NL2023090B1 - Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. - Google Patents
Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2023090B1 NL2023090B1 NL2023090A NL2023090A NL2023090B1 NL 2023090 B1 NL2023090 B1 NL 2023090B1 NL 2023090 A NL2023090 A NL 2023090A NL 2023090 A NL2023090 A NL 2023090A NL 2023090 B1 NL2023090 B1 NL 2023090B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- animal
- reader
- label
- signal
- presence signal
- Prior art date
Links
- 241001465754 Metazoa Species 0.000 title claims abstract description 106
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims abstract description 54
- 230000035945 sensitivity Effects 0.000 claims description 5
- 230000004044 response Effects 0.000 claims description 4
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 claims description 2
- 238000001179 sorption measurement Methods 0.000 claims 1
- 230000008878 coupling Effects 0.000 abstract description 3
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 abstract description 3
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 abstract description 3
- 238000001514 detection method Methods 0.000 description 2
- 230000005672 electromagnetic field Effects 0.000 description 1
- 238000003909 pattern recognition Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K11/00—Marking of animals
- A01K11/006—Automatic identification systems for animals, e.g. electronic devices, transponders for animals
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Birds (AREA)
- Zoology (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Radar Systems Or Details Thereof (AREA)
Abstract
UITTREKSEL Werkwijze voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. De opname wordt met een camera gemaakt. De werkwijze omvat de volgende stappen a, b1, c en d of de stappen a, b2, c en d , waarbij: stap a omvat het voorzien van het ten minste ene dier van een label dat een identificatiecode van het ten minste ene dier omvat; stap b1 omvat het uitzenden door het label van een elektromagnetisch aanwezigheidssignaal naar een lezer die zich op een vooraf bepaalde eerste positie bevindt; stap b2 omvat het met een zender uitzenden van een elektromagnetisch ondervraagsignaal waarbij het label reageert met het uitzenden van het aanwezigheidssignaal wanneer het label het ondervraagsignaal ontvangt waarbij de zender zich op de vooraf bepaalde eerste positie bevindt en waarbij het aanwezigheidssignaal met behulp van de lezer wordt ontvangen; stap c omvat het op basis van het ontvangen aanwezigheidssignaal bepalen of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt; stap d omvat het koppelen van een beeldopname van het dier dat met de camera is gemaakt aan de identificatiecode indien in stap c wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
Description
P116991NL00 Titel: Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. Een dergelijke werkwijze is op zich bekend.
Nadat een identiteit van het dier is gekoppeld aan een beeldopname van het dier, kan bijvoorbeeld op een later tijdstip aan de hand van een nieuwe beeldopname van het dier met behulp van bijvoorbeeld patroonherkenning worden vastgesteld wat de identiteit van het betreffende dier is. Het is dan dus mogelijk om op basis van beeldopnames van dieren een identiteit van het betreffende dier vast te stellen. Ook kan dan aan de hand van de beeldopname een conditie van het geïdentificeerde dier worden bepaald. Daarna kan, wanneer een identiteit van het dier eenmaal 1s gekoppeld aan een beeldopname van het dier op latere momenten een beeldopname van het dier worden gemaakt om bijvoorbeeld de status of toestand van het dier te bepalen aan de hand van de latere beeldopname, waarbij dan eveneens aan de hand van de latere beeldopname de identiteit van het betreffende dier wordt bepaald.
Een probleem bij de bekende werkwijze is dat het kan voorkomen dat een verkeerde identiteit aan een beeldopname van een dier wordt gekoppeld. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer twee dieren in de beeldopname verschijnen, waarbij de identiteit aan een van de dieren wordt gekoppeld. De uitvinding beoogt een verbeterde werkwijze te verschaffen voor het koppelen van een identiteit van een dier aan een beeldopname van het betreffende dier.
De werkwijze volgens de uitvinding omvat hiertoe de volgende stappen a, bl, c en d omvat of de stappen a, b2, c en d omvat waarbij:
stap a. omvat het voorzien van het ten minste ene dier van een label dat een identificatiecode van het ten minste ene dier omvat; stap bl omvat het wtzenden door het label van een elektromagnetisch aanwezigheidssignaal naar een lezer die zich op een vooraf bepaalde eerste positie bevindt; stap b2. omvat het met een zender uitzenden van een elektromagnetisch ondervraagsignaal waarbij het label reageert met het uitzenden van het aanwezigheidssignaal wanneer het label het ondervraagsignaal ontvangt, waarbij de zender zich op de vooraf bepaalde eerste positie bevindt en waarbij het aanwezigheidssignaal met behulp van de lezer wordt ontvangen; stap c. omvat het op basis van het ontvangen aanwezigheidssignaal bepalen of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt; stap d. omvat het koppelen van een beeldopname van het dier dat met de camera is gemaakt aan de identificatiecode indien in stap c. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
Doordat in stap c. wordt bepaald of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt, kan met grote zekerheid worden bewerkstelligd dat de juiste identiteiten aan de Juiste beeldopnamen van een dier worden gekoppeld.
In het bijzonder geldt dat in stap b2 met behulp van een zender een ondervraagsignaal wordt uitgezonden waarop het label reageert door het uitzenden van het aanwezigheidssignaal wanneer het label het ondervraagsignaal ontvangt, waarbij het ondervraagsignaal dusdanig wordt uitgezonden dat wanneer het label zich in een ontvangbereik van de lezer bevindt het label tevens het ondervraagsignaal ontvangt. Het label betreft dan een zogenaamd actief label.
