NL2025297B1 - Werkwijze voor het vervaardigen van een borstprothese alsmede een dergelijke borstprothese verkregen met de werkwijze. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een borstprothese. De uitvinding heeft tevens betrekking op een borstprothese verkregen overeenkomstig de werkwijze. Hiertoe is de werkwijze gericht op het vervaardigen van een borstprothese van een in hoofdzaak een schuimvormig materiaal, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het verschaffen van een van een schuimvormig materiaal vervaardigd uitgangsproduct; het samendrukken van het van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct; het in het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct brengen van een uitneemelement; het met behulp van het uitneemelement vrijmaken van een deel van het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct; het uit het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het uitneemelement; het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërend.

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het vervaardigen van een borstprothese alsmede een dergelijke borstprothese verkregen met de werkwijze.

BESCHRIJVING De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een borstprothese.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een borstprothese verkregen overeenkomstig de werkwijze.

Chirurgische borstimplantaten zijn al lange tijd voor patiënten beschikbaar om een meer realistisch uiterlijk en het gevoel van een natuurlijke borst te verschaffen. Echter, chirurgische implantaten zijn niet altijd de beste optie voor een gebruikster, gelet op de risico's van de chirurgische ingreep zelf, maar ook gelet op eventuele complicaties die soms wel jaren later met een dergelijk implantaat kunnen optreden.

Bijgevolg, zijn als een alternatieve weg, externe borstprothesen ontwikkeld, welke bij een volledige of gedeeltelijke borstamputatie ook voor de gebruikster een realistisch uiterlijk en gevoel van een borst verschaffen. Het zal duidelijk zijn, dat een externe prothese-oplossing het risico en stress van een chirurgisch implantaat voorkomt.

Anderzijds is het bij een externe borstprothese uit psychologisch oogpunt voor de gebruikster van groot belang, dat deze een natuurlijke menselijke borst zoveel mogelijk nabootst, zodat het dragen van de prothese niet zichtbaar is voor omstanders en het de gebruikster niet hindert. In dit kader is het wenselijk dat de prothese er niet alleen natuurlijk moet uitzien en aanvoelen, maar dat deze ook comfortabel genoeg moet zijn voor de gebruikster.

Het is het doel van de uitvinding om een werkwijze voor het vervaardigden van een borstprothese alsmede een dergelijke borstprothese, welke natuurlijk aanvoelt voor de gebruikster en niet hindert bij het dragen.

Hiertoe is de werkwijze gericht op het vervaardigen van een borstprothese van een in hoofdzaak een schuimvormig materiaal, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het verschaffen van een van een schuimvormig materiaal vervaardigd uitgangsproduct; het samendrukken van het van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct; het in het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct brengen van een uitneemelement; het met behulp van het uitneemelement vrijmaken van een deel van het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct; het uit het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het uitneemelement; het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërend.

In het bijzonder omvat de werkwijze verder de stap van het na in het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct brengen van het uitneemelement een aantal keren roteren van het uitneemelement. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat het schuimvormig materiaal rondom het uitneemelement losgesneden c.q. vrijgemaakt wordt, hetgeen het uitnemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig product vereenvoudigt. Bij voorkeur wordt bij een functioneel betere bewerkingsstap het uitneemelement met een draaiende of roterende beweging in het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct gebracht, zodat het schuimvormig materiaal al tijdens het inbrengen van het uitneemelement rondom het uitneemelement losgesneden c.q. vrijgemaakt wordt, hetgeen het uitnemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig product nog meer vereenvoudigt.

Bij een uitvoeringsvorm van de werkwijze vinden de stappen van het uit het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het uitneemelement en het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërende gelijktijdig plaats.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze vindt de stap van het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërende plaats na de stap van het ontlasten van het samengedrukte van schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct.

Meer specifiek omvat de werkwijze verder de stap van het ontlasten van het samengedrukte van schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct en het vervolgens in de gecreëerde ruimte plaatsen van tenminste één inzetelement, dat vervaardigd is van een materiaal dat zwaarder is dan het deel van het schuimvormig materiaal, dat uit het uitgangsproduct is weggenomen. Hiermee wordt een borstprothese van een in hoofdzaak schuimvormig materiaal met een kern van een zwaarder materiaal verkregen, welke natuurlijker aanvoelt voor de gebruikster en niet hindert bij het dragen.

De borstprothese, welke overeenkomstig de uitvinding is verkregen met de werkwijze overeenkomstig de uitvinding, is voornamelijk vervaardigd van een in hoofdzaak schuimvormig materiaal dat een dichtheid p bezit tussen 25 en 31 kg/m? en bezit een mechanische treksterkte bezit van tenminste 50 kPa en een druksterkte bezit tussen 1.8 en 3.1 kPa.

De borstprothese is voorzien van een ruimte waaruit schuimvormig materiaal is weggenomen en waarin een inzetelement is opgenomen vervaardigd is van een metaal, glas of ceramisch materiaal.

