NL2033780B1 - Inrichting voor het banderolleren van producten - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het banderolleren van producten, omvattende een toevoermechanisme voor het van een voorraadrol toevoeren van bandmateiiaal aan Wikkelmiddelen voor het rond een ruimte voor het opnemen van producten vormen van een lus in een einddeel van het bandmateiiaal, waarbij het toevoermechanisme een eerste en een tweede samenstel van transportmiddelen omvat, waarbij het eerste samenstel onafliankelijk van het tweede samenstel wordt aangedreven, en een tussen het toevoermechanisme en de Wikkelmiddelen aangebracht buffermechanisme, omvattende een bufferruimte waarin het bandmateriaal kan worden gebufferd, waarbij het buffermechanisme bandgeleidingsmiddelen omvat die zijn ingericht om samen met het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen door de eerste en de tweede aandrijfmiddelen te worden aangedreven zodanig dat de bandgeleidingsmiddelen synchroon met het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen bewegen, als gevolg waarvan het bandmateriaal door de bandgeleidingsmiddelen in en uit de bufferruimte wordt geleid teneinde de bufferruimte respectievelijke te vullen en te legen.

Description

Inrichting voor het banderolleren van producten

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het banderolleren van producten, omvattende een toevoermechanisme voor het met een afrolsnelheid van een voorraadrol toevoeren van bandmateriaal aan wikkelmiddelen voor het met een banderolleersnelheid rond een ruimte voor het opnemen van producten vormen van een lus in een einddeel van het bandmateriaal. waarbij het toevoermechanisme een eerste en een tweede samenstel van transportmiddelen omvat voor het naar de wikkelmiddelen met een transportsnelheid transporteren van het bandmateriaal, waarbij het eerste samenstel onafhankelijk van het tweede samenstel door respectievelijk eerste en tweede aandrijfmiddelen wordt aangedreven, en een tussen het toevoermechanisme en de wikkelmiddelen aangebracht buffermechanisme, omvattende een zich tussen het eerste en het tweede samenstel van transportmiddelen bevindende bufferruimte waarin het bandmateriaal kan worden gebufferd.

Banderolleren omvat het rond een of meerdere producten aanbrengen van een wikkel, welke ook wel wordt aangeduid als banderol. Een banderol wordt onder meer aangebracht om meerdere producten te bundelen, een of meerdere producten stevigheid te geven en/of. als informatiedrager. informatie betreffende het product weer te geven. Bij bestaande banderolleermachines wordt doorgaans bandmateriaal in relatief grote lengten toegevoerd van een voorraadrol. Een dergelijke voorraadrol heeft een relatief grote massatraagheid. Wanneer bandmateriaal discontinu en met grote snelheden dient te worden toegevoerd, wordt er volgens de stand van de techniek al bandmateriaal van de rol afgewikkeld. voordat er behoefte aan bandmateriaal ontstaat. Aldus ontstaat cen buffer aan bandmateriaal.

Om een hoge banddoorvoercapaciteit te realiseren zijn hoogwaardige banderolleermachines tegenwoordig zodanig ingericht dat hoge toevoer- en terugtreksnelheden van het bandmateriaal op een betrouwbare wijze worden gerealiseerd. Een bekende banderolleermachine heeft daartoe een buffermechanisme tussen het toevoermechanisme en de wikkelmiddelen, omvattende ten minste gen eerste en cen tweede samenstel van transportmiddelen voor het van het toevoermechanisme naar de wikkelmiddelen met een transportsnelheid transporteren van het bandmateriaal en aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de transportmiddelen, waarbij het eerste en het tweede samenstel onafhankelijk van elkaar worden aangedreven. Een dergelijk uit twee onafhankelijk van elkaar aangedreven samenstellen van transportmiddelen bestaand buffermechanisme voorkomt enerzijds ongelijkmatige belasting van het bandmateriaal tijdens op- en afbouw van de buffer bandmateriaal en voorziet anderzijds in het nauwkeurig geleid transporten van het bandmateriaal van het toevoermechanisme naar de wikkelmiddelen.

Doorgaans is het bandmateriaal waarmee producten worden gebanderolleerd zeer flexibel. Dit heeft onder meer als voordeel dat in het hierboven beschreven bekende buffermechanisme zich gemakkelijk een lus van bandmateriaal als buffer kan worden gevormd. Hierdoor verloopt het vullen en legen van de buffer zeer soepel. Echter, bij gebruik van dikker en minder flexibel materiaal, zoals bij een gevouwen of dubbelgeslagen banderol, verloopt het bufferen niet altijd naar behoren.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een banderolleermachine te verschaffen met een hoge doorvoercapaciteit voor verschillende diktes aan bandmateriaal.

