NL7906499A - Chromasleutelstelsel. - Google Patents

Description

-i- V· r VO 8247 BCA Corporation

New York

Verenigde Staten van Amerika Chromasleutelstelsel.

De uitvinding heeft betrekking op een chromasleutel-stelsel en een schakeling ten gebruike daarbij/ die continu kan worden ingesteld om elk willekeurige van belang zijnde kleur uit een videobron te kiezen.

5 Chromasleutelstelsels zijn in zendinstallaties aan wezig. Deze chromasleutelstelsels worden gebruikt wanneer het gewenst is een tweede videosignaal in de achtergrond van een eerste videosignaal te brengen. Zo kan het bv. tijdens een televisienieuws-uitzending gewenst zijn een gebeurtenis uit een tweede camera in de 10 achtergrond van de nieuwsverslaggever vóór een eerste camera weer te geven. Dit geschiedt onder gebruik van een chromasleutelinrich-ting door een achtergrond van een bepaalde kleur, zoals bv. blauw te gebruiken, die zich in het algemeen niet voordoet in huidtinten.

De chromasleutelinrichting schakelt in responsie op signalen, welke 15 afkomstig zijn uit de eerste kleurcamera met deze blauwe kleur het signaal uit de tweede camera of de videobron, dat de weer te geven gebeurtenis bevat,in. _

Het is gewenst, dat dit chromasleutelstelsel zo selectief mogelijk is opdat het stelsel niet wordt gesleuteld bij 20 naastliggende kleuren. Zo hebben bv. bepaalde verslaggevers blauwe ogen, welke in het stelsel zo nauw zijn gerelateerd tot de chroma-sleutelkleur in de achtergrond, dat de ogen van de verslaggever zouden worden onderdrukt en het tafereel uit de tweede camera bij de ogen optreedt. Het is ook gewenst, dat deze selectieve regeling 25 een instelbare regeling is, waardoor elk willekeurige kleur uit de videobron kan worden gekozen teneinde elk willekeurig sleutelsignaal tot stand te brengen, terwijl het verder zeer gewenst is te voorzien in een afstandsregeling van dit sleutelsignaal. Het is gewenst, dat een regeling van deze chromasleuteling op afstand geschiedt en niet 7906499

V

-2- ter plaatse van de camera opdat de persoon, welke het mengen van de twee of meer camera's bestuurt, in staat is om het sleutelsig-naal te kiezen.

Een chromasleuteIsignaal met afstandsregeling en in-5 stelbare kleur is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.560.638. In dit stelsel levert een filter een signaal van de vorm (R-Y) sin Θ + (B-Y) cos Θ, waarbij θ' een functie is van aan de spanningsbestuurde versterkers in het filter aangelegde stuurspan-ningen. Het filter dient voor het verschaffen van een maximale 10 overdracht (kleinste demping) bij een door de stuurspanningen gekozen gewenste kleur.. De omschakeling naar de tweede camera treedt slechts op wanneer het signaalniveau uit het filter een bepaald drempelniveau overschrijdt, welk drempelniveau wordt overschreden bij de door het filter doorgelaten bepaalde gewenste kleur. Ofschoon 15 men met de inrichting volgens het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift een drempelspanning voor bepaalde gekozen kleuren zonder moeilijkheden kan verkrijgen, vertoont dit stelsel niet de scherpe stijgtijdkarakteristiek, welke gewenst is om naastgelegen kleuren te elimineren. In een poging dit probleem op te lossen, zijn chro-20 masleutelstelsels ontworpen, waarbij de rode, groene en blauwe ver-schilsignalen en niet-additieve menginrichtingen worden gebruikt.

Zo zijn bv. schakelketens met dioden toegepast om de kleurverschil-signalen naar de niet-additieve menginrichting te combineren teneinde te voorzien in een aantal voorafgekozen kleursignalen overeen— 25 komstig de diodevoorspanning. Het is gewenst te voorzien in een stelsel, dat tussen deze vooraf gekozen kleuren op afstand variabel is, waarbij deze uitgangssignalen de scherpe stijgtijdkarakteris-tieken vertonen, welke nodig zijn om de naastgelegen kleuren te elimineren.

