NL7905209A - Scheidingsinrichting voor een vloeistof-gasmengsel. - Google Patents

Description

Ί t 49 1Q.3/WV/WVR - 1 -

Sulzer Delta B.V.,

Hengelo

Scheidingsinrichting voor een vloeistof-gasmengsel.

De uitvinding heeft betrekking op een scheidingsinrichting voor een vloeistof-gasmengsel, welke inrichting bijvoorbeeld gebruikt kan worden voor het ont- en begassen van apparatuur of leidingen, waarbij beoogd wordt een 5 eenvoudig, zonder draaiende onderdelen, en goedkoop te vervaardigen inrichting te verschaffen, waarbij onnodige verspilling van vloeistof respektievelijk gas of van het vloeistof-gasmengsel wordt voorkomen, zodat de toepassing van de inrichting in het bijzonder een sterk besparende 10 werking heeft.

Dit doel is volgens de uitvinding bereikt, doordat het te scheiden vloeistof-gasmengsel via een mengseltoevoer in een gesloten cilindervormige scheidingsruimte vanaf de onderzijde van deze ruimte rondom een vloeistofopvangdeel 15 naar boven wordt gevoerd en aan de bovenzijde van de scheidingsruimte een afsluitbare gasuitlaat is aangebracht.

Het langs de omtrek van het opvangdeel opstijgende mengsel zal in de ruimte een sterke druk- en snelheidsverandering ondergaan, waardoor de relatief zwaardere vloeistofdruppels 20 worden afgescheiden en deze door de luchtlaag direkt boven het opvangdeel, die door de opstijgende stroom nagenoeg ongemoeid wordt gelaten, op het opvangdeel kunnen vallen en daarvan zonder verloren te gaan weer afgevoerd kunnen worden. Ook het overstromen van de scheidingsruimte is door 25 de afsluitbare gasuitlaat verhinderd. Daarbij is een grote capaciteit bereikbaar, respektievelijk kan de inrichting voor iedere gewenste capaciteit geschikt gemaakt worden. Door de aanwezigheid van de gasafvoer kan de inrichting ook op eenvoudige wijze a-ls beluchter worden gebruikt.

30 De capaciteit kan nog worden vergroot, wanneer het opvangdeel aan de onderzijde van de scheidingsruimte 7905209 1 - 2 - '-r door een opvangschotel met een centrale afvoer is gevormd en het vloeistof-gasmengsel door een tussen de schotelrand en de ruimtewand vrijgelaten doorgang naar binnentreedt, waarbij de gasuitlaat door een van boven open, van ten 5 minste één ontwateringsuitsparing voorziene afschermruimte in de scheidingsruimte is beschermd. De na het passeren van de opvangschotel eventueel nog verder meegevoerde vloeistof-druppels zullen nu via de ontwateringsuitsparing uit de afschermruimte afgevoerd kunnen worden, waarbij deze uit-10 sparing eventueel ook in de vorm van een aantal afwaterings-openingen uitgevoerd kan zijn. De constructie van de afscheider kan' daarbij zeer eenvoudig gehouden worden, terwijl een betrouwbare werking gewaarborgd is.

Volgens de uitvinding kan verder op eenvoudige wijze 15 de centrale vloeistofafvoer door de mengseltoevoer worden omsloten en de gasuitlaat een enkele of dubbele afsluitklep hebben, waarvan de door de ontwateringsuitsparing gaande bedieningshefboom van een laag gelegen vlotter is voorzien. Hierdoor is vooral een continue werking gewaarborgd, waarbij 20 het voordeel van een dubbel uitgevoerde klep is, dat deze altijd onafhankelijk van de systeemdruk geopend of gesloten kan worden. In het algemeen kan de inrichting volgens de uitvinding daarbij bijvoorbeeld gebruikt worden als be- en ontluchter voor drinkwaterleidingsinstallaties, voor het 25 ontgassen van benzinetanks of in het bijzonder door zijn grote capaciteit voor het blijvend ontluchten van grote rioolbuizen in een rioleringssysteem.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld 30 enige toepassingen en een uitvoeringsvorm van de scheidings-inrichting volgens de uitvinding schematisch zijn weergegeven. Hierin toont: fig. 1 een toepassing van een ontluchter voor een drinkwatervoorzieningssysteem, 35 fig. 2 de toepassing van een vloeistof-afscheider in het algemeen, en 790 52 09 -3 - fig. 3 een doorsnede van een vloeistof-gasafschelder volgens de uitvinding.

In fig.l is schematisch een doorstroomontluchter voor de hoofdleidingen van een drinkwatervoorzieningswerk weer-5 gegeven. De ontluchter omvat een gesloten cilindrische schei-dingspot 1, die bijvoorbeeld in de grond ingegraven kan zijn. Op de bodem van deze pot 1 is een toevoer 2 voor het te scheiden vloeistof-gasmengsel, in dit geval een mengsel van leidingwater en lucht, aangesloten. Deze toevoer is via een 10 van een afsluiter voorziene koppeling 3 met een inbouwstuk 4 van het hoofdleidingnet verbonden. In deze koppeling 3 kan een zeef gemonteerd zijn om vuil uit de pot te weren.

Het onder enige druk staande leidingwatermengsel treedt uit de toevoer 2 door een tussen een opvangschotel 15 6 en de potwand 5 gevormde, rondom lopende spleet naar binnen, waarbij het langs de wand 5 opstijgende water-lucht-mengsel een sterke snelheidsverlaging zal ondergaan, terwijl boven de schotel 6 een stabiele, statische lucht- of mengsellaag aanwezig is, waardoor het mogelijk wordt, dat 20 een groot gedeelte van de aangevoerde, relatief zware waterdruppels op de schotel terugvallen. Het door de schotel 6 opgevangen water stroomt door een centraal door de toevoer 2 geleide afvoer 7, die verderop een van een afsluiter voorziene koppeling 8 heeft, terug naar het inbouwstuk 4.

