NL2019564B1 - Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen. - Google Patents

Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen. Download PDF

Info

Publication number
NL2019564B1
NL2019564B1 NL2019564A NL2019564A NL2019564B1 NL 2019564 B1 NL2019564 B1 NL 2019564B1 NL 2019564 A NL2019564 A NL 2019564A NL 2019564 A NL2019564 A NL 2019564A NL 2019564 B1 NL2019564 B1 NL 2019564B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cage
rabbits
passage
unit
young
Prior art date
Application number
NL2019564A
Other languages
English (en)
Inventor
Fransen Huub
Original Assignee
Fransen Gerrits B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fransen Gerrits B V filed Critical Fransen Gerrits B V
Priority to NL2019564A priority Critical patent/NL2019564B1/nl
Priority to EP18194396.0A priority patent/EP3456184A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2019564B1 publication Critical patent/NL2019564B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • A01K1/03Housing for domestic or laboratory animals
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • A01K1/03Housing for domestic or laboratory animals
    • A01K1/032Rabbit-hutches or cages

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • Clinical Laboratory Science (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Abstract

Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi die zijn ingericht voor het daarin houden van konijnen, waarbij in een wand van de eerste kooi een doorgang is voorzien die is ingericht voor het bij toepassing verschaffen van toegang tot de tweede kooi aan zich in de eerste kooi bevindende jonge konijnen onder blokkering van toegang tot de tweede kooi van een zich bij toepassing in de eerste kooi bevindende eerste voedster. Toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen.

Description

Korte aanduiding: Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen.
Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen
Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op toepassing van de inrichting volgens het eerste aspect voor het houden van konijnen.
Een bekende inrichting voor het houden van konijnen is voorzien van een eerste kooi voor het daarin houden van een eerste voedster en een tweede kooi voor het daarin houden van een tweede voedster. Een dergelijke kooi kan zijn uitgevoerd als een hok voor het houden van een voedster en is rondom voorzien van gaas en een bodemplaat voor het verschaffen van een verblijfsruimte voor de voedster. Alternatief kan een dergelijke kooi zijn uitgevoerd als een nestkast voor jonge konijnen, waarbij de nestkast toegankelijk is voor een voedster, waarbij ten behoeve van de voedster een aangrenzend hok is voorzien. In het kader van de onderhavige uitvinding is onder een voedster begrepen een volwassen vrouwelijk konijn. De door de voedster te voeden jonge konijnen worden hierbij bij de voedster in de kooi gehouden. In het kader van de onderhavige uitvinding is onder een jong konijn begrepen een konijn met een leeftijd in het bereik van 0-5 weken. Een nadeel van deze bekende inrichting is dat deze verbeterd kan worden ten aanzien van het verbeteren van het welzijn van de jonge konijnen en het reduceren van de mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen bij toepassing van de inrichting.
Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve het verschaffen van een inrichting die is verbeterd ten aanzien van het welzijn van de jonge konijnen en voor het reduceren van de mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen bij toepassing van de inrichting.
Dit doel is bereikt doordat de inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een wand van de eerste kooi van een doorgang is voorzien die is ingericht voor het bij toepassing verschaffen van toegang tot de tweede kooi aan zich in de eerste kooi bevindende jonge konijnen onder blokkering van toegang tot de tweede kooi van een zich bij toepassing in de eerste kooi bevindende eerste voedster. Door het verschaffen van deze doorgang kunnen de jonge konijnen vrijelijk bewegen naar de tweede kooi om zodoende voor de jonge konijnen groepsvorming met zich bij toepassing in de tweede kooi bevindende jonge konijnen toe te staan. Het toestaan van groepsvorming voor de jonge konijnen is gunstig voor het stimuleren van het natuurlijk gedrag van de jonge konijnen waardoor het welzijn van de jonge konijnen verbeterd en minder mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen optreedt. Door het blokkeren van de toegang tot de tweede kooi van een zich bij toepassing in de eerste kooi bevindende eerste voedster is voorkomen dat de eerste voedster een in de tweede kooi bevindende voedster aanvalt. Bij voorkeur zijn de eerste kooi en de twee kooi naburige kooien waarbij de doorgang is verschaft in een de eerste kooi en de tweede kooi scheidende wand.
