NL7907931A - Regelinrichting met terugkoppeling, meer in het bijzonder een standregelaar. - Google Patents

Description

0 -1- * SSi/wd/19

Regelinrichting met terugkoppeling, meer in het bijzonder een standregelaar

De uitvinding heeft betrekking op een door een druk-medium bediende regelinrichting met terugkoppeling, in het bijzonder een standregelaar voor pneumatisch door een verstelmotor aangedreven verstelorganen zoals regelafsluiters 5 of dergelijke, waarbij de stand van het stelorgaan door een tussen het stelorgaan of de verstelmotor en de meetinrichting van de standregelaar ingeschakelde veer wordt afgebeeld. Dergelijke standregelaars dienen hoofdzakelijk om de in een stelorgaan optredende storende invloeden zoals wrijving, 10 wisselende krachten op een kleplichaam en dergelijke zoveel mogelijk onwerkzaam te maken. Bij een regelafsluiter moet met behulp van een meetinrichting van de standregelaar een door een geleidingsdruk opgewekte kracht (resp. een daarmee overeenkomende weg) worden vergeleken met een kracht (resp. een 15 weg), welke zo goed mogelijk hoort bij de stand van de klep-stang. De zich in afhankelijkheid van de stand van de klep veranderende kracht wordt in de regel verkregen met behulp van een veer, die door de klepstang of een ander stelorgaan meer of minder wordt gespannen. De een afspiegeling van de 20 geleidingsdruk vormende kracht ontstaat daardoor dat deze druk op een membraan, een verende buis, een bourdonveer, een zuiger of dergelijke werkt. Wanneer een onbalans bestaat tussen de beide afgespiegelde krachten, zorgt een bijvoorbeeld uit een uitstroommondstuk en een stuwplaat met een daar achter 25 geschakelde vermogensversterker bestaand pneumatisch schakel-stelsel ervoor, dat de druk in de verstelmotor van het pneumatische stelorgaan zo lang wordt gewijzigd, totdat de klepstang die stand inneemt die behoort bij de bepaalde geleidings-druK.

30 In het algemeen diende tot nu toe voor het verkrijgen van een afspiegeling van de kiepstand een normale schroefveer. Ook werd tot dusver reeds gebruik gemaakt van een torsiestaaf. Beide uitvoeringen hebben nadelen, die in de volgende beschrijving nog nader zullen worden toegelicht. Vooral kleeft v -¾ -2- aan de bekende uitvoeringen het nadeel van het in beslag nemen van veel plaatsruimte resp. een moeilijk onder te brengen constructie, wat de praktische bruikbaarheid, van de regel-inrichtingen benadeelt. De uitvinding beoogt een regelinrich-5 ting te verschaffen die veel minder plaats- vereist en een eenvoudigere constructie mogelijk maakt, waarbij de werking en de instelmogelijkheden een verbetering ondergaan.

Volgens de uitvinding bestaat de tussen enerzijds het stelorgaan of de verstelmotor ën anderzijds de meetinrichting 10 van de standregelaar geplaatste veer uit tenminste êên spi-raalveer, waarvan het ene eind kan worden gedraaid door een beweegbaar stelelement van het stelorgaan resp. door de motor kan worden gedraaid, terwijl het andere uiteinde werkt op de meetinrichting van de standregelaar.

15 In een belangrijke uitvoeringsvorm volgens de uit vinding kan de nauwkeurigheid van de standregelaar worden vergroot doordat het meetmembraan van de meetinrichting in de neutrale stand in ëén vlak ligt met de hartlijn van de spanas van de spiraalvormige meetveër. Het vlak van het meetmem-20 braan moet dus gaan door de dwars gerichte hartlijn van de spiraalmeetveer. Bij toepassing van een veerbalg in plaats van het meetmembraan zou dit vlak moeten gaan door het midden-dwarsvlak van de balg wanneer deze in de neutrale stand staat.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting 25 volgens de uitvinding heeft men in plaats van êên in de regel uit bandvormig materiaal vervaardigde spiraalveer, tenminste twee naast elkaar liggende veren, die zowel gezamenlijk als afzonderlijk op de drukmeetinrichting kunnen werken. Hierdoor kan men de relatie tussen de verplaatsing van het stelorgaan 30 en de geleidingsdruk over een groot bereik veranderen.

