NL2027750B1 - Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting - Google Patents

Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting Download PDF

Info

Publication number
NL2027750B1
NL2027750B1 NL2027750A NL2027750A NL2027750B1 NL 2027750 B1 NL2027750 B1 NL 2027750B1 NL 2027750 A NL2027750 A NL 2027750A NL 2027750 A NL2027750 A NL 2027750A NL 2027750 B1 NL2027750 B1 NL 2027750B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
het
van
een
climbing device
Prior art date
Application number
NL2027750A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Drinkwaard Marlon
Noldus Jasper
Original Assignee
Aquasmart Eng B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Aquasmart Eng B V filed Critical Aquasmart Eng B V
Priority to NL2027750A priority Critical patent/NL2027750B1/en
Priority to PCT/NL2022/050137 priority patent/WO2022191710A1/en
Priority to EP22711349.5A priority patent/EP4305244A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2027750B1 publication Critical patent/NL2027750B1/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B17/00Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
    • E02B17/0034Maintenance, repair or inspection of offshore constructions
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B08CLEANING
    • B08BCLEANING IN GENERAL; PREVENTION OF FOULING IN GENERAL
    • B08B3/00Cleaning by methods involving the use or presence of liquid or steam
    • B08B3/02Cleaning by the force of jets or sprays
    • B08B3/024Cleaning by means of spray elements moving over the surface to be cleaned
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G3/00Scaffolds essentially supported by building constructions, e.g. adjustable in height
    • E04G3/24Scaffolds essentially supported by building constructions, e.g. adjustable in height specially adapted for particular parts of buildings or for buildings of particular shape, e.g. chimney stacks or pylons
    • E04G3/243Scaffolds essentially supported by building constructions, e.g. adjustable in height specially adapted for particular parts of buildings or for buildings of particular shape, e.g. chimney stacks or pylons following the outside contour of a building
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G3/00Scaffolds essentially supported by building constructions, e.g. adjustable in height
    • E04G3/28Mobile scaffolds; Scaffolds with mobile platforms
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B17/00Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
    • E02B17/04Equipment specially adapted for raising, lowering, or immobilising the working platform relative to the supporting construction
    • E02B17/08Equipment specially adapted for raising, lowering, or immobilising the working platform relative to the supporting construction for raising or lowering
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B17/00Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
    • E02B17/04Equipment specially adapted for raising, lowering, or immobilising the working platform relative to the supporting construction
    • E02B17/08Equipment specially adapted for raising, lowering, or immobilising the working platform relative to the supporting construction for raising or lowering
    • E02B17/0836Equipment specially adapted for raising, lowering, or immobilising the working platform relative to the supporting construction for raising or lowering with climbing jacks
    • E02B17/0854Equipment specially adapted for raising, lowering, or immobilising the working platform relative to the supporting construction for raising or lowering with climbing jacks with clamping wedges, eccentric clamping devices and so on
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G3/00Scaffolds essentially supported by building constructions, e.g. adjustable in height
    • E04G3/28Mobile scaffolds; Scaffolds with mobile platforms
    • E04G2003/286Mobile scaffolds; Scaffolds with mobile platforms mobile vertically

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kliminrichting ingericht voor het verplaatsen van een aan de kliminrichting bevestigd instrument tijdens het uitwendig uitvoeren van werkzaamheden aan een pilaarvormige constructie, de kliminrichting omvattende: - een eerste frame, - vanuit het eerste frame naar binnen verplaatsbaar vormvaste klemorganen, - een spanorgaan, dat aangrijpt op de klemorganen, - een spaninrichting teneinde het spanorgaan aan te spannen teneinde de klemorganen richting een door het frame omgeven pilaarvormige constructie te bewegen, - een vergelijkbaar tweede frame, - het eerste frame en het tweede frame met elkaar verbindende verbindingsmiddelen, ingericht voor het van elkaar weg en naar elkaar toe beweegbaar verbinden van het eerste en het tweede frame, en - een aandrijfinrichting ingericht voor het aandrijven van de verbindingsmiddelen. De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het doen klimmen van de kliminrichting.

Description

Korte aanduiding: Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting Beschrijving De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een kliminrichting ingericht voor het uitwendig uitvoeren van werkzaamheden aan een pilaarvormige constructie. Werkzaamheden omvatten inspectiewerkzaamheden en reparatie- en onderhoudswerkzaamheden.
Het is bekend schoorstenen (als pilaarvormige constructies) te inspecteren door een frame in een horizontaal vlak om een schoorsteen aan te brengen. Het frame heeft vier met elkaar verbonden metalen stangen en kan om de schoorsteen worden geklemd. Aan het frame is een rupsbandconstructie aangebracht, waarmee het frame over de schoorsteen naar boven en naar beneden kan worden verplaatst. Op het frame zijn één of meer camera’s voorzien, waarmee voor inspectiedoeleinden opnamen van de buitenkant van de schoorsteen worden gemaakt.
Een nadeel van de bekende constructie is dat die gevoelig is voor oneffenheden aan de buitenzijde van de schoorsteen. Zowel het rijden met de rupsbandconstructie als het om de schoorsteen klemmen van het frame ondervindt daar relatief veel last van. De bekende constructie is daarom maar beperkt inzetbaar.
De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterde kliminrichting te verschaffen, die niet, of althans in mindere mate dan de bekende kliminrichting, gevoelig is voor oneffenheden aan de buitenzijde van een pilaarvormige constructie waarlangs de kliminrichting dient te klimmen en/of af te dalen. Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, door een kliminrichting ingericht voor het dragen van een instrument en voor het uitwendig uitvoeren van werkzaamheden aan een pilaarvormige constructie, de kliminrichting omvattende: - een een eerste vlak definiërend eerste frame dat is ingericht teneinde een pilaarvormige constructie zodanig te omgeven, dat het eerste vlak zich althans in hoofdzaak haaks ten opzichte van een langsas van de pilaarvormige constructie uitstrekt - vanuit het eerste frame in, of althans ten minste in hoofdzaak parallel aan, het eerste vlak naar binnen, dat wil zeggen in de richting van het midden van het door het frame omspannen vlak, verplaatsbaar aan het eerste frame bevestigde, althans in hoofdzaak vormvaste, eerste klemorganen
- een eerste spanorgaan, dat aangrijpt, of althans aangrijpbaar is, op de eerste klemorganen, - een spaninrichting die is ingericht teneinde het eerste spanorgaan aan te spannen teneinde de eerste klemorganen richting een door het frame omgeven pilaarvormige constructie te bewegen, - een een tweede vlak definiërend tweede frame dat is ingericht teneinde een pilaarvormige constructie zodanig te omgeven, dat het tweede vlak zich althans in hoofdzaak haaks ten opzichte van een langsas van de pilaarvormige constructie uitstrekt, - vanuit het tweede frame in, of althans ten minste in hoofdzaak parallel aan, het tweede vlak naar binnen, dat wil zeggen in de richting van het midden van het door het frame omspannen vlak, verplaatsbaar aan het tweede frame bevestigde, althans in hoofdzaak vormvaste, tweede klemorganen, - een tweede spanorgaan, dat aangrijpt, of althans aangrijpbaar is, op de tweede klemorganen, - een spaninrichting die is ingericht teneinde het tweede spanorgaan aan te spannen teneinde de tweede klemorganen richting een door het frame omgeven pilaarvormige constructie te bewegen, - het eerste frame en het tweede frame met elkaar verbindende verbindingsmiddelen, ingericht voor het van elkaar weg en naar elkaar toe beweegbaar verbinden van het eerste en het tweede frame - een aandrijfinrichting ingericht voor het aandrijven van de verbindingsmiddelen, teneinde de afstand tussen het eerste en tweede frame aan te passen.