Bij voorkeur is de inrichting voorzien van ten minste drie naburige kooien die elk een kooi voor het houden van konijnen vormen, waarbij in een wand van elk van de respectievelijke naburige kooien een doorgang is gerealiseerd voor het verschaffen van toegang tot een naburige kooi voor de jonge konijnen onder blokkering van toegang tot een naburige kooi voor voedsters. Dit is voordelig voor het toestaan van het vormen van relatief grote groepen jonge konijnen voor het stimuleren van het natuurlijk gedrag van de jonge konijnen waardoor het welzijn van de jonge konijnen verbeterd en minder mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen optreedt. In een praktische uitvoeringsvorm omvat de inrichting 50 tot 100 naburige kooien, waarbij telkens de verblijfsruimten van ten minste vier naburige kooien middels de genoemde doorgangen in de wand voor de jonge konijnen toegankelijk zijn.
Een bijkomend voordeel van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is dat de te voeden jonge konijnen zich kunnen voeden bij verschillende voedsters. Dit is voordelig indien de eerste voedster niet of onvoldoende in staat is om de jonge konijnen te voeden bijvoorbeeld ten gevolge van een uierontsteking. Door het verschaffen van de doorgang kunnen de jonge konijnen mogelijk voeden bij een zich bij toepassing in de tweede kooi bevindende voedster waardoor de mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen is gereduceerd.
Een verder bijkomend voordeel van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is dat door het stimuleren van een meer natuurlijk gedrag en groepsvorming de jonge konijnen minder gevoelig zijn voor ziekte, zich makkelijker scheiden van de moeder op het moment van spenen en beter groeien.
Opgemerkt wordt dat in het kader van de onderhavige uitvinding onder mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen het overlijden of ziek worden van jonge konijnen is begrepen.
Hierbij is het gunstig indien een oppervlak van de doorgang is gelegen in het bereik van 20 - 50 cm2, bij verdere voorkeur in het bereik van 25 - 36 cm2. Een oppervlak in dit bereik is gunstig voor het verschaffen van een relatief eenvoudige doorgang voor jonge konijnen onder handhaving van een relatief betrouwbare blokkering van toegang tot de tweede kooi van de eerste voedster. Hierbij is het gunstig indien de wand is gevormd door een gaas om de doorgang te vormen door het verschaffen van een opening in het gaas door het verwijderen van een of meer gaasdelen. In een uitvoeringsvorm van de inrichting is de doorgang rechthoekig, vierkant of rond gevormd. Bij een vierkante doorgang is het voordelig indien de doorgang een afmeting heeft van 5x5 cm, 6 x 6 cm of 7 x 7 cm. Het is gebleken dat met een dergelijke afmeting een betrouwbaar blokkeren van de voedster realiseerbaar is. De afmeting van 7 x 7 cm is gunstig voor het verschaffen van doorgaan aan relatief grote jonge konijnen.
Het is voordelig indien een de doorgang omgevende rand van de wand is voorzien van een beschermingseenheid voor het beschermen van de jonge konijnen tegen verwondingen. Dit is voordelig voor het reduceren van mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen ten gevolge van verwondingen aan de doorgang omgevende rand van de wand. In een uitvoeringsvorm waarbij de wand is gevormd door gaas is het gunstig indien de beschermingseenheid is gevormd door een bewerking van het gaas waardoor de doorgang omgevende rand van de wand is afgerond of althans ten minste is ontdaan van scherpe delen. Bij voorkeur omvat de beschermingseenheid een afgeronde strook materiaal voor het ter plaatse van de rand verschaffen van een afgeronde rand.