Om de spiraalmeetveren te kunnen combineren heeft men een bijzondere wijzigingsinrichting nodig. De verandering van het bereik is hierbij echter slechts in bepaalde en grote trappen mogelijk. In een verdere doeltreffende uitvoeringsvorm 35 van de inrichting volgens de uitvinding kan ten behoeve van de verandering van het bereik een grote speelruimte met naar wens te kiezen trappen worden verkregen, waarbij de verandering van het bereik op eenvoudige wijze en met een grote nauwkeurigheid kan worden verkregen. Volgens de uitvinding is hiertoe 790 7 9 31 * * -3- de spiraalmeetveer verwisselaar op de spanas aangebracht en met de meetinrichting gekoppeld. In een bijzonder doeltreffende uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is hierbij de spiraalmeetveer met de spanas gekoppeld door een nulpunt-5 instelinrichting zodat men iedere verwisselde spiraalmeetveer bij het inbouwen in de inrichting gemakkelijk op de juiste wijze kan instellen.

Om de verwisseling en gelijktijdig de vereiste instelling van de spiraalmeetveer op bijzonder eenvoudige 10 en betrouwbare wijze te kunnen uitvoeren, kan volgens de uitvinding de spiraalmeetveer zijn aangebracht met behulp van op de spanas gelegerde kokers en bussen. In een bijzonder eenvoudige en doelmatige uitvoeringsvorm is het binnenste eind van de spiraalmeetveer bevestigd aan een spanbus, die draaibaar 15 is gelegerd op de spanas doch hiermee kan worden gekoppeld door een stelbus die axiaal ten opzichte van de spanbus op de spanas tegen draaiing vergrendelbaar is gelegerd. Hierbij kunnen de spanbus en de verstelbus met elkaar samenwerkende aanslagen vertonen met behulp waarvan de nulpuntinstelling 20 van de spiraalveer op eenvoudige wijze kan worden verkregen.

Een inrichting volgens de uitvinding neemt niet alleen minder ruimte in, is niet alleen eenvoudig te vervaardigen en goed instelbaar, doch men heeft hierbij nog een belangrijk verder voordeel namelijk dat hiermee ook hoekstands-25 veranderingen van een stelorgaan kunnen worden verwerkt, zoals die bijvoorbeeld optreden bij kleppen of bij door tandrondsels . en schroefspindels aangedreven regelafsluiters.

Verdere kenmerken en bijzonder van de inrichtingen volgens de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de 30 volgende beschrijving van enige uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening toont: fig. 1 schematisch in een verticale doorsnede een door een drukmedium aangedreven regelinrichting in de bekende uitvoering, 35 fig. 2 schematisch in verticale doorsnede een pneu matisch aangedreven afsluiter met een standregelaar, fig. 3 een horizontale doorsnede volgens de lijn A-B uit fig. 2 waarbij de standregelaar gedeeltelijk is door- 790 7 9 31 * ** -4- gesneden, fig. 4 schematisch een verticale doorsnede van de regelafsluiter volgens figuur 2 met een variant van de standregelaar, 5 fig. 5 de regelafsluiter uit figuur 3 in een hori zontale doorsnede volgens de lijn C-D uit figuur 4 met de standregelaar gedeeltelijk doorgesneden en gedeeltelijk in bovenaanzicht, fig. 6 in langsdoorsnede de plaats van de hartlijn 10 van de spiraalveer ten opzichte van een meetmembraan van de meetinrichting, fig. 7 een standregelaar met een verwisselbare spiraalmeetveer gezien van boven, waarbij het deksel van het huis is afgenomen, 15 fig. 8 schematisch de inrichting uit figuur 7 in een doorsnede volgens de lijn A-B, waarbij het meetwerk is afgeheeld in een daar achter gelegen doorsnede C-D.

Aan de hand van de in figuur 1 afgebeelde pneumatisch aangedreven regelaar die op bekende wijze is uitgerust met een 20 normale schroefveer voor het terugkoppelen van de beweging van een membraanafsluiter op de meetinrichting wordt eerst het principe van de constructie en werking van een standregelaar van de bekende soort toegelicht.

