NL2026090B1 - Bevestigingselement voor bevestiging op een lamel van een raambekleding, raambekleding voorzien van een dergelijk bevestigingselement en werkwijze voor het assembleren van een dergelijke raambekleding - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingselement (1) voor bevestiging op een lamel (102A) van een raambekleding. Het bevestigingselement heeft een langwerpig lichaam met een lengte die overeenkomt met de breedte van de lamel. Het bevestigingselement omvat tweede bevestigingsmiddelen voor bevestiging van uiteinden van een tuimelbedieningskoord (106). De uitvinding betreft tevens een raambekleding met een wikkelspoel (104) en een tuimelbedieningskoord (106), dat om de wikkelspoel (104) is geslagen en zich uitstrekt naar de bovenste lamel (102A) waarop het bevestigingselement (106) is bevesfigd. De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het assembleren van de raambekleding met de volgende stappen: a) Het om de wikkelspoel (104) slaan van het tuimelbedieningskoord (106); b) Het bevestigen van het bevestigingselement (1) op een lamel (102A); c) Optioneel het bevestigen van het tuimelbedieningskoord (106) aan het bevestigingselement (1); d) Het ophangen van het lamellenpakket (101, 102) aan de lamel (102A).

Description

BEVESTIGINGSELEMENT VOOR BEVESTIGING OP EEN LAMEL VAN EEN RAAMBEKLEDING, RAAMBEKLEDING VOORZIEN VAN EEN DERGELIJK BEVESTIGINGSELEMENT EN WERKWIJZE VOOR HET ASSEMBLEREN VAN

EEN DERGELIJKE RAAMBEKLEDING De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bevestigingselement voor bevestiging op een lamel van een raambekleding, waarin het bevestigingselement een langwerpig lichaam heeft met een lengte die overeenkomt met ten minste de breedte van de lamel, waarin het lichaam is voorzien van eerste bevestigingsmiddelen voor bevestiging aan de lamel.

Een dergelijk bevestigingselement is in verschillende varianten bekend op het relevante vakgebied voor het losneembaar bevestigen van een van de horizontale lamellen van een jaloezie aan een brug van een ladderkoord. In een jaloezie met ladderbanden kan het tuimelen van de lamellen in de ladderbanden ook plaats vinden met ladderkoorden die door de ladderbanden aan het zicht zijn onttrokken.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel om het bekende bevestigingselement aan te passen en daarmee een bediening te verschaffen voor het laten tuimelen van de lamellen in een jaloezie met ladderbanden zonder gebruik van ladderkoorden.

Het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat het bevestigingselement is voorzien van tweede bevestigingsmiddelen voor bevestiging van uiteinden van een tuimelbedieningskoord.

In een jaloezie met ladderbanden en ladderkoorden is voor het ophalen en neerlaten van de ophaalkoorden en voor het tuimelen van de ladderkoorden al een wikkelspoel aanwezig, die doorgaans is voorzien van een V-vormige groef waar het ladderkoord klemmend in kan worden opgenomen. Door toepassing van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding kan het tuimelbedieningskoord om de al aanwezige wikkelspoel worden geslagen en aan een van de lamellen worden bevestigd. Vervolgens kan een lamellenpakket omvattende lamellen en ladderbanden eenvoudig aan de betreffende lamel worden opgehangen, bijvoorbeeld door de betreffende lamel althans ten dele onder een brug van de ladderbanden te laten verlopen. Het gebruik van ladderkoorden bij een jaloezie met ladderbanden is dan niet langer nodig. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de assemblage van het lamellenpakket aan de hoofdrail van de jaloezie veel eenvoudiger is en daardoor sneller en zonder gereedschap kan worden uitgevoerd.

In een algemene voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding zijn de tweede bevestigingsmiddelen aangebracht aan de van de lamel af te keren zijde van het langwerpige lichaam. Bij voorkeur wordt het bevestigingselement tegen de onderkant van de lamel bevestigd en is het zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding omvatten de tweede bevestigingsmiddelen twee bruggen, elk met een sleuf voor het tuimelbedieningskoord, waarin een ruimte tussen elke brug en het langwerpige lichaam aanwezig is voor opname van een verdikking aan het uiteinde van het tuimelbedieningskoord, zoals een knoop of een kraal. Het tuimelbedieningskoord kan op eenvoudige wijze in het bevestigingselement worden gehaakt.

