NL2023286B1 - Simulatie-inrichting voor het simuleren van een haardvuur - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een simulatie- inrichting voor het simuleren van een haardvuur. De imulatie-inrichting omvat een kamer, die een verbrandingskamer suggereert en is gevormd door ten minste een bovenwand, een onderwand, een voorwand, een achterwand en twee zijwanden, waarvan tenminste de voorwand doorzichtig is teneinde een gebruiker van buiten zicht in de kamer te verschaffen. De simulatie-inrichting omvat verder imitatie- verbrandingselementen, een afbeeldinrichting die een bewegend beeld van brandende vlammen in de verbrandingskamer verschaft en een zich in de kamer, voor of tussen de imitatie-verbrandingselementen bevindend afbeeldorgaan waarop het bewegend beeld van de afbeeldinrichting bij toepassing wordt geprojecteerd. De afbeeldinrichting omvat een projector, die het vlambeeld rechtstreeks of eventueel via een spiegel op het afbeeldorgaan projecteert.

Description

Korte aanduiding: Simulatie-inrichting voor het simuleren van een haardvuur Beschrijving De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een simulatie- inrichting voor het simuleren van een elektrische haard, omvattende een kamer, die een verbrandingskamer van een haard suggereert en is gevormd door ten minste een bovenwand, een onderwand, een voorwand, een achterwand en twee zijwanden, waarvan tenminste de voorwand doorzichtig is teneinde een gebruiker van buiten zicht in de kamer te verschaffen, ten minste een imitatie verbrandingselement een afbeeldinrichting die een bewegend beeld van brandende vlammen in de kamer verschaft en een zich in de kamer, voor of boven het ten minste ene imitatie- verbrandingselement bevindend afbeeldorgaan waarop het bewegend beeld van de afbeeldinrichting wordt geprojecteerd.

Een dergelijke bekende haard heeft in de kamer holle imitatie- houtblokken van kunststof. Door middel van verlichting wordt bij toepassing een gloeiend houtblok geïmiteerd. Voor of tussen de imitatie-houtblokken bevindt zich een opstaande transparante kunststof plaat als afbeeldorgaan. Boven in de kamer bevindt zich een monitor als afbeeldingsinrichting, waarop een levendig vlambeeld kan worden afgespeeld. In de kamer bevindt zich ook een spiegel, die zodanig is georiënteerd dat het op de monitor afgebeeld vlambeeld op de kunststof plaat wordt gericht. Door weerkaatsing van het (gespiegeld) vlambeeld op de kunststof plaat wordt voor een gebruiker de suggestie gewekt dat vlammen uit de (imitatie-}houtblokken opstijgen. De monitor en de spiegel zijn zodanig afgeschermd in de kamer gepositioneerd dat die vanuit een gebruikelijke zichthoek voor een gebruiker vanuit een ruimte waarin de haard is geplaatst niet of nauwelijks zichtbaar is. Voor een gebruiker wordt aldus de suggestie gewekt dat in de kamer houtblokken branden.

Een nadeel van de bekende haard is dat de opstelling van de apparatuur voor het op de kunststof plaat afbeelden van het vlambeeld relatief veel ruimte in de kamer in beslag neemt. Dit beperkt de ontwerpvrijheid van de haard.