Daartoe voorziet de onderhavige uitvinding daarvan in een inrichting van de in de aanhef vermelde soort met als bijzonderheid dat het buffermechanisme bandgeleidingsmiddelen omvat waarlangs het bandmateriaal wordt geleid en die zijn ingericht om samen met het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen door de eerste en de tweede aandrijfiniddelen te worden aangedreven zodanig dat de bandgeleidingsmiddelen synchroon met het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen bewegen, als gevolg waarvan het bandmateriaal door de bandgeleidingsmiddelen in en uit de bufferruimte wordt geleid teneinde de bufferruimte respectievelijke te vullen en te legen.

In een voorkeursuitvoermgsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvatten de bandgeleidingsmiddelen een cilindervormige rol, waarbij het bandmateriaal over een buitenoppervlak van de cilindervormige rol wordt gevoerd, en waarbij de cilindervormige rol is ingericht om in en uit de bufferruimte te bewegen bij beweging van het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen.

In een verdere of alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat elk van het eerste en het tweede samenstel van transportmiddelen poelies en een ten minste daaromheen gespannen transportband.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de bandgeleidingsmiddelen een eerste en een tweede transportband. die verschillen van de transportbanden van de transportmiddelen. Voorts is de eerste transportband van de bandgeleidingsmiddelen om ten minste een poelie van het eerste samenstel van transportmiddelen gespannen teneinde via de genoemde ten minste ene poelie door de eerste aandrijfmiddelen te worden aangedreven en is de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen om ten minste een poelie van het tweede samenstel van transportmiddelen gespannen teneinde via de laatstgenoemde ten minste ene poelie door de tweede aandrijfmiddelen te worden aangedreven. Tenslotte is de cilindervormige rol zodanig ingericht en aangebracht dat het buitenoppervlak van de rol slipvrij aangrijpt op zowel de eerste als de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen.

Ineen verdere voorkeursuitvoeringsvorm hebben de poelies buitenvertanding en omvatten elk van de transportbanden van de transportmiddelen een tandriem, waarbij tanden van de genoemde tandriemen op de buitenvertanding van de poelies aangrijpen. Voorts omvatten de eerste en de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen respectievelijk een eerste en een tweede dubbelzijdige getande tandriem, waarbij tanden van de eerste dubbelzijdige getande tandriem aangrijpen op de ten minste ene poelie van het eerste samenstel van transportmiddelen en tanden van de tweede dubbelzijdige getande tandriem aangrijpen op de ten minste ene poelie van het tweede samenstel van transportmiddelen. Tenslotte heeft de cilindervormige rol buitenvertanding, waarbij de buitenvertanding van de cilindervormige rol aangrijpt op die tanden van zowel de eerste als de tweede dubbelzijdige getande tandriemen die aan zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen zijn voorzien die is afgekeerd van de zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen waaraan de tanden zijn voorzien die op de buitenvertanding van de genoemde poelies aangrijpen.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de eerste en de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen respectievelijk een eerste paar en een tweede paar dubbelzijdige getande tandriemen omvatten. waarbij tanden van de dubbelzijdige getande tandriemen van het eerste paar aan weerszijden van de tandriem van het eerste samenstel van transportmiddelen op de buitenvertanding van de ten minste ene poelie van het eerste samenstel van transportmiddelen aangrijpen en waarbij tanden van de dubbelzijdige getande tandriemen van het tweede paar aan weerszijden van de tandriem van het tweede samenstel van transportmiddelen op de buitenvertanding van de ten minste ene poelie van het tweede samenstel van transportmiddelen aangrijpen. Voorts heeft de cilindervormige rol buitenvertanding nabij twee tegenoverliggende axiale uiteinden daarvan, waarbij de buitenvertanding van de cilindervormige rol nabij de genoemde tegenoverliggende axiale uiteinden daarvan aangrijpt op die tanden van zowel het eerste paar als het tweede paar dubbelzijdige getande tandriemen die aan zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen zijn voorzien die is afgekeerd van de zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen waaraan de tanden zijn voorzien die op de buitenvertanding de genoemde poelies aangrijpen.