30 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvin ding omvat een chromakiesstelsel eerste differentieerorganen, die in responsie op de rode, groene en blauwe signalen uit een video-bron eerste, tweede en derde verschillende verschilsignalen leveren. De eerste en tweede verschilsignalen worden additief gesommeerd.

790649? -3-

De eerste en tweede verschilsignalen worden in een tweede differen-tieerorgaan differentiaal gesommeerd teneinde te voorzien in een vierde verschilsignaal. De additief gesommeerde eerste en tweede verschilsignalen worden in een derde differentieerorgaan differen-5 tiaal met het vierde verschilsignaal gesommeerlteneinde te voorzien in een vijfde verschilsignaal. Op een soortgelijke wijze worden de tweede en derde verschilsignalen additief gesommeerd en differentiaal gesommeerd in een vierde differentiaalorgaan met de additief gesommeerde en differentiaal gesommeerde tweede en derde ver-10 schilsignalen, differentiaal gesommeerd in een vijfde differentiaalorgaan voor het verschaffen van een zevende verschilsignaal. De vijfde en zevende verschilsignalen worden niet-additief gemengd voor het doorlaten van een bepaalde kleur met minimale demping en het verschaffen van een chromasleutelsignaal. De tweede en vierde 15 differentiaalorganen worden zodanig ingesteld, dat de bepaalde gekozen kleur wordt gewijzigd teneinde het chromasleutelsignaal te vormen.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: 20 fig. 1 een blokschema van een chromasleutelstelsel; en i fig. 2 een schema van een chromasleutelkiezer volgens de uitvinding.

In fig. 1 vindt men een stelsel waarin van de uit-25 vinding gebruik wordt gemaakt. Camera's 10 resp. 12 voeren niet-gecodeerde rode, groene, blauwe en luminantiesignalen aan codeer-inrichtingen 15 en 17 toe. Een kiesschakelaar 21 voor speciale effecten in een inrichting 20 voor speciale effecten voert de gecodeerde signalen uit öf de camera 10 öf de camera 12 aan de uitgangs-30 inrichting 22 toe. De camera 10 kan bv. op een nieuwslezer in de studio met een bv. blauwe achtergrond zijn gericht, en de camera 12 kan op een ander tafereel zijn gericht. Signalen uit de codeerin-richting 15 worden normaliter door de elektronische kiesschakelaar 21 via de arm 21a en de klem 21b aan de uitgangsinrichting 22 toe- » 7906499 c -4- gevoerd. De rode, blauwe en groene signalen uit bv. de camera 10 worden toegevoerd aan een chromasleutelinrichting 23. Een stuursignaal uit een afstandsbesturingseenheid 25 voert spanningsniveausig-nalen aan de chromasleutelinrichting 23 toe om het bepaalde chroma-5 signaal, doorgelaten door de sleutelinrichting, dat aan de blauwe achtergrond is aangepast, te kiezen. Wanneer het signaal, uit de camera 10 de bepaalde blauwe kleur van de achtergrond bereikt, heeft het signaalniveau in de sleutelinrichting een voldoende amplitude om een drempelniveau in de chromasleutelinrichting te overwinnen 10 om een sleutelsignaal aan de sleutelversterker 26 in de inrichting 20 voor speciale effecten toe te voeren. Het versterkte sleutelsignaal uit de versterker 26 veroorzaakt, dat de arm 21a van stand verandert en contact maakt met de klem 21c, waarbij het uitgangssignaal van de camera 12 aan de uitgangsinrichting 22 wordt toege-15 voerd. De camera's 10 en 12 zijn synchroon, zodat het videosignaal uitcamera 12 in de juiste positie wordt gebracht. Signalen buiten de gekozen kleur worden niet met voldoende amplitude doorgelaten om de drempelwaarde te overwinnen en de schakelarm 21a in werking te stellen. De schakelaar 21 bestaat-bij voorkeur uit een analoge 20 schakelaar, welke kan overeenkomen met de schakelaar, zoals deze is beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage Serial No. 938.245.