De term pilaarvormige constructie dient in dit document breed te worden geïnterpreteerd en beoogt verschillende vormen van verticale, hellende en/of gebogen, geconstrueerde, eenvormige en/of natuurlijke staanders aan te duiden die kunnen worden omklemd en waaraan bijvoorbeeld inspectie-, onderhouds- en/of reparatiewerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. De toepasbaarheid is hier echter niet toe beperkt. Voorbeelden van pilaarvormige constructies zijn brug- en stijgerpijlers, schoorstenen, masten en dergelijke.
De afmetingen van de Kliminrichting zijn afhankelijk van de afmetingen, met name de dwarsdoorsnede, van de pilaarvormige constructie die dient te worden omgeven. De lengte en breedte van een rechthoekig frame verhouden zich bij voorkeur binnen een bereik van 1:2 tot 2:1, verder bij voorkeur binnen een bereik van 2:3 tot 3:2. De breedte van een rechthoekig of vierkant frame bedraagt bij voorkeur ten minste 500 mm, verder bij voorkeur 700 mm en nog verder bij voorkeur 850 mm.
De breedte van een rechthoekig of vierkant frame bedraagt bij voorkeur ten hoogste 5000 mm, verder bij voorkeur 3000 mm en nog verder bij voorkeur 2000 mm of 1500 mm.
Bij een cirkelvormig frame heeft de minimale respectievelijk maximale afmeting van de diagonaal een bovengenoemde voorkeurswaarde.
Verder maken de verbindingsmiddelen bij voorkeur een onderlinge afstand van ten minste 100 mm, verder bij voorkeur 200 mm en nog verder bij voorkeur 300 mm tussen het bovenste en onderste frame mogelijk.
De verbindingsmiddelen maken bij voorkeur een onderlinge afstand van ten hoogste 2000 mm, verder bij voorkeur 1000 mm en nog verder bij voorkeur 7500 mm tussen het bovenste en onderste frame mogelijk.
De kliminrichting is ingericht teneinde om een pilaarvormige constructie te kunnen worden aangebracht, zodanig dat het eerste en het tweede frame zich op afstand van elkaar boven elkaar bevinden, bijvoorbeeld met het eerste frame onder het tweede frame.
Vervolgens wordt het eerste spanorgaan door middel van de spaninrichting aangespannen, teneinde de eerste klemorganen tegen de pilaarvormige constructie te spannen, waardoor het eerste frame om de pilaarvormige constructie wordt geklemd.
Nu kan het tweede frame met behulp van de aandrijfinrichting ten opzichte van het eerste frame omhoog worden bewogen.
Wanneer het tweede frame de gewenste hoogte heeft bereikt wordt het tweede spanorgaan door middel van de spaninrichting aangespannen, teneinde de tweede klemorganen tegen de pilaarvormige constructie te spannen, waardoor het tweede frame om de pilaarvormige constructie wordt geklemd.
Vervolgens kan het eerste spanorgaan worden ontspannen, zodat de eerste klemorganen van de pilaarvormige constructie weg bewegen.
Nu kan het eerste frame met behulp van de aandrijfinrichting ten opzichte van het tweede frame omhoog worden bewogen.
Deze stappen kunnen worden herhaald om de kliminrichting steeds verder naar boven te verplaatsen.
Op vergelijkbare wijze kan de kliminrichting uiteraard ook omlaag worden verplaatst.
Doordat de klemmiddelen relatief ver van de pilaarvormige constructie worden wegbewogen, omdat de klemmiddelen alleen maar ter plaatse van de omklemming met de pilaarvormige constructie in contact komen, en omdat de spankracht van het spanorgaan rond gaat en daarmee buigspanning in het frame (bijvoorbeeld bij een onregelmatig buitenoppervlak van de pilaarvormige constructie)
voorkomt, is de kliminrichting volgens de onderhavige uitvinding niet, of althans in mindere mate, dan de bekende inrichting gevoelig voor oneffenheden aan de buitenzijde van een pilaarvormige constructie waarlangs de kliminrichting dient te klimmen en/of af te dalen, en is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. De kliminrichting volgens de uitvinding past zichzelf zelfs aan aan gebogen banen in de pilaarvormige constructie.
Wanneer het eerste en het tweede frame om de pilaarvormige constructie zijn geklemd kunnen werkzaamheden aan de pilaarvormige constructie worden uitgevoerd. Het is ook denkbaar dat werkzaamheden worden uitgevoerd wanneer slechts één frame om de pilaarvormige constructie is geklemd. De werkzaamheden kunnen dan door middel van één of meer aan de kliminrichting bevestigde instrumenten vanaf het om de pilaarvormige constructie geklemd frame worden uitgevoerd, maar ook vanaf het “ontspannen” frame, bijvoorbeeld wanneer zich dat ten opzichte van de pilaarvormige constructie verplaatst. Doordat een frame door middel van het betreffende spanorgaan stevig een pilaarvormige constructie kan omklemmen, is het bijvoorbeeld mogelijk het buitenoppervlak van de pilaarvormige constructie schoon te stralen, met een waterstraal die onder (hoge) uit een aan het betreffende frame bevestigde waterstraalinrichting naar de pilaarvormige constructie wordt gericht. Maar ook andere werkzaamheden kunnen met behulp van aan het frame bevestigde instrumenten worden uitgevoerd. Zo kan het aantal verbindingen tussen de onderling verbonden framedelen worden beperkt, en kan een pilaarvormige constructie makkelijk worden omgeven. Echter, andere vormen, zelfs een cirkelvorm, zijn ook denkbaar.
Bij een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de kliminrichting is het eerste en het tweede frame polygonaal, bij voorkeur rechthoekig, bij voorkeur vierkant gevormd.
Bij voorkeur zijn het eerste en tweede frame ingericht voor het in samengestelde toestand openen en sluiten van het frame, inclusief het spanorgaan en de klemorganen, teneinde de kliminrichting in een horizontale beweging om een pilaarvormige constructie aan te brengen en te verwijderen. Aldus kan de kliminrichting om een pilaarvormige constructie worden aangebracht zonder de noodzaak daarvoor (de)montagewerkzaamheden aan het frame te moeten verrichten. De kliminrichting kan in geopende toestand eenvoudig om een te beklimmen pilaarvormige constructie worden aangebracht, waarna de kliminrichting kan worden gesloten teneinde de pilaarvormige constructie te omsluiten.
Het heeft daarbij de voorkeur dat het eerste en het tweede frame elk ten minste één zwenkarm omvatten, welke zwenkarm vanuit een gesloten toestand 5 naar een geopende toestand zwenkbaar is, bij voorkeur in het door het betreffende frame gedefinieerd vlak. Wanneer een zwenkarm bijvoorbeeld als scharnierbaar deel van het frame is voorzien, is het frame eenvoudig over te brengen van een geopende daar de gesloten toestand en omgekeerd.
Bij voorkeur omvatten het eerste en het tweede frame elk ten minste twee zwenkarmen die als klapdeuren open en dicht zwenkbaar zijn. Aldus kunnen de zwenkarmen relatief kort worden uitgevoerd, waardoor de zwenkarmen een relatief korte zwenkbaan maken en kliminrichting relatief dicht bij een te omklemmen pilaarvormige constructie kan worden geopend. Bovendien zijn relatief korte zwenkarmen minder kwetsbaar en hebben eventuele toleranties relatief weinig effect op beweging van de zwenkarmen.
De ten minste ene zwenkarm strekt zich dan over een hele zijde van het frame uit waarbij bij voorkeur een tweede zwenkarm, die zich vanuit een tegenovergelegen deel van het frame uitstrekt, de ten minste ene zwenkarm deels overlapt. Dit vergroot de stevigheid en stijfheid van de constructie.
Bij voorkeur zijn geleidingsmiddelen voorzien, voor het, althans gedurende een laatste fase van het sluiten van het frame, geleiden van de ten minste ene zwenkarm tijdens het van een geopende naar een gesloten toestand bewegen van de ten minste ene zwenkarm. Dit verkleint het risico dat het vrije uiteinde van een zwenkarm bij het sluiten niet goed ten opzichte van een tegenovergelegen deel van het frame wordt uitgericht.
