NL8001319A - Radiatorklep. - Google Patents

Description

4

Radiatorklep.

De uitvinding heeft betrekking op een radiatorklep en in het bijzonder qp een radiatorklep, waarin een temperatuurtaster opgenanen is, die bestond is cm de klep te laten openen of sluiten afgaande qp uitwendige tenperatuurveranderingen. Een dergelijke 5 klep zal in het volgende aangemerkt worden als een thermostatische radiatorklep.

Bekende soorten thermostatische radiatorkleppen reageren gewoonlijk betrékkelijk langzaam op veranderingen in uitwendige temperatuur en zodoende kunnen toestanden optreden waarbij het 10 klepsluitelement zo ingesteld is ten opzichte van de bijbehorende zitting dat het slechts een geringe strocmverwarmingsfluidum laat vloeien.

Het is derhalve een oogmerk van de onderhavige uitvinding on te voorzien in een thermostatische radiatorklep, die niet aan 15 het in het voorgaande vermelde bezwaar onderhevig is of dit althans in hoofdzaak ondervangt.

Een verder bezwaar van sommige bekende kleppen ligt in de mogelijkheid dat vreemd deeltj esmateriaal in het verwarmingsfluidum, wanneer de klep langzaam opent en sluit en in de toestand van slechts 20 gedeeltelijk open te zijn verkeert, beschadiging van het sluitelement en/of de bijbehorende zitting veroorzaken kan met het gevolg dat na een gebruiksperiode de klep niet doelmatig werken zal.

Een verder oogmerk van de uitvinding is derhalve om te voorzien in een klep, waarbij het openen en sluiten daarvan snel 25 plaats vinden kan.

Volgens de uitvinding is een thermostatisch geregelde radiatorklep voorzien van een flexibel fluidums tratiingsmerrbraan, dat zich bevindt tussen inlaat- en uitlaatpoorten, en een stuurklep, 800 1 3 19 2 en is deze gekenmerkt doordat de stuurklep door een temperatuurtaster bedienbaar is en het fluidumstrcmingsmenbraan gevoelig is voor geringe drukvariaties, en fluidumverbindingsorganen cptreden tussen de inlaat-en uitlaatpoorten, waarvan één zo ingesteld is dat deze een zitting 5 vormt voor l^^membraan, en de stuurklep, waarbij bij bediening van de stuurklep'de taster een gering drukverschil over het membraan tot het direct snel bewegen van laatstgenoemde van een geheel gesloten naar een geheel open stand en omgekeerd leidt.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de 10 hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden daarvan.

Fig. 1 en 2 zijn schematische afbeeldingen van één vorm van thermostatische radiatorklep in respectievelijk een gesloten en open stand, fig. 3 en 4 zijn afbeeldingen overeenkomstig aan fig. 1 15 en 2 van een eerste gewijzigde uitvoering, en fig. 5 en 6 zijn schematische afbeeldingen overeenkomstig aan fig. 1 en 2, die een tweede gewijzigde uitvoering weergeven.

Het zal duidelijk zijn dat de schematische tekeningen er alleen toe dienen cm in het algemeen te laten zien hoe de uit-20 vinding kan worden toegepast voor een thermostatische radiatorklep ai dat deze niet bedoeld zijn cm de uiteindelijke constructie van dergelijke kleppen te laten zien.

Zodoende is, als in fig. 1 en 2 weergegeven is, een de thermostatische radiatorklep volgens' uitvinding voorzien van een 25 klepkamer C, waarop in het volgende nog wordt ingegaan, en die een inlaat 10 heeft waarvan het einde 10a een poort en klepzitting vormt en een uitlaatpoort 11. De inlaat 10 en uitlaat 11 zijn op geschikte wijze als één geheel gevormd met een kleprcwp 12 en zijn aan hun vrije einden 10b, 11a respectievelijk voorzien van (niet weergegeven) 30 aansluitingen, waarbij waterpijpen daaraan verbonden kunnen worden. Zoals weergegeven zijn de poort en zitting 10a in hoofdzaak in het vlak van het bovenste uiteinde van de klepromp 12 ingesteld (wanneer de klep zich in de in de tekeningen weergegeven stand bevindt). De zitting 10a is zodoende zo ingesteld dat een elastisch menbraan 13, 35 wanneer de klep gesloten is, op de zitting 10a rusten kan. Het mem- 800 1 3 19 s 3 braan 13 wordt op zijn plaats gehouden doordat het vastgeklemd zit tussen het bovenste uiteinde van de klepromp 12 en een stuurklepblok 14.