De onderhavige uitvinding beoogt nu volgens een eerste aspect een haard volgens de inleiding te verschaffen, die met een grotere vrijheid kan worden ontworpen, of althans waarin de opstelling voor het afbeelden van het vlambeeld minder ruimte vraagt. Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de afbeeldinrichting een projector omvat, die het vlambeeld rechtstreeks of eventueel via een spiegel op het afbeeldorgaan projecteert. Een projector kan compacter worden vormgegeven dan een monitor. Een projector verstuurt een beeld vanuit een lens, terwijl een monitor groot genoeg moet zijn om het beeld zelf op af te beelden. Bovendien kan een projector een afbeelding met meer lichtintensiteit creëren dan met een monitor het geval is. Door de kleinere omvang van de monitor neemt de opstelling van de apparatuur voor het op de kunststof plaat afbeelden van het vlambeeld minder ruimte in de kamer in beslag en ontstaat er aldus een grotere ontwerpvrijheid. Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. Het heeft de voorkeur dat in de kamer een spiegel is voorzien, waarop de projector is gericht en die door de projector uitgezonden beelden in de richting van het afbeeldorgaan spiegelt. Dit biedt de mogelijkheid de projector in of nabij de achterwand van de kamer op te stellen en de spiegel nabij de voorwand. Hiermee is er geen noodzaak bekabeling voor de projector in de verbrandingsruimte aan te brengen. Een ander voordeel is dat een spiegel relatief weinig ruimte in beslag neemt en het vlambeeld van relatief dicht bij de voorwand in de richting van het afbeeldorgaan kan worden gestuurd. Dit beperkt de noodzakelijke diepte van de kamer.

Het heeft verder de voorkeur dat een deel van de kamer, in het bijzonder het deel waarin de projector is opgesteld, voor een gebruiker is verborgen, in het bijzonder dat de zichtlijn van een gebruiker in de richting van de projector door een schermorgaan is geblokkeerd. Door de bovenkant van de kamer af te schermen met een sierlijst of een ander ondoorzichtig element kunnen de projector en de spiegel uit het zicht worden gehouden van een gebruiker die vanuit een ruimte waarin de haard is opgesteld door de voorwand in de kamer naar het kunstmatig vuur kijkt.

Elektrische haard volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de projector centraal boven en achter in de kamer is opgesteld.

Een aantrekkelijker vlambeeld kan op het ten minste ene afbeeldorgaan worden geprojecteerd indien twee of meer projectoren in de kamer zijn voorzien. Verscheidene projectoren kunnen vanuit verschillende hoeken, eventueel via één of meer spiegels, vlambeelden op het ten minste ene afbeeldorgaan projecteren. De vlambeelden kunnen op afzonderlijke delen van het ten minste ene afbeeldorgaan worden gericht, maar de beelden kunnen elkaar ook (deels) overlappen.

Wanneer de ten minste twee projectoren in een hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld en een afbeelding projecteren op een in een hoek opgesteld afbeeldorgaan, of twee of meer in een hoek ten opzichte van elkaar opgestelde afbeeldorganen, kan op realistisch wijze een vlambeeld op twee in een hoek ten opzichte van elkaar opgestelde afbeeldorganen, of een afbeeldorgaan waarvan delen in een hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, worden geprojecteerd. In het algemeen geeft een zo haaks mogelijke opstelling van een afbeeldorgaan ten opzichte van de richting waarin het vlambeeld rechtstreeks door de projector of indirect door de spiegel op het afbeeldorgaan wordt geprojecteerd een mooier beeld zonder dat maatregelen hoeven te worden getroffen om vertekening van het vlambeeld als gevolg van een andere invalshoek te corrigeren.

Het heeft bij een opstelling met twee of meer projectoren de voorkeur dat de ten minste twee projectoren in een hoek ten opzichte van een zich verticaal en haaks op de voorwand van de kamer uitstrekkend vlak zijn gericht. Aldus kunnen de afbeeldorganen zich in een schuine hoek ten opzichte van de voorwand in de kamer uitstrekken. In een reële open haard liggen houtblokken vaak in een hoek ten opzichte van de voorwand en ten opzichte van elkaar op elkaar. Aangezien het vlambeeld bij voorkeur, althans ten minste in hoofdzaak, parallel aan een (kunstmatig) houtblok wordt opgesteld om de indruk te wekken dat het houtblok over de lengte ervan brandt, is een dergelijke schuine opstelling van het afbeeldorgaan gewenst.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is ten minste één zijwand van de kamer doorzichtig en geeft die zicht op de van het afbeeldvlak afgekeerde achterzijde van het afbeeldorgaan. Dat wil zeggen, door een zijwand van de kamer is de achterzijde van het afbeeldorgaan waarop in gebruik een vlambeeld wordt geprojecteerd zichtbaar.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het afbeeldorgaan een twee- of driedimensionaal geperforeerd projectievlak. Dat wil zeggen, het geperforeerde projectievlak kan zich twee- of driedimensionaal in de kamer uitstrekken. Doordat het projectievlak is geperforeerd kan een deel van de lichtstralen die op het afbeeldorgaan worden gericht door de perforaties en daarmee door het afbeeldorgaan heendringen. Het vlambeeld wordt dan vanaf de zijkant van de haard duidelijker zichtbaar dan bij een bekende haard, waarbij het afgebeeld vlambeeld voornamelijk door het afbeeldorgaan wordt weerspiegeld en dus niet of nauwelijks door het afbeeldorgaan heendringt. Het vlambeeld wordt door deze maatregel voor een gebruiker meer weergegeven als een echte vlam, ongeacht de kant waarvan de haard wordt bekeken.