Het is echter ook mogelijk dat het label is ingericht om de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal te bepalen en informatie hierover in het aanwezigheidssignaal op te nemen waarbij aan de hand van de informatie in het aanwezigheidssignaal wordt bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven een vooraf bepaalde waarde bevindt om te bepalen of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt. In dit geval kan het label zowel een actief als een passief label zijn. In geval van een passief label betekent dit dat het label is voorzien van een RFID circuit dat reageert wanneer het in het elektromagnetisch veld van het ondervraagsignaal wordt gebracht met het uitzenden van het aanwezigheidssignaal.
In het bijzonder geldt dat de vooraf bepaalde afstand gelijk is aan de afstand tussen de eerste positie en de vloer minus A, waarbij A zich in de range van -5 tot 1 meter bevindt, bij voorkeur in de range van 0 tot 1 meter.
Deze variant heeft als voordeel dat geen gebruik behoeft te worden gemaakt van hekken om een gangpad te creëren waardoor de dieren kunnen lopen teneinde één voor één de lezer te passeren. Doordat de eerste positie (waar de lezer en/of de zender zich bevinden) zich boven een vloer bevindt waarover het ten minste ene dier zich kan verplaatsen, zal in het algemeen telkens maar één dier in het bereik van de lezer en/of zender zijn. De waarde van A=1 kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het (alleen) detecteren van een situatie waar het dier onder de eerste positie doorloopt. De waarde A=-5 kan worden gebruikt voor het ook detecteren van een dier dan niet recht onder de eerste positie doorloopt, maar zijdelings. In het bijzonder geldt hierbij dat de camera dusdanig staat opgesteld dat deze, in gebruik, een opname maakt van een ruimte die zich althans voor een deel tussen de eerste positie en de vloer bevindt. Hierdoor is de eerder genoemde kans dat een Juiste identiteit aan een juiste beeldopname van het dier wordt gekoppeld relatief hoog.
In het bijzonder geldt hierbij dat de eerste positie en de camera op een onderlinge afstand bevinden die kleiner is dan B waarbij B zich in de range van 0-3 meter, bij voorkeur 0-1 meter bevindt. Een gevolg hiervan is dat lezer en/of de zender enerzijds en de camera anderzijds vanuit een min of meer zelfde gezichtspunt de aanwezigheid van het label en de aanwezigheid van het dier in de beeldopname bepalen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een systeem omvattende een lezer, een label en een camera, waarbij het systeem is ingericht voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding; Figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding; Figuur 3 een derde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding; en Figuur 4 een vierde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding.
In figuur 1 is met referentienummer 1 een eerste uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding aangeduid. Als eerste zal een eerste variant van een werkwijze die met het systeem van figuur 1 kan worden uitgevoerd worden besproken.
Het systeem is voorzien van een lezer 2 die aan een plafond 4 van een rumte 6 waarin zich dieren 8.1 1=1,2,3,...n) kunnen bevinden, bevestigd. De rumte 6 is voorzien van een vloer 10 waarover de dieren zich vrij kunnen verplaatsen.
Elk dier is voorzien van een label 12.1 dat een identificatiecode van het betreffende dier omvat. Elk label 12.1 is ingericht om een elektromagnetisch aanwezigheidssignaal uit te zenden naar de lezer,
waarbij het aanwezigheidssignaal de identificatiecode omvat. De lezer 2 is voorzien van een ontvanger om een elektromagnetisch aanwezigheidssignaal van een label 12.i te ontvangen. De lezer kan hiertoe zijn voorzien van een ontvangantenne die omnidirectionaal is, dat wil 5 zeggen dat de lezer kan zijn ingericht om aanwezigheidssignalen te ontvangen die ten opzichte van de lezer ut elke mogelijke richting komen. Het is echter ook mogelijk dat de lezer een richtingsgevoeligheid heeft die bijvoorbeeld maximaal is in een verticale neerwaartse richting. Het systeem is verder voorzien van een camera 14 die in dit voorbeeld in de nabijheid van de lezer 2 is opgesteld en zich eveneens boven de vloer 10 bevindt. In dit voorbeeld zijn de lezer 2 en de camera 14 mechanisch met elkaar verbonden. De camera 14 heeft een openingshoek die dusdanig is gericht dat, wanneer het dier 8.1 zich onder de lezer 2 bevindt, een beeldopname van het betreffende dier met de camera 14 kan worden gemaakt.
