-17 -
CONCLUSIES
1. Paalhoudersysteem, welk paalhoudersysteem op een dek van een vaartuig, bv. een jack-up vaartuig, aangebracht dient te zijn, waarbij het vaartuig een romp heeft die het dek ondersteunt en die in een bovenaanzicht een contour van het vaartuig definieert, waarbij het paalhoudersysteem is ingericht om een paal, die is ingericht om een offshore windturbine te ondersteunen, in een rechtopstaande positie bij een paalinstallatielocatie naast het vaartuig te ondersteunen, waarbij het paalhoudersysteem omvat: - een, bij voorkeur ringvormige, paalhouder, waarbij de paalhouder meerdere paalaangrijpinrichtingen heeft voor het aangrijpen van de paal, en - een ondersteuningsinrichting die op het dek van het vaartuig aangebracht dient te worden, waarbij de ondersteuningsinrichting de paalhouder beweegbaar ondersteunt, en ingericht is om de paalhouder in een buitenboord houderpositie te ondersteunen, om de paal in de rechtopstaande positie bij de paalinstallatielocatie naast het vaartuig te ondersteunen, waarbij in de houderpositie de paalhouder zich buiten de contour van het vaartuig bevindt, en in een binnenboord opslagpositie te ondersteunen, waarbij in de opslagpositie de paalhouder zich in hoofdzaak binnen de contour van het vaartuig bevindt, waarbij de ondersteuningsinrichting omvat: - een baan, die zich in een lineaire richting tussen een ondersteuningseind daarvan, dat in de nabijheid van de contour van het vaartuig gelokaliseerd dient te worden, en een opslageind daarvan, dat op een afstand van de contour van het vaartuig gelokaliseerd dient te worden, uitstrekt; - een wagen, die op de baan aangebracht dient te zijn, voor beweging over de baan tussen een ondersteuningspositie nabij het ondersteuningseind van de baan, en een opslagpositie nabij het opslageind van de baan, waarbij de wagen bij een vooreind daarvan voorzien is van een voetstuk; en - een verticaal ondersteuningsframe, waarbij het verticale ondersteuningsframe zich tussen een ondereind van het verticale ondersteuningsframe, en een boveneind van het verticale ondersteuningsframe uitstrekt, waarbij het verticale ondersteuningsframe
-18 - is ingericht om in een verticale richting ten opzichte van het voetstuk tussen een lagere positie en een hogere positie te bewegen, en om die in de lagere positie en in de hogere positie aan het voetstuk vastgemaakt te worden, en waarbij het verticale ondersteuningsframe nabij het ondereind daarvan de paalhouder ondersteunt, waarbij de ondersteuningsinrichting, als deze op het dek van het vaartuig is aangebracht, het mogelijk maakt om: door beweging van de wagen met het verticale ondersteuningsframe in de hogere positie, de paalhouder in hoofdzaak parallel aan de baan over een afstand gelijkend aan ten minste een binnendiameter van de paalhouder, bij voorkeur gelijkend aan ten minste een buitendiameter van de paalhouder, te bewegen, tussen de opslagpositie, waarbij een verticale projectie van de paalhouder in de opslagpostie in hoofdzaak binnen de contour van het vaartuig gelokaliseerd is, en een boardingpositie, waarbij een verticale projectie van de paalhouder in de boarding positie in hoofdzaak buiten de contour van het vaartuig gelokaliseerd is, en door beweging van het verticale supportframe tussen de hogere en de lagere positie, de paalhouder in hoofdzaak loodrecht op de baan over een afstand gelijkend aan ten minste een hoogte van de paal houder, bij voorkeur ten minste drie keer de hoogte van de paalhouder, te bewegen, tussen de boarding positie, waarbij een horizontale projectie van de paalhouder in de boardingpositie boven het dek van het vaartuig gelokaliseerd is, en de houderpositie, waarbij een horizontale projectie van de paalhouder in de houderpositie onder het dek van het vaartuig gelokaliseerd is.
2. Paalhoudersysteem volgens conclusie 1, waarbij de ondersteuningsinrichting een wagenaandrijving omvat, bv. een tandheugelaandrijving of een of meer lieren, welke wagenaandrijving is ingericht om de wagen over de baan te bewegen, en bij voorkeur zo de paalhouder tussen de opslagpositie en de boardingpositie te bewegen.
3. Paalhoudersysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het paalhoudersysteem is ingericht om, wanneer de paalhouder zich in de houderpositie bevindt, beweging van de paalhouder ten opzichte van het vaartuig, door beweging van de wagen over de baan, in een eerste correctierichting, toe te staan, welke eerste correctierichting in hoofdzaak parallel aan de lineaire richting van de baan is.
4. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het verticale ondersteuningsframe van een houdervoetstuk bij het ondereind van het verticale ondersteuningsframe is voorzien, welk houdervoetstuk de paalhouder beweegbaar
-19- ondersteunt, zo dat de paalhouder ten opzichte van het verticale ondersteuningsframe in een tweede correctierichting kan worden bewogen, welk tweede correctierichting zich in een in hoofdzaak horizontaal vlak bevindt en in hoofdzaak loodrecht op de lineaire richting van de baan is.
5. Paalhoudersysteem volgens conclusie 4, waarbij de ondersteuningsinrichting een paalhouderaandrijving, bv. een tandheugelaandrijving, omvat, welk paalhouderaandrijving is ingericht om de paalhouder in de tweede correctierichting te bewegen.
6. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het verticale ondersteuningsframe en/of de paalhouder van connectoren, bijvoorbeeld openingen of ogen of beugels, voorzien zijn voor het koppelen van een kraan aan het verticale ondersteuningsframe en/of de paalhouder, en waarbij het verticale ondersteuningsframe en de paalhouder verticaal beweegbaar zijn tussen de boardingpositie en de houderpositie door de kraan, bijvoorbeeld een hoofdkraan van het vaartuig, gekoppeld met de connectoren.
7. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het verticale ondersteuningsframe is voorzien van: - een eerste koppelingsinrichting nabij het ondereind van het verticale ondersteuningsframe, welk eerste koppelingsinrichting is ingericht voor het vastmaken van het verticale ondersteuningsframe in de hogere positie aan het voetstuk van de wagen; en - een tweede koppelingsinrichting nabij het boveneind van het verticale ondersteuningsframe, welk tweede koppelingsinrichting is ingericht voor het vastmaken van het verticale ondersteuningsframe in de lagere positie aan het voetstuk van de wagen.
8. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de paalhouder, wanneer deze zich in de opslagpositie bevindt, ondersteund is op een afstand boven de baan en/of het dek zo dat een opslagruimte tussen de paalhouder en de baan en/of dek voorzien is, welke opslagruimte het mogelijk maakt voor de paalhouder om een inrichting in de opslagruimte de ondersteunen, bijvoorbeeld die het mogelijk maakt voor een geluidscancellatie inrichting, bv. een vouwbaar scherm, om aangebracht te worden aan een onderkant van de paalhouder, welk vouwbaar scherm in een gevouwen toestand door de paalhouder in de opslagruimte tussen de paalhouder en het dek ondersteund kan worden.
9. Paalhoudersysteem volgens conclusie 7 en conclusie 8, waarbij de eerste koppelingsinrichting is ingericht om het verticale ondersteuningsframe in de hogere positie
-20 - vast te maken zo dat de opslagruimte aanwezig is wanneer de paalhouder zich in de opslagpositie bevindt.
10. Paalhoudersysteem volgens conclusie 9, waarbij het verticale ondersteuningsframe is voorzien van een derde koppelingsinrichting, die tussen de eerste koppelingsinrichting en de tweede koppelingsinrichting is gelokaliseerd, welke derde koppelingsinrichting is ingericht voor het vastmaken van het verticale ondersteuningsframe in een tussenliggende positie aan het voetstuk van de wagen, in welke tussenliggende positie van het verticale ondersteuningsframe, de paalhouder dichtbij de baan en/of het dek ondersteund is wanneer deze zich in de opslagpositie bevindt.
11. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de baan een baanbalk omvat, bij voorkeur een enkele baanbalk.
12. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de paalhouder, wanneer deze zich in de opslagpositie bevindt, boven de baan gelokaliseerd is, i.e. een verticale projectie van de paalhouder op de baan is gelokaliseerd en een horizontale projectie van de paalhouder boven de baan is gelokaliseerd.
13. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het verticale ondersteuningsframe een gidsspoor omvat dat met het voetstuk van de wagen samenwerkt om het verticale ondersteuningsframe verticaal te positioneren en te gidsen terwijl deze tussen de lagere en de hogere positie wordt bewogen.
14. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het paalhoudersysteem verder een besturingssysteem omvat welk besturingssysteem is ingericht om actieve bewegingscompensatie te verschaffen, bv. door het aansturen van een wagenaandrijving die is ingericht om de wagen over de baan te bewegen en/of van een paalhouderaandrijving die is ingericht om de paalhouder in een in hoofdzaak horizontaal vlak en in hoofdzaak loodrecht op de lineaire richting van de baan te bewegen, in het horizontale vlak terwijl de paalhouder de paal in de rechtopstaande positie bij de paalinstallatielocatie ondersteunt, om te compenseren voor bewegen van het vaartuig ten opzichte van de paalinstallatielocatie.
15. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de paalhouder omvat: - een basisstructuur; en
-21- - een eerste bek en een tweede bek, waarbij de eerste bek en de tweede bek zich elk tussen een binneneind en een buiteneind uitstrekken, en waarbij de eerste en tweede bek roteerbaar verbonden zijn met het binneneind daarvan aan een respectief rotatiedeel van de basis om te roteren rond een bekrotatieas tussen een gesloten positie, waarbij de paalhouder een paaldoorgang definieert voor de paal die in de paalhouder wordt gehouden, en een open positie, om het mogelijk te maken om de paal te ontvangen in, of te verwijderen uit, de paalhouder in een laterale richting; waarbij de basisstructuur, de eerste bek, en de tweede bek, elk ten minste een van de meerdere paalaangrijpinrichtingen ondersteunen.
16. Paalhoudersysteem volgens conclusie 15, waarbij, wanneer de eerste bek en de tweede bek in de gesloten positie zijn, de buiteneinden van de bekken samenkomen, en waarbij bij voorkeur een vergrendelingsmechanisme is voorzien om de eerste en tweede bek in de gesloten posities daarvan te vergrendelen, bv. door de andere einden aan elkaar te koppelen.
17. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij elke paalaangrijpinrichting een ophangarm omvat, waarbij elke ophangarm een aangrijpeind en een rotatieeind heeft, waarbij de ophangarm bij het rotatieeind roteerbaar ondersteund is, zo dat de ophangarm roteerbaar is rond een rotatieas, bij voorkeur waarbij het rotatieeind een topeind van de ophangarm is en waarbij de rotatieas bij voorkeur een horizontale rotatieas is, en waarbij elke ophangarm bij het aangrijpeind voorzien is van een of meer paalaangrijpelementen.
18. Paalhoudersysteem volgens conclusie 17, waarbij elke paalaangrijpinrichting een ophangarmaanstuurder omvat om de ophangarm op verschillende angulaire posities rond de rotatieas te positioneren om gelijktijdig aangrijpen op de paal door alle paalaangrijpinrichtingen mogelijk te maken.
19. Paalhoudersysteem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het paalhoudersysteem verder een hydraulische krachtbron omvat, bij voorkeur voor het aansturen van een aandrijving voor bewegen van de wagen en/of een aandrijving voor bewegen van de paalhouder ten opzichte van het verticale ondersteuningsframe, welke hydraulische krachtbron op de wagen is aangebracht.
20. Vaartuig omvattende een paalhoudersysteem, dat op een dek van het vaartuig is aangebracht, volgens een of meer van de voorgaande conclusies, voor het installeren van een paal die is ingericht om een offshore windturbine te ondersteunen.
22.
21. Werkwijze voor installatie van een paal, die is ingericht om een offshore windturbine te ondersteunen, bij een paalinstallatie locatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vaartuig volgens conclusie 20, en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a. het transporteren van een paal naar de offshore paalinstallatie locatie; b. het positioneren van het vaartuig naast de paalinstallatie locatie; c. het bewegen van de wagen van de opslagpositie naar de ondersteuningspositie, en dus het bewegen van de paalhouder van de opslagpositie naar de boardingpositie; d. het laten zakken van het verticale ondersteuningsframe van de hogere positie naar de lageren positie, en dus het bewegen van de paalhouder van de boardingpositie naar de houderpositie; e. het vastmaken van het verticale ondersteuningsframe in de lagere positie daarvan aan het voetstuk van de wagen; f. het tillen van een paal bij een boveneind daarvan, en het positioneren van de paal in de paalhouder g. het laten zakken van de paal naar de zeebodem; en h. het heien van de paal in de zeebodem.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij stap d door een kraan van het vaartuig wordt uitgevoerd.
23. Werkwijze volgens conclusie 21 of conclusie 22, waarbij de werkwijze verder omvat: i. het tillen van het verticale ondersteuningsframe van de lagere positie naar de hogere positie, en dus het bewegen van de paalhouder van de houderpositie naar de boardingpositie, en het loslaten van de paal door de paalhouder; j. het bewegen van de wagen van de ondersteuningspositie naar de opslagpositie, en dus het bewegen van de paalhouder van de boardingpositie naar de opslagpositie.
24. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-23, waarbij een geluidscancellatie inrichting aan de paalhouder is aangebracht, bij voorkeur door de paalhouder wordt ondersteund.