NL2023373B1 - Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren - Google Patents

Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren Download PDF

Info

Publication number
NL2023373B1
NL2023373B1 NL2023373A NL2023373A NL2023373B1 NL 2023373 B1 NL2023373 B1 NL 2023373B1 NL 2023373 A NL2023373 A NL 2023373A NL 2023373 A NL2023373 A NL 2023373A NL 2023373 B1 NL2023373 B1 NL 2023373B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
metal plate
turntable
cover plate
heavy object
drive motor
Prior art date
Application number
NL2023373A
Other languages
English (en)
Inventor
Van Dijk Pieter
Original Assignee
G A Van Dijk & Zoon Beheer B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by G A Van Dijk & Zoon Beheer B V filed Critical G A Van Dijk & Zoon Beheer B V
Priority to NL2023373A priority Critical patent/NL2023373B1/nl
Priority to EP20182017.2A priority patent/EP3798362B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2023373B1 publication Critical patent/NL2023373B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01FADDITIONAL WORK, SUCH AS EQUIPPING ROADS OR THE CONSTRUCTION OF PLATFORMS, HELICOPTER LANDING STAGES, SIGNS, SNOW FENCES, OR THE LIKE
    • E01F13/00Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions
    • E01F13/04Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions movable to allow or prevent passage
    • E01F13/06Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions movable to allow or prevent passage by swinging into open position about a vertical or horizontal axis parallel to the road direction, i.e. swinging gates
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01FADDITIONAL WORK, SUCH AS EQUIPPING ROADS OR THE CONSTRUCTION OF PLATFORMS, HELICOPTER LANDING STAGES, SIGNS, SNOW FENCES, OR THE LIKE
    • E01F13/00Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions
    • E01F13/12Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions for forcibly arresting or disabling vehicles, e.g. spiked mats

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Underground Structures, Protecting, Testing And Restoring Foundations (AREA)
  • Refuge Islands, Traffic Blockers, Or Guard Fence (AREA)

Abstract

Een aanrijdbeveiliging omvattend een draaibaar afzetelement, meteen bovengronds element dat beweegbaar is evenwijdig aan een rijoppervlak, tussen een eerste positie waarin het bovengronds element de doorgang van een voertuig blokkeert en een tweede positie waarin de doorgang van het voertuig mogelijkis, en een ondergronds element, dat aan de bovenzijde is afgedicht met een metalen afdekplaat en is ingericht om in de grond aangebracht te worden, en dat een draaischijf omvat die met een draaias haaks op het rijoppervlak staat en waarbij het bovengronds element een metaalplaat en een daar bovenop verankerd zwaar object omvat, welke metaalplaat het onderoppervlak van het bovengronds element vormt en welke zodanig met een uiteinde van de draaischijf verbonden is dat een verticale afstand tussen de afdekplaat en de metaalplaat venNaarloosbaar is zodat deze tijdens het draaien tussen de eerste en tweede positie over elkaar glijden.