Voor het eenvoudig borgen van de zwenkarmen zijn bij voorkeur aangrijpmiddelen voorzien, die in de gesloten toestand van de zwenkarmen in elkaar grijpen, op zodanige wijze dat de uiteinden van het spanorgaan bij het aanspannen naar elkaar toe worden getrokken en daarbij de onderlinge aangrijping van de aangrijpmiddelen versterkt en ook de aangrijping borgt.
Het heeft de voorkeur dat spanmiddelen zijn voorzien voor het onder spanning houden van het spanorgaan in de geopende toestand van de ten minste ene zwenkarm. Aldus wordt voorkomen dat de aangrijping van het spanorgaan in een geopende toestand van een frame wordt opgeheven, waardoor wordt voorkomen dat bij een latere aanspanning van het spanorgaan het klemorgaan niet of niet goed wordt aangespannen. Het heeft de voorkeur dat de kliminrichting is voorzien van centreermiddelen ingericht voor het ten opzichte van de klemorganen kunnen centreren van een te omklemmen pilaar. Hiermee kan de kliminrichting, althans de werking ervan, zodanig worden aangepast aan verschillen in doorsnede van pilaarvormige constructies, dat een omklemde pilaarvormige constructie ten opzichte van de frames is, althans wordt, gecentreerd. Zo kan een deel van een frame ten opzichte van de rest van het frame naar binnen, dat wil zeggen in de richting van het midden van het door het frame omspannen vlak, en bij voorkeur in dat vlak of althans in hoofdzaak parallel daaraan verschuifbaar zijn voorzien, bijvoorbeeld zijn aangedreven of althans in reactie op het aanspannen van het spanorgaan.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is het spanorgaan een langgestrekt buigzaam spanorgaan, bijvoorbeeld een kabel. De kabel kan zijn vervaardigd van vezels, zoals Dynema. Met kabels kan met name kabels die de pilaarvormige constructie bij toepassing in hoofdzaak geheel omgeven, en waarbij de spankracht rond gaat, eenvoudig een zeer grote spankracht worden verschaft, om de klemorganen stevig tegen een te omspannen pilaarvormige constructie te spannen.
Een robuuste spaninrichting omvat een spindel en een de spindel aangrijpende spindelmoer, waarbij het spanorgaan, de spindel en de spindelmoer zodanig met elkaar zijn verbonden, of althans samenwerken, dat rotatie van de spindelmoer een spanning of ontspanning van het spanorgaan bewerkstelligt. De spindelmoer kan daarbij het spanorgaan aangrijpen en bij rotatie van de spindel het spanorgaan spannen, dan wel ontspannen.
Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsmiddelen een tandheugel en een de tandheugel aangrijpend rondsel omvatten, waarbij de tandheugel en het rondsel zodanig zijn verbonden of in aangrijping zijn met het eerste en tweede frame, dat rotatie van het rondsel vast, doch een onderlinge verplaatsing van het eerste en het tweede frame bewerkstelligt. Bij een uitvoeringsvorm is het rondsel roteerbaar verbonden met het één van de frames en is de tandheugel vast verbonden met het ander frame en strekt die zich haaks op het door het gedefinieerde vlak uit naar en wort door het rondsel aan het ene frame aangegrepen. Bij rotatie van het rondsel wordt de tandheugel met het vast daarmee verbonden andere frame ten opzichte van het ene frame verplaatst. Aldus kan de kliminrichting worden gemanipuleerd teneinde een pilaarvormige constructie te beklimmen of af te dalen, hetgeen verderop meer in detail wordt besproken.
Het heeft de voorkeur dat de verbindingsmiddelen twee of meer combinaties van een dergelijk samenwerkend tandheugel en rondsel omvatten. Een solide kliminrichting omvat bijvoorbeeld aan elk van de zijden, behalve aan de zijde met de ten minste ene zwenkarm een dergelijke combinatie, zodat de twee frames aan die drie zijden met elkaar zijn verbonden en de verplaatsing op drie plaatsen aan de frames wordt uitgevoerd.
Alternatief of aanvullend kan de kliminrichting zijn voorzien van wielen, waarmee de kliminrichting zich over een (semi)verharde ondergrond kan verplaatsen.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is de kliminrichting voorzien van drijvers waarmee de kliminrichting op open water kan drijven. Aldus kunnen in water staande pijlers eenvoudig door de kliminrichting worden genaderd en aangegrepen.
Daarbij kan de kliminrichting naar boven klimmen, maar ook onder het oppervlak van het open water naar beneden afdalen.
De kliminrichting kan zijn voorzien van een verplaatsingsaandrijving, zoals een motor voor het aandrijven van de wielen of van een propeller waarmee de kliminrichting over een ondergrond of open water verplaatsbaar is.
Bij voorkeur is de inrichting voorzien van besturingsmiddelen die op afstand bestuurbaar zijn. Daarmee kan de kliminrichting op moeilijk voor personen toegankelijk terrein of open water naar een te beklimmen pilaarvormige constructie worden gestuurd, aldaar worden geopend of gesloten om de pilaarvormig constructie te omgeven, en vervolgens worden aangestuurd om de pilaarvormige constructie te beklimmen of af te dalen.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden is de kliminrichting bij voorkeur voorzien van een bij voorkeur losneembare bewerkingsinrichting waarmee bewerkingen aan de pilaarvormige constructie kunnen worden verricht, of althans van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een losneembare bewerkingsinrichting.
De werkzaamheden kunnen inspectie of opnames met behulp van een camera omvatten, maar ook het schoonspuiten van de pilaarvormige constructie of het uitvoeren van mechanische bewerkingen of andere onderhoudswerkzaamheden.
Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het indien om een pilaarvormige constructie aangebracht langs de pilaarvormige constructie stijgen en dalen van een kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een pilaarvormige constructie; b) het om de pilaarvormige constructie aanbrengen van de kliminrichting, waarbij het eerste frame zich onder het tweede frame bevindt; c) het om de pilaarvormige constructie klemmen van de klemorganen van het eerste frame; d} het in een niet-klemmende toestand handhaven of brengen van de klemorganen van het tweede frame; e) het ten opzichte van het eerste frame in een bepaalde opwaartse, respectievelijk neerwaartse richting verplaatsen van het tweede frame; fy het om de pilaarvormige constructie klemmen van de klemorganen van het tweede frame; g) het in een niet-klemmende toestand brengen van de klemorganen van het eerste frame; h} het in de bepaalde richting bewegen van het eerste frame; i) het herhalen van de stappen c) tot en met h) tot de kliminrichting zich op een gewenste positie ten opzichte van de pilaarvormige constructie bevindt.
Een dergelijke werkwijze is een eenvoudige manier om langs een pilaarvormige constructie te stijgen of af te dalen.
De respectieve spanorganen kunnen een relatief grote kracht op de klemorganen uitoefenen, zodat de kliminrichting een relatief groot draagvermogen heeft.
Wanneer de kliminrichting met drijvers is uitgevoerd kan de kliminrichting daardoor onder de waterspiegel langs een in water staande pilaarvormige constructie afdalen.
De kliminrichting blijft, uitgezonderd bij het aanbrengen om of verwijderen van de pilaarvormige constructie, steeds met ten minste één frame klemmend om de pilaarvormige constructie bevestigd, zodat de kliminrichting niet onbedoeld kan vallen of, in water, door een opwaartse kracht naar het wateroppervlak kan stijgen.