De meetinrichting bestaat uit een veerbalg 1 in de 25 binnenruimte 2 waarvan de regelgrootheid in de vorm van een luchtdruk via een meetleiding 3 wordt toegevoerd. De bewegende bodem 4 van de veerbalg 1 is verbonden met een hefboomsarm 5, die in het punt 6 met een zo gering mogelijke wrijving is gelegen. Het meetorgaan 1, 4 bestuurt hierbij via de hefbooms-30 arm 5 een pneumatisch krachtschakelaar, waarvan het uitlaat-mondstuk 7 boven de hefboomsarm 5 uitmondt en hierdoor in afhankelijkheid van de aan de meetinrichting toegevoerde druk wordt bestuurd. Als hulpkracht doet perslucht dienst, die door een leiding 8 via een voorsmoorinrichting 9 op con-35 stante hoogte aan de krachtschakelaar wordt toegevoerd. Van de krachtschakelaar leidt een besturingsleiding 10 naar een pneumatische verstelmotor, die naar wens kan werken met een zuiger, een veerbalg, een membraan of dergelijke en een wille- 790 7 9 31 * 4 -5- keurig te regelen orgaan kan bedienen. Hier bestaat de verstelmotor uit een membraan 11, dat is aangebracht binnen een huis 12. De werkruimte 13 boven het membraan 11 is verbonden met de leiding voor het doorgeven van de druk 10. De verstelmotor 5 dient bijvoorbeeld voor het bedienen van een doorstroomaf-sluiter 14. Hiertoe is de membraanschotel 15 verbonden met een klepstang 16, die de klepkegel 17 draagt, die samenwerkt met een klepzitting 18. De afsluiter wordt geopend door een veer 19, die werkt op de membraanschotel 15. Wanneer in de 10 ruimte 13 de luchtdruk stijgt, wordt de afsluiterstang 16 tegen de werking van de veer 19 in naar beneden bewogen, zodat de klepkegel 17 in de sluitstand wordt gebracht of in de richting van deze sluitstand wordt bewogen. Wanneer daarentegen de luchtdruk in de ruimte 13 daalt, - beweegt de klep-15 stang 16 met de klepkegel 17 zich onder invloed van de werking van de veer 19 naar boven, zodat de afsluiter wordt geopend.

De klepstang 16 is door een tussenorgaan 20 met een in het draaipunt 21 draaibaar gelegerde hefboomsarm 22 gekoppeld.

De uiteinden van de hefbooms amen 5 en 22 zijn met elkaar 20 verbonden door een schroefveer 23.

Wanneer de druk in de binnenruimte 2 van de meet-inrichting 1 stijgt, nadert de hefboom 5 het uitstroommond-stuk 7, waardoor de luchtdruk in de kamer 13 van de verstelmotor stijgt. Het membraan 11 beweegt zich samen met de klep-25 stang 16 naar beneden, waarbij de koppelveer 32 wordt gespannen, zodat deze veer de kracht van de veerbalg 1, 4 steeds sterker gaat tegenwerken. Wanneer de door de koppelveer 23 uitgeoefende kracht vrijwel gelijk is aan de doorgegeven kracht van de veerbalg 1,4 begint de hefboom 5 zich van het 30 uitlaatmondstuk 7 af te bewegen. Daardoor daalt de druk in de leiding 10 van de krachtschakelaar en daardoor ook in de kamer 13 van de verstelmotor tot een zodanige waarde als nodig is om de kracht van de koppelveer 23 juist in evenwicht te brengen met de kracht van de veerbalg 1, 4.

35 Wanneer bijvoorbeeld de druk in de veerbalg 1, 4 constant blijft, doch een storende kracht, bijvoorbeeld in de vorm van een stijgende druk op de klepkegel 17 van de afsluiter 14 .werkt, heeft de klepkegel 17 de neiging met de klep- 790 7 9 31 ί % -6- stang 16 naar boven te bewegen. Door deze bovenwaartse beweging wordt echter de koppelveer 23 ietè ontspannen, zodat het uitstroommondstuk 7 van de krachtschakelaar weer wordt gesloten. Daardoor stijgt de druk in de werkruimte 13 van 5 de verstelmotor zo lang, totdat de kracht van de koppelveer 23 weer in evenwicht is met de kracht van de veerbalg 1, 4.

De membraanafsluiter heeft daardoor ofschoon de tegendruk op de klepkegel 17 is veranderd, praktisch geen beweging uitgevoerd, zodat de stoorkracht geen invloed op de afsluiter 10 heeft uitgeoefend. In feite zal dus de stand van de membraanaf sluiter alleen dan veranderen, wanneer de besturingsdruk in de binnenruimte 2 van de veerbalg 1, 4 verandert. Door een verandering van de lengte van de hefboomsarmen 5 of 22, resp. van de hefboomslegerpunten 6 of 21, kan men bereiken 15 dat een bepaalde verandering van de meetdruk in de kamer 2 van de veerbalg 1, 4 een kleinere of een grotere klep-beweging veroorzaakt, of dat een bijvoorbeeld stijgende druk een sluiten of openen van de klep teweeg brengt.

