NL7903552A - Afgedichte en vooraf ingestelde montageinrichting voor een autokoplamp. - Google Patents

Description

? ί P & c '> W 2348-952 Ned.

General Electric Company te Schenectady, New York, Verenigde Staten van Amerika

Afgedichte en vooraf ingestelde montageinrichting voor een autokoplamp

De uitvinding heeft betrekking op autokqplampen, zogenaamde PAR-lampen (met parabolische gealuminiseerde reflector) en in het bijzonder op een vooraf ingestelde montageinrichting voor het hermetisch afdichten van de stroom voerende delen ten opzichte van een geheel uit kunststof 5 bestaande lamp of een PAR-lamp met een reflector van kunststof.

Vóór ongeveer 1940 in de Verenigde Staten van Amerika en tegenwoordig nog in Europa zijn vooraf ingestelde inwendige lampdelen gebruikt tezamen met een reflector van metaal of ander materiaal voor autokoplampen. Deze inwendige lampdelen worden in het algemeen mechanisch 10 bevestigd aan de reflector, niet ten opzichte daarvan afgedicht.

Afgedichte lampen met gerichte lichtbundel worden afgedicht met een soldeerverbinding tussen de metalen ring en de toevoerdraad en doordat de metalen ring wordt ingebed in het glas.

Een probleem bij lampen van kunststof is dat pogingen tot 15 afdichting van de aansluitlippen en/of de toevoerdraden, bijvoorbeeld door ultrasonisch lassen, geen permanente afdichting doen ontstaan. Gewoonlijk gaat de aanhechting tussen de metalen delen en de kunststof verloren door de opwarm- en afkoelbewegingen van de lamp bij het gebruik of, in het bijzonder, door de verschillende uitzetting van de delen wanneer 20 de delen worden verhit door het gébruik van de lamp. Bijvoorbeeld heeft messing een warmteuitzettingscoëfficient van 21,2 x 10 ^ cm/an/°Cr terwijl —6 o een polycarbonaat een uitzettingscoëfficient heeft van 68,4 x 10 cm/cm/ C.

Een ander probleem betreft de montage van de inwendige lampdelen aan de reflector. Zoals de lampen thans worden vervaardigd wordt 25 de gloeidraad, hetzij zonder meer of in een gloeilamp, geplaatst in of nabij het brandpunt van de reflector en worden de toevoerdraden bevestigd aan de reflector voor het op de gewenste plaats houden van de gloeidraad.

Met de grotere vormnauwkeurigheid die bereikbaar is met kunststof vergeleken met glas is het gewenst een op het brandpunt afgestelde montageinrichting 30 te gebruiken teneinde het afzonderlijke afstellen te doen vervallen zoals dit bij de tegenwoordig verkrijgbare PAR-lampen nodig is.

Met het oog op het voorgaande is het doel van de uitvinding O het verschaffen van een verbeterde PAR-lamp met een kunststofreflector 7903552 \ t ff 2 *

J

waarbij de toevoerdraden en de afsluitlippen afgedicht zijn bevestigd.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de montageinrichting bestaat uit bij elkaar behorende helften van kunststof, van zodanige vorm dat daarin de toevoerdraden met eraan bevestigde aansluit-5 lippen kunnen worden opgenomen, welke helften een ruimte hebben voor een hechtmiddel van elastomeer materiaal. De helften worden met elkaar verbonden, bijvoorbeeld door ultrasonisch lassen, voor het omgeven van het verbindingspunt tussen de toevoerdraad en de aansluitlip, welke verbindingsplaats wordt ingegoten in het hechtmiddel van elastomeer materiaal. Daarna wordt 10 de montageinrichting passend geplaatst in referenctieranden welke zijn gevormd in het buitenachtervlak van de reflector en wordt de montageinrichting daaraan vastgehecht.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de montage-15 inrichting en van een reflector volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 toont een deel van de montageinrichting.

Fig. 2 is een aanzicht in perspectief van een reflector volgens de uitvinding, waarmee de montageinrichting van fig. 1 moet worden verbonden.

