NL2028992B1 - Tilling apparatus - Google Patents

Claims (11)

CONCLUSIES

1. Grondbewerkingsinrichting voorzien van: - een rij draaisteunen, waarbij elke draaisteun om een verticale draaias roteerbaar is; - vanaf de draaisteunen naar beneden stekende tanden; - een aandrijving voor het aandrijven van de draaisteunen, waarbij ten minste enkele van de tanden door middel van een veerelement op de bijbehorende draaisteunen zijn bevestigd.

2. Grondbewerkingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij tenminste enkele van de veerelementen een bladveer omvatten.

3. Grondbewerkingsinrichting volgens conclusie 2, waarbij de bladveer een U-vormige dwarsdoorsnede heeft met twee poten en een rug die de twee benen aan een zijde van de dwarsdoorsnede verbindt, waarbij een eerste poot aan de betreffende tand is bevestigd en de tweede poot wordt bevestigd aan de bijbehorende draaisteun.

4. Grondbewerkingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij de rug van de U-vormige dwarsdoorsnede zich verticaal uitstrekt, bijvoorbeeld aan een in draairichting gezien voorste zijde,

5. Grondbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het veerelement een veerstijfheid heeft die in horizontale richting lager is dan in verticale richting.

6. Grondbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bewerkingselementen rechte eggentanden omvatten.

7. Grondbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tanden L-vormige schoffeltanden omvatten met omgebogen onderste uiteinden die zich uitstrekken in de richting van de verticale rotatie-as.

8. Grondbewerkingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draaisteun een horizontale balk omvat en ten minste twee zich naar beneden uitstrekkende poten, verbonden met een van de veerelementen.

9. Grondbewerkingsinrichting volgens conclusie 8, waarbij de horizontale balk de veerelementen tenminste gedeeltelijk overlapt.

10. Grondbewerkingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met ten minste één rij draaisteunen met overlappende draaicirkels, waarbij elke draaisteun geconfigureerd is om te roteren in een richting die tegengesteld is aan de draairichting van een aangrenzende draaisteun.

11. Grondbewerkingsinrichting, eventueel volgens een der voorgaande conclusies, omvattende: - ten minste twee rijen draaisteunen, waarbij elke draaisteun roteerbaar is om een verticale rotatie-as; - vanaf de draaisteunen naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen, zoals eggentanden of schoffeltanden;

- een aandrijving voor het roterend aandrijven van de draaisteunen, waarbij de draaisteunen in een rij versprongen zijn ten opzichte van de draaisteunen van een volgende rij.