De klepkameE C, waarvan in het voorgaande sprake is, is 5 gedeeltelijk binnen de klepromp 12 en gedeeltelijk binnen het stuurklepblok 14 gevormd en zoals gezien kan worden verdeelt het membraan 13 de kamer C qp doeltreffende wijze in een hoofdccmpartiment C 16 en een ondercanpartiment 15. Het hoofdcompartiment 16 heeft, dankzij het feit dat de inlaat 10 zich in de klepronp 12 uitstrekt, 10 een ringvorm.

Het membraan 13 is in een geschikt geval geproduceerd van een elastaneermateriaal. In het midden van het merrbraan 13 bevindt zich een klein aftapgat 17 waarvan de bedoeling in het volgende verklaard zal worden. Door het stuurklepblok 14 en in het midden inge-15 steld in die wand daarvan, welke zich tegenovergesteld aan het membraan 13 bevindt, strékt zich een strcmingsdoórgang 18 uit, waarvan het bovenste uiteinde onder een sluitonderdeel 19 ligt, dat op een stuurklepsteel 20 gedragen wordt. In aanvulling op de strcmings-doorgang 18 is het stuurklepblok 14 voorzien van een doorgang 21, 20 die in verbinding staat met een opening 22 in de uitlaat 11. De opening 22 bevindt zich halverwege de poort 11 en het vrije einde 11a van de uitlaat. De strcmingsdoórgang 18 en doorgang 21 vormen bijeengenomen een cmlooporgaan voor fluïdum.

De stuurklepsteel 20 strekt zich door een middenboring 25 23 van het stuurklepblok 14 uit en het binneneinde daarvan is zo gevormd dat het een stuurklepikamer 25 verschaft, waarin het sluitonderdeel 19 zich bevindt. Een O-ringdichting 26 is ‘ ‘ ' rond de stuurklepsteel 26 aangebracht. Een (niet weergegeven) uitwendige temperatuur-taster hangt werkzaam samen met de stuurklepsteel 20.

30 De stand van de taster ten opzichte van de stuurklep kan worden ingesteld cm meer of minder beweging van een beweegbaar deel van de taster toe te laten vóór zijn bediening van de stuurklep, teneinde in staat te zijn cm elke willekeurige van een aantal vooraf ingestelde bedrijfsteroperaturen op de taster in te stellen.

35 In bedrijf zal, aangenomen dat de radiatorklep gesloten is 800 1 3 19 4 zoals in fig. 1 weergegeven is, worden gezien dat het oppervlak van het membraan 13 aan de inlaatzijde kleiner is dan aan de tegenovergestelde zijde. Het sluitonderdeel 19 rust ook op het stuurklepblok 14 onder het afsluiten van de straningsdoorgang 18. De klep blijft zo-5 doende afgesloten zo lang de uitwendige temperatuur niet onder de vooraf ingestelde bedrijfstenperatuur van de klep daalt daar, als gevolg van het optreden van het aftapgat 17 in het menbraan 13 door water' van de inlaat 10 het onderccmpartiment 15 volloopt, en zodoende als gevolg van het verschil in de werkzame oppervlakken van de tegen-10 overgestelde zijden van het membraan 13, een grotere kracht op het membraan uitgeoefend wordt aan de ondercompartimentzijde dan de leidingdrukzijde.

Zodra de uitwendige temperatuur om een of andere reden vermindert beweegt de taster het sluitonderdeel 19 van het stuurklep-15 blok 14 af cm de strcmingsdoorgang 18 te openen waardoor water uit het ondercampartiment 15 door de stuurklepkamer 25, de doorgang 21 en de opening 22 in de uitlaat stromen kan.