Om de door het toepassen van een schroefveer als 20 koppelorgaan tussen de klep en de standregelaar vereiste bouwhoogte van de inrichting te verkleinen, heeft men reeds voorgesteld in plaats van een schroefveer een torsiestaaf toe te passen. Hierbij is de torsiestaaf aan beide einden uitgerust met een hefboomsarm, waarvan de ene aangrijpt op het 25 met de verstelmotor van de afsluiter samenwerkende drukmeet-instrument, terwijl de andere hefboomsarm is verbonden met de verstelmotor. Om de torsiestaaf een voldoend grote kracht te kunnen laten leveren,moeten de hefboomsarmen lang zijn en ook de torsiestaaf moet een zekere lengte hebben. Hierdoor 30 wordt in zijdelingse richting een grote ruimte in beslag genomen en heeft de regelinrichting een weinig compacte vorm,

De vraag van de benodigde plaatsruimte speelt echter voor de praktische bruikbaarheid van een dergelijke inrichting dikwijls een doorslag gevende rol, vooral wanneer de regelaar achteraf 35 moet worden ingebouwd bij reeds bestaande inrichtingen of afsluiters en weinig plaats beschikbaar is.

De in de figuren 2 tot 8 bij wijze van voorbeeld afgeheelde standregelaars laten zien hoe de nadelen van de 790 7 9 31 * -* -7- bekende inrichtingen dankzij de onderhavige uitvinding op zeer eenvoudige wijze kunnen worden opgeheven.

Evenals bij de hiervoor beschreven, in figuur 1 afgebeelde bekende regelaar bestaat het stelorgaan bij de 5 uitvoeringen volgens de figuren 2 tot 5 uit een afsluiter 24 die via een raamwerk 25 vast is verbonden met het membraan-huis 26 van een pneumatische verstelmotor. In de met een in-laatopening 27 uitgeruste drukruimte 28 van het membraanhuis 26 is een membraan 29 aangebracht, waarvan de membraan-10 schotel 30 vast is verbonden met een klepstang 31. De klep- stang 31 draagt een klepkegel 32 die samenwerkt met een klep-zitting 33. Op de membraanschotel 30 werken aan de onderzijde de klepveren 34, die trachten de klep te openen tegen de werking van de in de drukruimte 28 heersende druklucht in.

15 Aan de klepstang 31 is met behulp van een eventueel in axiale richting verstelbare klem 34 een hoekstuk 35 bevestigd, waartegen een stelpen 36 schuifbaar aanligt, zodanig dat een kracht van de pen op de klem kan worden overgebracht.

Het buitenste eind van de stelpen 36 kan radiaal verschuiven 20 in de langssleuf 37 van een hefboom 38 en met behulp van een schroefbout 36' kan de pen 36 in iedere stand ten opzichte van het aanlegvlak van het hoekstuk 35 worden vastgezet.

Met het gestel 25 van de afsluiter is door in de tekening slechts aangeduide bevestigingsdelen 39 het huis 40 25 van een standregelaar vast verbonden. Deze standregelaar is in de tekening ter wille van de duidelijkheid ten opzichte van de afsluiter tamelijk groot afgebeeld. Volgens de uitvinding omvat deze regelaar een standmeetveer in de vorm van een spiraalvormig gewonden bladveer of een ander type spiraal-30 veer 41, waarvan het binneneind 41 verbonden is met een in het huis 40 draaibaar gelegerde spanas 42 met behulp van een op de as 42 aanwezig oog 42'. De spanas 42 is weer verbonden met het eind 38f van de hefboom 38, zodanig dat bij een beweging van deze hefboom de spiraalveer 41 kan worden gespannen.

35 In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het buitenste eind 41'' van de spiraalveer 41 praktisch rechtstreeks en vooral zonder tussenschakeling van een andere hefboom verbonden met het bewegende deel van 790 79 31

W S

-8- een drukmeetinrichting, welke in deze uitvoering wordt gevormd door een meetmembraan 43 doch die ook zou kunnen worden gevormd door een veerbalg overeenkomstig de uitvoering in figuur 1.

5 De membraanschotel 44 draagt een meetpen 45, waaraan het uiteinde 41'' van de spiraalveer 41 is bevestigd. In de meetdrukruimte 46 onder het meetmembraan 43 mondt een meet-drukleiding 47 uit, waaraan een wisselende meetdruk wordt toegevoerd, zoals is aangeduid met de pijl 48.

10 De kop 49 van de meetpen 45 werkt van beneden af op een bij 50 gelegerde stuwplaat 51, die het uitlaatmond-stuk 52 van een krachtschakelaar meer of minder afsluit, resp. opent. Aan het uitlaatmondstuk 52 wordt door een leiding 53 via een veranderbare smoorinrichting xp een uit de lucht-15 aansluiting 54 komende stroom lucht van in hoofdzaak constante druk toegevoerd. Uit een achter het uitstroommondstuk 52 geschakelde vermogensversterker 55 leidt via een smoorinrichting Q een drukleiding 56 naar de drukleiding 28 van het membraanhuis 26 van de verstelmotor van de afsluiter.