Bij voorkeur heeft het inzetelement een uitwendige vorm welke overeenkomt met de vorm van de ruimte in het borstprothese. Zodoende is het inzetelement volledig ingesloten door het schuimvormige materiaal van de borstprothese, hetgeen het comfort voor de gebruikster verbetert.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in: Figuur 1 een schematisch boven- en zijaanzicht van een borstprothese ; Figuren 2-4 schematisch boven- en zijaanzichten van de borstprothese uit Figuur 1 tijdens opeenvolgende bewerkingsstappen volgende een werkwijze overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de navolgende figuurbeschrijving de in de verschillende figuren getoonde overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers aangeduid.

De in Figuur 1 getoonde borstprothese is aangeduid met referentie-cijfer 1 ende aanzichten van de Figuur 1 tonen duidelijk de geometrie welke overeenkomst met de geometrie van een gezonde vrouwenborst.

De Figuren 2-4 tonen stapsgewijs de werkwijze stappen voor het vervaardigen van een borstprothese 1 overeenkomstig de uitvinding, In Figuur 2 is de borstprothese als uitgangsproduct 1 van een in hoofdzaak schuimvormig materiaal verschaft in een uitgangspositie, aangeduid door de gestippelde omtrekslijn 100.

Met behulp van twee, aan weerszijden van het uitgangsproduct 1 geplaatste drukstempels 10a en 10b wordt het van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 samen gedrukt. De samendrukstap van de werkwijze wordt aangeduid met F1 in Figuur 2. Referentie-cijfer F3 duidt de inbrengstap van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding aan. Gedurende deze stap wordt het in het tijdens stap F1 samengedrukte van schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 een uitneemelement 20 ingebracht. Referentie-cijfer F3 duidt niet alleen op het inbrengen van het uitneemelement 20, maar ook het uit het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 nemen van het uitneemelement 20. Doordat het uitneemelement 20 aan zijn vrije einde voorzien is van een scherpe snijrand 20a, wordt tijdens het inbrengen van het uitneemelement 20 een deel van het schuimvormig materiaal 1 losgesneden van het uitgangsproduct 1. Dit losgesneden deel van het schuimvormig materiaal 1 wordt in de Figuren 2-4 aangeduid met referentie-cijfer 1”.

Het uit het samengedrukte van schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 nemen van het deel 1” van het schuimvormig materiaal kan worden bevorderd, door tijdens het in het samengedrukte van schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 brengen van het uitneemelement 20, deze een aantal keren om zijn langsas te roteren, zodat de snijrand 20a effectief het deel 1’ kan lossnijden van het uitgangsproduct 1. Deze werkwijze-stap wordt in Figuur 2 aangeduid met F2.

Bij een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze is het uitneemelement 20 hol uitgevoerd en geschikt om het losgesneden deel 1” van het schuimvormig materiaal 1 op te nemen. Bij deze uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de stappen van het uit het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het uitheemelement (F3) en het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel 17 van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte 1 in het uitgangsproduct 1 creërend gelijktijdig plaats.

Met het gelijktijdig uit het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 nemen van het uitneemelement 20 wordt tevens het deel 1" van het schuimvormig materiaal, dat in het holle uitneemelement 20 is opgenomen, uitgenomen, en daarbij wordt een ruimte 1’ in het uitgangsproduct 1 gecreëerd.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze vindt de stap van het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel 1” van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte 1’ in het uitgangsproduct 1 creërende plaats na de stap van het ontlasten van het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct.

In ieder geval wordt na het uitnemen van het uitneemelement 20 (al dan niet tezamen met het losgesneden deel 1" van het schuimvormige materiaal) het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct 1 ontlast door het wegnemen van de aan weerszijden van het uitgangsproduct 1 geplaatste 5 drukstempels 10a en 10b. Hierdoor keert het samengedrukte schuimvormige materiaal 1 terug naar zijn uitgangspositie en bezit deze een vergrote ruimte 1°.

Zoals gemeld wordt bij een alternatieve uitvoering van de werkwijze het deel 1” van het schuimvormig materiaal niet in het holle uitneemelement 20 opgenomen, maar blijft dit deel 1” achter in het uitgangsproduct 1. Dit deel 1” kan vervolgens met stap F4 uit het uitgangsproduct 1 weggenomen worden. Zie Figuur 3.

Figuur 4 toont de laatste stap van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding, nl. het in de gecreëerde ruimte 1' plaatsen van tenminste één inzetelement 30, dat vervaardigd is van een materiaal dat zwaarder is dan het deel 1” van het schuimvormig materiaal, dat uit het uitgangsproduct 1 is weggenomen.

De aldus met de werkwijze overeenkomstig de uitvinding verkregen borstprothese is voornamelijk vervaardigd van een in hoofdzaak schuimvormig materiaal dat een dichtheid p bezit tussen 25 en 31 kg/m? en een mechanische treksterkte bezit van tenminste 50 kPa en een druksterkte tussen 1.8 en 3.1 kPa bezit.