Bovengenoemde werkwijze kan ook onafhankelijk van een Kliminrichting volgens de onderhavige uitvinding worden beschermd, gedefinieerd door een werkwijze voor het langs een pilaarvormige constructie stijgen en dalen met een kliminrichting met eerste en tweede, althans ten minste in hoofdzaak, onafhankelijk van elkaar beweegbare en onderling verbonden, boven elkaar om een pilaarvormige constructie aan te brengen klemmechanismen, omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een pilaarvormige constructie; b) het boven elkaar om de pilaarvormige constructie aanbrengen van het eerste en tweede klemmechanisme, waarbij het eerste klemmechanisme zich onder het tweede klemmechanisme bevindt; c) het om de pilaarvormige constructie klemmen van het eerste klemmechanisme; d) het in een niet-klemmende toestand handhaven of brengen van het tweede klemmechanisme; e) het ten opzichte van het eerste klemmechanisme in een bepaalde opwaartse, respectievelijk neerwaartse richting verplaatsen van het tweede klemmechanisme; f) het om de pilaarvormige constructie klemmen van het tweede klemmechanisme; g) het in een niet-klemmende toestand brengen van het eerste klemmechanisme; h) het in de bepaalde richting bewegen van het eerste klemmechanisme; i) het herhalen van de stappen c) tot en met h) tot de kliminrichting zich op een gewenste positie ten opzichte van de pilaarvormige constructie bevindt.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding staat de pilaarvormige constructie in een waterpartij en is de kliminrichting voorzien van drijfmiddelen, waarbij de kliminrichting voorafgaand aan stap b) drijvend of varend over een wateroppervlak van de waterpartij naar de pilaarvormige constructie wordt verplaatst.
Voor het uitwendig uitvoeren van werkzaamheden aan een pilaarvormige constructie van de kliminrichting zich bij stappen c) tot en met h) in een neerwaartse richting naar onder het wateroppervlak verplaatst. Door de relatief hoge spankracht kan de kliminrichting, die voldoende drijfvermogen bezit om op het water te blijven drijven, tot ver onder het wateroppervlak worden getrokken om een pilaarvormige constructie, zoals een paal van een stijger van een industriële haven of een pijler van een brug, van het wateroppervlak tot aan de bodem af te dalen,
bijvoorbeeld om de toestand ervan met een aan de kliminrichting bevestigde camera te kunnen controleren.
Bij een de voorkeur genietende werkwijze is een kliminrichting voorzien van een ontvanger ingericht voor het ontvangen van stuursignalen, waarbij stuursignalen voor het besturen van de inrichting via een zender vanaf afstand naar de ontvanger worden gestuurd. De aansturing kan zowel het langs een pilaarvormige constructie klimmen en afdalen als het middels genoemde verplaatsingsmiddelen naar en van de pilaarvormige constructie verplaatsen betreffen.
De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening van niet-limitatieve, de voorkeur genietende uitvoeringsvormen van de kliminrichting volgens de onderhavige uitvinding. In de figuren worden dezelfde elementen aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers, die ter voorkoming van onnodige herhalingen niet bij elke figuur opnieuw worden geïntroduceerd. In de tekening toont: Figuur 1 een perspectivisch zijaanzicht van een kliminrichting volgens de onderhavige uitvinding; Figuur 2 een bovenaanzicht van de kliminrichting uit figuur 1; Figuur 3 een vooraanzicht van de kliminrichting uit figuur 1; Figuur 4 een schetsmatig bovenaanzicht toont van de kliminrichting 1, met geopende zwenkarmen; Figuren 5a-d een schetsmatig bovenaanzicht van de kliminrichting uit figuur 1, waarbij pilaarvormige constructies met verschillende horizontale dwarsdoorsneden door een kliminrichting worden omklemd; Figuur 6 een detailaanzicht van de bevestiging van de uiteinden van de spankabel aan de zwenkarmen; Figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een mechanisme waarmee de zwenkarmen van het frame open en dicht worden gezwenkt; Figuur 8a een perspectivisch aanzicht van de verbindingsmiddelen tussen het bovenste en onderste framedeel; Figuur 8b een detailaanzicht van een deel van de verbindings- middelen; Figuren 9a-f schematische weergave van achtereenvolgende stappen voor het beklimmen van een pilaar; en
Figuren 10a-e schematische weergave van achtereenvolgende posities van een kliminrichting die langs een in een waterpartij staande pilaarvormige constructie afdaalt.
Figuur 1 toont een perspectivisch zijaanzicht van een kliminrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, geschikt voor toepassing bij in open water staande pilaren, staanders, pijlers of dergelijke als pilaarvormige constructies. De kliminrichting 1 heeft in dit uitvoeringsvoorbeeld vier drijvers 2 waarvan er twee zijn bevestigd aan elk van een bovenste 3a (hierin ook eerste frame genoemd} en een onderste frame3b (hierin ook tweede frame genoemd) van samengesteld frame. De frames 3a, 3b zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld vierkant en gevormd door elk twee paar van drie onderling in een U-vorm verbonden stangen 4a-c, 4d-f, 5a-c, 5d-f, en twee paar zwenkarmen 6a-d, 7a-d die zwenkbaar zijn verbonden met de vrije uiteinden van de benen van de respectieve U-vormen. Tussen de stangen 4b en 4e, respectievelijk 5b, 5e strekt zich een spindel 17 uit, waarvan de werking verder in de tekst nader zal worden toegelicht.
De onderlinge samenwerking van de zwenkarmen 6a-d, 7a-d wordt verderop in deze beschrijving nader toegelicht. De frames 3a, 3b definiëren elk een vlak, welke vlakken zich bij toepassing in hoofdzaak haaks op een pilaarvormige constructie uitstrekken. Bij de beschrijving van de uitvinding wordt dit vlak geacht zich horizontaal uit te strekken, hoewel bij één hellende of bochtige constructie de vlakken van de horizontaal kunnen afwijken.
Binnen elk van de frames 3a, 3b bevinden zich twee op een vaste positie, echter in het vlak van het respectieve frame 3a, 3b zwenkbaar, met het betreffende frame 3a, 3b verbonden als klemarmen 8a, 8b uitgevoerde plaatsvaste eerste, respectievelijk tweede klemorganen.
Binnen elk frame 3a, 3b bevinden zich U-vormige subframes 10a, 10b, die vanaf de stangen 4b, 4e, respectievelijk 5b, 5e in de richting van de zwenkarmen 6, 7 en terug verschuifbaar met het betreffende frame 3a, 3b zijn bevestigd.
Binnen elk subframe 10a, 10b bevinden zich tevens twee zwenkbaar met het betreffende subframe 10a, 10b verbonden als verschuifbare klemarmen 9a, respectievelijk 9b uitgevoerde eerste en tweede klemorganen.
De vier klemarmen 8a, 9a, respectievelijk 8b, 9b van elk frame 3a, 3b worden omgeven door een, in figuur 1 niet zichtbare, spankabel 11a, 11b als eerste, respectievelijk tweede spanorgaan.
Beide frames 3a, 3b zijn onderling met elkaar verbonden door middel van drie sets een klimmechanisme vormende verbindingsmiddelen 12a, 12b, 12c, die verderop in dit document nader worden toegelicht. Echter, het is mogelijk om de kliminrichting met twee of vier van dergelijke sets verbindingsmiddelen uit te voeren.
Zelfs één set zou kunnen volstaan, hoewel dat niet de voorkeur heeft.
Figuur 2 toont een bovenaanzicht op de kliminrichting uit figuur 1, voorzien van de bovengenoemde verwijzingscijfers. In het bovenaanzicht is te zien dat zwenkarm 6b {en 6d) de afstand tussen de vrije uiteinden van stangen 4a, 4c (4d, 4f) overbrugt en dat zwenkarm 6a (6b) als geheel ongeveer twee-derde van de zwenkarm 6c (6d) overlapt en {niet zichtbaar in figuur 2} met een uitsparing 13 over een lip 14 van zwenkarm 6c is geschoven. Verder is te zien dat de klemarmen 8, 9 zijn voorzien van geleidewielen 15 voor de (ook in figuur 2 niet zichtbare) spankabel 11.
In het vooraanzicht van figuur 3 is zichtbaar hoe uitsparing 13 in driehoekige plaat 16 over lip 14 valt.
