NL7809906A - Inrichting voor het wikkelen van spoelen - Google Patents

Description

v r PHN 9243

N.V. PHILIPS' GLOEILAMPENFABRIEKEN TE EINDHOVEN

"Inrichting voor het wikkelen van spoelen",

De uitvinding betreft een inrichting voor het wikkelen van spoelen waarbij tenminste één draad vanaf een voorraad via een door een wikkelschijf of wikkelarm gedragen en in de richting van de spoelas traverseerbare 3 draadgeleider op een vast opgestelde spoelkern wordt ge wikkeld.

Bij het wikkelen van spoelen, waarbij de spoel zelf niet roteert, maar de draadgeleider om de spoel draait, is het gebruikelijk dat de draadgeleider in de 10 vorm van een buis of een wiel is bevestigd aan een wiel of schijf die weer bevestigd is aan een holle as. Deze holle as is daarbij ongeveer in het verlengde van de spoelas opgesteld. Wikkelinrichtingen van deze soort zijn bekend uit het DE-AS 19 07 922 en DE-PS 12 32 655· Teneinde ---------15 bij deze wikkelinrichtingen regelmatig gewikkelde spoelen te verkrijgen, wordt de draadgeleider met het wiel of de schijf waaraan deze is bevestigd in axiale richting bewogen. Deze beweging moet meestal éénparig zijn ten opzichte van de hoeksnelheid en keert van richting om bij de flenzen 20 van de spoel. Dit brengt met zich mee dat daar de optreden de versnelling en vertraging in theorie oneindig groot zou moeten zijn. Omdat dit in de praktijk niet haalbaar is, zal er een afwijking ten opzichte van de gewenste beweging optreden. De grootte van deze afwijking hangt af van de 25 massa van het bewegende deel, de snelheid en de speling en stijfheid waarmee dit deel gekoppeld is met de aandrijving.

Het doel van de uitvinding is om de massa van de bewegende draadgeleider zo klein mogelijk te maken om 7809906 τ· ft, 2 PHN 9243 .....

daarmee bij hogere snelheden toch voldoende nauwkeurigheid te verkrijgen.

Ten einde dit doel te bereiken vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de draad-5 geleider dwars op de rotatierichting verschuifbaar is ge lagerd in de wikkelschijf of -arm en een met de draadge-leider verbonden deel over een deel van zijn omwentelings-cirkel samenwerkt met een vlak van een constructiedeel dat in de richting van de rotatieas verplaatsbaar is. Zoals 10 hierna bij de figuurbeschrijving nog nader zal worden uit eengezet, bestaat bij de inrichting volgens de uitvinding het beweegbare deel uit de draadgeleider alleen. De beweging van de draadgeleider ten opzichte van de wikkelschijf wordt verkregen door de draadgeleider te voorzien van een 15 deel dat over een deel van zijn omwentelingscirkel samen werkt met een vlak dat in de richting van de spoelas verschuifbaar is. De te verplaatsen draadgeleidermassa is nu tot een minimum gereduceerd zodat nu ook bij hoge snelheid een nauwkeurige beweging kan worden verkregen.

20 Bij een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bezit het axiaal verplaatsbare constructie deel twee vlakken waarvan het eerste bij verplaatsing in de ene richting en het tweede bij verplaatsing in de andere richting samenwerkt met het genoemde deel van de 25 draadgeleider. Op deze wijze kan de draadgeleider in twee richtingen worden gestuurd.

Volgens een verdere gunstige uitvoeringsvorm is het genoemde deel van de draadgeleider dubbel-konisch uitgevoerd.

30 Het axiaal verplaatsbare construetiedeel is vol gens een verdere uitvoeringsvorm uitgevoerd als een segment waarvan de binnenkant is voorzien van een groef.

Ten einde een verplaatsing van de draadgeleider over de gewenste steek van de windingen te verkrijgen kan 35 daarbij de groef schroeflijnvormig verlopen of de groef kan zich loodrecht op de as van de wikkelschijf uitstrekken,

78 0 9 9 OS

. _ 3 - .......................

PEN......9243______________________________________ ______________________________________________.......................

waarbij dan de krommingsradius van de groef groter is dan de omloopradius van het konisch deel van de draadgeleider en de middelpunten van de beide radië op een dusdanige plaats ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd dat na ver-5 schuiving van het segment het konische deel van de draad geleider na in aanraking te zijn gekomen met een van de flanken van de groef tegen deze flank omhoog respectievelijk omlaag wordt geduwd.

Bij deze uitvoeringsvorm is het dubbel-konisch 10 uitgevoerde deel van de draadgeleider slechts over een deel van zijn omwentelingscirkel in contact met de flanken van de groef. De dubbel-konus schuift daarbij langs de flanken van de groef wat vooral bij hogere snelheden veel slijtage oplevert.