In fig. 2 vindt men een blokschema van de chromasleutelinrichting 23 volgens fig. 1. De rode, blauwe en groene signalen uit bv. de camera 10 van fig. 1 worden toegevoerd aan de klem-25 men 28, 29 en 30 in fig. 2. De rode en blauwe signalen worden gecombineerd in de verschilversterker 31 voor het verschaffen van het verschilsignaal R-B. De blauwe en groene signalen worden differentiaal gecombineerd in de verschilversterker 32 voor het verschaffen van het verschilsignaal B-G. Op een soortgelijke wijze worden de 30 rode en groene signalen in de verschilversterker 33 differentiaal gecombineerd voor het verschaffen van het verschilsignaal G-R aan de uitgang daarvan. De drie verschilsignalen R-B, B-G en G-R worden toegevoerd aan de X-ingangen van twee 4-quadrantvermenigvuldi-gers 35 en 36. Het R-B-signaal wordt toegevoerd aan de + X-klem en 7906499 -5- het B-G-signaal wordt toegevoerd aan de - X-klem van de vermenigvuldiger 35. Het G-R-signaal wordt toegevoerd aan de - X-klem van de vermenigvuldiger 36 en het B-G-signaal wordt toegevoerd aan de + X-klem van de vermenigvuldiger 36.

5 Aan de - Y-ingang van de vermenigvuldiger 35 wordt een contante spanning uit de afstandseenheid 25 in fig. 1 toegevoerd. Aan de andere Y-ingang (+ Y-ingang) van de vermenigvuldiger 35 wordt een variabele gelijkspanning V3 aangelegd, welke afkomstig is uit de afstandsbesturingseenheid 25 in fig. 1. Op een soortge-10 lijke wijze wordt een spanning*^ uit de eenheid 25 aan de - Y-in-gang van de vermenigvuldiger 36 aangelegd en wordt de variable gelijkspanning V3 ook toegevoerd aan de + Y-ingang van de vermenigvuldiger 36. Wanneer de spanning een waarde nul heeft, zijn de spanningen en en de versterking van de vermenigvuldigers zo- 15 danig, dat het uitgangssignaal van de vermenigvuldigers 35 en 36 , - (R-2B+G) - (B-2G+R) , resp. een relatie ——- en --- heeft ( de differen- tiaalsom van de ingangssignalen). Het verschilsignaal ^ 2B+G) wordt via een operationele versterker 37 toegevoerd aan de minus- ingangsklem van de verschilversterker 41. Het verschilsignaal — (B-2G+R) 20 --- wordt via een operationele versterker 38 toegevoerd aan , de minusingang van een verschilversterker 42. De vermenigvuldigers 35 en 36 zijn van het 4-quadranttype en kunnen bv. Motorola MC1595 vermenigvuldigers zijn, waarbij de uitgangssignalen bij de klemmen 2 en 14 worden afgenomen. Om de versterking te vergroten en het ni-25 veau van de gemiddelde waarden naar nul te verschuiven in deze vermenigvuldigers worden de uitgangssignalen op de klemmen 14 en 2 van de beide vermenigvuldigers door de verschilversterkers 37 en 38 differentiaal gesommeerd, waarbij de minusklem met de klem 2 en de jdasisLem met de klem 14 is verbonden. Het R-B-signaal en de B-G-signa-30 len uit de verschillende versterkers 31 en 32 worden via weerstanden 45 en 46 met gelijke waarde additief gesommeerd voor het opwek-

R—G

ken van een —^--signaal, dat aan de plusklem van de verschilverster ker 41 wordt toegevoerd. De B-G- en G-R-signalen worden via weerstanden 47 en 48 met gelijke waarde additief gesommerd voor het ver- 7906499 -6-

V

B™R

schaffen van een —--signaal, dat aan de plusklem van de verschil- versterker 42 wordt toegevoerd. Het additief gesommeerde signaal ~~ wordt differentiaal gesommeerd met het signaal ~ in de versterker 41 en het additief gesommeerde signaal —r— wordt dif- _ (B-2G+R) ^ 5 ferentiaal gesommeerd met het signaal --- in. de versterker 42. Wanneer de spanning van de vermenigvuldiger een waarde nul heeft en de spanningen en beide bv. gelijk zijn aan · -2, zijn de uitgangssignalen het R-B-verschilsignaal uit de differentiaal-versterker 41 (bij E^) en het B-G-verschilsignaal uit de different 10 tiaalversterker 42 (bij E^). Zie in dit verband tabel 1.