Het laatstgenoemde aspect kan overigens ook afzonderlijk worden beschermd, dat wil zeggen, onafhankelijk van het eerste aspect van de uitvinding, en wel als een elektrische haard, omvattende een kamer, die een kamer van een haard suggereert en is gevormd door ten minste een bovenwand, een onderwand, een voorwand, een achterwand en twee zijwanden, waarvan tenminste de voorwand doorzichtig is teneinde een gebruiker van buiten zicht in de kamer te verschaffen, ten minste een verbrandingselement een afbeeldinrichting die een bewegend beeld van brandende vlammen in de kamer verschaft en een zich in de kamer, voor of tussen de imitatie-verbrandingselementen bevindend afbeeldorgaan waarop het bewegend beeld van de afbeeldinrichting wordt geprojecteerd, met het kenmerk, dat het afbeeldorgaan een twee- of driedimensionaal geperforeerd projectievlak omvat.

Het heeft de voorkeur, dat het afbeeldorgaan, of althans een oppervlak van het afbeeldorgaan dat naar de voorwand is gericht is gekleurd in een tint waardoor het afbeeldorgaan, indien er geen beeld o wordt geprojecteerd, voor een gebruiker niet of althans moeilijk zichtbaar is. Dat wil zeggen, dat het afbeeldorgaan zodanig is gekleurd dat het, indien niet aangestraald, lijkt op te gaan in de kamer. De kleur is bij voorkeur grijs, verder bij voorkeur donkergrijs, of bruin. Hoewel de aanduiding van de kleur niet zeer specifiek is zal een vakman weten welke tinten het afbeeldorgaan een beschutte kleur geven.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat het afbeeldorgaan een gaasdoek. Een gaasdoek, mits met de juiste dikte en geschikte afmetingen en patroon van stof en mazen is bij uitstek geschikt voor toepassing als afbeeldorgaan. Het kan, indien niet aangestraald, redelijk onzichtbaar in een haard worden opgespannen of —gehangen. Het is eventueel vervormbaar en aldus in een gewenste opstelling worden opgespannen of —gehangen. Het stofmateriaal is geschikt als projectie-ondergrond en de mazen laten licht door.

Het heeft de voorkeur, dat de omvang van de perforaties of van mazen van het geperforeerd afbeeldorgaan is gelegen in het bereik van 0,50 tot 0,85 mm?, verder bij voorkeur in het bereik van 0,55 tot 0,75 mm. Perforaties van een dergelijke omvang laten enerzijds voldoende licht (beeld) van het de projector door en verstoren anderzijds niet in te grote mate het op de voorzijde van het afbeeldorgaan geprojecteerde vlambeeld.

Het heeft om dezelfde reden de voorkeur dat de perforaties tussen 50 en 85% verder bij voorkeur tussen 80 en 75% van het vlak van het afbeeldingsorgaan omvatten. Het afbeeldorgaan omvat bij voorkeur tussen 25 en 100 perforaties 5 per cm? De perforaties zijn daarbij bij voorkeur in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld over het afbeeld-orgaan verdeeld, verder bij voorkeur in een patroon van rijen en kolommen. Ook deze maatregelen komen ten goede aan een rustig projectiebeeld en een gelijkmatige en voldoende mate van door het afbeeldorgaan dringen van een deel van het projectiebeeld.