In een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding omvatten de tweede bevestigingsmiddelen eerste en tweede samenwerkende verbindingsmiddelen, waarin de eerste verbindingsmiddelen op het langwerpige lichaam zijn aangebracht en waarin de tweede verbindingsmiddelen aan de uiteinden van het tuimelbedieningskoord zijn aangebracht. Diverse verbindingsmiddelen zijn geschikt, zoals drukknopen, haken en ogen, om het bevestigen van het tuimelbedieningskoord aan het bevestigingselement te faciliteren.

In een derde voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding verbinden de tweede bevestigingsmiddelen de uiteinden van het tuimelbedieningskoord vast met het bevestigingselement en bestaat het bevestigingselement uit twee delen die losneembaar verbindbaar zijn. Het tuimelbedieningskoord is hierin integraal verbonden met het bevestigingselement. De bevestiging aan de lamel vindt plaats door de twee delen van het bevestigingselement met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld middels een klikverbinding.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding zijn de eerste bevestigingsmiddelen gevormd door gebogen uiteinden van de kopse kanten van het lichaam voor klemmende aangrijping om de lamel.

Volgens een praktische voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de onderhavige uitvinding is het lichaam voorzien van een doorgaande opening voor ophaalkoorden.

Bij voorkeur omvat het bevestigingselement kunststof.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een raambekleding, omvattende een hoofdrail, een lamellenpakket met twee of meer ladderbanden en een reeks lamellen die zich horizontaal uitstrekken in de ladderbanden, een bediening voor het laten tuimelen van de lamellen, waarin de bediening een wikkelspoel omvat voor plaatsing in de hoofdrail.

Naast de bekende raambekleding met ladderkoorden en ladderbanden is er een andere dergelijke raambekleding op het relevante vakgebied bekend met alleen ladderbanden. Deze omvat een complexe wikkelspoel, die is aangepast voor het laten tuimelen van de ladderbanden.

De uitvinding beoogt om een verbeterde raambekleding te verschaffen met een alternatieve bediening voor het tuimelen van de lamellen.

De raambekleding volgens de onderhavige uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de bediening verder een tuimelbedieningskoord omvat, dat om de wikkelspoel is geslagen en zich uitstrekt naar een van de lamellen, bij voorkeur de bovenste lamel, en een bevestigingselement volgens de uitvinding, dat losneembaar is bevestigd aan de genoemde lamel en is verbonden met de uiteinden van het tuimelbedieningskoord.

Bij de raambekleding volgens de onderhavige uitvinding kan de bekende, standaard wikkelspoel uit de raambekleding met ladderkoorden en ladderbanden worden gebruikt voor het laten tuimelen van de lamellen in ladderbanden zonder gebruik van ladderkoorden. Een complexe aanpassing aan de wikkelspoel is daarvoor niet nodig.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de raambekleding volgens de onderhavige uitvinding is de wikkelspoel voorzien van een groef, waarin het tuimelbedieningskoord klemmend is opgenomen. Een dergelijke groef is doorgaans al in de standaard wikkelspoel aanwezig zodat er geen aanpassingen aan de wikkelspoel vereist zijn.

Bij voorkeur is het bevestigingselement bevestigd tegen de onderzijde van de genoemde lamel, zodat het aan het zicht is onttrokken.

Bij voorkeur is de bediening van de raambekleding volgens de onderhavige uitvinding gemotoriseerd.

Bij voorkeur is de raambekleding volgens de onderhavige uitvinding een jaloezie.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het assembleren van een raambekleding volgens de uitvinding, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a) Het om de wikkelspoel slaan van het tuimelbedieningskoord, b) Het bevestigen van het bevestigingselement op een lamel;

Cc) Optioneel het bevestigen van het tuimelbedieningskoord aan het bevestigingselement; d) Het ophangen van het lamellenpakket aan de genoemde lamel zodanig dat bruggen van de ladderbanden zich althans ten dele over de genoemde lamel uitstrekken.

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is aanzienlijk eenvoudiger en sneller uit te voeren dan bekende werkwijzen voor het assembleren van de bekende raambekledingen. Bovendien is hierbij geen gereedschap nodig.