De druk in het onderccmpartiment 15 wordt derhalve verminderd tot een waarde kleiner dan de leidingdruk in de inlaat 10 20 en het membraan 13 beweegt in de open kiepstand die in fig. 2 weergegeven is. Warm water stroomt zodoende van de inlaat 10 door het hoofdcampartiment 16 en de poort 11 naar de radiator en blijft verder stromen tot de uitwendige temperatuur de vooraf ingestelde waarde bereikt, op welk moment de taster zal zorgen dat het sluitonderdeel 25 19 weer op het stuurklepblok 14 komt te rusten cm de strcmingsdoorgang 18 te sluiten. De waterdruk in het onderccmpartiment 15 wordt zodoende weer ingesteld en het membraan 13 beweegt terug op de zitting 10a cm de stroming door de klep af te sluiten.

Bij het nu beschouwen van fig. 3 en 4, die schematisch 30 een eerste gewijzigde vorm van klep tonen, zal worden gezien dat de klep een tweedelige romp omvat, waarbij een bovenste deel 50 en een onderste deel 51 optreden, die bestemd zijn om onderling bevestigd te worden en cm, wanneer deze zo bevestigd zijn, een membraan 52 op zijn plaats vast te klemmen. Het membraan scheidt het inwendige van 35 het bovenste deel 50 volkanen van het inwendige van het onderste 3001319

*- J

5 deel 51 cm een hcofdcompartiirient 53 (in het inwendige van het onderste deel 51) en een ondercxmpartiment 54 (in het inwendige van het bovenste deel 50) te vormen. Het deel 51 is voorzien van een inlaat 55, die zich in het hoofdconpartiment uitstrekt en ongeveer in het vlak van het T5 boveneinde van het deel 51 uitkant. Het einde 56 van de inlaat 55 dient als een klepzitting, waartegen, wanneer de klep gesloten is zoals in fig. 3 weergegeven is, het merrbraan 52 rust. Daarbij is een uitlaat 57 aanwezig. De inlaat en uitlaat zijn voorzien van (niet weergegeven) aansluitingen, zodat waterpijpen daaraan bevestigd kunnen worden.

10 Van de inlaat 55 is buiten het hoofdcxmpartiment 53 een fluidumstronungspijp 58 afgetakt, die door het bovenste deel 50 gaat cm binnen het ondercorpartirnent 54 uit te kernen.

Van de uitlaat 57 is buiten het hoofdconpartiment 53 een fluidumonlooppijp 59 afgetakt, die ook door het bovenste deel 50 gaat 15 cm binnen het onderccmpartiment 54 uit te konen.

Zwenkbaar gemonteerd in de bovenkant van het deel 50 is een hefboom 60, die aan het einde daarvan, dat uit het deel 50 steekt, een orgaan heeft, waardoor het verbonden kan worden met een (niet weergegeven) taster, die er op berekend is on voor een 20 zwenkbeweging van de hefboom 60 om zijn zwenkas 61 te zorgen. Het andere einde van de hefboom 60 is voorzien van een sluitonderdeel 62, dat ingevat is in een flexibel dichtingsonderdeel 62a, dat er op berekend is cm in één stand als zitting zoals in fig. 4 weergegeven is te rusten op een zittingvormgeving aan het einde van de fluidum-25 strcmingspijp 58. Het onderdeel 62a dient ook als een fluidumdichte afsluiting in het bovenste deel 50 op het punt waar de hefboom daardoor gaat. In deze alternatieve stand daarvan zoals in fig. 3 weergegeven is rust het onderdeel 62a op een zittingvormgeving aan het einde van de fluidumomloop 59.

30 Het sluitonderdeel 62 en de samenwerkende zittingvormge- vingen aan de pijpen 58 en 59 fungeren als een stuurkleporgaan waarop in het volgende wordt ingegaan.