15 Ten einde dit te ondervangen is volgens een verdere gunstige uitvoeringsvorm het axiaal verplaatsbare deel gevormd door een slede met daarop tenminste één paar kogellagers die de vlakken vormen, waarmee het met de draadgeleider verbonden deel samenwerkt. Bij een verdere uit-20 voeringsvorm zijn twee met de wikkelschijf mee roterende flexibele schijven aangebracht, die bij rotatie afrollen langs de kogellagers waarbij het met de draadgeleider verbonden deel zich tussen deze schijven bevindt. Op deze wijze is de wrijving en slijtage tussen het dubbel-konische 25 deel en het axiaal beweegbare constructiedeel tot een mini mum gereduceerd.

Volgens e,en verdere gunstige uitvoeringsvorm is de draadgeleider buisvormig uitgevoerd waarbij het dubbel-konisch uitgevoerde deel concentrisch daarmee is verbonden.

30 Door de wrijving tussen het dubbel-konisch uitgevoerde deel en het axiaal verstelbare constructiedeel zal per omwenteling de buisvormige draadgeleider iets draaien zodat de door de draad veroorzaakte slijtage gelijkmatig over de draadgeleider zal worden verdeeld.

35 Ten einde te waarborgen dat de draadgeleider, wanneer deze niet in contact is met het verstelbare deel, 78 0 9 9 0 6 *' τ b PHN 92^3 ... . ....................

niet in zijn lagering verschuift zijn middelen aanwezig om een bepaalde wrijving tussen de draadgeleider en zijn lagering in te stellen.

Aan de hand van de tekening zal de uitvinding 5 nader worden toegelicht.

Figuren 1 en 2 tonen in twee onderling loodrechte doorsneden schematisch en niet op schaal een wikkelin-richting, figuren 3 en b tonen eveneens in twee onderling 10 loodrechte doorsneden een andere uitvoering van een wik- kelinrichting.

In figuur 1 is schematisch een wikkelinrichting getekend met een wikkelschijf 1 die op kogellagers 2 is gelagerd in het frame 3 van de inrichting. In het verlengde 15 van de as van de wikkelschijf is een houder b opgesteld waarop een spoellichaam 5 kan worden geplaatst.

Excentrisch in de -wikkelschijf 1 is een draadgeleider 6 axiaal verschuifbaar gelagerd. De lagering is daarbij aangeduid met verwijzingscijfer 7· De wrijving 20 tussen de draadgeleider 6 en zijn lagering 7 kan. worden ge- ♦ varieerd met behulp van een schroef 8 die een veer 9 meer of minder voorspant. Deze veer 9 is bevestigd aan een kan-telblok 10, dat om een in de wikkelschijf gelagerde as 11 kan kantelen. Bij kantelen van blokje 10 wordt via de 25 stang 12 het deel 13 van de lagering van de draadgeleider 6 meer of minder belast zodat de gewenste wrijving op die manier kan worden ingesteld.

De draadgeleider 6 is buisvormig uitgevoerd met aan beide zijden afrondingen zodat de draad 14 bij het 30 p sseren van de draadgeleider niet noemenswaard slijt.

De draadgeleider 6 is voorzien van een dubbel-konisch gedeelte 15· Dit deel past in de groef 16 van een segmentvormig constructiedeel 17· Het constructiedeel 17 is beweegbaar gelagerd op een geleiding 18 en via een 35 stang 19 verbonden met een niet getekende aandrijving welke het segment 17 per omwenteling van de wikkelschijf 7809906 .' -5 - Λ ·* PHN 92^3_________________________________________________ .. .....

beweegt over een afstand gelijk aan de gewenste spoed van de draadwikkelingen op de spoel 5·

De groef 16 is zo gevormd dat ter plaatse van de inloop het dubbel-konische deel 15 een axiale speling 5 heeft gelijk aan tenminste 2x de spoed waarmee de spoel moet worden gewikkeld.

Elk van de flanken van de groef verloopt daarna schuin ten opzichte van het vlak loodrecht op de rotatie-as over een afstand gelijk aan de spoed van de windingen 10 waardoor de groef steeds smaller wordt zodat bij de uit loop het deel 15 nagenoeg geen axiale speling meer heeft ten opzichte van de groef 16.

Het voorgaande kan constructief op twee manieren worden bereikt. In het eerste geval met een groef 16 van 1 3 constante doorsnede. De flanken 20 en 21 strekken zich daarbij uit in de rotatierichting van deel 15 en hebben elk een schuinte zodanig dat de afstanden a overeenkomen met de spoed van de windingen. De kromtestraal R van de groef 16 is groter dan de straal van de omwentelingscirkel 20 van deel 15· Verder ligt het kromtemiddelpunt 23 rechts van het rotatie middelpunt van deel 15 met als resultaat dat deel I5 bij rotatie het eerste in contact komt met het buitenste punt van flank 20 of flank 21 en vervolgens steeds dieper in de groef komt daarbij schuivend langs 25 de betreffende flank en dus uiteindelijk over een afstand gelijk aan de spoed opschuivend in axiale richting.