In een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting is een afstand tussen een bodemoppervlak van de eerste kooi en de doorgang gelegen in het bereik van 3-10 cm, bij voorkeur in het bereik van 4-5 cm. Dit is gunstig voor het selecteren van de jonge konijnen die vanuit de eerste kooi in de tweede kooi gaan. Door het voorzien van een afstand is een drempel gerealiseerd. Het nemen van deze drempel is alleen mogelijk voor jonge konijnen die een bepaalde conditie hebben bereikt. Dit is gunstig voor het voorkomen of althans reduceren dat jonge konijnen die deze bepaalde conditie niet hebben bereikt vanuit de eerste kooi naar de tweede kooi gaan.
Het is bekend dat pas geboren jonge konijnen zich nog niet lopend kunnen voortbewegen. Nadat de jonge konijnen zich lopend kunnen voortbewegen bereiken ze een conditie waarbij ze obstakels zoals bijvoorbeeld een drempel kunnen nemen. Door het voorzien van de hiervoor genoemde drempel is voorkomen dat jonge konijnen die zich wel lopend kunnen voortbewegen, maar nog niet een zodanige conditie hebben bereikt dat een drempel in het bereik van 3 - 10 cm neembaar is de doorgang niet kunnen doorgaan voor het bereiken van de tweede kooi. -Bij voorkeur is de inrichting voorzien van een derde kooi voor het daarin houden van konijnen, waarbij een van de eerste kooi en de derde kooi is gevormd als nestkast voor het verschaffen van een nestruimte voor de jonge konijnen, waarbij de ander van de eerste kooi en de derde kooi is gevormd als hok voor het verschaffen van een verblijfsruimte voor de eerste voedster. Het verschaffen van een nestkast is gunstig voor het stimuleren van het natuurlijk gedrag van de jonge konijnen waardoor het welzijn van de jonge konijnen verbeterd en minder mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen optreedt. De jonge konijnen kunnen net als jonge konijnen in de vrije natuur verblijven in het nest.
Hierbij is het gunstig indien de inrichting is voorzien van een blokkeereenheid voor het in een eerste positie van de blokkeereenheid blokkeren van toegang tot de eerste kooi vanuit de derde kooi van zich bij toepassing in dde derde kooi bevindende konijnen en blokkeren van toegang tot de derde kooi vanuit de eerste kooi van zich bij toepassing in de eerst kooi bevindende konijnen en in een tweede positie van de blokkeereenheid vrijgeven van toegang tot de eerste kooi vanuit de derde kooi van zich bij toepassing in de derde kooi bevindende konijnen en vrijgeven van toegang tot de derde kooi vanuit de eerste kooi van zich bij toepassing in de eerst kooi bevindende konijnen. De blokkeereenheid is gunstig voor het ten minste ten dele nabootsen van een natuurlijk verblijf.
Hierbij is het voordelig indien de blokkeereenheid is voorzien van een verdere doorgang voor het in de eerste positie van de blokkeereenheid verschaffen van toegang tot de eerste kooi vanuit de derde kooi van zich bij toepassing in de derde kooi bevindende jonge konijnen en het verschaffen van toegang tot de derde kooi vanuit de eerste kooi van zich bij toepassing in de eerst kooi bevindende jonge konijnen, waarbij de verdere doorgang de doorgang voor de eerste voedster blokkeert. Dit is gunstig voor het vrijelijk kunnen bewegen tussen de derde kooi, de eerste kooi en via de doorgang met de tweede kooi van de jonge konijnen om zodoende voor de jonge konijnen groepsvorming met zich bij toepassing in de tweede kooi bevindende jonge konijnen toe te staan. Het toestaan van groepsvorming voor de jonge konijnen is gunstig voor het stimuleren van het natuurlijk gedrag van de jonge konijnen waardoor het welzijn van de jonge konijnen verbeterd en minder mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen optreedt
Hierbij is het gunstig indien een oppervlak van de verdere doorgang is gelegen in het bereik van 20 - 50 cm2, bij verdere voorkeur in het bereik van 25 -36 cm2. Een oppervlak in dit bereik van de verdere doorgang is gunstig voor het verschaffen van een relatief eenvoudige doorgang voor jonge konijnen onder handhaving van een relatief betrouwbare blokkering van toegang tot de nestkast van de eerste voedster. Hierbij is het gunstig indien de wand is gevormd door een gaas om de doorgang te vormen door het verschaffen van een opening in het gaas door het verwijderen van een of meer gaasdelen. In een uitvoeringsvorm van de inrichting is de doorgang rechthoekig, vierkant of rond gevormd. Bij een vierkante doorgang is het voordelig indien de doorgang een afmeting heeft van 5x5 cm, 6 x 6 cm of 7 x 7 cm. Het is gebleken dat met een dergelijke afmeting een betrouwbaar blokkeren van de voedster realiseerbaar is. De afmeting van 7 x 7 cm is gunstig voor het verschaffen van doorgaan aan relatief grote jonge konijnen.
