NL8000344A - Spuit voor het verwerken van droge verfstoffen. - Google Patents

Description

f J

805004/Ke/sn

Aanvraagster: Dako-Verf BeV0 te Deventer.

Korte aanduiding: Spuit voor het verwerken van droge verfstoffen0

De uitvinding heeft betrekking op een spuit voor het verwerken van droge verfstoffen, omvattend een pistoolvormig huis met een spuitopening aan de voorzijde, welk huis via een handgreep is aangesloten op een bron van gas onder druk, en dat een door een 5 trekker bedienbare, tegen veerwerking verplaatsbare, door tenminste één geleider gedragen schuif bevat, welke tegelijk fungeert als gaskanaal en als afsluit- en regelorgaan voor de te verspuiten verfhoeveelheid, terwijl een kamer voorin het huis aan de bovenzijde open is en voorzien is van middelen voor het opnemen van een fles 10 of houder die de te verspuiten verfstoffen bevat.

Een dergelijke spuit is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 69.11948.

Onder droge verfstoffen dienen in het verband van de onderhavige uitvinding te worden verstaan verfstoffen die ook bereid zijn 15 volgens de genoemde octrooiaanvrage, door verf in druppels te verdelen en te drogen, maar verder bovendien stoffen van andere aard dan de gebruikelijke verfstoffen, zoals die kunnen worden gebruikt om te worden gespoten tegen wanden die een nog natte verflaag dragen.

Voor deze enigszins van de klassieke verftechnieken afwijken-20 de vorm van bekleding van wanden en muren kan men materialen van allerlei aard gebruiken om zeer decoratieve effekten te verkrijgen.

Met de bekende spuit kunnen dan problemen ontstaan voor zover die materialen grof zijn, bijvoorbeeld de vorm hebben van vlokken, schilfers of grit. De moeilijkheden ontslaan doordat deze deeltjes aan 25 elkaar blijven hangen en moeilijker tot een regelmatig doorstromende hoeveelheid kunnen worden gebracht dan fijnere deeltjes met een minder ruwe vorm.

De uitvinding beoogt hiervoor een oplossing te verschaffen.

Kenmerkend voor de spuit volgens de uitvinding is daartoe 8000344 V * -2- dat buiten de schuif tenminste één gasdoorlaatopening aanwezig is ter plaatse van de achterste wand van de kamer waardoor het gas onder druk het onderste gedeelte van de kamer kan bereiken*

Op deze wijze worden de materialen onderin de kamer losge-5 werkt door de ontstane gasstroom, die een nevenstroom vormt terwijl de hoofdstroom door de schuif uiteraard gewoon doorgaat,

Er zijn talloze oplossingen denkbaar om die gasdoorlaatopening naar de kamer te verkrijgen,. Een zeer eenvoudige variant bestaat daarin dat die opening wordt gevormd doordat de schuif 10 speling heeft ten opzichte van een geleidingsbus,

De toevoer van gas (uiteraard is het gemakkelijk om daarvoor eenvoudig lucht te gebruiken) aan de gasdoorlaatopening behoeft op zichzelf geen constructieve complicaties te geven. De opening kan aangesloten zijn op een holte in het inwendige van het 15 huis, welke holte met de toevoer via de handgreep in verbinding staat, terwijl de buis die de schuif vormt aan de achterzijde open is en daardoor ook op de inwendige holte van het huis is aangesloten.

De uitvindingsgedachte verder uitwerkende blijken nog twee uitvoeringsvormen van belang te zijn, die verschillende eigenschappen 20 hebben en geschikt zijn voor verschillende te verwerken materialen.