In gebruik is de inlaat 55 in de in het voorgaande beschreven klep verbonden aan een (niet weergegeven) warmwatertoevoer-35 pijp en is de uitlaat 57 aangesloten op een radiatorinlaat. Wanneer de 800 1 3 19 6 klep gesloten is zoals weergegeven oefent warm water in het onder-conpartiment 51 een kracht op het membraan 52 uit, welke groter is dan de kracht die door water in de inlaat 55 uitgeoefend wordt als gevolg van het verschil in oppervlak van het membraan.

5 Zodra de taster op een daling in temperatuur reageert wordt de hefboom 60 bewogen om voor het van de zittingvormgeving aan het einde van de fluidumamloop 59 lichten van het sluitonderdeel te zorgen en zodoende kan water in het ondercarpartiment naar de radiator stromen via de omloop 59 onder het zodoende verminderen 10 van de op de ondercompartimentzijde van het membraan 52 uitgeoefende kracht. De kracht, die nu door het water in de inlaat 55 uitgeoefend wordt, overtreft die in het onderccmpartiment en het membraan wordt van de zitting 56 gelicht cm water door de radiator te laten stromen.

Het sluitonderdeel 62 rust nu op de zittingvormgeving aan het einde 15" van de fluidumstrcmingspijp 58. Wanneer de taster bediend wordt doordat de temperatuur buiten de radiator een voorbestemde waarde bereikt, wordt de hefbocm 60 in de tegengestelde zin bewogen cm de fluidumstrcmingspijp 58 naar het onderccmpartiment te openen en cm de omloop 59 te sluiten. Water uit de inlaat stroomt nu in het onder-20 compartiment 54 en het membraan 52 wordt op de zitting 56 gedrukt cm de stroming door de klep naar de radiator af te snijden.

Bij de in het voorgaande beschreven radiatorklep is slechts een zeer geringe mate van openingsbeweging van het sluitonderdeel 19 of 62 vereist om het membraan 13 of 52 van de inlaatpijp 10 of 55 25 af te brengen en zodoende werkt de klep snel cm in de volle mate daarvan te openen. De klep is derhalve erg gevoelig voor uitwendige temperatuurveranderingen en daar het membraan 13 of 52 zich of in de geheel open of geheel gesloten stand bevindt wordt de radiatortemperatuur snel ingesteld daar geen tijd verspild wordt met geleidelijk openen of 30 sluiten van de klep.

Het zal duidelijk zijn dat temperatuurtastinrichtingen van elk bekend in de handel verkrijgbaar type gebruikt kunnen worden cm de klep te regelen.

De in het voorgaande beschreven kleppen zijn er op 35 geconstrueerd en ingericht cm te werken wanneer de waterstroming ge- 80 0 1 3 19 -:- f 7 bruikelijk is, dat wil zeggen door de klep in de radiator. Het is echter mogelijk cm de kleppen te wijzigen teneinde deze te kunnen gébruiken wanneer de waterstroom omgekeerd verloopt, dat wil zeggen door de radiator naar de klep.

5 Zodoende zou de klep van fig. 1 en 2 voor dit doeleinde worden gewijzigd door instelling van het aftapgat 17 op een zodanige wijze dat deze in verbinding kont te staan net de kamer 16 en door het opnieuw instellen van de doorgang 21 op een zodanige wijze dat deze zich. van de stuurklepkamer 25 naar de pijp 10 uitstrékt.

10 De klep van fig. 3 en 4 zou aan de andere kant op de in het voorgaande beschreven wijze aangesloten worden maar de taster zou zo aan de klep verbonden worden dat deze in de tegengestelde zin werkt.

Bij de in fig. 5 en 6 weergegeven gewijzigde uitvoering 15 treedt een klep op, die een hoofdnompdeel 100 en een daaraan bevestigd hulprctnpdeel 101 heeft. De hoofdramp 100 is gevormd met een stramingskamer 102 die een inlaatpoort 103 en een uitlaatpoort 104 heeft. De inlaatpoort 103 komt uit in een klepzitting 105, die zich in hoofdzaak in één vlak bevindt met de verbindingslijn tussen 20 de delen 100 en 101 en over de strcmingskamer en de klepzitting strékt zich een flexibel membraan 106 uit, dat de strcmingskamer 102 afzondert van een in het deel 101 gevormde drukkamer 107.