20 Wanneer bijvoorbeeld de ingangsdruk of de gemeten druk na een verstoring van het evenwicht in de meetdrukruimte 46 stijgt, dan beweegt het meetmembraan 43 tegen de werking van de spiraalveer 41 in naar boven en licht via de kop 49 van de meetpen de stuwplaat 51 van het uitstroommondstuk 52 25 af. Daardoor daalt de druk in de toevoerleiding 53 en ten gevolge daarvan ook de druk achter de versterker 55 in de drukleiding 56. De werkdruk in de drukruimte 28 van de verstelmotor daalt in overeenstemming hiermee en de klepstang 31 wordt onder de werking van de veren 34 naar boven bewogen. 30 Daardoor wordt de spiraalveer 41 door de zich in klokrichting draaiende hefboom 38 en de spanas 42 zo lang gespannen tot tussen de kracht op het meetmembraan 43 en de kracht in het uiteinde 42" van de spiraalveer 41 weer evenwicht is ontstaan. Wanneer daarentegen de ingangs- of de meetdruk daalt, 35 dan treedt een omgekeerde overeenkomstige werking op. Op deze wijze worden evenals aan de hand van figuur 1 is toegelicht de op het stelorgaan werkende storende krachten uitgeschakeld bijvoorbeeld een op de klepkegel werkende wisselende druk van 790 7 9 31 -9- het door de afsluiter stromende medium of wrijvingskrachten die in de pakkingbus op de klepstang werken.

De veranderlijke smoorinrichting x dient voor het

P

stabiliseren van de door de afsluiter en het stelrelais 5 gevormde regelkring. Wanneer de versterking namelijk te hoog zou zijn, zou de afsluiter kunnen gaan oscileren. Ook de andere smoorinrichting dient ertoe de stabiliteit zowel van de standregelkring als van de regelkring waarin de regelaf-sluiter met het bijbehorende stelrelais wordt opgenomen, 10 te waarborgen, resp. te verbeteren.

In een bijzondere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan een hulpinrichting voor het instellen van het nulpunt en voor het verschuiven van de veerkarakteristiek gekoppeld worden met de spiraalveer. Deze hulpinrichting 15 bestaat in een eenvoudige uitvoeringsvorm bijvoorbeeld uit een schroef 57 die werkt op een hefboom 58, welke is verbonden met het op· de spanas 42 draaibaar.· verstelbare oog 42'. Daardoor kan heib:binnenste eind 41' van de spiraalveer 41- .ten opzichte van de spaöas 42 meer of.minder worden, aangetrokken.

20 In een verdere voordelige .uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn op de spanas 42 in plaats van een enkele spiraalveer, twee of meer parallel werkende spiraalveren naast elkaar aangebracht. Deze veren kunnen afzonderlijk of in paren -resp. in een combinatie van een groter 25 aantal op de drukmeetinrichting werken. Bij de in de figuren 4 en 5 afgebeelde uitvoeringsvorm heeft men bijvoorbeeld twee verschillend grote spiraalveren 59 en 60., De verbinding tussen de uiteinden van de spiraalveren 59, 60 en de meetpen 45 van het meetmembraan 43 van de drukmeetinrichting kan volgens 30 de uitvinding bijvoorbeeld met behulp van een om de as van de meetpen 45 draaibaar koppelingsdeel 61 tot stand worden gebracht. De einden van dit koppelingsdeel kunnen bijvoorbeeld met behulp van schroeven 62, 63 met de vrije uiteinden van de spiraalveren 59, resp. 60 worden verbonden. In de in figuur 35 5 met een getrokken lijn aangegeven stand werken de beide spi raalveren 59, 60 gelijktijdig via het koppelingsdeel 61 op de meetpen 45. In de met stippellijnen .aangegeven stand 61' van het.koppelingsdeel is alleen de .spiraalveer 59 verbonden 7907931 Λ -10- met de meetpen 45.

Volgens de uitvinding is het van voordeel de veer-constanten of de veerkarakteristieken resp. de draaimomenten van de verschillende spiraalveren 59, 60 etc. in de verhouding 5 1:2:4 etc. of dergelijke te bepalen. Bij een dergelijke uitvoering kan men door een passende keuze van de werkzame spiraalveren de verhouding tussen de hoek waarover de hefboom 38 van het stelorgaan wordt gedraaid en de uitgeoefende kracht op de meetpen 45 van de drukmeetinrichting binnen 10 ruime grenzen wijzigen. Verder kan eventueel de spanas 42 binnen nauwe grenzen radiaal verschuifbaar zijn aangebracht.