Bij een uitvoeringsvorm is het gaasdoek opgespannen in en zich in de kamer bevindend frame. Aldus kan het gaasdoek, of althans het afbeeldorgaan, in een vaste gewenste vorm in de kamer zijn opgesteld, waardoor het vlambeeld dat er op wordt gepresenteerd beter kan worden beheerst.

De onderhavige uitvinding wordt hiernavolgend nader toegelicht onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin: Figuur 1 een schematisch zijaanzicht toont van een simulatie- inrichting volgens de onderhavige uitvinding; Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van opzij toont van een alternatieve uitvoeringsvorm van een simulatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding; Figuur 3 een schematisch perspectivisch vooraanzicht toont van een simulatie-inrichting met twee gaasdoeken en twee projectoren; en Figuur 4 een schematisch bovenaanzicht toont van de simulatie- inrichting uit figuren 2 en 3.

Nu kijkend naar figuur 1 wordt in schematisch zijaanzicht een elektrische haard 1 als simulatie-inrichting voor het simuleren van een haardvuur volgens de onderhavige uitvinding getoond. De elektrische haard 1 omvat een kamer, hier verbrandingskamer 2 genoemd, die wordt gedefinieerd door een bovenwand 3, een onderwand 4, een voorwand 5, een achterwand 6 en twee in figuur 1 niet getoonde zijwanden. In de verbrandingskamer 2 ligt een als imitatie verbrandingselement een kunstmatig houtblok 9, dat hol is uitgevoerd met een dunne wand van kunststof waardoorheen door middel van niet getoonde in of onder het houtblok 9 opgestelde ledverlichting een gloei effect wordt gesimuleerd. Dit is voor de vakman welbekend. In de verbrandingskamer 2 is een gaasdoek 10 als afbeeldorgaan opgespannen. Het gaasdoek 10 strekt zich vanaf het houtblok 8 in de richting van de bovenwand 3 uit. Aan de bovenwand 3 van de verbrandingskamer 2 is een projector 11 als afbeeldinrichting opgehangen die is ingericht om een levendig vlambeeld richting een in een hoek ten opzichte van de verticaal opgehangen spiegel 12 te sturen. De opstelling van projector 11, spiegel 12 en gaasdoek 10 is zodanig dat een beeld dat door de projector 11 wordt verzonden door de spiegel 12 als een vlambeeld op het gaasdoek 10 wordt geprojecteerd. Het levendig vlambeeld is in feite een video- opname van een vlam in een echte houthaard, waarin houtblokken op eenzelfde manier als in de onderhavige elektrische haard 1 zijn gepositioneerd.

De voorwand 5 is vervaardigd van glas en is enigszins getint maar wel doorschijnend, zodat een gebruiker door de voorwand 5 zicht heeft op het gaasdoek 10. Het gaasdoek 10 is grijs van kleur zodat het voor een gebruiker niet makkelijk zichtbaar is wanneer geen vlambeeld op het gaasdoek 10 wordt geprojecteerd. Andere “schutkleuren” zijn uiteraard ook denkbaar. Achter het gaasdoek 10 bevindt zich een scherm 14 met een donkere kleur, enerzijds om de achterwand 6 van de verbrandingskamer 2 uit het zicht te houden en anderzijds om het gaasdoek 10, althans het deel waarop momentaan geen projectie valt, nog minder zichtbaar te maken. In dit document worden slechts de voor de uitvinding relevante elementen van de elektrische haard 1 getoond. De overige elementen, zoals de ventilator-inrichting 13 die zich bovenaan de voorzijde van de haard bevindt, zijn voor een vakman op het gebied van elektrische haarden genoegzaam bekend en een toelichting daarvan wordt met het oog op de duidelijkheid van de toelichting van de onderhavige uitvinding in dit document achterwege gelaten.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van een zich in een verbrandingskamer (niet getoond in figuur 2) van een elektrische haard aanwezige installatie voor het projecteren van een vlambeeld op een gaasdoek 110 als projectieorgaan. De opstelling uit figuur 2 is vergelijkbaar met die uit figuur 1, zij het dat zich in de opstelling van figuur 2 twee kunstmatige houtblokken 109a, 109b bevinden en dat het gaasdoek 110 in een hoek in de niet getoonde verbrandingskamer is opgespannen. De projector 111 zendt voor elk van de twee houtblokken 1094, 109b een vlambeeld uit dat corresponderend met het respectieve houtblok 1094, 109b op het in een hoek opgespannen gaasdoek 110 wordt projecteert.