Description

Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren Gebied van de uitvinding De uitvinding heeft betrekking op een aanrijdbeveiliging voor het regelen van een doorgang van een voertuig, omvattend een draaibaar afzetelement, welke omvat: een bovengronds element geconfigureerd voor beweging in een vlak in hoofdzaak evenwijdig aan een rijopperviak, waarbij het bovengronds element beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het bovengronds element de doorgang van het voertuig blokkeert en een tweede positie waarin de doorgang van het voertuig mogelijk is; en een ondergronds element omvattend een technische ruimte.
Verder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het maken van een afzetelement en een werkwijze voor het installeren van een aanrijdbeveiliging.
Achtergrond van de techniek Een dergelijke aanrijdbeveiliging is bekend uit US 2005/0249552, waarin een aanrijdbeveiliging is getoond met een draaitafel die een bovenoppervlak verschaft welke roteerbaar is in het vlak van een berijdbaar oppervlak.
Op de draaitafel zijn een aantal bots-elementen aangebracht op het bovenoppervlak, in een patroon met een onderlinge afstand die is geconfigureerd om doorgang door smalle voertuigen zoals fietsen en voetgangers mogelijk te maken en om doorgang van bredere voertuigen te voorkomen wanneer de draaitafel naar een tweede positie wordt geroteerd.
Het platform is hoofdzakelijk cirkelvormig, waarbij een rij van bots- elementen is aangebracht welke niet samenvalt met het draaipunt van de draaitafel.
Om de rij elementen weg te kunnen draaien zodat een voertuig kan passeren is de draaitafel relatief groot, waardoor deze erg opvalt in het straatbeeld en waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan indien een voertuig zich (deels) op de draaitafel bevindt tijdens de draaibeweging.
Om stabiel en betrouwbaar te kunnen draaien is de draaitafel langs de omtrekrand ondersteund door wielen of kogellagers.
Een nadeel van deze rolelementen is dat ze regelmatig gesmeerd en schoongemaakt moeten worden om goed te blijven werken.
Samenvatting van de uitvinding Doel van de uitvinding is het verschaffen van een aanrijdbeveiliging die veiliger en betrouwbaarder is in gebruik.
Volgens de uitvinding wordt een aanrijdbeveiliging zoals hierboven omschreven verschaft, waarbij het ondergronds element aan de bovenzijde is afgedicht met een metalen afdekplaat en is ingericht om in de grond aangebracht te worden, zodanig dat een bovenoppervlak van de afdekplaat hoofdzakelijk coplanair is met het rijoppervlak, waarbij de technische ruimte een draaischijf omvat die met een draaias haaks op het rijoppervlak staat.
De draaischijf omvat een eerste en een tweede deel omvat die draaibaar zijn ten opzichte van elkaar, waarbij het eerste deel losmaakbaar verbonden is met een binnen-oppervlak van de technische ruimte en waarbij een uiteinde van het tweede deel door een opening in de afdekplaat steekt en losmaakbaar verbonden is met een onderoppervlak van het bovengronds element.
Het bovengronds element omvat een metaalplaat en een daar bovenop daaraan verbonden zwaar object, waarbij de metaalplaat het onderoppervlak van het bovengronds element vormt en een breedte en lengte heeft die gelijk is aan een breedte en een lengte van een onderzijde van het zwaar object en is zodanig met het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf verbonden dat een verticale afstand tussen de afdekplaat en de metaalplaat verwaarloosbaar is zodat deze tijdens het draaien tussen de eerste en tweede positie over elkaar glijden.
Met een voertuig wordt een voertuig uit een groep bredere (motor)voertuigen bedoeld, welke groep voertuigen omvat als auto's, bussen, vrachtwagens, aanhangwagens en dergelijken. Het zwaar object heeft een massa die zodanig gekozen is dat het voertuigen van een bepaalde massa en bepaalde maximale snelheid tegen kan houden. Het zwaar object is dus een door zijn gewicht blokkerend object. De vorm en materiaalkeuze van het zwaar object kunnen aangepast worden aan specifieke project vereisten en esthetische wensen.
Het bovengronds element draait in zijn geheel, waarbij de metaalplaat volledig bedekt is door het zware object, dat zich verticaal boven het rijoppervlak uitstrekt, waardoor het onder normale omstandigheden niet mogelijk is dat een voertuig zich (deels) op het bovengronds element bevindt wanneer deze zich tussen de eerste en tweede positie beweegt en waardoor de veiligheid voor het verkeer dat zich langs en door de aanrijdbeveiliging beweegt is vergroot.
De draaischijf vormt een draaibare verbinding tussen het ondergronds element en het bovengronds element, welke verbinding, wederom afhankelijk van project specifieke vereisten of keuzes zowel centraal in het horizontale vlak bezien kan zijn geplaatst als off-center. Doordat de verticale afstand tussen de afdekplaat van het ondergronds element en de metaalplaat van het bovengronds element verwaarloosbaar is, glijden de platen over elkaar heen wanneer het zwaar object tussen de eerste positie en de tweede positie wordt bewogen. Hierdoor is het zwaar object optimaal ondersteund. Bovendien vergroot de metaalplaat de sterkte van het bovengronds element.
Bij voorkeur is het bovengronds element zodanig uitgevoerd dat het een zwaartepunt heeft dat zich in het horizontale vlak boven de draaibare verbinding bevindt. Door de verwaarloosbare afstand tussen de afdekplaat en de metaalplaat heeft vuil nauwelijks toegang tussen de platen, waardoor een lage frictie tussen beide platen kan worden behouden zonder additionele maatregelen. Het bovengronds element heeft een behoorlijke vormvrijneid waardoor het kan bijdragen aan een esthetisch mooi en praktisch straatbeeld. Het kan bijvoorbeeld een steen of een betonblok zijn, waarop eventueel een verder sierobject kan worden gemonteerd. Tevens kan het zwaar object een bank of een plantenbak zijn.
Middels een enkel van deze afzetelementen is het al mogelijk om een gewenste afzetting te realiseren voor grotere voertuigen zoals auto’s, waarbij het afzetelement een off-center draaibare verbinding heeft. Hierdoor is in de eerste positie een doorgang tussen een vast afzetelement en een uiteinde van het bovengronds element in de lengterichting daarvan smaller dan de breedte van het voertuig. In de tweede positie is een doorgang tussen een uiteinde van het bovengronds element in de breedte richting en een vast afzetelement breder dan de breedte van het voertuig.
Alternatief kunnen twee van deze draaibare afzetelementen met in het horizontale vlak 40 langwerpige zware objecten naast elkaar in de aanrijdbeveiliging aan worden gebracht en kan de doorgang succesvol worden afgesloten voor grotere voertuigen zoals auto's, met de objecten in de eerste, gesloten, positie, waarbij de objecten met de lengterichting in elkaars verlengde liggen. In de tweede, open, positie, waarbij de objecten met de lengterichting parallel aan elkaar liggen, wordt een doorgang voor dergelijke voertuigen verschaft.
De technische ruimte van het ondergronds element kan zodanig worden ingericht dat het ondergronds element een breedte en een lengte heeft die gelijk is aan of kleiner is dan de breedte en lengte van het zwaar object. Als gevolg hiervan is het maximale oppervlak van het bovenoppervlak van de metalen afdekplaat dat vrij ligt indien het bovengronds element hier deels vanaf gedraaid is kleiner dan de helft van het onderoppervlak van het bovengronds element.