TABEL 1 kleur- Uitg.sign.

uit g. sign. Cont Cont Cont üi tg. Signaal Cont Cont naar

uit NAM 12 3, 45 NAM

15 kleur ^ V, V3 E2 VQ1 V EQ1 ^

blauw -2 -2 0 R-B B-G -2 +2 B-R B-G

blauw-

magenta -2 +2 0 R-B G-R -2 -2 B-R R-G

20 magenta +2 +2 0 B-G G-R +2 -2 B-G R-G

magenta-rood -2 -2 0 R-B B-G +2 +2 R-B B-G

rood -2. +2 0 R-B · G-R +2 -2 R-B R-G

rood-geel +2 +2 0 B-G G-R -2 -2 G-B R-G

25 geel -2 -2 0 R-B B-G +2 -2 R-B G-B

geel-groen -2 +2 0 R-B G-R +2 +2 R-B G-R

groen +2 +2 0 B-G G-R -2 +2 G-B G-R

groen-cyaan -2 -2 0 R-B B-G -2 -2 B-R G-B

30 cyaan -2 +2 0 R-B G-R -2 +2 B-R G-R

cyaan-blauw +2 +2 0 B-G G-R +2 +2 B-G G-R

7906499 * -7-

In bovenstaande tabel zijn voor de chromasleutel-spanningen de uitgangsverschilsignalen bij en aangegeven.

Wanneer de spanningssignalen en V2 beide gelijk zijn aan +2 V, waarbij = 0, zijn de uitgangssignalen bij E^ en resp. B-G en 5 G-R. Wanneer de spanning bij V2 gelijk is aan +2 V en gelijk is aan -2 V, is het uitgangssignaal bij E^ gelijk aan R-B doch het uitgangssignaal E^ gelijk aan G-R. Wanneer de spanning van -2 V naar +2 V wordt omgeschakeld, verandert het teken van het uitgangs-verschilsignaal en wordt de fase van het verschilsignaal omgekeerd.

10 De uitgang van de differentiaalversterker 41 is gekoppeld met een derde 4-quadrantvermenigvuldiger 51 en meer in het bijzonder met de +X-klem hiervan. De -X-ingangsklem van de vermenigvuldiger 51 is gekoppeld met een referentiespanningspunt of aarde. Op een soortgelijke wijze wordt het uitgangssignaal van de differentiaalverster-15 ker 42 aan de +X-klem van een vierde 4-quadrantvermenigvuldiger 52 toegevoerd. De -X-ingangsklem van de vermenigvuldiger 52 is ook geaard of met een referentiespanningspunt verbonden. De -Y-klemmen van de vermenigvuldigers 51 en 52 zijn met de referentie bij ongeveer aarde gekoppeld. Men kan voor de symmetrie een instelling boven 20 of onder aarde uitvoeren. Aan de +Y-klem van de vermenigvuldiger 51 wordt de spanning VQ1 en aan de -Y-klem van de vermenigvuldiger 52 de spanning V^2 toegevoerd. Deze spanningen en Vg2 zijn evenals V V2 en V3 afkomstig uit de afstandsbesturingsbron 25. Indien de — spanning op de +Y-ingangen van de vermenigvuldigers +2 V bedraagt 25 (VQ1 = +2 V, VQ2 = +2 V),wordt het aan de vermenigvuldigers toegevoerde signaal direct uit deze vermenigvuldigers afgevoerd zonder omkering van het teken of de fase van de signalen. Indien evenwel -2 V aan een +Y-ingang van de vermenigvuldigers wordt aangelegd (VQ1 = -2 V, VQ2 = 2 V) wordt het bepaalde signaal omgekeerd. Indien 30 bv. een R-B-signaal aan de derde vermenigvuldiger 51 wordt aangelegd en VQ1 = -2 V, wordt het signaal uit de vermenigvuldiger 51 (Eq1) geïnverteerd en is dit signaal B-R (zie tabel 1). De verschil-signalen uit de vermenigvuldigers 51 en 52 worden in de NAM-meng-inrichting 60 niet-additief gemengd. De menginrichting 60 behandelt 7906499 * -8- de toegevoerde verschilsignalen om de kleuren overeenkomstig tabel 1 met voldoende amplitude door te laten om het drempelniveau van de inrichting 61 te overwinnen. Zo maken bv. de B-R- en B-G-signa-len wanneer deze worden gecombineerd het mogélijk, dat slechts 5 blauw als een sleutelsignaal uit de inrichting 61 optreedt. De niet-additieve menginrichting 60 levert een uitgangskleur, die in de beide kanalen op een bepaalde tijd met een bepaalde polariteits-richting (bv. negatief) optreedt. De menginrichting omvat bv. dioden 71 en 72. Het gedeelte van de signalen R-B en B-G, dat het meest 10 negatief is, treedt uit de menginrichting 60, terwijl het andere signaal wordt geblokkeerd. Voor een voorbeeld van een niet-additie-ve menginrichting wordt gewezen op het Amerikaanse octrooischrift 3.371.160. Zoals blijkt uit de combinaties van de waarden van +2 en -2 V voor V^, V^, VQ1 en uit de afstandbesturingseenheid 25 15 naar de vermenigvuldigers 35, 36, 51 en 52, verkrijgt men een gekozen kleur van blauw, blauw-magenta, magenta, magenta-rood, rood, rood-geel, geel, geel-groen, groen, groen-cyaan, cyaan, cyaan-blauw naar blauw. Het sleutelsignaal wordt door de sleutelversterker 26 versterkt en vertraagd voor aanpassing aan de vertraging in de co-20 deerinrichting 15 en wordt in tijdcoïncidentie met het camerasignaal bij de elektronische schakelaar 21 in een inrichting 20 voor speciale effecten toegevoerd. De inrichting leent zich tot afstands-besturing, waarbij de chromasleutelinrichting 23 zich in de camera bevindt. De afstandsspanningen V^, V2, V^, VQ1 en VQ2 worden via 25 de kabelregelaar uit de afstandseenheid 25, die zich bv. op het bedieningspaneel in de studioregelruimte bevindt, naar de camera gezonden. Een kiesschakelaar in de afstandseenheid kiest de juiste spanningen (+2. of -2 V) voor de kleuren in de linkerkolom van.tabel 1.