De uitvinding zal nu in meer detail worden beschreven onder verwijzing naar de figuren, waarin Figuur 1 een schematisch aanzicht toont van een raambekleding volgens de uitvinding; Figuur 2 de raambekleding uit figuur 1 met weggebroken en verschoven delen toont; Figuren 3A en 3B tonen een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de uitvinding vanuit verschillende gezichtspunten; Figuren 4A en 4B tonen een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de uitvinding verschillende gezichtspunten; en Figuur 5 toont een derde voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een raambekleding 100 volgens de uitvinding. De raambekleding 100 is een jaloezie met twee of meer ladderbanden 101, waarvan er een zichtbaar is. Een reeks lamellen 102 strekt zich horizontaal uit in de ladderbanden 101. De raambekleding 100 omvat een hoofdrail 103, waarin zich een bediening bevindt voor het laten tuimelen en kantelen van de lamellen 102. Van de bediening is alleen een wikkelspoel 104 getoond. De bediening kan zowel gemotoriseerd als handmatig zijn.

Figuur 2 toont de raambekleding 100 uit figuur 1 zonder de hoofdrail 103. Verder is in figuur 2 de wikkelspoel 104 uit de ladderband 101 verschoven. In de eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de wikkelspoel 104 voorzien van een groef 105, waarin zich een tuimelbedieningskoord 106 voor het tuimelen van de lamellen uitstrekt. Bij voorkeur is de groef 105 V-vormig, zodat het tuimelbedieningskoord 106 hierin klemmend is opgenomen. Het tuimelbedieningskoord 106 is om de wikkelspoel 104 geslagen en is verbonden met een van de lamellen 102, in de eerste voorkeursuitvoeringsvorm de bovenste lamel 102A. Middels een bevestigingselement 1 volgens de uitvinding zijn de uiteinden van het tuimelbedieningskoord 106 aan de 5 lamel 102A bevestigd. Het bevestigingselement 1 is bij voorkeur bevestigd tegen de onderzijde van de lamel 102A, maar dit is niet noodzakelijk.

Figuren 3A, 3B, 4A, 4B en 5 tonen drie varianten van een stelsel van een bevestigingselement en een tuimelbedieningskoord volgens de uitvinding.

Figuur 3A en figuur 3B tonen een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement 1 volgens de uitvinding schematisch in boven- respectievelijk onderaanzicht.

Het bevestigingselement 1 heeft een langwerpig lichaam 2 met een lengte die overeenkomt met ten minste de breedte van de lamel 102A. Het lichaam 2 is op de kopse kanten voorzien van eerste bevestigingsmiddelen 3 voor bevestigende aangrijping om de lamel 102A. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn de eerste bevestigingsmiddelen uitgevoerd als gebogen uiteinden 3. De gebogen uiteinden 3 kunnen zowel star als buigzaam zijn uitgevoerd.

Volgens de uitvinding is het bevestigingselement 1 aan de van de lamel af te keren zijde 2A van het lichaam 2 voorzien van tweede bevestigingsmiddelen 4, 5 voor opname van de uiteinden van het tuimelbedieningskoord 106.

Bij voorkeur zijn de tweede bevestigingsmiddelen ingericht voor opname van beide uiteinden van het tuimelbedieningskoord 106. In de getoonde eerste voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de tweede bevestigingsmiddelen twee bruggen 4, elk met een sleuf 5 voor het bevestigingskoord, waarin een ruimte tussen de brug 4 en de genoemde zijde 2A is bestemd voor opname van een verdikking 107 aan het uiteinde van het koord 106, zoals een knoop of een kraal.

Figuur ZA en figuur 4B tonen een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement 11 volgens de uitvinding schematisch in boven- respectievelijk onderaanzicht.

De verwijzingscijfers zijn opgehoogd met het getal 10 ten opzichte van de verwijzingscijfers in de eerste voorkeursuitvoeringsvorm.

Het bevestigingselement 11 verschilt van het bevestigingselement 1 met betrekking tot de tweede bevestigingsmiddelen, die eerste en tweede samenwerkende verbindingsmiddelen 14, 117 omvatten. De eerste verbindingsmiddelen 14 zijn op het langwerpige lichaam 2 aangebracht. De tweede verbindingsmiddelen 117 zijn aangebracht aan de uiteinden van het tuimelbedieningskoord 118. In de getoonde tweede voorkeursuitvoeringsvorm zijn de eerste verbindingsmiddelen uitstekende nokken 14, die klembaar zijn in openingen, die onderdeel van de tweede verbindingsmiddelen 117 vormen. Diverse andere samenwerkende verbindingsmiddelen zijn geschikt als alternatief. Figuur 5 toont een derde voorkeursuitvoeringsvorm van het bevestigingselement 21 volgens de uitvinding.