In een uitvoeringsvorm omvat de technische ruimte verder een elektrische of hydraulische aandrijfmotor die middels een wormwielaandrijving met de draaischijf is verbonden en is ingericht om de draaischijf tussen de eerste en de tweede positie te draaien en een besturingseenheid, verbonden met de aandrijfmotor en ingericht om een besturingssignaal te ontvangen van een zich op afstand bevindend besturingspaneel en op basis van een ontvangen besturingssignaal een activeringssignaal te genereren voor het inschakelen en uitschakelen van de aandrijfmotor.
Door gebruik van een wormwieloverbrenging is de positie van het bovengronds element ten opzichte van het ondergronds element vergrendeld indien de aandrijfmotor is uitgeschakeld. Indien gewenst kan een additioneel vergrendelmiddel worden toegevoegd, om de aanrijdbeveiliging tegen grotere en zwaardere voertuigen te bestendigen.
De keuze van het type aandrijfmotor, elektrisch of hydraulisch, kan per project verschillen in afhankelijkheid van de omstandigheden waarin de aanrijdbeveiliging wordt geplaatst. Een hydraulische aandrijfmotor is bijvoorbeeld beter bestand tegen vocht en kan grote krachten overbrengen. Een elektrische aandrijfmotor heeft echter als voordeel dat deze vaak compacter is en minder onderdelen bevat, daar deze geen externe compressor nodig heeft.
De besturingseenheid kan besturingssignalen ontvangen die op afstand worden ingegeven middels een besturingspaneel. Dit besturingspaneel kan bijvoorbeeld een paneel zijn dat al dan niet draadloos verbonden is met de besturingseenheid of een app op een computer, telefoon of tablet.
In een uitvoeringsvorm omvat de aanrijdbeveiliging een ondergrondse verankering of funderingsplaat die verbonden is met het ondergronds element.
Op voordelige wijze is daarmee de aanrijdbeveiliging configureerbaar in afhankelijkheid van een zwaartepunt en de afmetingen van het bovengronds element alsmede van grondeigenschappen van de grond waarin het ondergronds element wordt aangebracht, zodat het ondergronds element stabiel is wanneer het bovengronds element zich in de eerste of tweede positie bevindt of tussen deze posities draait. Of een verankering of funderingsplaat nodig is en de afmetingen daarvan hangen af van de ondergrond waarin de aanrijdbeveiliging wordt aangebracht,
alsmede het formaat en gewicht van het bovengronds element en vereiste beveiligingsniveau geboden door de aanrijdbeveiliging.
In een verdere uitvoeringsvorm is het bovenoppervlak van de afdekplaat en/of het onderoppervlak van de metaalplaat voorzien van een kunststof laag.
Om aanwezige frictie tussen het onderoppervlak van de metaalplaat en het bovenoppervlak van de afdekplaat verder te reduceren kan de afdekplaat en/of de metaalplaat worden voorzien van een kunststof laag, zoals bijvoorbeeld een teflon laag. Een lagere frictie zorgt dat minder kracht nodig is om het bovengronds deel te draaien, waardoor minder energie nodig is voor de draaibeweging en eventueel een lichtere aandrijfmotor kan worden gebruikt in de aanrijdbeveiliging.
Alternatief of in additie tot het gebruik van de teflon laag kan gebruik worden gemaakt van rolelementen om de frictie verder te verlagen. Deze rolelementen zijn aangebracht in het onderoppervlak van de metaalplaat in een cirkelvormig patroon langs en nabij de omtrek van de opening in het bovenoppervlak van de afdekplaat. De rolelementen zijn bijvoorbeeld kleine kogellagers of wieltjes die zodanig in de metaalplaat zijn aangebracht dat zij minimaal uit het onderoppervlak daarvan uitsteken zodat de verticale afstand tussen de afdekplaat en de metaalplaat verwaarloosbaar blijft en de metaalplaat hoofdzakelijk op de afdekplaat rust.
In een uitvoeringsvorm is de opening in de afdekplaat voorzien van een waterkering/opstaande rand die zich verticaal naar boven uitstrekt vanaf het bovenoppervlak en waarbij een matchende groef of opening is voorzien in het onderoppervlak van de metaalplaat.
Door de opstaande rand wordt voorkomen dat enig water, bijvoorbeeld ten gevolge van een regenbui, dat eventueel tussen het bovengronds element en het ondergronds element door stroomt in de technische ruimte kan belanden. Additioneel is het mogelijk om de technische ruimte aan een onderzijde te voorzien van een afvoer, om water dat in de technische ruimte belandt, bijvoorbeeld wanneer de afdekplaat is verwijderd voor onderhoud of door condensvorming, af te voeren.
In een verdere uitvoeringsvorm is de dikte van de metaalplaat tussen de 10 mm en 22 mm, bij voorkeur tussen de 12 mm en de 20 mm en is de metaalplaat aan een bovenzijde voorzien van een aantal verticale ankerpennen die in een patroon op het bovenoppervlak van de metaalplaat zijn aangebracht. Hierbij is het zwaar object in een overeenkomstig patroon voorzien van verticale openingen waarin de ankerpennen zijn ontvangen en verankerd.
De verankering van de ankerpennen in de overeenkomstige verticale openingen kan bijvoorbeeld plaats vinden middels bouten, die vanaf de bovenzijde van het zwaar object worden aangedraaid op de ankerpennen. De verticale openingen kunnen vervolgens worden afgedicht, zodat het zware object niet zomaar los gemaakt kan worden en worden verwijderd door een kwaadwillende, maar zodat dit wel mogelijk blijft om bijvoorbeeld gepland onderhoud uit te voeren.
Middels een kraan of vorkheftruck kan het zwaar object dan van de ankerpennen gelift worden, waarna de verbinding tussen de metaalplaat en het ondergronds deel van het afzetelement vrij komen te liggen zodat deze ook los te maken zijn om zo toegang tot de technische ruimte te verkrijgen voor regulier onderhoud en reparatiewerkzaamheden.
5 Door de ankerpennen aan te draaien wordt de metaalplaat tegen het zwaar object aan getrokken, waardoor de metaalplaat door het zwaar object wordt versterkt. Hierdoor kan de metaalplaat dun, en dus relatief licht, uitgevoerd worden.
In een uitvoeringsvorm weegt het zwaar object ten minste 300 kg.
Door het gewicht van het object is deze niet zomaar te verplaatsen en in staat om grotere motorvoertuigen tegen te houden. Het uiteindelijke gewicht van het zwaar object in een te plaatsen aanrijdbeveiliging wordt per project bepaald aan de hand van project specifieke beveiligingsvereisten. Het benodigde gewicht kan bijvoorbeeld worden verkregen door het zwaar object te vervaardigen door gebruik van een of meer materialen met een hoge soortgelijke massa, zoals steen, beton of metaal. Tevens kan het zwaar object worden verzwaard door deze te vullen met bijvoorbeeld water of aarde.
In een verdere uitvoeringsvorm is het bovengronds element voorzien van ten minste een uitsparing in een zijvlak van het zware object, welke uitsparing een open kanaal omvat dat zich uitstrekt tussen de uitsparing en een positie in het onderoppervlak van de metaalplaat boven de opening in de afdekplaat.
De uitsparing kan worden gebruikt om een sensor en/of verlichting aan te brengen aan of in een zijvlak van het zware object. Middels het kanaal kan de sensor en/of verlichting worden verbonden met de besturingseenheid en de aandrijfmotor, zodat deze van stroom en besturingssignalen wordt voorzien.