Figuur 3 toont een alternatieve opstelling voor het afbeelden van een vlambeeld in een niet getoonde verbrandingskamer van een elektrische haard. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 zijn twee afzonderlijke gaasdoeken 2104, 210b opgespannen. Zij strekken zich vanaf twee afzonderlijke kunstmatige houtblokken 2094, 209b in de richting van de bovenwand 203 van de verbrandingskamer in de verbrandingskamer uit. Boven in de verbrandingskamer bevinden zich twee projectoren 2114, 211b die via respectieve spiegels 2124, 212b vlambeelden op gaasdoeken 2104, 210b projecteren. Hoewel de projectoren 2114, 211b in een vlak zijn afgebeeld, kunnen de projectoren en/of de spiegels zich in een hoek ten opzichte van het vlak van de tekening, ofwel in een hoek ten opzichte van het vlak van de niet getoonde voorwand van de verbrandingskamer, uitstrekken.

Figuur 4 toont een schematisch bovenaanzicht van een elektrische haard 301 voor het simuleren van een haardvuur volgens de onderhavige uitvinding. Zichtbaar is de verbrandingskamer 302 die wordt gedefinieerd door een niet getoonde boven- en onderwand, een voorwand 305, een achterwand 306 en twee zijwanden 307, 308. Ook hier is boven in de verbrandingskamer 302 een projector 311 opgehangen die via een spiegel 312 een vlambeeld projecteert op een gaasdoek 300 dat zich in een gebogen vlak vanaf kunstmatige houtblokken 3094, 309b in hoofdzaak verticaal naar boven in de verbrandingskamer 2 uitstrekt.

Wanneer. nu een zijwand, bijvoorbeeld zijwand 307 uit figuur 4, net als de voorwand 5, 305 van de verbrandingskamer doorzichtig is, heeft een gebruiker ook vanaf een zijkant door de betreffende zijwand 307 zicht op het gaasdoek 310 , in dit geval een deel van het gaasdoek 310 dat zich boven houtblok 3094 naar boven uitstrekt. Doordat het gaasdoek 310 is voorzien van perforaties wordt het door projector 311 uitgezonden en door spiegel 312 gereflecteerde beeld niet geheel door het gaasdoek gereflecteerd, dan wel zichtbaar gemaakt voor een gebruiker die zich aan de andere zijde van de voorwand 305 bevindt. Een deel van het door projector 311 uitgezonden beeld dringt door het gaasdoek 310 heen en is daardoor, althans beter dan bij bekende elektrische haarden met een afbeeldorgaan, zichtbaar voor een gebruiker die zich aan de andere zijde van zijwand 307 bevindt. Aldus verschaft de projector 311 ook voor een gebruiker aan die zijde een meer realistisch vlambeeld.

Het moge duidelijk zijn dat, vanwege het feit dat een projector relatief compact kan worden vormgegeven ten opzichte van de tot nu toe gebruikte monitoren, een grotere ontwerpvrijheid aanwezig is en er ook boven in een elektrische haard minder ruimte hoeft te worden gereserveerd voor een inrichting die een vlambeeld op het afbeeldorgaan, in dit geval een gaasdoek, projecteert. Het moge ook duidelijk zijn dat een gaasdoek, dat een deel van het door de projector gestuurde en de spiegel gereflecteerde beeld doorlaat een realistischer vlambeeld geeft, ook wanneer een gebruiker door een zijwand in de verbrandingskamer kijkt.

De uitvinding is niet beperkt tot in dit document gepresenteerde uitvoeringsvormen.