De ene uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat de geleidingsbus doorloopt van de achterste naar de voorste wand van de kamer en op korte afstand vanaf de achterste wand voorzien is van een opening, waarbij de schuif deze opening kan afsluiten en waarbij de 25 schuif zodanig naar voren toe is versmald dat binnen het voorste deel van de geleidingsbus een doorvoerruimte voor de verfstoffen ontstaat, waarbij verder het uiteinde van de bus voorzien is van een vernauwing ter plaatse van de uitstroomopening. Men brengt op deze wijze de afsluit- en regelopening bij de gasdoorlaatopening. Het 30 gevolg daarvan is dat de werking van het doorstromende gas (lucht) zeer goed ter plaatse van de afsluitopening voor de te verwerken stoffen wordt geconcentreerd.

8000344 h -* -3-

De andere uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat de geleidings-bus doorloopt van de achterste naar de voorste wand en voorzien is van een opening over in hoofdzaak die gehele afstand, en waarbij de schuif zodanig is versmald en met een dunner buisvormig deel 5 verlengd dat dit laatste afsluitend kan samenwerken met de rand van de opening die gevormd is in een vernauwing aan het uiteinde van de bus, en dat een op de kamer aansluitende ruimte ontstaat.

Doordat aldus een ruimte ontstaat die aansluit op, en in feite één geheel vormt met de kamer waarin normaal de uit de fles af-10 komstige verfstof terecht komt, worden dode hoeken en andere hindernissen voorkomen, en bovendien voorkomt men dat, zoals bij de vorenstaande uitvoering mogelijk is, de schuif niet meer helemaal kan sluiten omdat, als gevolg van de tussen de schuif en de geleidings-bus aanwezige speling, verfdeeltjes in die speelruimte kunnen gera-15 ken. De afsluit- en regelopenening bevindt zich nu geheel vooraan, waarbij echter de uit de gasdoorlaatopening afkomstige gasstroom niet meer dichtbij die opening geconcentreerd kan worden maar zich over een wat groter gebied zal verdelen; het bijzondere toepassingsgebied van deze uitvoeringsvorm wordt dus bepaald door de materialen 20 waarbij de laatstgenoemde eigenschappen niet op bezwaren stuiten.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 1 toont schematisch een spuit in langsdoorsnede, in gesloten staat, waarbij met stippellijnen voor de schuif de geopende 25 staat is weergegeven;

Fig. 2 toont een afdekplaatje, gezien volgens de pijl II in fig. 1;

Fig. 3 toont op dezelfde wijze als fig, 1, doch slechts gedeeltelijk, een spuit in een andere uitvoeringsvorm.

30 Men ziet in fig. 1 dat de spuit een pistoolvormig huis 1 omvat, voorzien van een handgreep 2. Zowel het huis 1 als de handgreep 2 zijn in hoofdzaak hol en ze staan met elkaar in verbinding.

Het ondereinde van de handgreep 2 is op niet weergegeven, bekende 8000344 -4- wijze, aangesloten op een bron van een gas onder druk, waarvoor veelal een luchtcompressor zal worden gebruikt. Verder is, volledigheidshalve, nog een om de handgreep 3 aangebrachte ring 3 weergegeven, die voorzien is van een opening 4 die, door samenwerking met 5 een opening 5 in de handgreep zelf, een middel vormt om de werkdruk van de spuit te regelen.

Het huis 1 is aan de achterzijde voorzien van een afsluit-dop 6 die losneembaar kan zijn. De voorzijde is afgesloten door een vast schot 7 dat de voorste wand vormt van een ruimte 8, die door 10 een achterste wand 9 gescheiden is van de inwendige ruimte 10 van het huis. Bovenop de ruimte 8 bevindt zich een opzetstuk 11 waarin in omgekeerde staat een schematisch aangeduide fles of een ander reservoir kan worden geplaatst waarin zich de te verspuiten stoffen bevinden.