Het label is in dit voorbeeld ingericht om op vooraf bepaalde tijdstippen het elektromagnetisch aanwezigheidssignaal uit te zenden dat de betreffende identificatiecode omvat. Bijvoorbeeld om de 5 seconden. Het label betreft dan (zie figuur 5) een zogenaamd actief label dat is voorzien van een energiebron 18 en een zendinrichting 20 die, in gebruk, de zendinrichting voorziet van energie voor het uitzenden van het aanwezigheidssignaal. Voorts omvat het label een geheugen 22 die via een processor 28 communicatief met de zend- en ontvanginrichting 20 1s verbonden voor het uitzenden van het aanwezigheidssignaal met de identificatiecode. Het systeem omvat verder een computer 16 die communicatief is verbonden met de lezer 2 en camera 14 voor het besturen van de camera in reactie op met de lezer 2 ontvangen signalen van een label
12.1. De werking van het tot op dit punt omschreven systeem 1s als volgt. Het systeem is ingericht om een werkwijze uit te voeren voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier 8.1 aan een beeldopname van het ten minste ene dier, welke opname met de camera 14 wordt gemaakt. De werkwijze omvat respectievelijk de volgende stappen a, bl, c en d, waarbij: stap a omvat het voorzien van het ten minste ene dier van een label dat een identificatiecode van het ten minste ene dier omvat; stap bl omvat het wtzenden door het label van een elektromagnetisch aanwezigheidssignaal naar de lezer die zich op de vooraf bepaalde eerste positie bevindt; stap c omvat het op basis van het ontvangen aanwezigheidssignaal bepalen (door de lezer zelf die zijn ontvangsignalen analyseert of door de computer 16 die de ontvangsignalen van de lezer analyseert) of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt; stap d omvat het (met behulp van de computer 16) koppelen van een beeldopname van het dier die met de camera is gemaakt aan de identificatiecode indien in stap c. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
Meer in detail bepaalt de lezer 2 op basis van in dit voorbeeld de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt. Omdat het aanwezigheidssignaal dat door het label 12.1 wordt wtgezonden een vooraf bepaalde sterkte heeft is de genoemde sterkte waarmee het aanwezigheidssignaal door de lezer 2 wordt ontvangen een maat voor de afstand tussen het label 12.1 en de lezer 2. De lezer 2 kan hiertoe bepalen of de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal groter is dan een vooraf bepaalde waarde. Indien hieraan is voldaan is de afstand tussen het label en de lezer kleiner dan een vooraf bepaalde afstand. In dit voorbeeld is deze vooraf bepaalde afstand gelijk aan een afstand D tussen de lezer 2 en de vloer 10 minus A, waarbij A zich in de range van min 5 - 1 meter bevindt, bij voorkeur in de range van 0 tot 1 meter. Een gevolg 1s dat de lezer voor het dier 8.1+1 zal bepalen dat het dier zich niet binnen de vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt, dan wel dat de lezer het dier in het geheel niet zal detecteren. Voor het dier 8.1 zal de lezer wel bepalen dat het label 12.1 en daarmee het dier 8.1 zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt. Dit wordt door de lezer 2 gecommuniceerd aan de computer 16. Ook communiceert de lezer 2 de ontvangen identificatiecode van het label 12.1. Indien in stap c. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand bevindt, hetgeen waar is voor het dier 8.1, wordt door de computer 16 een beeldopname van het dier (door de computer 16 ontvangen van de camera 14) die met de camera is gemaakt, gekoppeld aan de identificatiecode (door de computer 16 ontvangen van de lezer 2). In dit voorbeeld is het zo dat de camera door de computer 16 wordt geactiveerd voor het maken van de opname en voor het koppelen door de computer 16 van de opname met de identificatiecode wanneer in stap d. door de lezer wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand bevindt. Het is echter ook mogelijk dat met de camera continu achtereenvolgende opnames worden gemaakt en/of een video opname wordt gemaakt waarbij ten minste een opname of een deel van de video opname door de computer 16 wordt gekoppeld met de identificatiecode wanneer de ten minste ene opname of het deel van de video opname is geassocieerd met ten minste een tijdstip waarop in stap c. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt. Er wordt dus ook hier een beeldopname geassocieerd met de betreffende identificatiecode en in de computer 16 opgeslagen. In dit voorbeeld geldt dus dat de camera dusdanig staat opgesteld dat deze, in gebruik, een opname maakt van een ruimte 40 die zich, althans voor een deel, tussen de camera en de vloer bevindt. Daarmee wordt bewerkstelligd dat in dit voorbeeld een opname wordt gemaakt van het dier
8.1 die zich precies in die ruimte bevindt. Dit is ook de rumte waarvoor geldt dat, als zich daar een dier bevindt, het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de lezer 2 bevindt. In dit voorbeeld geldt hierbij dat de lezer en de camera zich op een onderlinge afstand E bevinden die kleiner is dan B, waarbij B zich in de range van 0-3 meter, bij voorkeur in de range van 0-1 meter bevindt. In dit voorbeeld geldt tevens dat de camera zich boven de vloer bevindt waarover het ten minste ene dier kan lopen. De lezer en camera’s zijn zoals gezegd mechanisch met elkaar verbonden, meer in het bijzonder, de lezer en camera zouden ook in een gemeenschappelijke behuizing 20 kunnen zijn opgenomen. Doordat de lezer 2 zich boven de vloer bevindt zal detectie alleen dan plaatsvinden wanneer het dier zich binnen de ruimte 40 bevindt. Het gevolg is dat in het algemeen telkens maar een dier tegelijk kan worden gedetecteerd door de lezer 2 dat een label draagt.
Dit geldt in het bijzonder wanneer het detectiebereik van de lezer in hoofdzaak verticaal naar beneden is gericht waarbij de gevoeligheid van de lezer binnen de conus 34 minimaal 50% 1s van de maximale gevoeligheid van de lezer in de verticale naar beneden toe gerichte richting 11. In dit voorbeeld geldt dat de lezer 2 bepaalt of de sterkte van het aanwezigheidssignaal groter is dan de vooraf bepaalde waarde. Dit kan echter ook door de computer 16 worden uitgevoerd waarbij informatie over de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal door de lezer aan de computer 16 wordt toegevoerd. Indien de sterkte van het aanwezigheidssignaal groter is dan de vooraf bepaalde waarde, geldt dat de afstand tussen de lezer en het label kleiner is dan de vooraf bepaalde afstand en zal stap d worden uitgevoerd.