In een verdere of alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm hebben het buitenoppervlak van de cilindervormige rol waarmee het bandmateriaal in aanraking is met de cilindervormige rol en het bandmateriaal onderling een zodanig lage statische wrijvingscoéfficiént, dat er nauwelijks tot geen additionele trekkrachten op het bandmateriaal worden uitgeoefend door wrijving tussen het bandmateriaal en het buitenoppervlak van de cilindervormige rol voordat het bandmateriaal en de cilindervormige rol onderling gaan bewegen.

In een verdere of alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm is een van het eerste en het tweede samenstel van transportmiddelen in twee tegengestelde transportrichtingen beweegbaar.

In een verdere of alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm is ten minste een poelie van elk samenstel van transportmiddelen aangedreven.

In een verdere of alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm correspondeert de transportsnelheid van het eerste samenstel van transportmiddelen met de afrolsnelheid en correspondeert de transportsnelheid van het tweede samenstel van transportmiddelen met de banderolleersnelheid.

In een verdere of alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting voorts middelen voor het afsnijden van het einddeel en middelen voor het sluiten van de lus.

De onderhavige uitvinding wordt voorts toegelicht aan de hand van de volgende figuren, die niet bedoeld zijn om de beschermingsomvang van de uitvinding op enigerlei wijze te beperken, waarbij: - figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont; - figuur 2A in donkere lijnen het buffermechanisme van de in figuur 1 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting laat zien; - figuur 2B een detailopname van het in figuur 2A getoonde buffermechanisme toont; - figuur 3 een dwarsdoorsnede in zijaanzicht van het in figuur 2A getoonde buffermechanisme laat zien;

Figuur 1 toont een perspeetivisch aanzicht van cen banderolleermachine 100. De banderolleermachine 100 voert bandmateriaal 101 van een voorraadrol 102 door de machine 100 naar wikkelmiddelen in de vorm van een banderolleerboog 103. In zijn traject naar de banderolleerboog 103 wordt het bandmateriaal 101 achtereenvolgens door een eerste toevoermechanisme 104 gevoerd, door een buffermechanisme 201 geleid en een boogaanvoermechanisme 106 naar de banderolleerboog 103 gevoerd. De banderolleerboog 103 vormt vervolgens een lus van bandmateriaal 101 om een te banderolleren product 107. Tenslotte wordt de lus van bandmateriaal 101 gesloten onder het product 107, bijvoorbeeld door middel van een lijmverbinding. en wordt de gesloten lus door snijmiddelen van het voorliggende bandmateriaal 101 losgesneden. 5

Inherent aan het banderolleerproces is dat er in de banderolleerboog 103 altijd meer bandmateriaal 101 wordt ingespoeld dan benodigd is voor het banderolleren van het product 107. Het product 107 is namelijk altijd kleiner dan de binnenomtrek van de banderolleerboog 103. Op het moment dat het bandmateriaal 101 strakgetrokken wordt om het product 107 wordt het teruggetrokken overtollige bandmateriaal 101 door een buffermechanisme 201 gebufferd in een bufferruimte 210.

Voor het banderolleren van een volgend product is het noodzakelijk dat het verbruikte bandmateriaal 101 om het product 107 weer wordt aangevoerd vanaf de voorraadrol 102.

Voor het toevoeren en terugtrekken van het bandmateriaal 101, kan het boogaanvoermechanisme 106 het bandmateriaal 101 in twee aan elkaar tegengestelde richtingen transporteren, waardoor het bandmateriaal 101 kan worden teruggetrokken teneinde de door de banderolleerboog 103 gevormde lus van bandmateriaal 101 om het te banderolleren product 107 heen te spannen, alvorens de lus gesloten wordt.

Het traject van het bandmateriaal 101 door het eerste toevoermechanisme 104 richting het boogaanvoermechanisme 106 via het buffermechanisme 201 wordt in figuren 1 en 2 getoond. Het bandmateriaal 101 wordt ingevoerd door het eerste toevoermechanisme 104 aan de linkerzijde van het buffermechanisme 201. Hier wordt het bandmateriaal 101 ingevoerd tussen twee tandriemen 1050 en 1051, waarbij de ruggen van de tandriemen 1050 en 1051 het bandmateriaal 101 naar het buffermechanisme 201 transporteren. Na het buffermechanisme 201 steekt het bandmateriaal 201 over naar cen tweede set tandriemen 1052 en 1053 en wordt het naar de banderolleerboog 103 gevoerd.