30 Indien de spanning wordt gevarieerd kan men selec tieve kleuren verkrijgen tussen de in tabel 1 aangegeven geschakelde kleuren. Indien zodanig wordt gevarieerd, dat deze gelijk is aan V., wordt de versterking zodanig gevarieerd, dat wanneer - (R-2B+G) Λ - (B-2G+R) „ , , . _ . ......

—^- = 0 en -2-“ 0, het uitgangssignaal E^ dan gelijk 7906499 ·* -9-

R“(3 B^R

is aan en E2 gelijk is aan —— aangezien de ingangssignalen op de negatieve ingangsklemmen van de differentiaalversterkers 41 en 42 beide gelijk aan nul zijn. Het kleuruitgangssignaal voor deze waarden verandert bv. de kleurselectiviteit van bv. magenta-rood 5 met = 0 (V^+V^ = -2, V01+V02 ~ +2^ naar ma9en1:a“blauw, = -2.

Dit betekent, dat door de spanning van 0 tot 2 V te variëren, men elke kleur aan de uitgang van de menginrichting 60 van magenta-rood in magenta-blauw kan wijzigen.

10 TABEL 2 V1 V2 I V3 ,E01 I E02 I *leur -2 -2 0 R-B B-G magenta-rood 15 -2 -2 -2 magenta-blauw +2 +2 0 B-G G-R blauw-cyaan +2 +2 +2 blauw-magenta 20 Uit tabel 2 blijkt, op welke wijze voor bv. de span ningen en V2 en de kleuren kunnen worden gewijzigd van magenta-rood naar magenta-blauw naar blauw-cyaan naar blauw-magenta.

Door de juiste waarden voor en te kiezen kan men alle hoofd- — kleuren verkrijgen en door te variëren kan men alle tussengelegen 25 kleuren verkrijgen.