Sensoren kunnen bijvoorbeeld worden aangebracht en met de besturingseenheid worden geconfigureerd om bij een obstructie in een draaibeweging van het bovengronds element tussen de eerste en tweede posities een obstructiesignaal aan de besturingseenheid te geven en waarbij de besturingseenheid is ingericht om, na het ontvangen van het obstructiesignaal een activeringssignaal naar de aandrijfmotor te verzenden, zodat de aandrijfmotor uitschakelt of het bovengronds element van de obstructie wegdraait. Doordat de ten minste een sensor er voor zorgt dat de aandrijfmotor wordt uitgeschakeld, dan wel dat het element van de obstructie weg draait, wordt voorkomen dat een voertuig of persoon door het zwaar object wordt geraakt indien een draaibeweging is ingeschakeld en dit voertuig of deze persoon zich nog in het pad bevindt. Tevens is het mogelijk om een sensor aan te brengen die een signaal van een zender op kan vangen waarop de besturingseenheid een beweging van het bovengronds element naar de tweede positie inschakelt. Bijvoorbeeld om automatisch doorgang voor voertuigen die uitgerust zijn met deze zender te verschaffen.
Verder is het mogelijk een signaalelement worden aangebracht in de aanrijdbeveiliging om verkeer te signaleren wanneer een beweging wordt ingezet en/of wanneer de toegang vrij is voor grotere voertuigen. Het signaalelement kan bijvoorbeeld een geluidssignaal afgeven, of een lichtsignaal. Verlichting kan tevens worden toegevoegd in een of meer zijoppervlakken van het zwaar object, ter bevordering van de zichtbaarheid bij nacht of slecht weer.
Een werkwijze voor het maken van een afzetelement voor een aanrijdbeveiliging volgens een uitvoeringsvorm omvat de stappen van: a) het verschaffen van een box-constructie met een open bovenzijde en een draaischijf met een eerste en een tweede deel, welke delen draaibaar ten opzichte van elkaar zijn om een draaias; b) het inbrengen van de draaischijf in de box-constructie, zodat de draaias haaks op de open bovenzijde staat en het verbinden van het eerste deel met een binnenoppervlak van de box-constructie; c) het aanbrengen van een afdekplaat op de open bovenzijde van de box-constructie, welke afdekplaat is voorzien van een ronde opening waardoor het tweede deel van de draaischijf steekt, zodanig dat het oppervlak van het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf zich nagenoeg op gelijke hoogte bevindt met een bovenoppervlak van de afdekplaat; d) het verschaffen van een metaalplaat met een langwerpig oppervlak met een lengte, en een breedte die maximaal de helft van de lengte is en een zwaar object omvattend steen of beton, met een onderoppervlak dat een gelijke breedte en lengte heeft als de metaalplaat en een hoogte van ten minste 0,4 m; e) het aanbrengen van een centraal gelegen verbindingspunt in de metaalplaat, voor het maken van een losmaakbare verbinding tussen de metaalplaat en het tweede deel van de draaischijf zodanig dat het oppervlak van het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf aan een onderzijde van de metaalplaat aanligt, en het aanbrengen van verbindingsmiddelen aan de bovenzijde van de metaalplaat, welke verbindingsmiddelen zijn ingericht om het zwaar object losmaakbaar met de metaalplaat te verbinden.
De box-constructie met afdekplaat, die de buitenkant van het ondergronds deel vormen, en de metaalplaat, die de onderzijde van het bovengronds deel vormt, kunnen worden gemaakt als standaard componenten, bruikbaar voor alle toepassingen. Het zwaar object kan tevens als standaard component in een aantal uitvoeringsvormen worden gemaakt, bijvoorbeeld als hoekig blok, plantenbak en bank. Alternatief kan het zwaar object en eventueel de metaalplaat worden aangepast aan specifieke project-vereisten.
Mogelijk te gebruiken verbindingsmiddelen kunnen bouten, lijm en/of profielen omvatten. Bij voorkeur zijn de verbindingsmiddelen losmaakbaar zodat het zwaar object verwijderbaar is om zo toegang tot het centraal gelegen verbindingspunt te bieden, zodat de box-constructie toegankelijk blijft voor onderhoud en reparatie. Bijvoorbeeld kan de metaalplaat zijn voorzien van een profiel waarover het zwaar object middels een schuifbeweging kan worden verplaatst. In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt het zwaar object middels een boutverbinding verankerd op de metaalplaat.
Bij voorkeur heeft de draaischijf een lengte over de langs-richting heeft die ongeveer gelijk is aan de hoogte van de box-constructie, zodat een oppervlak van een uiteinde van het tweede deel van de draaischijf boven de box-constructie uitsteekt wanneer deze in de box-constructie geplaatst is.
In een uitvoeringsvorm omvat stap b) verder: - het aanbrengen van een elektrische of hydraulische aandrijfmotor in de box-constructie en deze middels een wormwielaandrijving met de draaischijf verbinden, zodanig dat het tweede deel van de draaischijf tenminste een kwartslag heen en weer kan worden gedraaid ten opzichte van het eerste deel van de draaischijf door de aandrijfmotor; en - het aanbrengen van een besturingseenheid die is ingericht om een besturingssignaal te ontvangen en op basis van een ontvangen besturingssignaal een activeringssignaal te genereren voor het inschakelen en uitschakelen van de aandrijfmotor en het verbinden van de besturingseenheid met de aandrijfmotor. Verder is de uitvinding nog gericht op een werkwijze voor het installeren van een aanrijdbeveiliging volgens de conclusies. Korte aanduiding van de tekeningen Mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, die als voorbeeld dienen, waarin: Fig. 1 een uitvoeringsvorm van een aanrijdbeveiliging volgens de uitvinding in het straatbeeld toont, in de gesloten positie; Fig. 2 een perspectivisch bovenaanzicht van de aanrijdbeveiliging uit Fig. 1 toont, in de open positie; Fig. 3 een perspectivisch vooraanzicht van een draaibaar afzetelement van de aanrijdbeveiliging uit Fig. 1 toont; Fig. 4 het draaibaar afzetelement uit Fig. 2 toont, zonder zwaar object; Fig. 5 het ondergronds element van het draaibaar afzetelement uit Fig. 2 toont; en Fig. 6 een perspectivisch bovenaanzicht van het ondergronds element uit Fig. 5 toont, zonder afdekplaat. Beschrijving van uitvoeringsvormen Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van een aanrijdbeveiliging 100 volgens de uitvinding in het straatbeeld, in de gesloten positie. De aanrijdbeveiliging 100 bestaat uit een reeks afzetelementen 5, 50 voor een afzetting van een rijoppervlak G voor motorvoertuigen, zoals een auto 1, waarbij het rijoppervlak G deel uit maakt van bijvoorbeeld een straat, plein of ingang van een gebouw.
Elk afzetelement bestaat uit een langwerpig gevormd bovengronds element 4, 40, dat zich verticaal uitstrekt vanaf het rijoppervlak over een hoogte h1 van ten minste 0,4m, en een daarmee verbonden ondergronds element 2, 20, dat het bovengronds element in de grond verankert.
De in Fig. 1 getoonde afzetelementen hebben een ondergronds en een bovengronds element van gelijke lengte W, van ten minste 2,5 meter, welke zodanig met elkaar zijn verbonden dat, in de getoonde gesloten positie, het bovengronds element volledig op het ondergronds element rust.
Afhankelijk van project specifieke vereisten kunnen de bovengrondse en ondergrondse elementen ook met onderling verschillende lengtes worden gekozen.
Een horizontale afstand tussen elke twee naast elkaar geplaatste afzetelementen a1 is kleiner dan de breedte B van een voertuig 1, zoals de getoonde auto, maar bij voorkeur breed genoeg om doorgang te verschaffen aan voetgangers en fietsers.