Figuur 4 toont een schetsmatig bovenaanzicht van de kliminrichting
1. Het bovenste frame 3a is getoond met de zwenkarmen 6 in een geopende toestand. Frame 3b bevindt zich in een zelfde toestand onder frame 3a en is daarom in het bovenaanzicht niet zichtbaar. In deze toestand kan de Kliminrichting 1 om een pilaarvormige constructie worden aangebracht, zoals is weergegeven in figuren 5a-d.
Vervolgens worden de zwenkarmen 6 in de gesloten toestand teruggebracht (zie figuur 1).
Figuur 4 toont meer in detail de spankabel 11 die met één uiteinde is verbonden met zwenkarm 6a en met het andere uiteinde is verbonden met zwenkarm Gc. Figuur 4 toont ook meer in detail een spaninrichting, waarmee de spankabel 11 kan worden gespannen en ontspannen. De spaninrichting heeft een spindel 17 die zich in de breedte van het frame 3 uitstrekt en wordt aangegrepen door een spindelmoer 18 met daarop een katrolblok 19 met een geleidewiel 15, waaromheen de spankabel 11 is geslagen. Door spindel 17 te roteren verplaatst de spindelmoer 18 zich met katrolblok 19 naar één van beide zijkanten en wordt de spankabel 11 gespannen, of juist ontspannen doordat de baan van de spankabel 11, althans het deel dat zich in de spaninrichting bevindt, wordt verlengd, respectievelijk verkort, terwijl beide uiteinden zijn bevestigd aan de zwenkarmen 8a en 6c. Vanuit de in figuur 4 getoonde toestand zullen eerst de zwenkarmen 8a, 6c dichtzwenken. Vervolgens trekt de spankabel 11 de klemarmen 8, 9 richting het hart van het frame 3. De klemarmen 8,9 zwenken om hun respectieve scharnierbevestigingen naar binnen onder uitoefening van de spankracht van die spankabel 11 er op uitoefent. De klemarmen 8, 9 zijn door middel van veren voorgespannen in de richting van de stangen 4a,c, 5a,c van het betreffende frame 3a, 3b. Wanneer de spankracht van de spankapel 11 wordt opgeheven keren de klemarmen 8, 9 onder de voorspankracht terug naar hun positie parallel aan de respectieve stangen 4a,c, 5a,c. Met de spindel 17 en de spindelmoer 18 kan een op betrouwbare wijze een relatief grote spankracht worden uitgeoefend. De spankracht in het spanorgaan kan worden gedefinieerd door het meten van de stroomsterkte door een spanmotor of door een treksensor ergens in serie met het spanorgaan. Klemming geschiedt door trekkracht in het spanorgaan en niet door aandrukken vanuit een buigstijf constructie frame dat zwaarder en instabieler is zoals bij conventionele inrichtingen. Aldus resulteert het om een pilaarvormige constructie klemmen van de klemorganen niet tot een naar buiten gerichte reactiekracht op het frame.
Figuren 5a-d tonen elk de kliminrichting 1 die met beide frames 3a en 3b (niet zichtbaar) klemmend om een met letters A, B, C, respectievelijk D aangeduide pilaarvormige constructie is aangebracht. Wanneer de pilaarvormige constructie A, B, C, D in de langsrichting ervan gezien een ongelijkmatige of taps toelopende dwarsdoorsnede(vorm) heeft, bevinden de frames 3a en 3b zich mogelijk niet in één lijn met elkaar. Ook wanneer bij het stijgen of afdalen de klemarmen 8, 9 van één van beide frames 3a, 3b om de pilaarvormige constructie is gespannen en de klemarmen 8, 9 van het andere frame 3b, 3a niet, is het in de zichtrichting gezien achterste frame deels zichtbaar.
De pilaarvormige constructies A, B, C, D variëren in vorm, dat wil zeggen rond en vierkant, en in omvang van dwarsdoorsnede. In de figuren 5a-d is zichtbaar dat niet alleen de klemarmen 8, 9 door de spankabel 11 naar binnen worden gespannen, maar dat ook de positie van het subframe 10a aan de doorsnede van de pilaarvormige constructie A, B, C, D wordt aangepast. In figuren 5a-d is ook zichtbaar dat de spindelmoer 18 met het katrolblok 12 verder naar links is geschoven naarmate de omtrek van de pilaarvormige constructie A, B, C, D kleiner is. Immers, hoe groter de omtrek, des te minder hoeft de baan van de spankabel 11 te worden verlengd om de klemarmen 8, 9 in contact te brengen met de pilaarvormige constructie A, B, C, D. In de figuren 5a-d is de spankabel 11 zodanig om de geleidewielen 15 van de klemarmen 8, 9 gespannen, dat de pilaarvormige constructie A, B, C, D stevig is ingeklemd.
Figuur 6 toont een detailaanzicht van de bevestiging van de uiteinden van de spankabel 11 aan de zwenkarmen 6 aan weerszijden van lip 14. Wanneer de zwenkarmen 6 zijn gesloten gaat aldus de spankracht mooi rond en is het risico van buigbelasting op het frame 3a, 3b geminimaliseerd.
Figuur 7 toont het mechanisme waarmee de zwenkarmen 6, 7 van het frame 3b open en dicht worden gemaakt. Aan de stang 5f is scharnierbaar een actuator 20 bevestigd die een spindel 21 aandrijft. Zwenkarmen 7c¢,d zijn via een naar buiten het frame 3b uitstekend verbindingsstuk 22 verbonden met stangen 5c‚f. Het verbindingsstuk 22 is via een zwenkas 23 met de stangen 5¢,f verbonden en met twee zwenkverbindingen 24 met zwenkarmen 7c,d verbonden. Tussen de zwenkverbindingen 24 is een spindelmoer 25 voorzien. Wanneer spindel 21 door de actuator 20 wordt aangedreven zwenkt zwenkarm 7 open of dicht.
Figuur 8a toont een perspectivisch aanzicht van de een klimmechanisme 12b vormende verbindingsmiddelen tussen het bovenste en onderste frame 3a, 3b. Omwille van de duidelijkheid zijn de stangen van het bovenste en onderste frame 34, 3b in deze figuur weggelaten. Figuur 8b toont een deel van een klimmechanisme 12c dat aan de zijkant van de kliminrichting is gepositioneerd in detail, met stangen 5c‚f van het onderste frame 3b.
Figuur 8a toont een actuator 26 als aandrijfinrichting die een stang 27 roterend aandrijft. De stang 27 is in het midden voorzien van een rondsel in de vorm van een aandrijftandwiel 29. Het rondsel 29 in het midden van de stang 27 drijft rechtstreeks tandheugel 30 aan.
De stang 27 is nabij beide uiteinden voorzien van kettingwielen 32 waaromheen een ketting 33 is geslagen waarmee twee zich aan respectieve zijden van de kliminrichting bevindende (in figuur 8a niet getoonde) klimmechanismen 12a, 12c via een door de respectieve ketting 28 aangedreven tandwiel 29 worden aangedreven, op vergelijkbare wijze met het klimmechanisme 12b dat onder verwijzing naar figuur 8b is beschreven.
Figuur 8b toont een via de actuator 26 door een kettingwiel 32 en een ketting 33 aangedreven rondsel of tandwiel 29 met rotatie-as 28. . Het tandwiel 29 grijpt aan op een tandheugel 30 (waarvan de tanden in figuur 8b niet zichtbaar zijn)
die tussen het tandwiel 29 en een drukwiel 31 geleidbaar is verbonden met stangen Scf. De tandheugel 30 is nabij diens bovenuiteinde gefixeerd bevestigd aan (in deze figuren 8a, 8b niet zichtbare) stangen 4b,e. Wanneer de actuator 26 stang 27 aandrijft zorgt de hierboven beschreven overbrenging ervoor dat het bovenste frame 3a ten opzichte van het onderste framedeel 3b omhoog, respectievelijk omlaag wordt verplaatst.