De verwijzingscijfers zijn opgehoogd met het getal 20 ten opzichte van de verwijzingscijfers in de eerste voorkeursuitvoeringsvorm en met het getal 10 ten opzichte van de verwijzingscijfers in de tweede voorkeursuitvoeringsvorm.

Het bevestigingselement 21 verschilt van het bevestigingselement 1 met betrekking tot de tweede bevestigingsmiddelen 24, die het tuimelbedieningskoord 126 integraal verbinden met het lichaam 22. Het lichaam van het bevestigingselement 21 bestaat uit twee delen 22A, 22B, die elk vast zijn verbonden met een uiteinde van het tuimelbedieningskoord 128. De delen 22A, 22B zijn losneembaar verbindbaar middels eerste en tweede samenwerkende verbindingsmiddelen. In de getoonde derde voorkeursuitvoeringsvorm is de losneembare verbinding gevormd door twee paren samenwerkende uitsteeksels 27 en openingen 28. De uitsteeksels 27 en openingen 28 hebben een corresponderende vorm en passen in elkaar als puzzelstukjes.

In de getoonde derde voorkeursuitvoeringsvorm is het lichaam 22 in langsrichting opgedeeld in twee delen. Het zal duidelijk zijn dat het lichaam ook in andere richtingen kan zijn opgedeeld in twee delen, bijvoorbeeld in dwarsrichting.

De onderhavige uitvinding berust op de gedachte om de lamellen 102 in een ladderband mee te laten tuimelen bij bediening van het tuimelen van een van de lamellen, bij voorkeur de bovenste lamel 102A. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvormen zal bij rotatie van de wikkelspoel 104 de lamel 102A waarop het bevestigingselement 1, 11, of 21 is bevestigd, gaan tuimelen. Vervolgens zullen alle lamellen 102 in de ladderbanden 101 mee gaan tuimelen.

De wikkelspoel 104 doet bij voorkeur tevens dienst voor het opwikkelen en afwikkelen van ophaalkoorden voor de lamellen 102. Het bevestigingselement 1, 11, 21 is daartoe voorzien van een centrale opening 6, 16, 26 voor de ophaalkoorden (niet getoond).

Het assembleren van de raambekleding 100 volgens de uitvinding vindt plaats middels een werkwijze, die de onderstaande stappen omvat.

In stap a) wordt het tuimelbedieningskoord 106, 116 of 126 om de wikkelspoel 104 geslagen en in de groef 105 opgenomen.

In stap b) wordt het bevestigingselement 1, 11, 21 op de lamel 102A bevestigd middels de eerste bevestigingsmiddelen 3, 13, 23. Bij het bevestigingselement 21 worden tevens de twee delen 22A, 22B van het lichaam 22 met elkaar verbonden middels de samenwerkende verbindingsmiddelen 27, 28. Stap cis voor het bevestigingselement 21 niet nodig.

Bij het bevestigingselement 1 of 11 kunnen stap a) en b) in willekeurige volgorde worden uitgevoerd. Vervolgens dient in stap c) het tuimelbedieningskoord 106 of 116 bevestigd te worden aan het bevestigingselement 1 of 11. Bij het bevestigingselement 1 vindt dit plaats door de uiteinden 107 in de ruimte onder de brug 4 te haken en het tuimelbedieningskoord 106 in de sleuf 5 te schuiven. Bij het bevestigingselement 11 vindt dit plaats door de openingen van de tweede verbindingsmiddelen 117 om de nokken 14 te bevestigen.

In een afzonderlijke stap d) wordt het lamellenpakket opgehangen aan de genoemde lamel 102A zodanig dat bruggen van de ladderbanden 101 zich over de genoemde lamel 102A uitstrekken. De uiteinden van de ladderkoorden 101, die boven de lamel 102A uitsteken, kunnen om naar keuze worden weggewerkt.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de uitvinding vanzelfsprekend niet is beperkt tot de beschreven en getoonde voorkeursuitvoeringsvormen.