15 Door de beide wanden 7, 9 van de ruimte 8 heen steekt, vast bevestigd, een geleidingsbus 13 die evenwijdig loopt aan de asrichting van het huis 1. De afsluitdop 6 aan de achterzijde draagt een soortgelijke geleidingsbus 14 die een veer 15 bevat. De bussen 13 en 14 geleiden een schuif 16. Om die schuif 16 is een klemring 17 aange-20 bracht voor het vastzetten van een trekker 18 die door een opening 19 in het huis uitsteekt en die met de vinger bedienbaar is wanneer men met de hand de greep 2 vasthoudt. Aldus kan de schuif 16 tegen de werking van de veer 15 naar achteren worden getrokken om de hoeveelheid te verspuiten materialen te regelen, 25 De achterste geleidingsbus 14 is voorzien van een opening 20. Het gas onder druk (in het onderstaande zal eenvoudigheidshalve over lucht worden gesproken) komt door de open verbinding tussen het inwendige van de greep 2 en de ruimte 10 in het huis, via deze opening 20 tussen de veer 15 door in het inwendige van de schuif 16 30 die gevormd wordt door een buis die eenvoudig aan de achterzijde open is. Deze druklucht kan dus de spuit aan de voorzijde verlaten, zoals aangeduid door de pijl PI, door een buisje 21 met kleinere diameter dat het voorste einde van de schuif 16 voimt, De buis die 8000344 r -5- de schuif 16 vormt is bij 22 voorzien van een schuinverlopend wand-deel dat de versmalling vormt en de overgang naar het buisje 21.

De voorste geleidingsbus 13 steekt voorbij de voorste wand 7 uit en is voorzien van een vernauwingsstuk 23 dat de inwendige 5 doorlaat van de bus 13 voor een deel afsluit, maar een ruimte 24 overlaat welke ongeveer even groot is als de dwarsdoorsnede van het buisje 21.

Aan de bovenzijde is de voorste geleidingsbuis 13, op korte afstand van de achterste wand 9 van de ruimte 8, voorzien van een 10 opening 24. De vorm van die opening 24 komt in hoofdzaak overeen met die van de opening in het afdekplaatje 25 dat afzonderlijk in fig. 2 is getekend. De afdekplaatje ligt horizontaal dwars in de ruimte 8 op de geleidingsbuis 13. Het voorkomt dat de te verwerken verfmateriaal in het onderste deel van de ruimte geraakt, omdat het van daaruit 15 niet meer verspoten kan worden. De opening 24 in de geleidingsbus 13 vormt de eigenlijke afsluit- en regelopening van de spuit door samenwerking met de bovenrand 26 van de schuif 16„ Men ziet in fig.

1 dat de schuif de opening 24 geheel afsluit, terwijl verder door stippellijnen de geopende stand is weergegeven waarin de rand 26 20 de opening 24 vrijlaat. Alle tussenliggende standen zijn ook mogelijk voor het regelen van de hoeveelheid verfstoffen die door de opening naar beneden stromen in de ruimte 27 die in de geleidingsbuis 13 ontstaat door de versmalling 22 van de schuif. Voorbij de eindrond 28 van het dunne buisje 21, waaruit de luchtstroom P1 komt, kan het 25 verfmateriaal die luchtstroom bereiken om mee te worden uitgestoten.

Om op deze plaats een goede doorstroming van de te verspuiten materialen te verkrijgen wordt volgens de uitvinding gezorgd voor een spleet 29 of een andere luchtdoorvoer tussen de inwendige ruimte 10 van het pistool en het onderste gedeelte van de ruimte 8, In de 30 uitvoering volgens fig. 1 is dit opgelost door geschikte keuze van de waarden van de middellijn van de geleidingsbuis 13 en de schuif 16. Gebleken is dat, wanneer de inwendige middellijn van de buis 8000344 -6- Λ.

