefixeerd, is dit paar bij uitstek geschikt als drager voor 30 apparatuur, zoals luchttoe- en-afvoerkasten, luidsprekers, lichtarmaturen en als steun voor scheidingswanden en technische zuilen.

Terwijl de in fig. 1-4 getekende koppelelementen 5 elk drie leidingkanalen, een leidingkanaal 3 en twee 35 leidingkanalen 33 opnemen, ontbreken bij het koppelelement 5 van fig. 5 de leidingkanalen 33 en mist het koppelelement 5 800 2 0 18 - '4 - f van fig. 6 het leidingkanaal 3. Het leidingkanaal 3 resp. de ruimte tussen twee draagliggers 2 is af te schermen met een strook 36 van elastisch materiaal.

800 2 0 18

Claims

1. Plafond, omvattende een rooster van op onderlinge afstand evenwijdig aan elkaar opgestelde draagliggers en omvattende een zich evenwijdig aan de draagliggers uitstrekkend leidingkanaal, met het kenmerk, dat tussen ten- 5 minste êën paar draagliggers tenminste één leidingkanaal aanwezig is en dat de draagliggers van dit paar onderling gekoppeld zijn middels tenminste êën leidingkanaal opnemende koppelelementen.

2. Plafond volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10dat elk koppelelement ruitervormig is en tussen zijn benen een leidingkanaal opneemt.

3. Plafond volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de benen van elk koppelelement aan hun binnenzijden een uitsparing voor het. opnemen van een flens van een goot voor 15 een spanningsrail hebben. _______

4. Plafond volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de flens van de goot door veerwerking in de uitsparing van het been van het koppelelement grijpt.

5. Plafond volgens conclusie 3 of 4, met het ken-20merk, dat tenminste êën been onder een uitsparing voor het opnemen van een flens van een goot aan zijn binnenzijde een schuine rand heeft.

6. Plafond volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat elk been voorzien is van een door een 25sleuf van een draagligger gestoken neus.

7. Plafond volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de neus tenminste één uit zijn vlak gebogen, hakende lip heeft..

8. Plafond volgens een van de voorgaande conclusies 30met het kenmerk, dat het koppelelement voorzien is van twee paar tegen draagliggers steunende steunlippen, die per paar in tegengestelde axiale richtingen van de draagliggers van het koppelelement uitsteken. 900 2 0 18 ' - 6 - .

9. Plafond volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het koppelelement voorzien is van tenminste é£n tot in het horizontale vlak gebogen oplegconsole voor leidingen, welke oplegconsole de bodem van een leiding-5 kanaal vormt.

10. Plafond volgens een van de conclusies 3-9, met het kenmerk, dat tussen een goot en een draagligger een krappe doorgang voor leidingen aanwezig is, die toegang geeft tot een door een been van het koppelelement begrensde, in 10 axiale richting doorgaande leidingruimte.

11. Plafond volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het koppelelement een van aangrijp-middelen voor een hanger voorziene kop heeft.

12. Plafond volgens conclusie 11, met het kenmerk, 15 dat de kop van een reeks bevestigingsgaten is voorzien, die tezamen met een reeks bevestigingsgaten van de hanger een nonius vormen. 800 2 0 18