Bij de in figuur 6 afgebeelde uitvoeringsvorm van de standregelaar werkt de drukmeetpen 45 door middel van een daaraan bevestigde vork 49' al naar gelang de gewenste 15 werking van de standregelaar van boven of van beneden op een verend in het huis 40 gelegerde stuwplaat 51, die hier ter besparing van ruimte dwars op de spiraalmeetveer 41, 41'' is gericht. De stuwplaat 51' bestuurt de in de tekening niet-afgeheelde uitlaat van een krachtschakelaar, die via een 20 smoorinrichting wordt voorzien van een stroom lucht van in hoofdzaak constante druk. Door middel hiervan wordt via een vermogensversterker de pneumatische verstelmotor van een regelafsluiter of dergelijke bediend.

Essentieel is volgens de uitvinding dat het meet-25 membraan 43, 44 in de neutrale stand, welke in de tekening is afgebeeld, met de hartlijn van de spanas 42 van de spiraalmeetveer 41 in één en hetzelfde horizontale vlak X - X ligt, of met andere woorden dat het vlak van het meetmembraan 43, 44 door de draaiingsas van de spiraalmeetveer 41 gaat.

30 Bij toepassing van een veerbalg als drukmeetinrichting in plaats van het meetmembraan, zou om dezelfde werking te krijgen het vlak X - X moeten gaan door het middendwarsvlak van de balg.

Bij de in de figuren 7 en 8 afgebeelde standregelaar 35 is het binnenste eind van de spiraalmeetveer 41 verbonden met een in het huis 40 draaibaar gelegerde spanas 42 op de wijze zoals nog nader zal worden beschreven. De spanas 42 is aan de ene zijde van het huis 40 verbonden met het eind van een stel- 790 7 9 31 ir -11- hefboom 38, die door middel van een stelpen is gekoppeld met een stelorgaan, bijvoorbeeld de klepstang van een door een pneumatische verstelmotor bediende regelafsluiter, zodanig dat de spanas 42 bij een hefbeweging van de klepstang door 5 de stelhefboom 38 wordt gedraaid, zodat de spiraalmeetveer 4J wordt gespannen.

Het uiteinde 41'' van de spiraalveer is zonder tussenkomst van een "verdere hefboom of hefboomsarm verbonden met het beweegbare deel van een drukmeetinrichting die hier 10 bestaat uit een meetmembraan 43. De membraanschotel 44 van 1 het meetmembraan 43 draagt een drukmeetpen 45, die door een schroef 45' losmaakbaar is bevestigd aan het uiteinde 41" van de spiraalmeetveer 41.

In de meetdrukruimte 46 onder het meetmembraan 43 15 mondt een-meetdrukleiding 47 uit, waaraan de wisselende meetdruk wordt toegevoerd, zoals in de tekening is aangegeven met de pijl 48. De drukmeetpen 45 werkt door middel van een daaraan bevestigde vork 49' al naar gelang de gewenste slag van de standregelaar hetzij van boven of van 20 beneden^, op een verend in het huis 40 gelegerde stuwplaat 51, die in tegenstelling tot de uitvoering volgns de figuren 2 tot 5 dwars op de spiraalmeetveer 41, 41f' is gericht.

De stuwplaat 51 bestuurt de in de tekening niet afgeheelde uitlaat van een krachtopslaginrichting 60, waaraan via een 25 smoorinrichting een stroom van in hoofdzaak constante druk wordt toegevoerd. Hierdoor wordt via een vermogensversterking de pneumatische verstelmotor van een regelafsluiter of dergelijke bediend.

Volgens de uitvinding is nu de spiraalmeetveer 41 30 gemakkelijk verwisselbaar in het huis 40 van de standregelaar aangebracht, waarbij tevens een inrichting voor het verkrijgen van een nulpuntinstelling is aangebracht.

Hiertoe is het binneneind van de spiraalveer 41 bevestigd aan een spanbus 65 die zelf draaibaar is gelegen op de spanas 42 doch met deze as kan worden gekoppeld, zoals in het volgende nog nader zal worden beschreven. Het van de spiraalmeetveer 41 afgekeerde eind van de spanbus 65 is vereen bonden met een kraag 66, die zijwaarts evenwijdig aan de spanas gericht uitsteeksel 67 met een aanslagvlak 68 draagt.