Voor regelmatige, gereguleerde doorgang van motorvoertuigen heeft de aanrijdbeveiliging 100 twee in de lengterichting naast elkaar aangebrachte draaibare afzetelementen afzetelement 50, die elk een draaibare verbinding tussen het bovengronds element 40 en het ondergronds element 20 omvatten.
De bovengrondse elementen 4, 40 hebben betonnen blokken en betonnen banken die in de gesloten positie de doorgang blokkeren.
Dankzij het gebruik van een materiaal met een hoge massa-dichtheid zoals beton heeft het afzetelement voldoende massa om een significante impact van een voertuig te doorstaan.
De vorm en afmetingen van de bovengrondse elementen kunnen per project bepaald worden op basis van beveiligingsvereisten en esthetische voorkeuren.
Bijvoorbeeld kunnen als alternatieve zware objecten ook een keivorm, een standbeeld of een bloembak gebruikt worden voor het bovenste element 4, 40. Tevens kunnen de bovengrondse elementen andere materialen omvatten zoals metaal of ander gesteente.
Fig. 2 toont een perspectivisch bovenaanzicht van de aanrijdbeveiliging uit Fig. 1, met twee naast elkaar gelegen draaibare afzetelementen 50 in de open positie.
De elementen hebben een breedte d die maximaal de helft heeft van de lengte W.
In de open positie, zoals getoond, zijn de bovengrondse elementen 40 ten opzichte van de ondergrondse elementen 20 verdraaid, zodat een horizontale afstand a2 tussen de twee bovengrondse elementen 40 breder is dan de breedte van een voertuig B, bij voorkeur ten minste 2,8 meter, zodat de doorgang daaraan wordt verschaft.
In Fig. 2 is elk bovengronds element off-center, gezien in de lengterichting, draaibaar verbonden met het ondergrondse element, waarbij de twee naast elkaar gelegen draaibare afzetelementen 50 spiegelsymmetrisch zijn aan elkaar, zodat de doorgang a3 tussen elk draaibaar afzetelement 50 en een naastgelegen vast afzetelement 5 smaller blijft dan de breedte van een voertuig B.
De keuze van de locatie van de draaibare verbinding van het draaibaar afzetelement 50 ten opzichte van de lengterichting W van het bovengronds element kan project afhankelijk worden gekozen en bijvoorbeeld ook in het midden geplaatst worden.
De massaverdeling van het bovengronds element is zodanig dat een zwaartepunt van het bovengrondse element 20 zich in het horizontaal vlak midden boven de draaibare verbinding van het draaibaar afzetelement 50 bevindt.
Tevens kunnen meer dan twee draaibare afzetelementen 50 naast elkaar in de aanrijdbeveiliging geplaatst worden, 40 om zo een veelheid aan doorgangen parallel aan elkaar te kunnen verkrijgen indien alle draaibare afzetelementen 50 in de open positie gedraaid zijn. Deze doorgangen kunnen zowel simultaan als afzonderlijk van elkaar geopend en gesloten worden. Verdere eigenschappen van de draaibare afzetelementen 50 worden refererend aan Figs. 3-6 in meer detail besproken.
Fig. 3 toont een perspectivisch vooraanzicht van een draaibaar afzetelement van de aanrijdbeveiliging uit Fig. 1. Het bovengronds element 40 omvat een zwaar object 49, in de vorm van een betonnen bank, en een metaalplaat 41, welke vast met elkaar zijn verbonden en waarbij een onderzijde 42 van het zwaar object direct aanligt aan een bovenzijde van de metaalplaat 41. De onderzijde 42 van het zwaar object is gelijkvormig aan de bovenzijde van de metaalplaat 41.
Het ondergronds element omvat een box-constructie 21 met een afdekplaat 29, welke afdekplaat 29 afsluitend op een open bovenzijde van de box-constructie 21 (zie Fig. 6) is geplaatst, zodat het ondergronds element een gesloten geheel vormt. Het bovengronds element 40 is direct op het ondergronds element 20 geplaatst, zodat een onderzijde van de metaalplaat 41 hoofdzakelijk aanligt op een bovenzijde van de afdekplaat 29. De afdekplaat 29 is tevens een metaalplaat, waarvan het bovenoppervlak hoofdzakelijk gelijk ligt met het rijoppervlak. Het onderoppervlak van de metaalplaat 41 en het bovenoppervlak van de afdekplaat 29 zijn gladde oppervlakten, dat wil zeggen dat een frictie-coéfficiént tussen beide oppervlakken laag is. Het bovengronds element 40 is met een draaibare verbinding vast verbonden met het ondergronds element 20, welke verbinding besproken wordt met verwijzing naar Figs. 5 en 6. Tijdens draaibewegingen van het bovengronds element ten opzichte van het ondergronds element tussen de gesloten positie, zoals getoond in Fig. 1, en de open positie, zoals getoond in Fig. 2, glijden de metaalplaat 41 en de afdekplaat 29 over elkaar heen, hetgeen dankzij de lage frictie-coöëfficiënt relatief weinig kracht vraagt. De frictie tussen beide oppervlakken kan naar wens verder verlaagd worden door een kunststoflaag zoals laag teflon aan te brengen op het bovenoppervlak van de afdekplaat 29 en/of het onderoppervlak van de metaalplaat 41 of door kogellagers of wieltjes aan te brengen in het onderoppervlak van de metaalplaat 41. Dankzij zijn gewicht en de verankering aan het ondergronds element 20 is het bovengronds element niet gemakkelijk verplaatsbaar, indien de draaibare verbinding van het draaibaar afzetelement 50 vast gezet is, zodat ongeautoriseerde personen zich niet zomaar toegang kunnen verschaffen. Het ondergronds element dient als ballast en fundering voor het bovengronds element, waarbij de grootte en vorm van het ondergronds element afhankelijk zijn van omstandigheden zoals grondsoort. Om voldoende stabiliteit en ballast te garanderen kan een additionele fundering van bijvoorbeeld beton worden aangebracht onder en/of rondom de box- constructie 21. Om de doorgang zichtbaar te maken kan verlichting, zoals rode en/of groene lampen op of in een zijoppervlak van het zwaar object aangebracht worden. Tevens kunnen een of meer sensoren aangebracht zijn op of in een of meer van de zijoppervlakken, welke sensoren ingericht zijn om de aanwezigheid van een object of een uitgezonden signaal te registreren. Hiertoe kunnen een of meer uitsparingen zijn voorzien in een of meer zijoppervlakken van het bovengronds element, waarin sensoren en/of verlichting naar wens aangebracht kan worden. In de draaiverbinding tussen het bovengronds element en het ondergronds element kan een elektrische 40 doorvoervoorziening aanwezig zijn om voorzieningen die in het zwaar object zijn aangebracht,
zoals de genoemde verlichting, van stroom te voorzien en een verbinding met de controller mogelijk te maken.