In het tweede geval heeft de groef als middelpunt het rotatie middelpunt van deel 15 zodat de afstand tussen deel 15 en groef 16 niet verandert bij rotatie. Om nu 30 verschuiven van deel 15 in axiale richting te bewerkstel ligen verlopen de flanken 20 en 21 van de groef dwars op het vlak waarin deel 15 roteert. In bovenaanzicht ziet de groef 16 er dan uit als weergegeven in figuur 3b waarin weer is te zien dat de flanken zo schuin verlopen, dat de 35 afstanden a weer overeenkomen met de spoed.

Op deze wijze zal nu bij wikkelen na elke winding 7809906 6 *' PHN 9243 ..........

de draadgeleider door het constructiedeel 17 axiaal opgeschoven worden over een afstand overeenkomend met de spoed van de wikkelingen. Het constructiedeel 17 kan daarbij continu bewegen. De draadgeleider 6 met minimale massa 5 wordt sprongsgewijs bewogen zodat het grootste deel van elke wikkeling komt te liggen in een vlak loodrecht op de spoelas. Door de wrijving tussen deel 16 en groef 17 zal de buisvormige draadgeleider telkens iets in zijn la-gering roteren zodat de slijtage van de buis ter plaatse 10 van de in- en uitloop van de draad zeer gelijkmatig over de buisomtrek wordt verdeeld.

Bij deze uitvoering is het dubbel-konische deel 15 gedurende een deel van zijn omwentelingscirkel in wrijvende aanraking met de flank van groef 16. Vooral bij ho-15 gere snelheden kan dit moeilijkheden opleveren.

Ten einde deze moeilijkheden te ondervangen is bij de uitvoering van de wikkelinrichting volgens figuren 3 en 4 de groef 16 in het constructiedeel 17 vervangen door twee paren kogellagers 21 en 22. Tussen en in contact 20 met de kogellagers zijn twee flexibele platen 23 en 24 roteerbaar opgesteld die. door een met de wikkelschijf verbonden as worden aangedreven.

De afstand tussen deze beide platen ter plaatse van hun bevestiging op de as is groter dan tussen het kogel-25 lagerpaar 21. Dit betekent dat het dubbel-konische deel 15 voor het grootste deel van zijn omwentelingscirkel vrij-loopt van de platen 23 en 24 en slechts tussen de kogel-lagerparen 21 en 22 in contact is met de platen 23 en 24. Daar deze evenwel mee roteren treedt praktisch geen wrij-30 ving en slijtage tussen deel 15 en de platen 23 en 24 op.

De afstand tussen de kogellagers van paar 21 is hierbij weer zodanig dat deel 15 ter plaatse nog speling heeft tussen de platen 23 en 24. De onderlinge afstand tussen de lagers van paar 22 is ongeveer 2x de spoed groter dan die 35 tussen paar 21 en de afstand tussen de kogellagers van dit paar is zodanig dat deel 15 hier nagenoeg geen speling y» 7809906

Claims (8)

1. Inrichting voor het wikkelen van spoelen waarbij tenminste één draad vanaf een voorraad via een door een 5 wikkelschijf of wikkelarm gedragen en in de richting van de spoelas traverseerbare draadgeleider op een vast opgestelde spoelkem wordt gewikkeld, met het kenmerk, dat de draadgeleider dwars op de rotatierichting verschuifbaar is gelagerd in de wikkelschijf of -arm en een met de draad-10 geleider verbonden deel over een deel van zijn omwentelings- cirkel samenwerkt met een vlak van een constructiedeel dat in de richting van de rotatie-as verplaatsbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het axiaal verplaatsbare constructiedeel twee vlakken 15 bezit, waarvan het eerste bij verplaatsing in de ene en het tweede bij verplaatsing in de andere richting samenwerkt • met het genoemde deel van de draadgeleider.

3· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde deel van de draadgeleider dubbel-konisch 20 is uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, niet het kenmerk, dat het axiaal verplaatsbare construetiedeel is uitgevoerd als een segment waarvan de binnenkant voorzien is van een groef. 25

5· Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3i met het kenmerk, dat het axiaal verplaatsbare constructiedeel is gevormd door een slede met daarop tenminste één paar kogellagers die de vlakken vormen waarmee het met de draadgeleider verbonden deel samenwerkt.

6. Inrichting volgens condisie 5, met het kenmerk, dat twee met de wikkelschijf respectievelijk -arm mee roterende flexibele schijven zijn aangebracht die bij rotatie afrollen langs de kogellagers, waarbij het met de draadgeleider verbonden deel zich tussen deze schijven be-35 weegt.

7. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de draadgeleider buisvormig 7809906 - 8 PHN 9243_____________________ uitgevoerd waarbij het dubbel-konisch uitgevoerde deel concentrisch hiermee is verbonden.

8· Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn 5 om een bepaalde wrijving tussen de draadgeleider en zijn lagering in te stellen. * 7809906