790 7 9 31 - \ί-

Voor de kraag 66 van de spanbus 65 is op de spanas 42 een draaibare doch fixeerbare stelbus 69 aangebracht. Deze bus 69 vertoont een bovenste,dwars op de spanas 42 gericht uitsteeksel 70 dat met een deel 71 zich uitstrekt tot boven het 5 aanslagvlak 68 van het uitsteeksel 67 van de kraag 66. In een van schroefdraad voorziene boring van het deel 71 is een aanslagschroef 72 gedraaid, waarvan het uiteinde samenwerkt met het aanslagvlak 68 van het uitsteeksel 67.

Verder kan in een van schroefdraad voorziene boring 10 van het uitsteeksel 70 een borgschroef 73 zijn gedraaid, die zich uitstrekt tot aan de boring in de stelbus 69 waardoorheen de spanas 42 gaat. De spanas 42 is op die plaats voorzien van een vlak gedeelte 47, waartegen het vlakke uiteinde van de borgschroef 73 kan worden gedrukt om de stelbus 69 onbe-15 weeglijk vast te zetten op de spanas 42.

Om de spiraalmeetveer 41 te kunnen verwisselen, wordt het uiteinde 41 van de spiraalmeetveer losgemaakt van de druk-meetpen 45, doordat men de schroef 45' uit de drukmeetpen schroeft. Dan wordt de borgschroef 73 zover losgedraaid dat 20 deze voldoende ver vrij komt van het afgeplatte deel 74 van de spanas 42, waarna de spanas 42 uit de legers kan worden geschoven. De spanbus 65 met de spiraalmeetveer 41 komt hierdoor vrij en men kan in plaats van deze veer een voor het gewenste nieuwe bereik geschikte spiraalmeetveer samen met de 25 daarmee verbonden spanbus aanbrengen. Het is hiertoe voldoende de spanas 42 door de spanbus 65 en vervolgens door de stelbus 69 te schuiven. Dan behoeft men nog slechts de borgschroef 73 zover in het uitsteeksel 70 te draaien dat het uiteinde van de schroef komt aan te liggen tegen het afgeplatte deel 30 74 van de spanas 42. Ten slotte wordt het buitenste eind 41'' van de nieuw aangebrachte spiraalmeetveer 41 met behulp van de schroef 45' weer bevestigd in de drukmeetpen 45 van de meetinrichting 43, 44.

Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot 35 de hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeelden doch kan de uitvinding ook worden toegepast op andere niet-afgebeelde uitvoeringen.

790 7 9 31

Claims (19)

1. Door een drukmedium bediende regelaar met terugkoppeling, in het bijzonder een standregelaar voor pneumatisch door een verstelmotor aangedreven stelorganen zoals regelafsluiters of dergelijke, waarbij de stand van het 5 stelorgaan door een tussen het stelorgaan of de verstelmotor en de meetinrichting van de standregelaar ingeschakelde veer wordt afgespiegeld met het kenmerk, dat deze veer bestaat uit tenminste êên spiraalveer (41), waarvan het ene eind kan worden gedraaid door een beweegbaar stelelement van het stel- 10 orgaan resp. van de verstelmotor, terwijl het andere eind op de meetinrichting van de standregelaar werkt.

2. Regelaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het andere eind van de spiraalveer of spiraalveren (41) rechtstreeks en zonder tussenplaatsing van een hefboom of 15 dergelijke samenwerkt met de meetinrichting van de standregelaar.

3. Regelaar volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het binnenste eind 41' van de spiraalveer of spiraalveren (41) is bevestigd op een spanas (42), die met het draaipunt 20 of met het uiteinde(38') van een met het stelorgaan gekoppelde hefboom (38) is verbonden.

4. Regelaar volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het binnenste eind (41') van de spiraalveer (41) is bevestigd op een op de spanas (42) draaibaar en fixeerbaar 25 gelegerd oog (42').

5. Regelaar volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het oog (42') ten opzichte van de spanas (42) door middel van een instelschroef (57) en een met het oog (42') verbonden hefboom (58) kan worden gedraaid. 30

6. Regelaar volgens een of meer der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat twee of meer spiraalveren (59, 69) zodanig zijn aangebracht dat ze naar keuze afzonderlijk of paarsgewijs resp. in een combinatie van een groter aantal tot samenwerking met de meetinrichting kunnen worden gebracht. 3-,

7. Regelaar volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 790 7 9 31 -14- de veerconstanten of veerkarakteristieken resp. de draaimomenten van de spiraalveren <59, 60 etc.) in een verhouding van 1:2:4 etc. staan.