Het buffermechanisme 201 omvat twee sets van twee tandriemen 202, 203 en 204, 205, die respectievelijk via aangedreven tandwielen 119 en 120 door afzonderlijke elektromotoren / servomotoren 206 en 207 aangedreven. De tandriemen 1050 en 1051 van het eerste toevoermechanisme 104 enerzijds en de tandriemen 1052 en 1053 van het boogaanvoermechanisme 106 anderzijds kunnen elk van benen 101a en 101b van een lus van gebufferd bandmateriaal 101 met een afzonderlijke transportsnelheid kunnen transporteren.

Hierdoor wordt de snelheid waarmee bandmateriaal 101 van de voorraadrol 102 wordt afgewikkeld, losgekoppeld van de snelheid waarmee bandmateriaal 101 door de banderolleerboog

103 om cen product 107 wordt aangebracht. Tevens zijn de twee tandriemen 1052 en 1053 van het boogaanvoermechanisme 106 in twee tegengestelde richtingen beweegbaar, waardoor het bandmateriaal 101 door het boogaanvoermechanisme 106 kan worden teruggetrokken om het bandmateriaal 101 om het product 107 te spannen. De samenwerking van de onderdelen van het buffermechanisme 201 wordt hieronder nader uitgelegd.

Twee elektromotoren 206 en 207 drijven tandwielen 119 en 120 onafhankelijk van elkaar aan, welke tandriemen 1051 en 1052 aandrijven. De eerste tandriem 1051 wordt daardoor afzonderlijk van de tweede tandriem 1052 aangedreven. Door het aangedreven tandwiel 119 met de klok mee te laten draaien, kan een buffer van van de voorraadrol 102 afkomstig bandmateriaal 101, in figuren 1 en 2 getoond als een lus van gebufferd bandmateriaal met benen 10 la en 101b, door het buffermechanisme 201 worden opgebouwd. Door het aangedreven tandwiel 120 met de klok mee te laten draaien, kan de buffer van bandmateriaal 101, in figuur 3 getoond als een lus van gebufferd bandmateriaal met benen 101a en 101b, door het buffermechanisme 201 worden afgebouwd. Het van de voorraadrol 102 afrollen van het bandmateriaal 101 is daarmee ontkoppeld van het om het product 107 wikkelen van het bandmateriaal 101. Doordat de twee tandriemen 1051 en 1052 afzonderlijk van elkaar worden aangedreven, is de snelheid waarmee bandmateriaal van de voorraadrol 102 wordt afgewikkeld, losgekoppeld van de snelheid waarmee bandmateriaal 101 door de banderolleerboog 103 om het product 107 wordt aangebracht. Derhalve kan ongelijkmatige belasting van het bandmateriaal tijdens het wikkelproces worden voorkomen en kan de banderolleersnelheid worden opgevoerd. met een hogere banderolleercapaciteit tot gevolg.

Tenslotte dient te worden opgemerkt dat het aangedreven tandwiel 120 door een elektromotor wordt aangedreven die tevens het boogaanvoermechanisme 106 aandrijft. De tweede set tandriemen 1052 en 1053 zijn derhalve m twee tegengestelde richtingen beweegbaar. waardoor het bandmateriaal 101 in samenwerking met het boogaanvoermechanisme 106 kan worden teruggetrokken om het om het product 107 heen te spannen.

In het geval van minder flexibel bandmateriaal dan gebruikelijk laat het bandmateriaal zich minder makkelijk vormen tijdens transporteren. Daarom omvat het buffermechanisme 201 een cilindervormige geleidingsrol 300 met een relatief grote diameter waarlangs het bandmateriaal gebogen wordt. De geleidingsrol 300 het buitenvertanding 302 wordt door aangrijping op deze buitenvertanding 302 via de twee sets van twee tandriemen 202, 203 en 204. 205 aangedreven door servomotoren 206 en 207, als gevolg waarvan de geleidingsrol 300 omlaag en omhoog kan bewegen in de bufferruimte 210. De geleidingsrol 300 is als het ware opgehangen tussen de vier tandriemen 205-205. De rol geleidingsrol 300 wordt axiaal op zijn plek gehouden doordat de rol aan de buitenzijde is voorzien van flenzen 301.

De twee tandriemen 202, 203 aan de linkerzijde van de geleidingsrol 300 bewegen synchroon en worden aangedreven door servomotor 206. De twee tandriemen 204, 205 aan de rechterzijde worden aangedreven de andere servomotor 207. Wanneer tandriemen 204, 205 stil staan en de tandriemen 202, 203 naar beneden bewegen zal de geleidingsrol 300 linksom draaien en ook naar beneden bewegen. Wanneer de bewegingsrichting van de twee tandriemen 202, 203 wordt omgekeerd zal de geleidingsrol 300 naar boven bewegen.