Fig. 4 toont het afzetelement uit Fig. 2, zonder zwaar object, waardoor zichtbaar is dat de metaalplaat 41 is voorzien van verticale verankerpennen 44 en dat de metaalplaat 41 een centraal gelegen verbindingspunt 46 voor de draaibare verbinding omvat. De verticale ankerpennen 44 zijn als voorbeeld getoond in een symmetrisch patroon om het centraal gelegen verbindingspunt 46, nabij de omtrek van de metaalplaat 41 aangebracht. In het zwaar object (niet getoond} is in een overeenkomstig patroon een gelijk aantal verticale openingen voorzien, voor het daarin verankeren van de ankerpennen 44. Deze verankering kan bijvoorbeeld plaats vinden middels bouten, die vanaf de bovenzijde van het zwaar object worden aangedraaid op de ankerpennen. In het getoonde voorbeeld zijn acht ankerpennen getoond, maar de hoeveelheid ankerpennen en de onderlinge plaatsing daarvan kan per project verschillen in afhankelijk van de afmetingen van het zwaar object en de metaalplaat. Door het vastdraaien van de bouten wordt de metaalplaat tegen de onderzijde van het zwaar object aan getrokken. Hierdoor wordt de metaalplaat versterkt door het zwaar object en kan de metaalplaat een relatief kleine dikte t hebben terwijl toch voldoende ondersteuning en stijfheid in de constructie wordt verkregen. De dikte van de metaalplaat is afhankelijk van het gewicht en de vorm van het zwaar object en bij voorkeurtussen 10 mm en 22 mm, liefst tussen 12 mm en 20 mm. Het zal voor de hand liggen dat, indien het zwaar object niet of in mindere mate gebruikt wordt om de metaalplaat te versterken, metaalplaten met een grotere dikte ook gebruikt kunnen worden. Het centraal gelegen verbindingspunt 46 bestaat uit een aantal boorgaten met daarin aangebrachte bouten, welke een losmaakbare vaste verbinding vormen met het draaielement dat verder besproken is met referentie naar Figs. 5 en 6. Doordat het centraal gelegen verbindingspunt 46 zich, wanneer het zwaar object is aangebracht, volledig onder het zwaar object bevindt, is de verbinding tussen het bovengronds element 40 en het ondergronds element 20 beschermd tegen regenwater, strooizout en andere vervuiling en wordt gemakkelijk losmaken van de verbinding voorkomen. Fig. 5 toont het ondergronds element van het afzetelement uit Fig. 2, omvattend de box- constructie 21 en de afdekplaat 29, waarbij zichtbaar is dat de afdekplaat 29 is voorzien van een opening 27 op de locatie van het centraal gelegen verbindingspunt van de metaalplaat welke getoond werd in Fig. 4. De grootte en vorm van de opening 27 zijn zodanig dat een in het ondergronds element aangebracht draaielement 22 met een bovenste uiteinde 23 volledig in de opening 27 ligt, zodat directe verbinding tussen het draaielement 22 en het centraal gelegen verbindingspunt van het bovengronds element mogelijk is en het draaielement 22 de draaibare verbinding tot stand brengt. Zoals met verwijzing naar Fig. 3 is besproken is deze verbinding zodanig dat een onderzijde van de metaalplaat 41 dan aanligt aan de bovenzijde 28 van de afdekplaat 29. Langs de buitenomtrek van de opening 27 is een opstaande rand aangebracht die zich verticaal naar boven uitstrekt vanaf het bovenoppervlak 28, en welke dienst doet als 40 waterkering. De waterkering voorkomt dat enig water dat, ondanks het directe contact tussen het bovengronds en het ondergronds element, tussen de metaalplaat en de afdekplaat 29 door zou lopen en de technische ruimte in de box-constructie 21 kan bereiken. Om het direct contact tussen de afdekplaat 29 en de metaalplaat niet te verstoren, is in het onderoppervlak van de metaalplaat een bijpassende groef voorzien rondom het centraal gelegen verbindingspunt, waar de opstaande rand contactloos in past.
Fig. 6 toont een perspectivisch bovenaanzicht van het ondergronds element uit Fig. 5, zonder afdekplaat, waardoor een technische ruimte 25 binnenin de box-constructie 21 van het ondergronds element zichtbaar is. De technische ruimte 25 omvat het draaielement 22, een aandrijfmotor 15, een wormwielaandrijving 11 en een besturingseenheid 17. Het getoonde draaielement 22 is ook wel bekend als draaischijf of draaikrans en bestaat uit twee ten opzichte van elkaar draaibare ringvormige delen, waarvan het middelpunt van elk ringvormig deel samen valt met de draaias. Een onderste uiteinde 24 van een van een eerste ringvormig deel is vast verbonden met de bodem van de box-constructie 25, zodat de draaias verticaal is en het bovenste uiteinde 23, van het tweede ringvormig deel zich parallel aan het open bovenvlak van de box-constructie bevindt. De aandrijfmotor 15 is middels de wormwielaandrijving 11 met het tweede ringvormig deel van het draaielement 22 verbonden, waarbij een draaias van de wormwielaandrijving 11 haaks op de draaias van het draaielement 22 staat en de wormwielaandrijving 11 op een buitenoppervlak van het tweede ringvormig deel van het draaielement 22 aangrijpt. Hierdoor kan de verdraaiing van het tweede ringvormig deel ten opzichte van het eerste ringvormig deel middels de aandrijfmotor 15 worden bewerkstelligd. De getoonde aandrijfmotor 15 is een elektrische aandrijfmotor. Alternatief kan gebruik gemaakt worden van een hydraulische aandrijfmotor. Wanneer de aandrijfmotor 15 uitgeschakeld is, houdt de wormwielaandrijving 11 de positie van het tweede ringvormig deel ten opzichte van het eerste ringvormig deel vergrendeld. De aandrijving is bij voorkeur zelfremmend uitgevoerd. Daardoor is het niet strikt nodig om een additioneel vergrendelingsmiddel in het draaibaar afzetelement 50 op te nemen, maar indien gewenst kan een extern remelement of aanvullend vergrendelingsmiddel worden voorzien. De besturingseenheid 17 is middels bedrading verbonden met de aandrijfmotor 15 en ingericht om een besturingssignaal te ontvangen van een zich op afstand bevindend besturingspaneel (niet getoond). Op basis van een ontvangen besturingssignaal van het besturingspaneel genereert de besturingseenheid 17 activeringssignalen voor het inschakelen en uitschakelen van de aandriffmotor 15. Dit besturingspaneel kan bijvoorbeeld een paneel zijn dat al dan niet draadloos verbonden is met de besturingseenheid 17 of een app op een computer, telefoon of tablet. Ter voorkoming dat vocht zich in de technische ruimte kan ophopen en zo schade en/of storing kan veroorzaken kan een afwatering worden opgenomen in de technische ruimte (niet getoond), bijvoorbeeld door een uitlaatopening in de bodemplaat, op het laagste punt van de box-constructie 21. Tevens is het mogelijk om een verwarmingselement in de technische ruimte 25 te installeren welke is ingericht om condensvorming in de technische ruimte te verminderen. Optioneel is de box-constructie 21 voorzien van een inkeping 21a over de gehele buitenomtrek van de bovenrand, zoals is getoond in 40 Fig. 6. Deze inkeping vormt een passend geheel met de hier niet getoonde afdekplaat, zodat verschuivingen tussen de afdekplaat en de box-constructie 21 worden voorkomen zonder gebruik van andere fixeermiddelen. De opstaande rand van de inkeping 21a bemoeilijkt tevens het binnendringen in de technische ruimte van vuil en vocht. De getoonde technische ruimte is ruim bemeten voor de daarin geplaatste onderdelen en kan worden verkleind, maar in principe kan het formaat van de technische ruimte in de box-constructie afgestemd worden op de minimaal benodigde ruimte voor het er in opnemen van het draaielement 22, de aandrijfmotor 15 met de wormwielaandrijving 11 en de besturingseenheid 17. Een alternatieve uitvoeringsvorm betreft een aanrijdbeveiligingen met een enkel draaibaar element, waarbij het draaipunt uit het midden geplaatst is, zodat de verdraaiing van dit element een doorgang tussen het draaibaar element en een naastgelegen afzetelement vrijmaakt die breed genoeg is om een voertuig door te laten. De uitvoering van het bovengronds element in deze alternatieve uitvoeringsvorm is zodanig dat een zwaartepunt van het bovengronds element zich boven het draaipunt bevindt.
De onderhavige uitvinding is beschreven met verwijzing naar een aantal voorbeeld- uitvoeringsvormen zoals getoond in de figuren. Voor de hand liggende modificaties en alternatieve implementaties van sommige delen of elementen zullen voor de vakman duidelijk zijn bij het lezen en begrijpen van de voorgaande gedetailleerde beschrijving. Het is de bedoeling dat de uitvinding wordt uitgelegd als omvattend al dergelijke modificaties en wijzigingen voor zover deze binnen de reikwijdte van de bijgevoegde conclusies vallen.