Aan de hand van figuur 1 zal thans ook een tweede variant van een werkwijze worden besproken die met het systeem van figuur 1 kan worden uitgevoerd. Het systeem volgens deze andere variant is ingericht om een werkwijze uit te voeren voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier 8.1 aan een beeldopname van het ten minste ene dier, welke opname met de camera 14 wordt gemaakt. De werkwijze omvat respectievelijk de volgende stappen a, b2, c en d, waarbij: stap a. omvat het voorzien van het ten minste ene dier van een label dat een identificatiecode van het ten minste ene dier omvat;
stap b2. omvat het met een zender uitzenden van een elektromagnetisch ondervraagsignaal waarbij het label reageert met het uitzenden van het aanwezigheidssignaal wanneer het label het ondervraagsignaal ontvangt waarbij de zender zich op de vooraf bepaalde eerste positie bevindt en waarbij het aanwezigheidssignaal met behulp van de lezer wordt ontvangen; stap c. omvat het op basis van het ontvangen aanwezigheidssignaal bepalen (door de lezer zelf die zijn ontvangsignalen analyseert of door de computer 16 die de ontvangsignalen van de lezer analyseert) of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt; stap d. omvat het (met behulp van de computer 16) koppelen van een beeldopname van het dier die met de camera is gemaakt aan de identificatiecode indien in stap c. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
Volgens deze tweede variant geldt dat 1n stap b2 met behulp van een zender 26 een elektromagnetisch ondervraagsignaal wordt witgezonden naar het label voor het uitlezen van het label. Het label is in dat geval niet een label dat is ingericht of geprogrammeerd om op vooraf bepaalde tijdstippen het aanwezigheidssignaal uit te zenden, maar een label dat bij het ontvangen van het ondervraagsignaal het aanwezigheidssignaal wtzendt. In dit voorbeeld is de zender 26 separaat getekend van de lezer 2. Veelal zal de zender 26 echter in de lezer 2 zijn opgenomen of daarmee zijn verbonden waarbij lezer 2 met zender 26 zich op de eerste vooraf bepaalde positie bevindt. Deze variant wordt aan de hand van figuur 3 besproken.
In de tweede variant van figuur 1 geldt dat het label een actief label volgens figuur 5 kan zijn of een passief label volgens figuur 6. Voor het label van figuur 5 geldt dat de zenderinrichting 20 tevens is uitgevoerd als een ontvanginrichting voor het ontvangen van het ondervraagsignaal. Het label is verder voorzien van de processor 28 die met de zend- en ontvanginrichting 20 is verbonden om te bewerkstelligen dat het label bij het ontvangen van het ondervraagsignaal, het aanwezigheidssignaal met de identificatiecode uitzendt met behulp van de zend- en ontvanginrichting 20. Het passieve label volgens figuur 6 is voorzien van een geheugen 18, processor 20 en een zend- en ontvanginrichting 28 die een resonant circuit omvat dat reageert wanneer het ondervraagsignaal ontvangt. Het resonant circuit haalt energie uit het ondervraagsignaal voor het laten werken van de processor en het geheugen en voor het uitzenden van het aanwezigheidssignaal met de identificatiecode die in het geheugen 18 is opgeslagen.
De werking van de tweede variant volgens het systeem volgens figuur 11s als volgt, waarbij de werking voor het passieve en actieve label verder gelijk is.
In dit voorbeeld geldt dat het label informatie aan het aanwezigheidssignaal toevoegt over de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal. In dit voorbeeld is het label hiertoe ingericht om de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal te bepalen, in dit voorbeeld met behulp van een processor, en informatie hierover in het aanwezigheidssignaal op te nemen, in dit voorbeeld eveneens met behulp van de processor 28. Ook de identificatiecode van het label die in het geheugen 18 is opgeslagen wordt aan het aanwezigheidssignaal toegevoegd.
Deze informatie wordt door de lezer 2 ontvangen en aan de computer 16 toegevoerd. De computer 16 bepaalt, aan de hand van deze informatie of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven een vooraf bepaalde waarde bevindt, om te bepalen of het label zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt. Dit is mogelijk omdat het ondervraagsignaal wordt uitgezonden met een vooraf bepaalde sterkte. In dit geval is de vooraf bepaalde waarde in een geheugen van de computer 16 opgeslagen. Op basis van de sterkte van het ondervraagsignaal dat in stap b2. door het label wordt ontvangen, wordt bepaald in stap c. (in dit voorbeeld door de computer 16) of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven de vooraf bepaalde waarde bevindt om te bepalen of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt. Indien de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven de vooraf bepaalde waarde bevindt, wordt stap d. uitgevoerd zoals hiervoor besproken.
Volgens een derde variant van een werkwijze die met het systeem volgens figuur 1 kan worden uitgevoerd en die eveneens de stappen a, b2, c, en d omvat wordt door het label bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven de vooraf bepaalde waarde bevindt om te bepalen of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand bevindt. In dit voorbeeld wordt door de processor 28 bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven de vooraf bepaalde waarde bevindt. Indien dit het geval is bevindt het label zich binnen de vooraf bepaald afstand tot de lezer 2. Ook hierbij geldt het ondervraagsignaal met een vooraf bepaalde sterkte wordt uitgezonden. De vooraf bepaalde waarde waarmee de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal wordt vergeleken is in dit voorbeeld in het geheugen 18 opgeslagen. Hierbij 1s het zo dat door de processor 28 informatie aan het aanwezigheidssignaal wordt toegevoerd die representeert of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt. Het label bepaalt dus zelf of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de lezer bevindt en voegt informatie over de uitkomst van deze bepaling aan het aanwezigheidssignaal toe, tezamen met de identificatiecode van het label die in het geheugen 18 is opgeslagen. Er geldt voor elk van de hiervoor genoemde voorbeelden en de hierna nog te bespreken voorbeelden dat een momentane waarde van een sterkte van het ondervraagveld binnen een tijdsperiode wordt genegeerd wanneer deze waarde volgens een vooraf bepaald criterium afwijkt van andere waarden van de sterkte van het ondervraagsignaal binnen deze tijdsperiode. Dit wordt uitgevoerd door de eenheid die bepaalt of het ondervraagsignaal een sterkte heeft die boven de vooraf bepaalde waarde uit komt. Zoals hiervoor uiteengezet, kan dit worden uitgevoerd door de processor 28, lezer 2 of computer 16, één en ander afhankelijk van de specifieke uitvoeringsvorm.