Het is voordelig indien een de verdere doorgang omgevende rand van de blokkeereenheid is voorzien van een verdere beschermingseenheid voor het beschermen van de jonge konijnen tegen verwondingen. Dit is voordelig voor het reduceren van mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen ten gevolge van verwondingen aan de verdere doorgang omgevende rand van de blokkeereenheid. In een uitvoeringsvorm waarbij de blokkeereenheid is gevormd door gaas is het gunstig indien de verdere beschermingseenheid is gevormd door een bewerking van het gaas waardoor de verdere doorgang omgevende rand van de blokkeereenheid is afgerond of althans ten minste is ontdaan van scherpe delen. Bij voorkeur omvat de verdere beschermingseenheid een afgeronde strook materiaal voor het ter plaatse van de rand verschaffen van een afgeronde rand.
In een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting is het voordelig als de nestkast is voorzien van een voereenheid voor het verschaffen van voer aan zich in de nestkast bevindende jonge konijnen. Dit is voordelig voor het aan de jonge konijnen kunnen aanbieden van voer dat afwijkt van het aan de voedster aangeboden voer. Hierdoor is het mogelijk om de jonge konijnen te voorzien van voer dat gunstig is voor de ontwikkeling van de jonge konijnen en het beter reguleren van het voedselrantsoen van de voedster doordat de jonge konijnen niet of althans minder eten van het voer dat is bestemd voor de voedster.
Hierbij is het voordelig indien de voereenheid een vrijgave-element omvat dat is ingericht voor het voorkomen dat een jong konijn van de jonge konijnen de toegang tot het voer voor de overige van de jonge konijnen blokkeert. Bij voorkeur is het vrijgave-element opgenomen in een voerbak voor het voorkomen dat een jong konijn in de voerbak gaat liggen en zodoende de toegang tot het voer in de voereenheid blokkeert. In een praktische uitvoeringsvorm van het vrijgave-element omvat het vrijgave-element een verdeelorgaan voor het verdelen van de voerbak in delen van een zodanige omvang dat het liggen van een jong konijn in de voerbak is voorkomen.
Het is gunstig indien een voerbak van de voereenheid is ingericht voor het voorkomen dat een voedster het voer uit de voereenheid tot zich kan nemen. Doordat een kop van een voedster groter is dan een kop van een jong konijn is door het beperken van de afmetingen van de voerbak van de voereenheid realiseerbaar dat de jonge konijnen zich in de voereenheid bevindend voer tot zich kunnen nemen, waarbij de mogelijkheid voor een voedster om zich in de voerbak bevindend voedsel tot zich te nemen is voorkomen, of althans sterk is beperkt.
Bij voorkeur is het hok voorzien van een verdere voereenheid voor het verschaffen van voer aan een zich bij toepassing in de verblijfsruimte van het hok bevindende voedster. Dit is gunstig voor het aan een zich in de verblijfsruimte bevindende eerste voedster kunnen aanbieden van voer.