25 Door deze koppeling 8 wordt het mogelijk de pot onder druk te demonteren.

Zo hoog mogelijk aan de bovenzijde van de pot 1 is een luchtuitlaat 9 geplaatst, die via een insectenwerend filter 11 in de buitenlucht uitmondt.

30 Het resterende lucht-watermengsel zal na de separatie onder in de pot 1 naar de uitlaat 9 worden getrokken, waarbij het van bovenaf in een bij de gasuitlaat 9 gemonteerde, van onder gesloten afscherming 12 treedt. In deze afscherming is een sleuf aangebracht, waardoor een van een 35 vlotter 13 voorziene hefboomsarm 14 loopt, die voor de automatische bediening van een enkele afsluitklep 15 zorgt.

790 5 2 09 * . -4 -

Stijgt het mengselniveau in de pot 1 nu te hoog, bijvoorbeeld door een afwezig luchtaanbod, dan zal de klep 15 door de vlotter 13 gesloten worden, zodat geen vloeistof verloren gaat. Bij daling van'het niveau kan hij automatisch weer 5 opengaan. Het verdient daarbij dus aanbeveling de vlotter 13 zo laag mogelijk te monteren.

De afscherming 12 heeft verder nog een na-scheidende functie, doordat nog niet afgescheiden waterdruppels via de sleuf, waardoor de hefboomsarm 14 gaat, alsnog op de 10 opvangschotel 6 kunnen vallen. De afscherming 12 kan daarbij ook op een andere plaats boven in de pot 1 aangebracht worden, bijvoorbeeld op enige afstand van het deksel 10 en/of van de wand 5 van de pot 1 met een doorlopende zijwand op de sleuf voor de hefboom 14 na. Ook een van boven niet toeganke-15 lijke afscherming 12 met bijvoorbeeld ondersleuven in de bodem is mogelijk, terwijl ook de afvoer 9 door het deksel kan treden of ergens anders bijvoorbeeld zijdelings in de ruimte 12 kan uitmonden.

Door de aanwezigheid van de luchtafvoer 9 kan deze 20 ook voor het beluchten van het leidingwater worden gebruikt ’ en kan de weergegeven ontluchten dan als beluchter werken.

Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn, indien vóór het' inbouwstuk 4 een ontijzerfilter is geschakeld, waarvan de aftapping onder vacuum geschiedt. In dat geval zal het 25 gunstig zijn een dubbel uitgevoerde klep 15 te monteren, opdat deze bij verschillende druk op de klepvlakken niet zal blijven hangen en hij onafhankelijk van de systeemdruk geopend of gesloten kan worden. Moet de weergegeven inrichting echter alleen als ontluchter werken, dan is een 30 enkele afsluitklep 15 als weergegeven voldoende.

< Door het weglaten van de aansluiting van de waterafvoer 7 op de hoofdleiding 4 kan eventueel het doorstroomkarakter aan de be- of ontluchter ontnomen worden en kan hij voorbeeld voor het ontgassen van apparatuur ' 35 gebruikt worden.

Fig.2 geeft een op hetzelfde principe berustende 7905209 V.

' 5 - * vloeistof-gasafscheider weer. De pot 1 vertoont binnenwerks dezelfde onderdelen als bij fig.1, waarbij in het algemeen het vloeistof-gasmengsel in nog grotere hoeveelheden in de pot kan worden toegelaten. De gasuitlaat 9 kan daarbij 5 bijvoorbeeld aangesloten zijn op een drukvat 16 en de vloeistofaf voer 7 op een drukvat 17, in welke vaten de druk onder die in de toevoer 2 moet blijven. De drukvaten 16 en 17 kunnen natuurlijk ook door vrij uitstromende afvoerleidingen vervangen worden. In dit geval zal de leiding 7 van een 10 syphon kunnen worden voorzien teneinde door dit waterslot te voorkomen, dat bij weinig mengsel in de pot 1 het gas door de leiding 7 zal ontsnappen.

15 . Conclusies 7905209

Claims (3)

1. Scheidingsinrichting voor een vloeistof-gasmengsel, met het kenmerk, dat het te scheiden vloeistof-gasmengsel via een mengseltoevoer (2) in een gesloten cilindervorm!ge scheidingsruimte (1) vanaf de onderzijde 5 van deze ruimte rondom een vloeistofopvangdeel (6) naar boven wordt gevoerd en aan de bovenzijde van de scheidingsruimte (1) een afsluitbare gasuitlaat (9) is aangebracht.

2. Scheidingsinrichting volgens conclusie 1, m e t ^0 het kenmerk, dat het opvangdeel aan de onderzijde van de scheidingsruimte (1) door een opvangschotel (6) met een centrale afvoer (7) is gevormd en het vloeistof-gasmengsel door een tussen de schotelrand en de ruimtewand (5) vrijgelaten doorgang naar binnentreedt, waarbij de 15 gasuitlaat (9) door een van boven open, van ten minste één ontwateringsuitsparing voorziene afschermruimte (12) in de scheidingsruimte (1) is beschermd.

3. Scheidingsinrichting volgens conclusie 2, m e t 20 het kenmerk, dat de centrale vloeistofafvoer (7) door de mengseltoevoer (2) wordt omsloten en de gasuitlaat (9) een enkele of dubbele afsluitklep (15) heeft, waarvan de door de ontwateringsuitsparing gaande bedieningshefboom (14) van een laag gelegen vlotter (13) is voorzien. 790 5 2 09