Zich van de inlaatpoort 103 de strcmingskamer 102 en de drukkamer 107 uitstrekkende verbindingsdoorgangen 108, 109 25 resp. 110 zijn aangebracht en deze komen uit in een tasterschakelaar-kamer 111 waarover een flexibel membraan 112 zich uitstrekt.

Aan de ten opzichte van de doorgangen 108, 109 en 110 tegenovergestelde zijde van het membraan 112 treedt een tasterschakelaar 113 op, die zo gemonteerd is op een zwenkpen 114 dat hierdoor het 30 membraan 112 in sluitcontact met een (niet weergegeven) zitting aan het einde van de doorgang 108 of 109 gedrukt kan worden. De schakelaar 113 wordt bediend door een door een taster bediende stang 115 en wanneer de schakelaar zich in de in fig. 5 weergegeven stand bevindt, wordt de klep gesloten doordat inlaatleidingfluidum-35 druk overgébracht wordt door de doorgang 108, de kamer 111 en doorgang 800 1 3 19 8 110 cm op het klepmembraan 106 aan de drukkairerzijde in te werken. Wanneer de taster als gevolg van een daling in temperatuur tot onder een bepaald niveau werkt wordt de stang 115 bewogen cm de schakelaar naar de in fig. 6 aangegeven stand te laten bewegen en wordt de druk 5 in de kamer 107 opgeheven cm het merrtoraan 106 van zijn zitting 105 op de inlaatpoort 103 te laten drukken cm zodoende de klep te openen.

Evenals bij de kleppen van fig. 3 en 4 kan de stroming van het fluidum door de klep omgekeerd worden, in welk geval de taster er op ingericht zou worden cm in de tegengestelde zin te 10 werken.

De klep van fig. 5 en 6 kan desgewenst gewijzigd worden cm een hoeveelheid fluidum in de kamer 107 volledig af te zonderen van het fluidum dat door de klep van de inlaatpoort naar de uitlaat-poort stromen moet. Bij deze gewijzigde uitvoering van de klep treedt 15 een (met stippellijnen in fig. 5 en 6 weergegeven) klos 116 in de doorgang 110 op en deze klos zal, wanneer de klep gesloten is, zoals weergegeven aan dat einde van de doorgang 110 dat zich aangrenzend aan de drukkamer 107 bevindt liggen. Wanneer de klep open is zoals in fig. 6 weergegeven is en de druk in de kamer 107 opgeheven wordt 20 zal de klos 116 aan het einde van de doorgang 110 dat zich aangrenzend aan de kamer 111 bevindt liggen. Bij deze uitvoering kan derhalve een fluidum verschillend van dat wat door de klep stroomt gébruikt worden.

De uitvinding verschaft een thermostatisch geregelde 25 radiatofklep, waarbij fluiduminlaat- en -uitlaatpoorten van elkaar afgezonderd kunnen worden door middel van een flexibel menbraan, en waarbij het membraan er op ingericht is om snel van een geheel geopende naar een geheel gesloten stand te bewegen of omgekeerd wanneer een gering drukverschil over het membraan optreedt. De klep 30 is ook voorzien van een stuurklepinrichting die bedienbaar is door een temperatuurtaster zodat wanneer de temperatuur onder een vooraf bepaald niveau daalt dit tot het openen van de stuurklep leidt om een drukverschil te laten ontstaan die in een openingsbeweging van het membraan resulteert.

800 1 3 19

Claims (5)