Als de twee tandriemen 204, 205 ook bewegen is het snelheidsverschil tussen de ene set van twee tandriemen 202, 203 enerzijds en de andere set van twee tandriemen 204, 205 anderzijds bepalend voor in welke richting de geleidingsrol 300 beweegt. Wanneer de twee tandriemen 202, 203 omhoog beweegt en de twee tandriemen 204, 205 met een lagere snelheid omlaag, zal de resultante ervoor zorgen dat de geleidingsrol 300 omhoog gaat bewegen. Wanneer beide sets tandriemen met dezelfde bewegen draaien maar in tegengestelde richting, zal de geleidingsrol 300 op dezelfde positie blijven. Op deze manier kan de positie van de geleidingsrol 300 worden gestuurd.

Als het product 107 in de banderollerboog 103 wordt geplaatst en het banderolleren wordt gestart, dat zal het boogaanvoermechanisme 106 het banderolleermateriaal terugtrekken uit de banderolleerboog 103. Het toevoermechanisme 104 is dan niet in beweging, ten gevolge waarvan gaat de geleidingsrol 300 naar beneden beweegt. Wanneer de Juiste bandspanning om het product 107 is gerealiseerd stopt de servomotor 207 en kan het toevoermechanisme 104 nieuw bandmateriaal 101 aan de bufferruimte 210 toevoeren. Hierdoor zal de geleidingsrol 300 in de bufferruimte 210 dalen. Wanneer het product 107 uit de banderollerboog 103 wordt gehaald, start het boogaanvoermechanisme weer met inspoelen en zal de geleidingsrol 300 weer omhoog bewegen. Vervolgens wacht de banderolleermachme 100 op het volgende product, waarbij het toevoermechanisme 104 weer stil staat. Enkel om het werkingsprincipe duidelijk te maken is beschreven dat telkens een van het toevoermechanisme 104 en het boogaanvoermechanisme 106 beweegt terwijl het andere mechanisme stilstaat en omgekeerd. Echter, de banderolleermachine 100 is ingericht om toevoermechanisme 104 en het boogaanvoermechanisme 106 gelijktijdig te doen draaien. Op deze manier worden doorvoersnelheden verhoogd en daarmee wordt een grotere doorvoercapaciteit verkregen.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, doch strekt zich tevens uit tot andere uitvoeringsvormen vallende binnen de beschermingsomvang van de bijgevoegde conclusies.

Claims (11)