Aldus kan een onderlinge afstand tussen het onderste 3b en het bovenste 3a frame worden ingesteld.
Figuren Sa-9f tonen in een schematisch dwarsdoorsnede-aanzicht de wijze waarop een kliminrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding langs een pilaarvormige constructie in de vorm van een pilaar 34 omhoog beweegt. Onder verwijzing naar de hiervoorgaande beschrijving van de kliminrichting kan dit redelijk beknopt, doch begrijpelijk worden toegelicht.
Figuur Sa toont een pilaar 34 waaromheen de kliminrichting is aangebracht. Onderste 3b en bovenste 3a frame zijn strak gespannen om de pilaar 34 aangebracht.
Figuur 9b toont de kliminrichting in een volgende stap, waarbij de spanning op de klemarmen van het onderste frame 3b, althans ten minste ten dele, is opgeheven en de klemarmen zich op afstand van de pilaar bevinden. De klemarmen van het bovenste frame 3a omklemmen de pilaar 34 onveranderd.
Figuur 9c toont de kliminrichting in wederom een volgende stap, waarbij het onderste frame 3b door middel van het klimmechanisme in de richting van het bovenste frame 3a is verplaatst. De klemarmen van het onderste frame 3b bevinden zich nog op afstand van de pilaar 34. De klemarmen van het bovenste frame 3a omklemmen de pilaar 34 onveranderd.
Figuur 9d toont de kliminrichting in een volgende stap, waarbij de spanning op de klemarmen van het onderste frame 3b weer is aangebracht, zodat de klemarmen de pilaar strak omklemmen. De klemarmen van het bovenste frame 3a omklemmen de pilaar 34 onveranderd.
Figuur Se toont de kliminrichting in een volgende stap, waarbij de spanning op de klemarmen van het bovenste frame 34, althans ten minste ten dele, is opgeheven en de klemarmen zich op afstand van de pilaar bevinden. De klemarmen van het onderste frame 3b omklemmen de pilaar 34 onveranderd.
Figuur 9f toont de kliminrichting in een volgende stap, waarbij de spanning op de klemarmen van het bovenste frame 3a, althans ten minste ten dele, is opgeheven en de klemarmen zich op afstand van de pilaar 34 bevinden. De klemarmen van het onderste frame 3b omklemmen de pilaar 34 onveranderd.
In de daaropvolgende stap bevindt de kliminrichting zich weer in de in figuur 1a getoonde toestand. Door het achtereenvolgens en herhaaldelijk uitvoeren van de bovengenoemde stappen klimt de kliminrichting als het ware naar boven. Het naar beneden afdalen van een pilaar door de kliminrichting geschiedt in omgekeerde volgorde, dus de toestanden vanaf figuur 9a via achtereenvolgens 9f, 9e, 9d, 9c en 8b naar figuur 9a.
Figuren 10a-e tonen schematische weergaven van achtereenvolgende posities van een kliminrichting die langs een in een waterpartij staande pilaar afdaalt. In figuur 1a is een kliminrichting over water, waarvan de bodem is aangeduid met de letter “B”en het wateroppervlak is aangeduid met de letter “W”, naar een in een waterpartij staande pilaar 34, bijvoorbeeld een pijler van een brug, gevaren. Het bovenste en onderste frame, 3a, respectievelijk 3b hebben geen klemcontact met de pilaar. De (in figuren 10 niet in detail getoonde) drijvers houden de kliminrichting drijvende om de pilaar 34.
In figuren 10b-e wordt de kliminrichting getoond in steeds lagere posities, corresponderende met de stap uit figuur 9d, na het herhaaldelijk bij het afdalen van de pilaar 34. De span- en klemkracht van elk van afzonderlijke frames 3a, 3b is voldoende om de kliminrichting onder water op de betreffende posities te houden en dus de opwaartse kracht te overwinnen.- Hiervoor zijn groite krachten nodig. Omdat de klemorganen van de kliminrichting om de pilaar worden gespannen worden daarbij geen of verwaarloosbare naar buiten gerichte krachten op het frame uitgeoefend.
Nadat de kliminrichting de positie in figuur 10° heeft bereikt, en dus tot de bodem B van de waterpartij is afgedaald en de bewerkingen zoals een inspectie op de pilaar heeft uitgeoefend kan de kliminrichting in omgekeerde volgorde langs de pilaar 34 omhoog klimmen richting het wateroppervlak “W”, aldus naar de positie die is weergegeven in figuur 10a. Alternatief kunnen beide spaninrichtingen worden ontspannen, waardoor de kliminrichting door de opwaartse kracht naar het wateroppervlak “W” stijgt. Datzelfde kan worden toegepast bij een defect aan de spaninrichting, door te voorzien dat het spanorgaan door een noodvoorziening wordt ontspannen, dus niet via het roteren van de spindel.
De onderhavige uitvinding is in de bovenstaande beschrijving en de bijgevoegde figuren beschreven en getoond onder verwijzing naar een de voorkeur genietend uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvindingen.
De beschrijving en de figureren hebben geen beperkend effect of de beschermingsomvang van de uitvinding, die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende conclusies.
De kliminrichting uit het voorbeeld is voorzien van drijvers.
Deze drijvers zijn optioneel en kunnen worden weggelaten of eventueel vervangen door wielen of andere transportmiddelen.
Hoewel de uitvinding is bedoeld voor het uitvoeren van werkzaamheden, zijn geen bewerkingsmiddelen bevestigd aan de kliminrichting van het voorbeeld.
Het is duidelijk dat de gewenste instrumenten eenvoudig aan een of meer van de stangen kunnen worden bevestigd.
Lijst met verwijzingscijfers 1 kliminrichting 2 drijver 3 samengesteld frame 3a bovenste frame 3b onderste frame 4 stang bovenste frame 5 stang onderste frame 6 zwenkarm bovenste frame 7 zwenkarm onderste frame 8 plaatsvaste klemarm 9 verschuifbase klemarm 10 subframe 11 spankabel 12 verbindingsmiddelen 13 uitsparing 14 lip 15 geleidewiel 16 driehoekige plaat 17 spindel 18 spindelmoer
19 katrolblok 20 actuator 21 spindel 22 verbindingsstuk 23 zwenkas 24 tweede zwenkas 25 spindelmoer 26 actuator 27 stang 28 rotatieas 29 tandwiel 30 tandheugel 31 drukwiel 32 kettingwiel 33 ketting 34 pilaar B bodem van waterpartij W wateroppervlak van waterpartij

Claims (1)

CONCLUSIESCONCLUSIONS 1. Kliminrichting ingericht voor het verplaatsen van een aan de kliminrichting bevestigd instrument tijdens het uitwendig uitvoeren van werkzaamheden aan een pilaarvormige constructie, de kliminrichting omvattende: - een een eerste vlak definiërend eerste frame dat is ingericht teneinde een pilaarvormige constructie zodanig te omgeven, dat het eerste vlak zich althans in hoofdzaak haaks ten opzichte van een langsas van de pilaarvormige constructie uitstrekt, - vanuit het eerste frame in, of althans ten minste in hoofdzaak parallel aan, het eerste vlak naar binnen verplaatsbaar aan het eerste frame bevestigde, althans in hoofdzaak vormvaste, eerste klemorganen, - een eerste spanorgaan, dat aangrijpt, of althans aangrijpbaar is, op de eerste klemorganen, - een spaninrichting die is ingericht teneinde het eerste spanorgaan aan te spannen teneinde de eerste klemorganen richting een door het frame omgeven pilaarvormige constructie te bewegen, - een een tweede vlak definiërend tweede frame dat is ingericht teneinde een pilaarvormige constructie zodanig te omgeven, dat het tweede vlak zich althans in hoofdzaak haaks ten opzichte van een langsas van de pilaarvormige constructie uitstrekt, - vanuit het tweede frame in, of althans ten minste in hoofdzaak parallel aan, het tweede vlak naar binnen verplaatsbaar aan het tweede frame bevestigde, althans in hoofdzaak vormvaste, tweede klemorganen - een tweede spanorgaan, dat aangrijpt, of althans aangrijpbaar is, op de tweede klemorganen, - een spaninrichting die is ingericht teneinde het tweede spanorgaan aan te spannen teneinde de tweede klemorganen richting een door het frame omgeven pilaarvormige constructie te bewegen, - het eerste frame en het tweede frame met elkaar verbindende verbindingsmiddelen, ingericht voor het van elkaar weg en naar elkaar toe beweegbaar verbinden van het eerste en het tweede frame,Climbing device designed for displacing an instrument attached to the climbing device while performing work externally on a pillar-shaped construction, the climbing device comprising: - a first frame defining a first plane, which is designed to surround a pillar-shaped construction such that it first plane extends at least substantially perpendicular to a longitudinal axis of the pillar-shaped construction, - from the first frame in, or at least substantially parallel to, the first plane attached to the first frame movably inwardly, at least substantially form-retaining , first clamping members, - a first tensioning member which engages, or at least can be engaged, on the first clamping members, - a tensioning device which is arranged to tighten the first tensioning member in order to move the first clamping members towards a pillar-shaped construction surrounded by the frame, - a second frame defining a second plane d at is designed to surround a pillar-shaped construction such that the second plane extends at least substantially perpendicular to a longitudinal axis of the pillar-shaped construction, - from the second frame into, or at least substantially parallel to, the second plane At least substantially form-retaining second clamping members attached to the second frame can be moved inwardly - a second tensioning member which engages, or at least can be engaged, on the second clamping members, - a tensioning device which is designed to tighten the second tensioning member in order to to move clamping members towards a pillar-shaped construction surrounded by the frame, - connecting means connecting the first frame and the second frame, adapted for connecting the first and the second frame movably away from each other and towards each other, - een aandrijfinrichting ingericht voor het aandrijven van de verbindingsmiddelen, teneinde de afstand tussen het eerste en tweede frame aan te passen.