Claims (16)

Conclusies
1. Een aanrijdbeveiliging voor het regelen van een doorgang van een voertuig, omvattend een draaibaar afzetelement, welke omvat: een bovengronds element geconfigureerd voor beweging in een vlak in hoofdzaak evenwijdig aan een rijoppervlak, waarbij het bovengronds element beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het bovengronds element de doorgang van het voertuig blokkeert en een tweede positie waarin de doorgang van het voertuig mogelijk is; en een ondergronds element omvattend een technische ruimte, met het kenmerk dat het ondergronds element aan de bovenzijde is afgedicht met een metalen afdekplaat en is ingericht om in de grond aangebracht te worden, zodanig dat een bovenoppervlak van de afdekplaat hoofdzakelijk coplanair is met het rijoppervlak, waarbij de technische ruimte een draaischijf omvat die met een draaias haaks op het rijoppervlak staat en welke een eerste en een tweede deel omvat die draaibaar zijn ten opzichte van elkaar, waarbij het eerste deel losmaakbaar verbonden is met een binnen-oppervlak van de technische ruimte en waarbij een uiteinde van het tweede deel door een opening in de afdekplaat steekt en losmaakbaar verbonden is met een onderoppervlak van het bovengronds element, en waarbij het bovengronds element een metaalplaat en een daar bovenop daaraan verbonden zwaar object omvat, waarbij de metaalplaat het onderoppervlak van het bovengronds element vormt en een breedte en lengte heeft die gelijk is aan een breedte en een lengte van een onderzijde van het zwaar object en welke zodanig met het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf verbonden is dat een verticale afstand tussen de afdekplaat en de metaalplaat verwaarloosbaar is zodat deze tijdens het draaien tussen de eerste en tweede positie over elkaar glijden.
2. Aanrijdbeveiliging volgens conclusie 1, waarbij de technische ruimte verder een elektrische of hydraulische aandrijfmotor omvat die middels een wormwielaandrijving met de draaischijf is verbonden en is ingericht om de draaischijf tussen de eerste en de tweede positie te draaien en een besturingseenheid, verbonden met de aandrijfmotor en ingericht om een besturingssignaal te ontvangen van een zich op afstand bevindend besturingspaneel en op basis van een ontvangen besturingssignaal een activeringssignaal te genereren voor het inschakelen en uitschakelen van de aandrijfmotor.
3. Aanrijdbeveiliging volgens conclusie 1 of 2, verder omvattend een ondergrondse verankering of funderingsplaat die verbonden is met het ondergronds element.
4. Aanrijdbeveiliging volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bovenoppervlak van de afdekplaat en/of het onderoppervlak van de metaalplaat is voorzien van een kunststof laag.
5. Aanrijdbeveiliging volgens een der voorgaande conclusies, waarbij rolelementen zijn aangebracht in het onderoppervlak van de metaalplaat in een cirkelvormig patroon langs en nabij de omtrek van de opening in het bovenoppervlak van de afdekplaat.
6. Aanrijdbeveiliging volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opening in de afdekplaat is voorzien van een waterkering/opstaande rand die zich verticaal naar boven uitstrekt vanaf het bovenoppervlak en waarbij een matchende groef of opening is voorzien in het onderoppervlak van de metaalplaat.
7. Aanrijdbeveiliging volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de dikte van de metaalplaat tussen de 10 mm en 22 mm is, bij voorkeur tussen de 12 mm en de 20 mm en waarbij de metaalplaat aan een bovenzijde is voorzien van een aantal verticale ankerpennen die in een patroon op het bovenoppervlak van de metaalplaat zijn aangebracht, en waarbij het zwaar object in een overeenkomstig patroon is voorzien van verticale openingen waarin de ankerpennen zijn ontvangen en verankerd.
8. Aanrijdbeveiliging volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het zwaar object ten minste 300 kg weegt.
9. Aanrijdbeveiliging volgens een der conclusies 2 - 8, waarbij het bovengronds element is voorzien van ten minste een uitsparing in een zijvlak van het zware object en welke uitsparing een open kanaal omvat dat zich uitstrekt tussen de uitsparing en een positie in het onderoppervlak van de metaalplaat boven de opening in de afdekplaat.
10. Werkwijze voor het maken van een afzetelement voor een aanrijdbeveiliging, omvattend: a) het verschaffen van een box-constructie met een open bovenzijde en een draaischijf met een eerste en een tweede deel, welke delen draaibaar ten opzichte van elkaar zijn om een draaias; b) het inbrengen van de draaischijf in de box-constructie, zodat de draaias haaks op de open bovenzijde staat en het verbinden van het eerste deel met een binnenoppervlak van de box-constructie;
c) het aanbrengen van een afdekplaat op de open bovenzijde van de box-constructie, welke afdekplaat is voorzien van een ronde opening waardoor het tweede deel van de draaischijf steekt, zodanig dat het oppervlak van het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf zich nagenoeg op gelijke hoogte bevindt met een bovenoppervlak van de afdekplaat; d) het verschaffen van een metaalplaat met een langwerpig oppervlak met een lengte, en een breedte die maximaal de helft van de lengte is en een zwaar object omvattend steen of beton, met een onderoppervlak dat een gelijke breedte en lengte heeft als de metaalplaat en een hoogte van ten minste 0,4 m; e) het aanbrengen van een centraal gelegen verbindingspunt in de metaalplaat, voor het maken van een losmaakbare verbinding tussen de metaalplaat en het tweede deel van de draaischijf zodanig dat het oppervlak van het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf aan een onderzijde van de metaalplaat aanligt, en het aanbrengen van verbindingsmiddelen aan de bovenzijde van de metaalplaat, welke verbindingsmiddelen zijn ingericht om het zwaar object losmaakbaar met de metaalplaat te verbinden.
11. Werkwijze voor het maken van een afzetelement voor een aanrijdbeveiliging volgens conclusie 10, waarbij stap b) verder omvat - het aanbrengen van een elektrische of hydraulische aandrijfmotor in de box-constructie en deze middels een wormwielaandrijving met de draaischijf verbinden, zodanig dat het tweede deel van de draaischijf tenminste een kwartslag heen en weer kan worden gedraaid ten opzichte van het eerste deel van de draaischijf door de aandrijfmotor; en - het aanbrengen van een besturingseenheid die is ingericht om een besturingssignaal te ontvangen en op basis van een ontvangen besturingssignaal een activeringssignaal te genereren voor het inschakelen en uitschakelen van de aandrijfmotor en het verbinden van de besturingseenheid met de aandrijfmotor.
12. Werkwijze voor het maken van een afzetelement voor een aanrijdbeveiliging volgens conclusie 10 of 11, waarbij stap c) verder omvat het aanbrengen van een waterkering/opstaande rand rondom de opening aan de bovenzijde van de afdekplaat, en waarbij stap e) verder omvat het voorzien van een overeenkomstige sleuf in de onderzijde van de metaalplaat rond het centraal gelegen verbindingspunt.
13. Werkwijze voor het installeren van een aanrijdbeveiliging omvattend een afzetelement volgens een der conclusies 10 - 12, omvattend: i. het aanbrengen van een box-constructie in de grond, zodanig dat het bovenoppervlak van de afdekplaat gelijk ligt met een beoogd bovenoppervlak van de grond;
ii. het aanbrengen van een rijoppervlak rondom de box-constructie, zodanig dat een bovenoppervlak van het rijoppervlak het beoogde bovenoppervlak van de grond vormt; iii. het verbinden van het verbindingspunt van de metaalplaat met het oppervlak van het uiteinde van het tweede deel van de draaischijf dat door de ronde opening in de afdekplaat van de box-constructie steekt; iv. het op de metaalplaat neerzetten van het zware object, zodanig dat de verbindingsmiddelen op beoogde aangrijpingspunten van het zware object aangrijpen; en Vv. het vastzetten van de verbindingsmiddelen.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, verder omvattend het aanbrengen van ten minste een tweede afzetelement middels de stappen i — v, waarbij een horizontale afstand tussen de centrale as van elk afzetelement zodanig is dat wanneer beide afzetelementen zich beide in een eerste positie bevinden, waarbij de lengterichting van beide zware objecten in elkaars verlengden liggen, een afstand tussen de bovengrondse zware objecten kleiner dan de breedte van een motorvoertuig is en, wanneer beide afzetelementen zich beide in de tweede positie bevinden, waarbij de lengterichting van beide zware objecten parallel aan elkaar en haaks op de eerste positie staan, de afstand tussen de bovengrondse zware objecten groter is dan de breedte van een motorvoertuig.
15. Werkwijze voor het installeren van een aanrijdbeveiliging volgens conclusie 13 of 14, waarbij de stap i. wordt voorafgegaan door het aanbrengen van een ondergrondse verankering of funderingsplaat, en waarbij stap i verder omvat het verbinden van de box-constructie met de ondergrondse verankering of funderingsplaat.
16. Werkwijze voor het installeren van een aanrijdbeveiliging volgens een van conclusies 13, 14 of 15 in afhankelijkheid van conclusie 11, verder omvattend het aanbrengen van ten minste een sensor in een zijoppervlak van het zware object en het verbinden van deze sensor met de besturingseenheid in de box-constructie, waarbij de ten minste een sensor is ingericht om een obstructie-signaal aan de besturingseenheid door te geven indien een object zich in een bewegingstraject van het zwaar object dat zich tussen de eerste en de tweede positie strekt bevindt en waarbij de besturingseenheid is ingericht om, nadat een obstructie-signaal is ontvangen, een activeringssignaal naar de aandrijfmotor te verzenden, zodat de aandrijfmotor uitschakelt.
NL2023373A 2019-06-25 2019-06-25 Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren NL2023373B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2023373A NL2023373B1 (nl) 2019-06-25 2019-06-25 Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren
EP20182017.2A EP3798362B1 (en) 2019-06-25 2020-06-24 Barrier system and method of manufacturing and installation thereof