1. Thermostatisch geregelde radiatorklep, waarin een flexibel fluidximstrarajigsrnernbraan opgenomen is, dat zich bevindt tussen inlaat- en uitlaatpoorten, en een stuurklep, gekenmerkt doordat de stuurklep werkzaam samenhangt met een ondercompartiment 5 van de klep, waarbij het ondercraipartiment er op ingericht is cm in gebruik vol te lopen met water uit de inlaatpoort, en een uitwendige temperatuurtaster optreedt, die er op Ingericht is om de stuurklep te bedienen wanneer de uitwendige luchttemperatuur onder een vooraf ingestelde waarde daalt of daarboven stijgt, het onder-10 compartiment ook via de stuurklep verbonden is met de uitlaatpoort van de klep, het membraan zo ingesteld is ten opzichte van het ondercompartiment en de inlaat- of uitlaatpoort, dat het een groter werkzaam oppervlak aan de ondercaipartimentzijde daarvan heeft en zodoende gevoelig is voor geringe drukvariaties tussen de inlaatwater-15 druk, waardoor bij het openen van de stuurklep als gevolg van een daling, onder de vooraf ingestelde waarde, van de uitwendige luchttemperatuur de onderccirpartimentwaterdruk op het membraan verminderd wordt door uitstrcming van water daaruit naar de uitlaatpoort, onder het zodoende snel van de zitting af brengen van het membraan 20 cm de vrije stroming van water door de klep van de inlaat- naar de uitlaatpoort toe te laten, en bij het sluiten van de stuurklep als gevolg van een toename in uitwendige luchttemperatuur boven de vooraf ingestelde waarde een toename in de waterdruk in het onder-carpartiment tot een snel op de zitting brengen van het membraan 25 te laten leiden cm de stroming van water door de klep te verhinderen.

2. Thermostatisch geregelde radiatorklep volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het membraan zich uitstrékt over, en één wand vormt van, het ondercompartiment en een zitting gevormd aan het einde van de inlaatpoort, waarbij een verbinding optreedt tussen de inlaat- 30 poort en het onderccrcpartiment via een aftapgat in het membraan.

3. Thermostatisch geregelde radiatorklep volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het membraan zich uitstrekt over, en één wand vormt van, het ondercompartiment, waarbij een verbinding optreedt tussen de inlaatpoort en het ondercraipartiment door tussenkomst van 35 een waterstrcmingsdoorgang die uitkamt in de klepzitting in het onder- 800 1 3 19 10 compartiment en een stuurkleporgaan voorzien van een beweegbaar sluitkleponderdeel er op ingericht is cm in één stand op de klep-zitting van de waterstrcmingsdoorgang te rusten en in een tweede stand op een klep gevormd aan het einde van een fluidumcmlcopdoor-5 gang die zich van het onderccnpartiment naar de uitlaatpoort van de klep uitstrékt te masten.

4. Thermostatisch geregelde radiatorklep volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het membraan zich uitstrekt over, en één wand vormt van, het ondercampartiment, waarbij een verbindingsdoorgang 10 optreedt tussen het onder compartiment en de stuurklepkamer waarover een tweede membraan zich uitstrekt, welke stuurklepkamer voorzien is van een eerste doorgang die de kamer met de uitlaatpoort van de klep verbindt en een tweede doorgang die de kamer met de inlaatpoort van de klep verbindt, en stuurkleporganen werken kunnen qp het tweede 15 membraan voor het naar verkiezing openen van de eerste of tweede doorgang om de inlaatpoort en het ondercctnpartiicvent, of het onder-canpartiment en de uitlaatpoort in verbinding te stellen, cm zodoende respectievelijk voor een sluit- of openingsbeweging van het membraan dat zich over het onderccmpartiment uitstrékt te zorgen. 20

5. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 800 1 3 19 -//- . , OCTROOI BUREAU VRIESENDORP & GAADE ANNO 1833 2514 BB ’S-GRAVENHAGE - TELEFOON 6147 2Γ · Dr. KUYPERSTRAAT 6 's-Gravenhage, ^ ^ ^El 1980 Uw Ref.: O.A.No. 8001319 Ned. Termijn: Pegler Hattersley Limited Aan de Octrooiraad, p· i —— Vooronderzoek B. v. d. l E 28MEII980 Ri.iswi.ik. «tMHMMMWIMIII U gelieve in conclusie 1 op regel ik achter "geringe" correct te lezen "drukverschillen tussen de inlaat- en uitlaatwater-" en op regel 15 "druk" te vervangen door "drukken" en dit aldus af te drukken hij de terinzagelegging. Een geldhriefje is hierbij gevoegd. Be Gemachtigde, Medezenden: geldhriefje RV/MR 8001319