- a drive device adapted to drive the connecting means, in order to adjust the distance between the first and second frame. 2. Kliminrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste en het tweede frame polygonaal, bij voorkeur rechthoekig, bij voorkeur vierkant is gevormd.Climbing device according to claim 1, wherein the first and the second frame are polygonal, preferably rectangular, preferably square. 3. Kliminrichting volgens conclusie 2, waarbij het eerste en tweede frame zijn ingericht voor het bij voorkeur in samengestelde toestand, openen en sluiten van het frame, inclusief het spanorgaan en de klemorganen, teneinde de kliminrichting in een horizontale beweging om een pilaarvormige constructie aan te brengen en te verwijderen.Climbing device according to claim 2, wherein the first and second frame are adapted for opening and closing the frame, preferably in assembled condition, including the tensioning member and the clamping members, in order to mount the climbing device in a horizontal movement about a pillar-shaped construction. bring and remove. 4. Kliminrichting volgens conclusie 3, waarbij het eerste en het tweede frame elk ten minste één zwenkarm omvatten, welke zwenkarm vanuit een gesloten toestand naar een geopende toestand zwenkbaar is.Climbing device according to claim 3, wherein the first and the second frame each comprise at least one pivot arm, which pivot arm is pivotable from a closed position to an open position. 5. Kliminrichting volgens conclusie 4, waarbij het eerste en het tweede frame elk ten minste twee zwenkarmen omvatten die als klapdeuren open en dicht zwenkbaar zijn.Climbing device according to claim 4, wherein the first and the second frame each comprise at least two pivoting arms which can be pivoted open and closed as swing doors. 6. Kliminrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de ten minste ene zwenkarm van een framedeel zich in de gesloten toestand uitstrekt tot een tegenovergelegen deel van het framedeel, bij voorkeur over een hele zijde van het framedeel waarbij bij voorkeur een tweede zwenkarm de ten minste ene zwenkarm deels overlapt.Climbing device according to claim 4 or 5, wherein the at least one swivel arm of a frame part extends in the closed position to an opposite part of the frame part, preferably over an entire side of the frame part, wherein preferably a second swivel arm supports the at least one swivel arm partly overlapped. 7. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 4 tot en met 6, waarbij geleidingsmiddelen zijn voorzien, voor het, althans gedurende een laatste fase van het sluiten van het frame, geleiden van de ten minste ene zwenkarm tijdens het van een geopende naar een gesloten toestand bewegen van de ten minste ene zwenkarm.Climbing device as claimed in one or more of the foregoing claims 4 to 6, wherein guide means are provided for guiding the at least one pivoting arm, at least during a final phase of closing the frame, while moving from an open to an open position. moving the at least one pivot arm into a closed state. 8. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 4 tot en met 7, waarbij de zwenkarmen van een frame zijn voorzien van aangrijpmiddelen die in de gesloten toestand van de zwenkarmen in elkaar grijpen, op zodanige wijze dat de uiteinden van het spanorgaan bij het aanspannen naar elkaar toe worden getrokken en daarbij de onderlinge aangrijping van de aangrijpmiddelen versterkt en borgt.Climbing device as claimed in one or more of the foregoing claims 4 to 7, wherein the pivoting arms of a frame are provided with engaging means which interlock in the closed position of the pivoting arms, in such a way that the ends of the tensioning member at the tightening are pulled towards each other and thereby reinforces and secures the mutual engagement of the engaging means. 9. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 4 tot en met 8, waarbij spanmiddelen zijn voorzien voor het onder spanning houden van het spanorgaan in de geopende toestand van de ten minste ene zwenkarm.9. Climbing device as claimed in one or more of the foregoing claims 4-8, wherein tensioning means are provided for keeping the tensioning member under tension in the open position of the at least one pivoting arm. 10. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, voorzien van centreermiddelen ingericht voor het ten opzichte van de klemorganen kunnen centreren van een te omklemmen pilaarvormige constructie.10. Climbing device as claimed in one or more of the foregoing claims, provided with centering means designed for centering a pillar-shaped construction to be clamped relative to the clamping members. 11. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het spanorgaan een langgestrekt buigzaam spanorgaan is.Climbing device according to one or more of the preceding claims, wherein the tensioning member is an elongate flexible tensioning member. 12. Kliminrichting volgens conclusie 11, waarbij het spanorgaan een kabel is.Climbing device according to claim 11, wherein the tensioning member is a cable. 13. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij de spaninrichting een spindel en een de spindel aangrijpende spindelmoer omvat, waarbij het spanorgaan, de spindel en de spindelmoer zodanig met elkaar zijn verbonden, dat rotatie van de spindelmoer een spanning of ontspanning van het spanorgaan bewerkstelligt.Climbing device according to one or more of the preceding claims, wherein the tensioning device comprises a spindle and a spindle nut engaging the spindle, wherein the tensioning member, the spindle and the spindle nut are connected to each other such that rotation of the spindle nut causes tension or relaxation of the spindle. tension member. 14. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsmiddelen een tandheugel en een de tandheugel aangrijpend rondsel omvatten, waarbij de tandheugel en het rondsel zodanig zijn verbonden of in aangrijping zijn met het eerste en tweede frame, dat rotatie van het rondsel een onderlinge verplaatsing van het eerste en het tweede frame bewerkstelligt.Climbing device according to one or more of the preceding claims, wherein the connecting means comprise a rack and pinion engaging the rack, the rack and pinion being connected or engaged with the first and second frame such that rotation of the pinion effects a mutual displacement of the first and the second frame. 15. Kliminrichting volgens conclusie 14, waarbij de verbindingsmiddelen twee of meer combinaties van een dergelijk samenwerkend tandheugel en rondsel omvatten.15. Climbing device according to claim 14, wherein the connecting means comprise two or more combinations of such a cooperating rack and pinion. 18. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij de kliminrichting is voorzien van drijvers waarmee de kliminrichting op open water kan drijven.18. Climbing device according to one or more of the preceding claims, wherein the climbing device is provided with floats with which the climbing device can float on open water. 17. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij de kliminrichting is voorzien van een verplaatsingsaandrijving, waarmee de kliminrichting over open water of een ondergrond verplaatsbaar is.17. Climbing device according to one or more of the preceding claims, wherein the climbing device is provided with a displacement drive, with which the climbing device can be moved over open water or a surface. 18. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij de inrichting is voorzien van besturingsmiddelen die op afstand bestuurbaar zijn.18. Climbing device as claimed in one or more of the foregoing claims, wherein the device is provided with control means that can be controlled remotely. 19. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij de kliminrichting is voorzien van wielen, waarmee de kliminrichting zich over een (semi)verharde ondergrond kan verplaatsen.A climbing device according to one or more of the preceding claims, wherein the climbing device is provided with wheels, with which the climbing device can move over a (semi) paved surface. 20. Kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de kliminrichting is voorzien van een bij voorkeur losneembare bewerkingsinrichting waarmee bewerkingen aan de pilaarvormige constructie kunnen worden verricht.20. Climbing device as claimed in one or more of the foregoing claims, characterized in that the climbing device is provided with a preferably detachable processing device with which operations can be performed on the pillar-shaped construction. 21. Werkwijze voor het indien om een pilaarvormige constructie aangebracht langs de pilaarvormige constructie doen stijgen en dalen met een kliminrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een pilaarvormige constructie; b) het om de pilaarvormige constructie aanbrengen van de kliminrichting, waarbij het eerste frame zich boven het tweede frame bevindt; c) het om de pilaarvormige constructie klemmen van de klemorganen van het eerste frame; d} het in een niet-klemmende toestand handhaven of brengen van de klemorganen van het tweede frame; e) het ten opzichte van het eerste frame in een bepaalde opwaartse, respectievelijk neerwaartse richting verplaatsen van het tweede frame; fy het om de pilaarvormige constructie klemmen van de klemorganen van het tweede frame; g) het in een niet-klemmende toestand brengen van de klemorganen van het eerste frame; h) het in de bepaalde richting bewegen van het eerste frame; i) het herhalen van de stappen c) tot en met h) tot de kliminrichting zich op een gewenste positie ten opzichte van de pilaarvormige constructie bevindt.A method for raising and descending if arranged around a pillar-shaped structure along the pillar-shaped structure with a climbing device according to one or more of the preceding claims, comprising the steps of: a) providing a pillar-shaped structure; b) arranging the climbing device around the pillar-shaped construction, wherein the first frame is located above the second frame; c) clamping the clamping members of the first frame around the pillar-shaped construction; d} maintaining or bringing the clamping members of the second frame in a non-clamping condition; e) moving the second frame relative to the first frame in a determined upward and downward direction, respectively; fy clamping the clamping members of the second frame around the pillar-shaped construction; g) bringing the clamping members of the first frame into a non-clamping condition; h) moving the first frame in the determined direction; i) repeating steps c) to h) until the climbing device is in a desired position relative to the pillar-shaped structure. 22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de pilaarvormige constructie in een waterpartij staat en de kliminrichting is voorzien van drijfmiddelen, waarbij de Kliminrichting voorafgaand aan stap b) drijvend of varend over een wateroppervlak van de waterpartij naar de pilaarvormige constructie wordt verplaatst.22. A method according to claim 21, wherein the pillar-shaped construction stands in a water feature and the climbing device is provided with buoyancy means, wherein the climbing device is moved to the pillar-shaped construction prior to step b) while floating or sailing over a water surface from the water feature. 23. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij de kliminrichting zich bij stappen c) tot en met h) in een neerwaartse richting naar onder het wateroppervlak verplaatst.The method of claim 23, wherein the climbing device moves in a downward direction below the water surface in steps c) to h). 24. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-23, waarbij een kliminrichting is voorzien van een ontvanger ingericht voor het ontvangen van stuursignalen, en waarbij stuursignalen voor het besturen van de inrichting via een zender vanaf afstand naar de ontvanger worden gestuurd.A method according to any one or more of the claims 21-23, wherein a climbing device is provided with a receiver adapted to receive control signals, and wherein control signals for controlling the device are sent remotely to the receiver via a transmitter.
NL2027750A 2021-03-12 2021-03-12 Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting NL2027750B1 (en)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027750A NL2027750B1 (en) 2021-03-12 2021-03-12 Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting
PCT/NL2022/050137 WO2022191710A1 (en) 2021-03-12 2022-03-14 Climbing device and method for the climbing of such a climbing device
EP22711349.5A EP4305244A1 (en) 2021-03-12 2022-03-14 Climbing device and method for the climbing of such a climbing device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027750A NL2027750B1 (en) 2021-03-12 2021-03-12 Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2027750B1 true NL2027750B1 (en) 2022-09-27

Family

ID=75439413

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2027750A NL2027750B1 (en) 2021-03-12 2021-03-12 Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP4305244A1 (en)
NL (1) NL2027750B1 (en)
WO (1) WO2022191710A1 (en)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR101225691B1 (en) * 2011-09-02 2013-01-23 삼성중공업 주식회사 Maintenance robot for wind power generator
US20160059939A1 (en) * 2014-08-29 2016-03-03 Reece Innovation Centre Limited In or relating to crawlers
CN107226145A (en) * 2017-04-05 2017-10-03 山东建筑大学 Diagonal-bracing type clamp system and the climbing robot suitable for shaft

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR101225691B1 (en) * 2011-09-02 2013-01-23 삼성중공업 주식회사 Maintenance robot for wind power generator
US20160059939A1 (en) * 2014-08-29 2016-03-03 Reece Innovation Centre Limited In or relating to crawlers
CN107226145A (en) * 2017-04-05 2017-10-03 山东建筑大学 Diagonal-bracing type clamp system and the climbing robot suitable for shaft

Also Published As

Publication number Publication date
EP4305244A1 (en) 2024-01-17
WO2022191710A1 (en) 2022-09-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP7322045B2 (en) Adjustable pile retention system, vessel and pile installation method
NL2027750B1 (en) Kliminrichting en werkwijze voor het klimmen van een dergelijke kliminrichting
NL2013675B1 (en) Offshore Drilling Vessel.
CN104755396A (en) Method and device for conveying large-area panels of extreme size
US20120111843A1 (en) Mobile, climbing robotic system to perform remote welds on ferrous materials
CN111137419A (en) Deformable autonomous underwater robot
NL2007546C2 (en) Vibratory pile driver and method.
US8943998B2 (en) Method and apparatus for cladding an interior surface of a curved pipe
US5508735A (en) Underdeck inspection device
CN104924000A (en) Welding gun device of welding machine for steel tube bundle final assembly
CN210548758U (en) Remote control's submerged arc welding automatic regulating apparatus
US20200269363A1 (en) Robotics for welding of columns
NL2009005C2 (en) Device and method for performing an operation on an at least partially submerged structure.
NO141742B (en) APPARATUS FOR COMPOSITION OF HULL MODULES FOR THE BUILDING OF SHIPS
EA201892222A1 (en) DECK LOADING TRACTOR, EVACUATION GUTTER AND TRANSPORT TANK
US20230002014A1 (en) Releasing and Recovery Device of Box-type Sampling Equipment
KR101774921B1 (en) Apparatus for stuffing pipe
CN104785913A (en) Partition board assembling and welding work station
KR101371145B1 (en) Robot system for underwater working
US7354323B1 (en) Motor mount for watercraft
KR20130007135U (en) Welding Torch Carriage For Manual Welding Process
NL1015924C2 (en) Vessel provided with a device for removing resp. placing a substructure of a drilling or production platform.
US20100276408A1 (en) Method and apparatus for welding metal panels having flanges
NL8303483A (en) Submersible pipe line lowering and positioning device - has arm, and guide roller system for controlled positioning of pipe line onto sea bottom
KR20190123701A (en) Steerable and external mounted type block lifter