De uitvinding strekt zich derhalve uit tot elke uitvoeringsvorm die valt binnen de reikwijdte van de beschermingsomvang, zoals gedefinieerd in de conclusies en bezien in het licht van de voorgaande beschrijving en bijbehorende tekeningen.

Claims (14)

CONCLUSIES

1. Bevestigingselement voor bevestiging op een lamel van een raambekleding, waarin het bevestigingselement een langwerpig lichaam heeft met een lengte die overeenkomt met ten minste de breedte van de lamel, waarin het lichaam is voorzien van eerste bevestigingsmiddelen voor bevestiging op de lamel, met het kenmerk, dat het bevestigingselement is voorzien van tweede bevestigingsmiddelen voor bevestiging van uiteinden van een tuimelbedieningskoord.

2. Bevestigingselement volgens conclusie 1, waarin de tweede bevestigingsmiddelen zijn aangebracht aan de van de lamel af te keren zijde van het langwerpige lichaam.

3. Bevestigingselement volgens conclusie 1 of 2, waarin de tweede bevestigingsmiddelen twee bruggen omvatten, elk met een sleuf voor het tuimelbedieningskoord, waarin een ruimte tussen elke brug en het langwerpige lichaam aanwezig is voor opname van een verdikking aan het uiteinde van het tuimelbedieningskoord, zoals een knoop of een kraal.

4. Bevestigingselement volgens conclusie 1 of 2, waarin de tweede bevestigingsmiddelen eerste en tweede samenwerkende verbindingsmiddelen omvatten, waarin de eerste verbindingsmiddelen op het langwerpige lichaam zijn aangebracht en waarin de tweede verbindingsmiddelen aan de uiteinden van het tuimelbedieningskoord zijn aangebracht.

5. Bevestigingselement volgens conclusie 1, waarin de tweede bevestigingsmiddelen de uiteinden van het tuimelbedieningskoord vast verbinden met het bevestigingselement en het bevestigingselement uit twee delen bestaat die losneembaar verbindbaar zijn.

6. Bevestigingselement volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de eerste bevestigingsmiddelen zijn gevormd door gebogen uiteinden van de kopse kanten van het lichaam voor klemmende aangrijping om de lamel.

7. Bevestigingselement volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het lichaam is voorzien van een doorgaande opening voor ophaalkoorden.

8. Bevestigingselement volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het bevestigingselement kunststof omvat.

9. Raambekleding, omvattende Een hoofdrail; Een lamellenpakket, omvattende twee of meer ladderbanden en een reeks lamellen die zich horizontaal uitstrekken in de ladderbanden; en Een bediening voor het laten tuimelen van de lamellen, waarin de bediening een wikkelspoel omvat voor plaatsing in de hoofdrail, met het kenmerk, dat de bediening verder een tuimelbedieningskoord omvat, dat om de wikkelspoel is geslagen en zich uitstrekt naar een van de lamellen, bij voorkeur de bovenste lamel, en een bevestigingselement volgens een van de voorgaande conclusies, dat losneembaar is bevestigd aan de genoemde lamel en is verbonden met de uiteinden van het tuimelbedieningskoord.

10. Raambekleding volgens conclusie 9, waarin de wikkelspoel is voorzien van een groef, waarin het tuimelbedieningskoord klemmend is opgenomen.

11. Raambekleding volgens conclusie 9 of 10, waarin het bevestigingselement is bevestigd tegen de onderzijde van de genoemde lamel.

12. Raambekleding volgens een van de voorgaande conclusies 9 — 11, waarin de bediening gemotoriseerd is.

13. Raambekleding volgens een van de voorgaande conclusies 9 — 12, waarin de raambekleding een jaloezie is.

14. Werkwijze voor het assembleren van een raambekleding volgens een van de voorgaande conclusies 9 — 13, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a) Het om de wikkelspoel slaan van het tuimelbedieningskoord,; b) Het bevestigen van het bevestigingselement op een lamel; C) Optioneel het bevestigen van het tuimelbedieningskoord aan het bevestigingselement;

d) Het ophangen van het lamellenpakket aan de genoemde lamel zodanig dat bruggen van de ladderbanden zich althans ten dele over de genoemde lamel uitstrekken.