7906499

Claims (7)

1. Inrichting, welke in responsie op rode, groene en blauwe videosignalen uit een videobron zoals een televisiecamera een gewenst kleursignaal kiest gekenmerkt door organen (31, 32, 33), welke in responsie op de rode, groene en blauwe signalen rode en 5 blauwe, blauwe en groene, en groene en rode verschiïsignalen opwekken, eerste differentiaal·sommeerorganen (35, 37), die met de eerste organen zijn gekoppeld om een eerste en een tweede van de verschil-signalen differentiaal te sommeren teneinde een vierde verschilsignaal te verschaffen, tweede differentiaal-sommeerorganen (36, 38) , 10 die met de eerste organen zijn gekoppeld om een tweede en een derde van de verschiïsignalen differentiaal te sommeren voor het opwekken van een vijfde verschilsignaal, eerste additieve organen (45, 46), welke met de eerste organen zijn gekoppeld om de eerste en tweede verschiïsignalen additief te sommeren teneinde te voorzien in een 15 zesde signaal, tweede additieve organen (47, 48), die met de eerste organen zijn gekoppeld om de tweede en derde verschiïsignalen additief te sommeren voor het verschaffen van een zevende signaal, derde differentiaal·sommeerorganen (41), welke met de.eerste differentiaal- sommeerorganen en de eerste additieve organen zijn gekop-20 peld om het vierde differentiaalsignaal en het zesde signaal differentiaal te sommeren voor het verschaffen van een achtste verschilsignaal, en vierde differentiaal-sommeerorganen (42), die met de tweede differentiaal-sommeerorganen en de tweede additieve organen zijn gekoppeld om het vijfde differentiaal sommeersignaaL en het 25 zevende signaal differentiaal te sommeren voor het verschaffen van een negende verschilsignaal, organen (51-54, 60)r welke met de derde en vierde differentiaal-sommeerorganen zijn gekoppeld om het achtste en negende verschilsignaal niet-additief te combineren voor het verschaffen van een gekozen kleursignaal en instelorganen (25), die 30 met de eerste en tweede differentiaal-sommeerorganen zijn gekoppeld voor het selectief instellen van de vierde en vijfde signalen teneinde daardoor een gewenst kleursignaal te kiezen. 7906499 -11-

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de instelorganen (25) de fase van de vierde en vijfde signalen selectief omkeren teneinde daardoor een gewenst kleursignaal te kiezen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, 5 dat de instelorganen (25) de amplitude van de vierde en vijfde signalen selectief variëren teneinde daardoor een gewenst kleursignaal te kiezen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3 met het kenmerk, dat de eerste en tweede differentiaal-sommeerorganen (35, 37 10 resp. 36, 38) zijn voorzien van een 4-quadrant-vermenigvuldiger (35, 36), waarbij de verschilsignalen aan de X-klemmen worden toegevoerd en de instelorganen (25) de spanningen op de Y-klemmen van de 4-quadrant-vermenigvuldiger variëren.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 4 met het kenmerk, 15 dat de niet-additieve combinatieorganen zijn voorzien van een niet- additieve menginrichting (60), waarbij de instelorganen (25) op een afstand met de eerste en de tweede differentiaal-sommeerorganen .(35 resp. 36) zijn gekoppeld.

6. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat 20 het vierde verschilsignaal een amplitude en fase heeft, welke afhankelijk is van eerste stuursignalen, welke aan de eerste differentiaal-sommeerorganen worden toegevoerd, het vijfde verschilsignaal een amplitude en fase heeft, welke afhankelijk is van tweede stuursignalen, welke aan de tweede differentiaal-sommeerorganen 25 worden toegevoerd, de niet-additieve combinatieorganen zijn voorzien van eerste omkeerbare organen (51), welke met de derde differentiaal-sommeerorganen zijn gekoppeld om de fase van het achtste signaal selectief om te keren in responsie op derde stuursignalen, en twee omkeerbare organen (52), welke met de vierde differentiaal-30 sommeerorganen zijn gekoppeld om de fase van het negende signaal in responsie op vierde stuursignalen selectief om te keren, waarbij de instelorganen (25) op afstand met de eerste en tweede differentiaal-sommeerorganen en de eerste en tweede omkeerbare organen zijn gekoppeld cm de versterking en fase van de vierde en vijfde signalen 7906499 £ ó a •*3 -12- selectief in te stellen door de eerste en tweede stuursignalen te wij zigen en de fase van de achtste en negende signalen selectief om te keren door de derde en vierde stuursignalen te wijzigen teneinde daardoor een gewenst, kleursignaal te kiezen. 5

7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat elk van de eerste en tweede omkeerbare organen (51 resp. 52) en de eerste en tweede differentiaal-sommeerorganen (35 resp. 36) 4-qua-drant-vermenigvuldigers zijn en de stuurspanningen uit gelijkspanningen bestaan. 10 &&&&& \ 7906499