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2023373A NL2023373B1 (nl) 2019-06-25 2019-06-25 Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2023373B1 true NL2023373B1 (nl) 2021-02-01

Family

ID=67180849

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2023373A NL2023373B1 (nl) 2019-06-25 2019-06-25 Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3798362B1 (nl)
NL (1) NL2023373B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN115434267B (zh) * 2022-09-21 2024-04-26 南京市长江河道管理处 一种堤防道路限宽墩、组件及限宽组件的控制方法

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3024550A (en) * 1960-01-08 1962-03-13 Hughes Rotatable base for traffic control gate standards
US4923327A (en) * 1987-12-04 1990-05-08 Flexible Barricades, Inc. Terrorist vehicle arresting system
US5299882A (en) * 1992-06-02 1994-04-05 Sayers Donald L Mechanically actuated barrier system
US20050249552A1 (en) 2004-05-04 2005-11-10 Rogers Robert M Turntable barrier system
WO2018138276A1 (fr) * 2017-01-26 2018-08-02 Feghoul Abdla Bloc de beton, en particulier bloc anti-franchissement avec fonctionnalites supplementaires

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3024550A (en) * 1960-01-08 1962-03-13 Hughes Rotatable base for traffic control gate standards
US4923327A (en) * 1987-12-04 1990-05-08 Flexible Barricades, Inc. Terrorist vehicle arresting system
US5299882A (en) * 1992-06-02 1994-04-05 Sayers Donald L Mechanically actuated barrier system
US20050249552A1 (en) 2004-05-04 2005-11-10 Rogers Robert M Turntable barrier system
WO2018138276A1 (fr) * 2017-01-26 2018-08-02 Feghoul Abdla Bloc de beton, en particulier bloc anti-franchissement avec fonctionnalites supplementaires

Also Published As

Publication number Publication date
EP3798362A1 (en) 2021-03-31
EP3798362B1 (en) 2023-09-06
EP3798362C0 (en) 2023-09-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10724192B2 (en) Self-deploying vehicle intrusion barrier
US6623206B1 (en) Portable speed bump
US7104721B2 (en) Turntable barrier system
US5509753A (en) Retractable speed bump
US8740495B1 (en) Shallow flush-mounted vehicle control barrier
US8292538B2 (en) Vehicle barrier control device
CA2871603C (en) Collapsible barricade apparatus
US9617698B1 (en) Permeable paver and modular light system
US9004807B2 (en) Transportable vehicle access control system
US10844559B2 (en) Traffic flow barrier with corresponding production mold and hand cart
NL2023373B1 (nl) Aanrijdbeveiliging en werkwijze voor het maken en installeren
CA2492987A1 (en) Sliding sign
US10236670B1 (en) Cable housing system
US9260829B1 (en) Pedestrian barricade
EP0537095B2 (fr) Dispositif de balisage de déviation pour autoroute
WO2006058383A1 (en) Structural barrier system
KR100430118B1 (ko) 맨홀뚜껑 높이 조절장치
KR20110115638A (ko) 식별 및 설치가 용이한 경계블록
AU2004201403A1 (en) Adjustable Vehicular Access Barrier
FR2681088A1 (fr) Dispositif d'acces pour permettre a un vehicule routier d'acceder a une voie souterraine de trafic routier situee a grande profondeur a partir d'une voie de surface ou vice-versa et voie ainsi equipee.
AU2021221719A1 (en) Apparatus for managing and/or monitoring traffic
KR20200117802A (ko) 차량 차단 장치
FR2727444A1 (fr) Point d'arret d'autobus
NL1014148C1 (nl) Zijprofiel-bestrating.
FR2930789A1 (fr) Dispositif urbain mobile de blocage de circulation