20 Fig. 3 toont een detail in doorsnede van de reflector van . fig. 2.

De montageinrichting volgens de uitvinding is in fig. 1 weergegeven vóór de uiteindelijke montage. De montageinrichting 10 bestaat uit een blok 11 van kunststof, bijvoorbeel polycarbonaat, met kanalen, zoals 25 een kanaal 12 in één zijde voor het opnemen van toevoerdraden en kanalen zoals kanaal 13 in de andere zijde voor het opnemen van de aansluitlip welke wordt gebruikt voor het verbinden van de voltooide lamp met een geschikte stroombron. Deze kanalen zijn met elkaar verbonden door een kamer of holte 14 die een verbrede opening vormt binnen de montageinrichting 30 van kunststof en dient voor het bevatten van het verbindingspunt tussen de toevoerdraad 15 en de lip 16. De kamer 14 dient verder als reservoir voor een elastomeer polymeer dat hecht zowel aan de kunststof van het blok 11 als aan de metalen welke gebruikt zijn voor de toevoerdraden en de lippen. De kanalen 12 en 13 zijn evenwijdig maar behoeven niet op 35 één lijn te liggen. Bijvoorbeeld zijn volgens fig. 1 de kanalen 12 en 13 evenwijdig maar verschoven aangebracht ter aanpassing aan de speciale vorm Q 7903552 1 -3- 'ft 1Λ 4¾ % 3 f van de aansluitlip 16. Het verdient aanbeveling om de lip 16 L-vormig te maken, volgens fig. 1, zodat de op de montageinrichting uitgeoefende krachten bij het bevestigen van een geschikte klem aan de lip worden opgenomen door een groot oppervlak binnen de montageinrichting.

5 De montageinrichting volgens de uitvinding wordt vervaardigd door eerst de toevoerdraad te bevestigen aan de lip, bijvoorbeeld door vastklemmen of lassen. Daarna wordt een hoeveelheid elastomeer polymeer materiaal gebracht in de ruimte 14 en wordt de combinatie van toevoerdraad en lip gestoken in de kanalen, welke in het blok 11 zijn gevormd. Een 10 bijbehorend blok, dat massief kan zijn of identieke kanalen en holten kan hebben als het blok 11, waarin eveneens elastomeer polymeer materiaal is gebracht, wordt dan geplaatst op het blok 11 en ultrasonisch daarmee verbonden. Het elastomere materiaal omgeeft dan de lippen en de draden en na het harden verschaft dit materiaal een hechtafdichting tussen alle 15 vlakken. Het harden van de elastomeer behoeft slechts zo snel plaats te vinden dat het harden is voltooid tussen het tijdstip waarop de montageinrichting 10 wordt samengesteld en het tijdstip waarop deze inrichting wordt bevestigd aan een reflector.

Geschikte elastomere polymeren omvatten polysiloxanrubber-20' verbindingen, zoals welke bekend zijn als RTV, of andere elastomere polymeren zoals polyurethan. De enige eis welke aan het elastomere polymeer wordt gesteld is dat het na het harden hecht aan het blok van kunststof en aan de metalen welke zijn gebruikt voor de toevoerdraden en de lippen, bijvoorbeeld met nikkel bekleed ijzer en messing, gedurende de gehele 25 levensduur van de lamp, waardoor de hermetische afdichting steeds gewaarborgd is.

Het bovenvlak 18 van de montageinrichting volgens fig. 1 en de omtrek ervan dienen als referentievlakken ten opzichte waarvan de lichtbron in de reflector wordt ingesteld. Dit kan gemakkelijk mechanisch 30 worden gedaan met een geschikte mal. Hierdoor is de montageinrichting vooraf ingesteld, waardoor de fabricage van de lamp wordt versneld daar alleen verdere mechanische montage nodig is.

Tijdens de werking van de lamp compenseert de elastomere polymeer het verschil in uitzettingscoëfficienten tussen de verschillende 35 onderdelen van de lamp, waardoor de hermetische afdichting gehandhaafd blijft. Hoewel de elastische polymeer de verbinding omgeeft tussen de 7903552 -4- i 4 y draad en de lip, waardoor deze tegen corrosie worden beschermd, beschermt de montageinrichting van kunststof op zijn beurt, doordat deze de elastische polymeer omgeeft, het polymeer tegen aantasting door een bepaalde omgeving.

Volgens fig. 2 is een reflector 20 voorzien van een geschikt 5 opneemorgaan voor het opnemen van de montageinrichting van fig. 1. De reflector 20 is weergegeven als rechthoekig maar kan ook rond zijn en is voorzien van een centrale verhoging 23 op de top ervan. De verhoging 23 heeft een opening 24 waardoorheen de toevoerdraden van de montageinrichting worden gestoken nadat een geschikte lichtbron is verbonden met de toevoer-10 draden.