Zoals uiteengezet betreft het label in de tot op dit punt beschreven voorbeelden een actief label. In de gegeven en de hierna te bespreken voorbeelden geldt in stap b2 dat de lezer het ondervraagsignaal naar de zend- en ontvanginrichting stuurt met een draaggolf die bijvoorbeeld een frequentie C heeft waarbij C in het bereik ligt van 15-200 KHz., in het bijzonder 35-85 KHz. Voorts geldt in het bijzonder in de gegeven en hierna te bespreken voorbeelden dat in stap c. met behulp van de zend- en ontvanginrichting het aanwezigheidssignaal wordt uitgezonden waarbij het aanwezigheidssignaal wordt witgezonden waarbij het aanwezigheidssignaal een draaggolf omvat met een frequentie D in de UHF-band en/of waarbij D in de range is van 200-800 MHz., in het bijzonder 300-500 MHz.
In het voorgaande werd in de eerste variant de sterkte van het aanwezigheidssignaal bepaald. In het bijzonder geldt hierbij dat een momentane waarde van een sterkte van het aanwezigheidssignaal binnen een tijdsperiode wordt genegeerd wanneer deze waarde volgens een vooraf bepaald criterium afwijkt van een andere waarde van de sterkte van het aanwezigheidssignaal binnen de tijdsperiode. Deze werkwijze stap kan binnen het systeem worden uitgevoerd door die eenheid die de sterkte van het aanwezigheidssignaal bepaalt (in het hiervoor gaande de lezer 2 of de computer 16). Hierbij geldt dan voorts dat in stap c. de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal wordt bepaald met de lezer 2 of de computer 16 door de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal op verschillende momenten in de tijdsperiode met elkaar te vergelijken. Beide momenten in de periode liggen van tse: waarbij t zich bevindt in de range van 0,5-5 sec, in het bijzonder tussen 1-3 sec. In de gegeven en hierna te bespreken voorbeelden kan voorts gelden dat een opname met de camera als onbruikbaar wordt geclassificeerd indien de opname een contour van meer dan een dier omvat. Dit kan praktisch gezien bijvoorbeeld worden uitgevoerd door de camera zelf indien deze hiervoor de benodigde intelligentie omvat, dan wel door de centrale computer 16 waaraan immers ook de opname wordt toegevoerd.
Het 1s voorts mogelijk in de hiervoor en hierna gegeven utvoeringsvormen dat uit de met de identificatiecode gekoppelde ten minste ene opname een profiel van het dier wordt bepaald waarbij het profiel wordt gekoppeld met de identificatiecode. Dit laatste kan wederom worden uitgevoerd met behulp van de camera indien deze de hiervoor benodigde imtelligentie omvat, dan wel met behulp van de computer 16 waaraan immers ook de opname van het dier worden toegevoerd. Thans zal aan de hand van figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van het systeem worden besproken waarbij onderdelen die in figuur 1 en 2 met elkaar overeenkomen, van een zelfde referentienummer zijn voorzien. Het enige verschil met figuur 1 is dat thans de camera 14 aan een wand 40 van de ruimte 6 is bevestigd. Een gezichtsveld 32 van de camera 1s net als bij figuur 1 dusdanig ingesteld dat, wanneer het dier 8.1 zich onder de lezer 2 bevindt, het dier zich in het gezichtsveld bevindt. Een dier dat zich niet onder de lezer 2 bevindt, zoals het dier 8.1+1, bevindt zich dan niet binnen het gezichtsveld van de camera 14. Dit geldt zowel volgens de variant van figuur 1 als volgens de variant van figuur 2. In het voorbeeld van figuur 1 en 2 heeft de lezer een omnidirectionale gevoeligheid voor aanwezigheidssignalen. Toch werd slechts het aanwezigheidssignaal van het dier 8.1 ontvangen omdat het dier 8.1 zich op een voldoende korte afstand tot de lezer 2 bevindt. Het is echter eveneens mogelijk dat de lezer 2 een richtingsgevoeligheid heeft zodat alleen signalen die zich in hoofdzaak binnen het kegelvormige oppervlak 34 bevinden, worden ontvangen. De werking volgens het systeem van figuur 2 is verder gelijk aan de werking van het systeem van figuur 1 en kan een werkwijze uitvoeren volgens elk van de gegeven drie varianten van figuur 1.