Vele varianten binnen de beschermingsomvang van de hierna volgende conclusies zijn denkbaar of nog te ontwikkelen.

Hierbij dient te worden vermeld dat de toepassing van projectoren niet beperkt is tot een inrichting met een gaasdoek als afbeeldorgaan, maar evengoed kan worden gecombineerd met conventionele afbeeldorganen.

Anderzijds is toepassing van het afbeeldorgaan volgens de onderhavige uitvinding niet beperkt tot inrichtingen waarbij het vlambeeld uit een projector wordt verstuurd.

Een gaasdoek, of althans een afbeeldorgaan volgens onderhavige uitvinding, kan ook worden toegepast in combinatie met traditionele afbeeldinrichtingen zoals bijvoorbeeld een monitor.

Claims (15)

CONCLUSIES

1. Simulatie-inrichting voor het simuleren van een haardvuur, omvattende een kamer, die een verbrandingskamer van een haard suggereert en is gevormd door ten minste een bovenwand, een onderwand, een voorwand, een achterwand en twee zijwanden, waarvan tenminste de voorwand doorzichtig is teneinde een gebruiker van buiten zicht in de kamer te verschaffen, ten minste een imitatie verbrandingselement, een afbeeldinrichting die een bewegend beeld van brandende vlammen in de verbrandingskamer verschaft en een zich in de kamer, voor of boven het ten minste ene imitatie-verbrandingselement bevindend afbeeldorgaan waarop het bewegend beeld van de afbeeldinrichting wordt geprojecteerd, met het kenmerk, dat de afbeeldinrichting een projector omvat, die het vlambeeld rechtstreeks of eventueel via een spiegel op het afbeeldorgaan projecteert.

2. Simulatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de kamer een spiegel is voorzien, waarop de projector is gericht en die door de projector uitgezonden beelden in de richting van het afbeeldorgaan spiegelt.

3. Simulatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een deel van de kamer, in het bijzonder het deel waarin de projector is opgesteld, voor een gebruiker is verborgen, in het bijzonder dat de zichtlijn van een gebruiker in de richting van de projector door een schermorgaan is geblokkeerd.

4. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de projector centraal boven en achter in de kamer is opgesteld.

5. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste twee projectoren in de kamer zijn voorzien.

6. Simulatie-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ten minste twee projectoren in een hoek ten opzichte van elkaar in de verbrandingskamer zijn opgesteld en een afbeelding projecteren op het in een hoek opgesteld afbeeldorgaan, of twee of meer in een hoek ten opzichte van elkaar opgestelde afbeeldorganen.

7. Simulatie-inrichting volgens conclusie 6 , met het kenmerk, dat de ten minste twee projectoren in een hoek ten opzichte van een zich verticaal en haaks op de voorwand van de kamer uitstrekkend vlak zijn gericht.

8. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één zijwand van de kamer doorzichtig is en zicht geeft op de van het afbeeldvlak afgekeerde zijde van het afbeeldorgaan.

9. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afbeeldorgaan een twee- of driedimensionaal geperforeerd projectievlak omvat.

10. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afbeeldorgaan, of althans een oppervlak van het afbeeldorgaan dat naar de voorwand van de kamer is gericht is gekleurd in een tint waardoor het afbeeldorgaan, indien er geen beeld op wordt geprojecteerd, voor een gebruiker niet of althans moeilijk zichtbaar is.

11. Simulatie-inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het afbeeldorgaan een gaasdoek omvat.

12. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de omvang van de perforaties of van mazen van het geperforeerd afbeeldorgaan is gelegen in het bereik van 0,50 tot 0,85 mm2.

13. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 9-12, met het kenmerk, dat het oppervlak van de perforaties tussen 50 en 85% van het oppervlak van het afbeeldingsorgaan omvatten.

14. Simulatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afbeeldorgaan tussen 25 en 100 perforaties per cm? omvat.

15 Simulatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 10-12, met het kenmerk, dat het gaasdoek is opgespannen in en zich in de kamer bevindend frame.