De constructie van de verhoging 23 blijkt het beste tezamen met fig. 3 die een doorsnede door de verhoging geeft. De verhoging 23 heeft een wand welke een binnenste plateau 25 omgeeft. Dit plateau staat loodrecht op de optische as van de lamp en dient als algemeen referentievlak. De 15 werkelijke plaats van de montageinrichting ten opzichte van de lamphartlijn wordt bepaald door een rug 26 met een puntig gedeelte 27 daarop. Het puntige gedeelte 27 verschaft materiaal dat wordt vervormd bij het ultrasonisch lassen van de montageinrichting 10 aan de rug 26. Door de wanden van de verhoging 23 wordt de montageinrichting 10 geplaatst volgens hartlijnen 20 welke loodrecht staan op de optische as van de lamp, terwijl de rug 26 de montageinrichting 10 plaatst volgens de optische as van de lamp. Bij het ultrasonisch lassen wordt de inrichting 10 vastgezet ten opzichte van de drie assen van de lamp. Daar de gloeidraad tevoren reeds was ingesteld ten opzichte van de inrichting 10 wordt bij het monteren van de 25 inrichting 10 in de reflector 20 automatisch de lamp ingesteld in het brandpunt van de reflector. Daar verder de inrichting 10 wordt vastgehecht aan de rug 26 is het inwendige van de lamp hermetisch afgedicht tegen de buitenomgeving, wanneer men aanneemt dat een lens op soortgelijke wijze afgedicht wordt bevestigd aan het open vlak van de reflector 20.

30 De uitvinding verschaft dus een vooraf ingestelde montage inrichting waardoor niet alleen de montage van de lamp wordt vergemakkelijkt maar ook zowel het inwendige van de lamp als de verbindingen met de toevoerdraden wordt afgedicht tegen de buitenomgeving daar elke ondereenheid van de lamp op zijn beurt wordt afgedicht ten opzichte van de volgende.

35 Daar de montageinrichting permanent wordt bevestigd aan de reflector gaat de fabrieksuitlijning van de lamp niet verloren bij de verdere hantering ervan.

7^0 3 5 5 2 -5-

Claims (8)

1. Vooraf ingestelde montageinrichting voor een reflectorlamp 15 gekenmerkt door tenminste twee toevoerdraden; tenminste twee elektrische verbindingsorganen, verbonden met elk van de toevoerdraden; een blok van kunststof met een bepaalde vorm dat de verbonden delen omgeeft van de toevoerdraden en de verbindingsorganen, welk blok bestaat uit bij elkaar passende delen, waarvan elk deel tenminste twee paar kanalen be-20 grenst en elk paar onderling is verbonden door een holte voor het opnemen van de verbonden toevoerdraden en de verbindingsorganen; door een elastomeer polymeer in de holten van het blok voor het afdichten van de kanalen door het blok, gevormd door de genoemde kanalen wanneer de beide blokdelen met elkaar worden verbonden; en door een lichtbron, verbonden met de einden 25 van de toevoerdraden buiten het blok.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de kanalen onderling evenwijdig zijn en niet samenvallende hartlijnen hebben.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de elektrische verbindingsorganen bestaan uit tenminste twee L-vormige 30 aansluitlippen.

4. Inrichting vólgens conclusie 3, met het kenmerk dat de toevoerdraden zijn verbonden met de korte zijden van de lippen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het blok bestaat uit een polycarbonaat.

5 ^ »· Het is duidelijk dat wijzigingen binnen het kader van de uitvinding kunnen worden aangebracht. Zo kunnen bijvoorbeeld, zoals reeds is gezegd, een aantal verschillende elastomere polymeren worden gebruikt mits zij voldoen aan de voorwaarde dat zij zowel hechten aan metaal als 5 aan kunststof. Evenzo kan de montageinrichting 10 en kunnen de wanden van de verhoging 23, welke in de tekening als vierkant zijn weergegeven, elke geschikte vorm hebben welke kan dienen voor het instellen van de montageinrichting 10 volgens de beide loodrechte assen op de optische as van de lamp en waardoor rotatie wordt voorkomen van de inrichting om 10 de optische as. Als geschikte lichtbron kan een binnenste gloeilamp of een ontladingslamp worden*gebruikt. CONCLUS IES

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het elastomere polymeer is gekozen uit de groep bestaande uit polysiloxanrubber Q 7903552 \ -6- \ r en polyurethan.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het blok bestaat uit identieke helften.

8. Lamp met een reflector, bestemd voor het opnemen van de 5 vooraf ingestelde montageinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de reflector van de lamp is voorzien van een verhoging op de top van de convexe reflector, welke verhoging een wand heeft waarbinnen de montageinrichting past voor het instellen van deze inrichting in een vlak loodrecht op de as van de lamp. : 7903552