13 een waarde heeft van 16 mm en de uitwendige middellijn van de schuif 16 een waarde van 15,5 mm, zodat dus een speling in de diameter ontstaat van 0,5 mm, de daardoor ontstane kleine luchtstroom voldoende is voor het loswerken van de korrels van materialen die 5 de neiging hebben om elkaar vast te houden en tot brugvoiming over te gaan0 Er zal aldus in of nabij de opening 24 een luchtstroom ontstaan die vervolgens de ruimte 27 weer bereikt. Op deze wijze verkrijgt men een soepele en gelijkmatige stroom van te verspuiten deeltps, 10 Het is ook denkbaar om aan de buitenzijde van de schuif 16 of aan de binnenzijde van de bus 13 6én of meer ribben aan te brengen om daartussen de luchtdoorlaatspleet te doen ontstaan en deze bovendien een constante waarde te laten houden. Verder is het uiteraard ook denkbaar om de schuif 16 en de bus 13 eenvoudig passend te maken 15 en een spleet of boring onderin de eigenlijke tussenwand 9 te maken.

Een andere uitvoeringsvorm ziet men in fig. 3. Hier is aan de bovenzijde een opening in de geleidingsbus 13 aangebracht die zich in hoofdzaak uitstrekt over de gehele afstand tussen de voorste wand 7 en de achterste wand 9 van de ruimte 8. Een afdekplaatje zoals 25 20 is daar ook afwezig. De ruimte 27 die ontstaat door de vernauwing 22 van de schuif sluit hier dus rechtstreeks aan op de kamer 8. Uitgaande van dezelfde maximale slag van de schuif heeft men nu dus geen afsluit- en regelopening meer, maar die funktie is nu overgebracht naar het uiteinde 28 van het dunne buisje 21, en wel doordat 25 dit uiteinde, eventueel afgeschuind en zoekend, terecht komt in een buisje 29 dat geplaatst is in de opening 24 die overblijft onder het vulstuk 23. Bij vergelijking van fig. 1 en fig. 3 ziet men ook dat het vulstuk 23 zich in dit geval verder naar achteren uitstrekt.

De speling tussen de schuif 16 en de bus 13 blijft ook in 30 deze uitvoeringsvorm behouden, want ook hier is het van wezenlijk belang dat de hulpluchtstroom ontstaat voor het loswerken van de verfstoffen in de gecombineerde ruimte 8 en 27, welke luchtstroom in fig. 3 is aangeduid door de pijl P2. Ook in deze uitvoering zijn 8000344 -7- andere varianten mogelijk om een luchtdoorlaatopening in of ter plaatse van de wand 9 te creëeren, op dezelfde wijze als in de eerste uitvoeringsvorm0 8000344

Claims (5)

1. 2, Spuit volgens conclusie 1, m e t het ken-15 merk dat de gasdoorlaatopening wordt gevormd doordat de schuif speling heeft ten opzichte van een geleidingsbus,
2. 3, Spuit volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de gasdoorlaatopening aangesloten is op een holte in het inwendige van het huis, welke holte met de toevoer 20 via de handgreep in verbinding staat, terwijl de buis die de schuif vormt aan de achterzijde open is en daardoor ook op de inwendige holte van het huis is aangesloten.
3. 4, Spuit volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk dat de geleidingsbus doorloopt van de achterste 25 naar de voorste wand van de kamer en op korte afstand vanaf de achterste wand voorzien is van een opening, waarbij de schuif deze opening kan afsluiten en waarbij de schuif zodanig naar voren toe is versmald dat binnen het voorste deel van de geleidingsbus een 8000344 -9- doorvoerruimte voor de verfstoffen ontstaat, waarbij verder het uiteinde van de bus voorzien is van een vernauwing ter plaatse van de uitstroomopening.
4. 5. Spuit volgens conclusie 4, met het kenmerk 5 dat op de geleidingsbus een dekplaatje ligt, voorzien van een opening die in hoofdzaak overeenkomt met de opening in de bus.
5. 6. Spuit volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk dat de geleidingsbus doorloopt van de achterste naar de voorste wand en voorzien is van een opening over in hoofd- 10 zaak die gehele afstand, en waarbij de schuif zodanig is versmald en met een dunner buisvormig deel verlengd dat dit laatste afsluitend kan samenwerken met de rand van de opening die gevormd is in een vernauwing aan het uiteinde van de bus, en dat een op de kamer aansluitende ruimte ontstaat. 8000344