Thans wordt aan de hand van figuur 3 een derde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding besproken waarbij onderdelen die met elkaar overeenkomen in figuur 1 en 3 van een zelfde referentienummer zijn voorzien. In dit voorbeeld is het label 12.1 uitgevoerd als een actief label volgens figuur 5 of een passief label volgens figuur 6. Een verschil met figuur 1 en 2 is dat thans de zender 26 zich op de vooraf bepaalde eerste positie moet bevinden. De zender is dusdanig uitgevoerd dat deze het ondervraagsignaal uitzendt, dusdanig dat het ondervraagsignaal recht naar beneden is gericht waarbij de sterkte binnen het gebied dat wordt aangeduid met de conus 34 van het ondervraagsignaal groter dan 50% is van de sterkte van het ondervraagsignaal in een richting waarin het ondervraagsignaal het sterkste is. De sterkte van het ondervraagsignaal is maximaal in een verticaal naar beneden toe gerichte richting 36. Het gevolg is dat het label 12.1 alleen reageert wanneer het label zich binnen de betreffende conus 34 bevindt. De reactie van het label heeft tot gevolg dat het label het aanwezigheidssignaal uitzendt. Het aanwezigheidssignaal wordt ontvangen met behulp van de lezer 2. Er geldt hier dus ook dat stap c. wordt uitgevoerd omdat het aanwezigheidssignaal alleen wordt uitgezonden door het label en daarmee ontvangen door de lezer 2 wanneer het label zich binnen de conus 34 bevindt. De lezer 2 1s in dit voorbeeld aan een opstaande wand 42 van de ruimte 6 gekoppeld. Wanneer de lezer 2 het aanwezigheidssignaal ontvangt, bewerkstelligt de centrale computer 16 dat een opname van het dier met behulp van de camera 14 wordt gekoppeld aan een identiteitscode die eveneens in het aanwezige signaal is opgenomen zodat stap d. wordt uitgevoerd.
Er geldt dus dat de werkwijze stap b2., cl. en d. wordt uitgevoerd zoals hiervoor besproken. Voor het overige werkt de mrichting geheel analoog aan de tweede variant van figuur 1. Het is zoals gezegd ook mogelijk dat het label 12.1 is uitgevoerd als een passief label volgens figuur
6. In dat geval zal bij voorkeur de lezer 2 in de nabijheid van de zender 26 worden geplaatst. In figuur 3 is dit aangegeven als lezer 2’; hierbij kan dan lezer 2 worden weggedacht. Ook nu geldt dat het label reageert wanneer deze in het ondervraagveld wordt gebracht dat met de zender 26 wordt uitgezonden. De reactie betreft wederom het uitzenden van het aanwezigheidssignaal waarin de identificatiecode is opgenomen. De lezer 2’ zal dit aanwezigheidssignaal detecteerbaar ontvangen wanneer het label
12.1 zich onder de zender 26 binnen de conus 34 bevindt.
Ook bij de uitvoeringsvormen van figuur 3 is het mogelijk dat op basis van de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal wordt bepaald of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand bevindt. Hierbij is het wederom zo dat het ondervraagsignaal met een vooraf bepaalde sterkte wordt uitgezonden. De sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal kan dan door het label 12.1 worden bepaald. Vervolgens kan door het label of de lezer 2, 2’ worden bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal boven de vooraf bepaalde waarde ligt om te bepalen of de afstand tussen het label
12.1 en de vooraf bepaalde eerste positie beneden de vooraf bepaalde afstand ligt. Als alternatief kan het label informatie over de bepaalde sterkte waarmee het ondervraagsignaal is ontvangen in het aanwezigheidssignaal opnemen tezamen met de identificatie code. Op basis van het ontvangen aanwezigheidssignaal kan dan de lezer 2, 2’ of de computer 12 bepalen of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal boven de vooraf bepaalde waarde ligt om te bepalen of de afstand tussen het label 12.i en de vooraf bepaalde eerste positie beneden de vooraf bepaalde afstand ligt.
Dergelijke varianten vallen binnen het kader van de onderhavige uitvinding.
Tot slot wordt aan de hand van figuur 4 een vierde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding besproken. De werking van het systeem volgens figuur 4 komt overeen met de werking van het systeem volgens figuur 3 met dit verschil dat de camera wederom aan de wand 70 is bevestigd en is gericht zoals aan de hand van figuur 2 is besproken teneinde de opname van het dier te kunnen maken dat zich onder de eerste positie bevindt.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 en 2 is het mogelijk dat de lezer 2 een richtingsgevoeligheid heeft die dusdanig is dat de sterkste gevoeligheid vanaf de lezer 2 in een verticaal naar beneden toe gerichte richting 36 is.
In deze variant kan het zo zijn dat de lezer 2 alleen dan het aanwezigheidssignaal van het label 12.i detecteert wanneer het label 12.1 zich binnen de conus 34 bevindt.
In dat geval bevindt het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand en kan de lezer dit aan de computer doorgeven die vervolgens bewerkstelligt dat stap d wordt witgevoerd.
Claims (29)
1. Werkwijze voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier, welke opname met een camera wordt gemaakt waarbij de werkwijze respectievelijk de volgende stappen a, bl, c en d omvat of de stappen a, b2, c en d omvat, waarbij: stap a omvat het voorzien van het ten minste ene dier van een label dat een identificatiecode van het ten minste ene dier omvat; stap bl omvat het wtzenden door het label van een elektromagnetisch aanwezigheidssignaal naar een lezer die zich op een vooraf bepaalde eerste positie bevindt; stap b2 omvat het met een zender uitzenden van een elektromagnetisch ondervraagsignaal waarbij het label reageert met het uitzenden van het aanwezigheidssignaal wanneer het label het ondervraagsignaal ontvangt waarbij de zender zich op de vooraf bepaalde eerste positie bevindt en waarbij het aanwezigheidssignaal met behulp van de lezer wordt ontvangen; stap c omvat het op basis van het ontvangen aanwezigheidssignaal bepalen of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt; stap d omvat het koppelen van een beeldopname van het dier dat met de camera is gemaakt aan de identificatiecode indien in stap c wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lezer en de zender zich in elkaars nabijheid bevinden, meer in het bijzonder dat de lezer en de zender in een zelfde behuizing zijn opgenomen.
3. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste positie zich boven een vloer bevindt waarover het ten minste ene dier zich kan verplaatsen.
4 Werkwijze volgens conclusies 3, met het kenmerk, dat de vooraf bepaalde afstand gelijk is aan de afstand tussen de eerste positie en de vloer minus A waarbij A zich in de range van -5 tot 1 meter bevindt, bij voorkeur in de range van 0 tot 1 meter.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat de camera dusdanig staat opgesteld dat deze, in gebruik, een opname maakt van een rumte die zich althans voor een deel tussen de eerste positie en de vloer bevindt.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de camera zich boven de vloer bevindt waarover het ten minste ene dier zich kan verplaatsen.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste positie en de camera op een onderlinge afstand bevinden die kleiner is dan B waarbij B zich in de range van 0-3 meter, bij voorkeur 0-1 meter bevindt.
8. Werkwijze volgens conclusies, met het kenmerk, dat de lezer en/of de zender enerzijds en de camera anderzijds rechtstreeks mechanisch met elkaar zijn verbonden, meer in het bijzonder dat de lezer en/of de zender enerzijds en camera anderzijds in een gemeenschappelijke behuizing zijn opgenomen.
9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op basis van de sterkte van het ondervraagsignaal dat in stap b2 door het label wordt ontvangen wordt bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven een vooraf bepaalde waarde bevindt om te bepalen of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot eerste positie bevindt.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het label is ingericht om de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal te bepalen en informatie hierover in het aanwezigheidssignaal op te nemen waarbij aan de hand van de informatie in het aanwezigheidssignaal wordt bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven een vooraf bepaalde waarde bevindt om te bepalen of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
11. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat met het label wordt bepaald of de sterkte van het ontvangen ondervraagsignaal zich boven een vooraf bepaalde waarde bevindt om te bepalen of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt en waarbij door het label informatie aan het aanwezigheidssignaal wordt toegevoegd over of het label zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
12. Werkwijze volgens een der conclusies 10 -11, met het kenmerk, dat een momentane waarde van een sterkte van het ondervraagsignaal binnen een tijdsperiode wordt genegeerd wanneer deze waarde volgens een vooraf bepaald criterium afwijkt van andere waarden van de sterkte van het ondervraagsignaal binnen de tijdsperiode.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat na het wtvoeren van stap bl en c in stap d op basis van de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal wordt bepaald of het dier zich binnen een vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het label is ingericht om op vooraf bepaalde tijdstippen het aanwezigheidssignaal uit te zenden.
15. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in stap bl met behulp van een zender een ondervraagsignaal wordt uitgezonden waarop het label reageert door het uitzenden van het aanwezigheidssignaal wanneer het label het ondervraagsignaal ontvangt, waarbij het ondervraagsignaal dusdanig wordt uitgezonden dat wanneer het label zich in een ontvangbereik van de lezer bevindt het label tevens het ondervraagsignaal ontvangt.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de zender en de lezer zich op de vooraf bepaalde positie bevinden, meer in het bijzonder dat de zender in de lezer 1s opgenomen.
17. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het label een actief label is dat is voorzien van een energie bron en een zend- en ontvanginrichting waarbij de energie bron, in gebruik, de zend- en ontvanginrichting voorziet van energie.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de zender het ondervraagsignaal naar de zend- en ontvanginrichting stuurt met een draaggolf die een frequentie C heeft waarbij C in het bereik ligt van 15-200
KHz, in het bijzonder 35-85 KHz.
19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat in stap c met behulp de zend- en ontvanginrichting het aanwezigheidssignaal wordt uitgezonden waarbij het aanwezigheidssignaal een draaggolf omvat met een frequentie D waarbij D in de UHF band ligt en/of waarbij D in de range ligt van 200-800 MHz, in het bijzonder van 300-500 MHz.
20. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1-16, met het kenmerk, dat dat het label een passief label is dat is voorzien van een resonant circuit dat reageert met het uitzenden van het aanwezigheidssignaal in reactie op het door het label ontvangen ondervraagveld waarbij in het bijzonder het ondervraagveld en het aanwezigheidssignaal een draaggolf hebben met een frequentie E in de UHF band en/of waarbij E in de range is van 200-800 MHz, in het bijzonder van 300-500 MHz.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat label enerzijds en zender en de lezer anderzijds met elkaar communiceren volgens een adsorptiesysteem of transmissiesysteem.
22. Werkwijze volgens ten minste een der conclusies 13-16, met het kenmerk, dat een momentane waarde van een sterkte van het aanwezigheidssignaal binnen een tijdsperiode wordt genegeerd wanneer deze waarde volgens een vooraf bepaald criterium afwijkt van andere waarden van de sterkte van het aanwezigheidssignaal binnen de tijdsperiode.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat in stap c de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal wordt bepaald met de lezer door de sterkte van het ontvangen aanwezigheidssignaal op verschillende momenten in de tijdsperiode met elkaar te vergelijken waarbij de momenten in een periode liggen van T sec. waarbij T zich bevindt in de range van 0.5-5 sec, in het bijzonder 1-3 sec.
24. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een opname met een camera als onbruikbaar wordt geclassificeerd indien de opname een contour van meer dan een dier omvat.
25. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de camera wordt geactiveerd voor het maken van de opname en voor het koppelen van de opname met de identificatiecode wanneer in stap d. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
26. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1-24, met het kenmerk, dat met de camera continu achtereenvolgende opnames worden gemaakt en/of een video opname wordt gemaakt waarbij ten minste een opname of een deel van de video opname wordt gekoppeld met de identificatiecode wanneer de ten minste ene opname of het deel van de video opname is geassocieerd met ten minste een tijdstip waarop in stap c. wordt bepaald dat het dier zich binnen de vooraf bepaalde afstand tot de eerste positie bevindt.
27. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat uit de met de identificatiecode gekoppelde ten minste ene opname een profiel van het dier wordt bepaald waarbij het profiel wordt gekoppeld met de identificatiecode.
28. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een gevoeligheid van de lezer 2 in verticale richting naar beneden toe maximaal is wanneer de lezer 2 zich op de eerste vooraf bepaalde positie bevindt en/of dat de sterkte van het ondervraagsignaal in verticale richting naar beneden toe maximaal is wanneer de lezer 2 zich op de eerste vooraf bepaalde positie bevindt.
29. Systeem omvatten een lezer, label, camera en optioneel een zender waarbij het systeem is ingericht voor het uitvoeren van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2023090A NL2023090B1 (nl) | 2019-05-08 | 2019-05-08 | Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2023090A NL2023090B1 (nl) | 2019-05-08 | 2019-05-08 | Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2023090B1 true NL2023090B1 (nl) | 2020-11-30 |
Family
ID=66776846
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2023090A NL2023090B1 (nl) | 2019-05-08 | 2019-05-08 | Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2023090B1 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1212939A1 (en) * | 2000-12-08 | 2002-06-12 | N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek NEDAP | Farm management system provided with cameras for monitoring animals on the farm |
DE202007012558U1 (de) * | 2007-07-31 | 2007-12-20 | Westfaliasurge Gmbh | Vorrichtung zum Bereitstellen von Informationen über Tiere beim Durchlaufen eines Tierdurchganges |
US20120274442A1 (en) * | 2009-11-02 | 2012-11-01 | Ecow Limited | Method and system for measuring the mobility of an animal |
US20180228129A1 (en) * | 2015-08-25 | 2018-08-16 | Sony Corporation | Livestock registration system and registration method for livestock |
-
2019
- 2019-05-08 NL NL2023090A patent/NL2023090B1/nl active
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1212939A1 (en) * | 2000-12-08 | 2002-06-12 | N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek NEDAP | Farm management system provided with cameras for monitoring animals on the farm |
DE202007012558U1 (de) * | 2007-07-31 | 2007-12-20 | Westfaliasurge Gmbh | Vorrichtung zum Bereitstellen von Informationen über Tiere beim Durchlaufen eines Tierdurchganges |
US20120274442A1 (en) * | 2009-11-02 | 2012-11-01 | Ecow Limited | Method and system for measuring the mobility of an animal |
US20180228129A1 (en) * | 2015-08-25 | 2018-08-16 | Sony Corporation | Livestock registration system and registration method for livestock |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP3339882A1 (en) | Radio frequency identification system with doppler detector | |
US8421631B2 (en) | Radio frequency signal acquisition and source location system | |
US7528721B2 (en) | Identification and location of RF tagged articles | |
KR101927364B1 (ko) | 딥 러닝 기반의 상황인지 실외 침입감지 레이더 시스템 및 이를 이용한 침입 감지 방법 | |
US20200097758A1 (en) | Method and system for object detection and classification | |
CN103609137A (zh) | 背景物体传感器 | |
US10140829B1 (en) | RFID functions for point of sale lanes | |
JP2010503053A (ja) | フィードフォワードデータによるデータタグリーダの調整 | |
CN105479461A (zh) | 控制方法、控制装置及机械手系统 | |
US20210248580A1 (en) | Neural network classifier trained for purchasing differentiation | |
IL107872A (en) | Electronic life detection system | |
US20190340472A1 (en) | System of recognizing identity of object and method of automatically recognizing identity of object | |
CA2497629A1 (en) | Radio frequency identification of tagged articles | |
KR100652022B1 (ko) | 태그와 리더기 간의 인식률 향상 장치 및 그 방법 | |
CN110246336B (zh) | 车辆信息的确定方法及系统 | |
CN106407854B (zh) | 中间件装置、读取器的驱动方法和标签误识别确定方法 | |
CN105425308A (zh) | 物品跟踪系统和方法 | |
NL1030582C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor identiteitscontrole van dieren. | |
CN106991823B (zh) | 车牌识别方法及装置 | |
US11017648B2 (en) | Pedestal with embedded camera(s) for beam steering | |
EP1772972B1 (en) | Radio tag read system, radio tag read device, and radio tag | |
NL2023090B1 (nl) | Werkwijze en systeem voor het koppelen van een identiteit van ten minste een dier aan een beeldopname van het ten minste ene dier. | |
JP2007297181A (ja) | Rfidタグ認識システム、rfidタグ認識方法、及びrfidタグ認識方法を実行するプログラム | |
US10319204B1 (en) | Systems and methods for retracing shrink events | |
CA2969008A1 (en) | Identification and location of radio-frequency tagged articles |