De borstprothese 1 is voorzien van een ruimte 1° waaruit schuimvormig materiaal is weggenomen en waarin een inzetelement 30 is opgenomen vervaardigd is van een metaal, glas of ceramisch materiaal.

Bij voorkeur heeft het inzetelement 30 een uitwendige vorm welke overeenkomt met de vorm van de ruimte 1’ in het borstprothese 1. Zodoende is het inzetelement 30 volledig ingesloten door het schuimvormige materiaal van de borstprothese 1, hetgeen het comfort voor de gebruikster verbetert. Bij een andere uitvoeringsvorm bestaat het tenminste ene inzetelement 30 uit meerdere losse elementen, bij voorkeur kralen of parels vervaardigd van metaal, glas of ceramisch materiaal. Deze meerdere losse elementen kunnen los in de ruimte 1 worden aangebracht. Het verdient de voorkeur echter om de meerdere losse elementen (kralen of parels) op te nemen in een houder vervaardigd van een flexibel materiaal, bijvoorbeeld van textiel. Een dergelijk textielzakje voorzien van meerdere kralen of parels kan eenvoudig in de ruimte 1° worden aangebracht, terwijl de kralen of parels bijeen worden gehouden en niet uit de borstprothese kunnen raken.

Het aanbrengen van het inzetelement 30 in de vorm van een textielzakje met kralen of parels verschaft naast stevigheid ook het gevoel van een vloeibare, kneedbare of masseerbare textuur.

Bovendien zorgt het textielzakje ervoor dat de kralen of parels enigszins ingesloten zijn en derhalve niet rammelen of anderszins geluid veroorzaken tijdens het dragen van de borstprothese.

Daarnaast kan hierdoor eenvoudig het gewicht van het inzetelement 30 worden aangepast naar de wens van de gebruiker door kralen of parels toe te voegen of uit te nemen.

Doordat de ruimte 1’ in het schuimproduct wordt aangebracht wanneer het schuimproduct is samengedrukt, is de aldus gecreëerde toegangsopening tot de ruimte 1° klein en dient deze toegangsopening te worden opgerekt voordat het inzetelement 30 of het textielzakje met inzetelementen in de ruimte 1° kan worden geplaatst.

De ruimte 1’ vormt zich dan om het inzetelement of het textielzakje met inzetelementen en resulteert in een functioneel opsluiten van het (textielzakje met) inzetelement, zodat deze moeilijk uit de ruimte 1’ kunnen geraken.

Claims (13)

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een borstprothese van een in hoofdzaak schuimvormig materiaal, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het verschaffen van een van een schuimvormig materiaal vervaardigd uitgangsproduct; het samendrukken van het van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct; het in het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct brengen van een uitneemelement; het met behulp van het uitneemelement vrijmaken van een deel van het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct; het uit het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het uitneemelement; het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërend.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, verder omvattende de stap van: het na in het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct brengen van het holle uitneemelement een aantal keren roteren van het holle uitneemelement.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stappen van het uit het samengedrukte schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het uitheemelement en het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërende gelijktijdig plaats vinden.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 of 3, verder omvattende de stap van: het ontlasten van het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de stap van het uit het schuimvormig materiaal van het uitgangsproduct nemen van het vrijgemaakte deel van het schuimvormig materiaal, daarbij een ruimte in het uitgangsproduct creërende plaats vindt na de stap van het ontlasten van het samengedrukte van het schuimvormig materiaal vervaardigde uitgangsproduct.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, verder omvattende de stap van: het in de gecreëerde ruimte plaatsen van tenminste één inzetelement, dat vervaardigd is van een materiaal dat zwaarder is dan het deel van het schuimvormig materiaal, dat uit het uitgangsproduct is weggenomen.

7. Borstprothese bestaande uit een in hoofdzaak schuimvormig materiaal en verkregen volgens een of meer van de voorgaande werkwijze-conclusies.

8. Borstprothese volgens conclusie 7, waarbij het schuimvormige materiaal een dichtheid p bezit tussen 25 en 31 kg/m®.

9. Borstprothese volgens conclusie 7 of 8, waarbij het schuimvormige materiaal een mechanische treksterkte bezit van tenminste 50 kPa.

10. Borstprothese volgens een of meer van de conclusies 7-9, waarbij het schuimvormige materiaal een druksterkte bezit tussen 1.8 en 3.1 kPa.

11. Borstprothese volgens een of meer van de conclusies 7-10, waarbij het inzetelement vervaardigd is van een metaal, glas of ceramisch materiaal.

12. Borstprothese volgens een of meer van de conclusies 7-11, waarbij het inzetelement uit meerdere losse inzetelementen is samengesteld, welke opgenomen zijn in een, in de ruimte plaatsbare, omhulling, in het bijzonder een textielomhulling.

13. Borstprothese volgens een of meer van de conclusies 7-12, waarbij de borstprothese is omgeven door een hoes, in het bijzonder vervaardigd van een textiel.