1. Conclusies

   I. Inrichting voor het banderolleren van producten, omvattende: een toevoermechanisme voor het met een afrolsnelheid van een voorraadrol toevoeren van bandmateriaal aan wikkelmiddelen voor het met een banderolleersnelheid rond een ruimte voor het opnemen van producten vormen van een lus in een einddeel van het bandmateriaal, waarbij het toevoermechanisme een eerste en een tweede samenstel van transportmiddelen omvat voor het naar de wikkelmiddelen met een transportsnelheid transporteren van het bandmateriaal, waarbij het eerste samenstel onafhankelijk van het tweede samenstel door respectievelijk eerste en tweede aandrijfmiddelen wordt aangedreven; en een tussen het toevoermechanisme en de wikkelmiddelen aangebracht buffermechanisme, omvattende een zich tussen het eerste en het tweede samenstel van transportmiddelen bevindende bufferruimte waarin het bandmateriaal kan worden gebufferd, met het kenmerk, dat het buffermechanisme bandgeleidingsmiddelen omvat waarlangs het bandmateriaal wordt geleid en die zijn ingericht om samen met het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen door de eerste en de tweede aandrijfmiddelen te worden aangedreven zodanig dat de bandgeleidingsmiddelen synchroon met het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen bewegen, als gevolg waarvan het bandmateriaal door de bandgeleidingsmiddelen in en uit de bufferruimte wordt geleid teneinde de bufferruimte respectievelijke te vullen en te legen.
2. 2. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de bandgeleidingsmiddelen een cilindervormige rol omvatten, waarbij het bandmateriaal over een buitenoppervlak van de cilindervormige rol wordt gevoerd, en waarbij de cilindervormige rol is ingericht om in en uit de bufferruimte te bewegen bij beweging van het eerste en/of het tweede samenstel van transportmiddelen.
3. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk van het eerste en het tweede samenstel van transportmiddelen poelies en een ten minste daaromheen gespannen transportband omvat.
4. 4. Inrichting volgens conclusie 3 in afhankelijkheid van conclusie 2, waarbij de bandgeleidingsmiddelen een eerste en een tweede transportband omvatten, die verschillen van de transportbanden van de transportmiddelen, waarbij de eerste transportband van de bandgeleidingsmiddelen om ten minste een poelie van het eerste samenstel van transportmiddelen is gespannen teneinde via de genoemde ten minste ene poelie door de eerste aandrijfmiddelen te worden aangedreven en waarbij de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen om ten minste een poelie van het tweede samenstel van transportmiddelen is gespannen teneinde via de laatstgenoemde ten minste ene poelie door de tweede aandrijfmiddelen te worden aangedreven, en waarbij de cilindervormige rol zodanig is ingericht en aangebracht dat het buitenoppervlak van de rol slipvrij aangrijpt op zowel de eerste als de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen.
5. 5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de poelies buitenvertanding hebben en elk van de transportbanden van de transportmiddelen een tandriem omvatten. waarbij tanden van de genoemde tandriemen op de buitenvertanding van de poelies aangrijpen, waarbij de eerste en de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen respectievelijk een eerste en een tweede dubbelzijdige getande tandriem omvatten, waarbij tanden van de eerste dubbelzijdige getande tandriem aangrijpen op de ten minste ene poelie van het eerste samenstel van transportmiddelen en tanden van de tweede dubbelzijdige getande tandriem aangrijpen op de ten minste ene poelie van het tweede samenstel van transportmiddelen, en waarbij de cilindervormige rol buitenvertanding heeft, waarbij de buitenvertanding van de cilindervormige rol aangrijpt op die tanden van zowel de eerste als de tweede dubbelzijdige getande tandriemen die aan zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen zijn voorzien die is afgekeerd van de zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen waaraan de tanden zijn voorzien die op de buitenvertanding van de genoemde poelies aangrijpen.
6. 6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de eerste en de tweede transportband van de bandgeleidingsmiddelen respectievelijk een eerste paar en een tweede paar dubbelzijdige getande tandriemen omvatten, waarbij tanden van de dubbelzijdige getande tandriemen van het eerste paar aan weerszijden van de tandriem van het eerste samenstel van transportmiddelen op de buitenvertanding van de ten minste ene poelie van het eerste samenstel van transportmiddelen aangrijpen en waarbij tanden van de dubbelzijdige getande tandriemen van het tweede paar aan weerszijden van de tandriem van het tweede samenstel van transportmiddelen op de buitenvertanding van de ten minste ene poelie van het tweede samenstel van transportmiddelen aangrijpen,

   waarbij de cilindervormige rol buitenvertanding heeft nabij twee tegenoverliggende axiale uiteinden daarvan. waarbij de buitenvertanding van de cilindervormige rol nabij de genoemde tegenoverliggende axiale uitemden daarvan aangrijpt op die tanden van zowel het eerste paar als het tweede paar dubbelzijdige getande tandriemen die aan zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen zijn voorzien die is afgekeerd van de zijde van de genoemde dubbelzijdige getande tandriemen waaraan de tanden zijn voorzien die op de buitenvertanding de genoemde poelies aangrijpen.
7. 7. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 6, waarbij het buitenoppervlak van de cilindervormige rol waarmee het bandmateriaal in aanraking is met de cilindervormige rol en het bandmateriaal onderling een zodanig lage statische wrijvingscoéfficiént hebben, dat er nauwelijks tot geen additionele trekkrachten op het bandmateriaal worden uitgeoefend door wrijving tussen het bandmateriaal en het buitenoppervlak van de cilindervormige rol voordat het bandmateriaal en de cilindervormige rol onderling gaan bewegen.
8. 8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 7, waarbij een van het eerste en het tweede samenstel van transportmiddelen in twee tegengestelde transportrichtingen beweegbaar is.
9. 9. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 8, waarbij ten minste een poelie van elk samenstel van transportmiddelen is aangedreven.
10. 10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de transportsnelheid van het eerste samenstel van transportniddelen correspondeert met de afrolsnelheid en de transportsnelheid van het tweede samenstel van transportmiddelen correspondeert met de banderolleersnelheid.
11. 11. Inrichting volgens cen van de voorgaande conclusies, voorts omvattende middelen voor het afsnijden van het einddeel en middelen voor het sluiten van de lus.