8. Regelaar volgens conclusie 6, met het kenmerk, 5 dat de uiteinden van de verschillende spiraalveren (59, 60 etc.) naar keuze resp. tezamen kunnen worden verbonden met een koppelingsdeel (61), dat draaibaar is bevestigd op een meetpen van de drukmeetinrichting.

9. Regelaar volgens een of meer der conclusies 10. tot 8, met het kenmerk, dat het binnenste eind (41') van de spiraalmeetveer (41) is bevestigd op een spanas (42) die door het beweegbare stelelement van het stelorgaan of van de verstelmotor kan worden gedraaid, terwijl het buitenste eind (41") werkt op een onder de meetdruk staand meetmem-15 braan (43, 44), dat in de neutrale stand in hetzelfde vlak ligt als de hartlijn van de spanas (42) van de spiraalmeetveer (41).

10. Regelaar volgens een of meer der conclusies 1 ifeot 9, met het kenmerk, dat het buitenste eind (41") van de 20 spiraalveer resp. elke spiraalveer (41 resp. 59, 60 etc.) rechtstreeks resp. via een tussenstuk is verbonden met een drukmeetpen (45), waarvan het ondereind is bevestigd aan een onder de meetdruk staand, bijvoorbeeld balg- of membraanvormig meetorgaan (43) en dat het boveneind (49) van de meetpen werkt 25 op een stuwplaat (51), die samenwerkt met het uitlaatmondstuk (52) van een op de verstelmotor van een stelorgaan, bijvoorbeeld een regelafsluiter, werkende pneumatische krachtscha-kelaar.

11. Regelaar volgens een of meer der conclusies 3 30 tot 10, met het kenmerk, dat het beweegbare stelelement van het stelorgaan, bijvoorbeeld de klepstang (31) van een regelafsluiter, is gekoppeld met de draaibare, met de spanas (42) verbonden hefboom (38) door middel van een met de klepstang (31) of dergelijke verbonden steunleger (35), op het aanligvlak van wélk leger een in dwarsrichting verschuifbare 35 stelpen (36) ligt, waarvan het uiteinde kan worden versteld in een langssleuf (37) van de hefboom (38) en dit uiteinde in de sleuf fixeerbaar is gelegen.

12. Regelaar volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat 79079 31 -15- het steunleger (35) bestaat uit een hoekstuk, dat door middel van een in axiale richting verstelbare klem (34) is bevestigd aan de klepstang (31).

13. Regelaar volgens een of meer der conclusies 5. tot 12, met het kenmerk, dat de spiraalmeetveer (41) ver wisselbaar is aangebracht op de spanas (42) en aan de meetin-richting (43, 44, 45).

14. Regelaar volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de spiraalmeetveer (41) kan worden gekoppeld met de span- 10 as (42) door middel van een nulpuntsinstelinrichting.

15. Regelaar volgens conclusie 13 en 14, met het kenmerk, dat het binnenste eind van de spiraalmeetveer (41) is bevestigd aan een klembus (65), die draaibaar is gelegerd op de spanas (42) doch met deze laatste kan worden gekoppeld 15 door een stelbus (69), die axiaal ten opzichte van de spanbus (52) tegen draaiing fixeerbaar is gelegerd op de spanas (42).

16. Stelregelaar volgens conclusie 13 tot 15, met het kenmerk, dat de spanbus (65) is uitgerust met een zijdelings, evenwijdig aan de spanas (42) gericht uitsteeksel 20 67), waarvan het aanslagvlak (68) samenwerkt met een door een uitsteeksel (70) van de stelbus (69) dwars op de spanas (42) gericht en een tegenaanslag vormend uitstekend deel (71).

17. Stelregelaar volgens conclusie 13 tot 17, met het kenmerk, dat in het uitsteeksel (71) van de stelbus (69) 25 ten opzichte van het aanslagvlak (68) van het uitsteeksel (67) van de spanbus (65) een nulpuntsinstelschroef (62) kan worden geschroefd.

18. Stelregelaar volgens conclusie 13 tot 17, met het kenmerk, dat in het uitsteeksel(70)van de stèlbus (69) 30 een fixeerschroef (73) kan worden geschroefd, welke schroef werkt op een afgeplat deel (74) van de spanas (42).

19. Stelregelaar volgens een of meer der conclusies 1 tot 18, met het kenmerk, dat vóór het uiteinde (41") van de spiraalmeetveer (41), die door een losmaakbare schroef (45') 35 is verbonden met de drukmeetpen (45), een zich dwars op de spiraalmeetveer en evenwijdig aan de spanas (42) uitstrekkende stuwplaat (51') van een pneumatische krachtschakelaar (64) is aangebracht. 790 7 9 31