Hierbij is het gunstig indien de inrichting is voorzien van een voeraanvoereenheid voor het aan de verdere voereenheid toevoeren van voer. Dit is gunstig voor het realiseren van een relatief betrouwbare aanvoer van voer aan de voedsters. In een uitvoeringsvorm is de voeraanvoereenheid ingericht voor het aanvoeren van een vooraf bepaalde hoeveelheid voer aan de verdere voereenheid. Dit is gunstig voor het rantsoeneren van het voedsel voor een voedster.
Het is gunstig indien de inrichting is voorzien van een oprichtkooi voor het verschaffen van een oprichtruimte voor de eerste voedster en een afschermeenheid voor het in een eerste positie van de afschermeenheid blokkeren van toegang tot de oprichtkooi van de zich bij toepassing in de eerste kooi of de derde kooi bevindende eerste voedster en in een tweede positie van de afschermeenheid vrijgeven van toegang tot de oprichtkooi van de zich bij toepassing in de eerste kooi of de derde kooi bevindende eerste voedster. Een oprichtkooi is gunstig voor het verbeteren van het welzijn van de eerste voedster doordat de voedster in de oprichtruimte op haar achterste poten kan staan en zich zodoende volledig kan oprichten. Bij voorkeur is de oprichtkooi aan een onderzijde voorzien van een bodemdeel voor het verschaffen van een ligruimte voor de eerste voedster. Dit is gunstig voor het verschaffen van een rustplaats voor de eerste voedster, waarbij de voedster door de afschermeenheid afschermbaar is van de jonge konijnen.
Bij voorkeur is de doorgang ingericht voor het verschaffen van toegang tot de eerste kooi aan zich in de tweede kooi bevindende jonge konijnen onder blokkering van toegang tot de eerste kooi van een zich in de tweede kooi bevindende tweede voedster. Door het verschaffen van toegang tot de eerste kooi kunnen de zich in de tweede kooi bevindende jonge konijnen vrijelijk bewegen naar de eerste kooi om zodoende voor de jonge konijnen groepsvorming met zich bij toepassing in de eerste kooi bevindende jonge konijnen toe te staan. Het toestaan van groepsvorming voor de jonge konijnen is gunstig voor het stimuleren van het natuurlijk gedrag van de jonge konijnen waardoor het welzijn van de jonge konijnen verbeterd en minder mortaliteit en/of morbiditeit van jonge konijnen optreedt.
Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op de toepassing van de inrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding voor het houden van konijnen. De voordelen van de toepassing zijn analoog aan de voordelen van de inrichting volgens het eerste aspect.
De onderhavige uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding aan de hand van de navolgende schematische figuren, waarin:
Fig. 1 in isometrisch aanzicht een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont;
Fig. 2 in isometrisch aanzicht een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont;
Fig. 3 in doorsnede A-A de inrichting volgens Fig. 2 toont;
Fig. 4 in doorsnede B-B de inrichting volgens Fig. 2 toont;
Fig. 5 in isometrisch aanzicht een voereenheid van de inrichting volgens Fig. 2 toont.
Inrichting 1 is voorzien van twee naburige kooien, een eerste kooi 3 en een tweede kooi 5. De twee naburige kooien 3 en 5 vormen elk een verblijfsruimte 6 voor een voedster. De verblijfsruimte 6 is rondom omgeven door gaas 8 en heeft een hoogte van 26 cm, een breedte van 38 cm en een diepte van 72 cm. Aan de onderzijde is de verblijfsruimte 6 begrensd door een bodemplaat 10. De bodemplaat 10 omvat bij voorkeur een kunststof. In een wand 7 van de eerste kooi 3 is in het gaas 8 een doorgang 9 aanwezig. De doorgang 9 is gerealiseerd door het uit het gaas 8 nemen van een aantal spijlen. De doorgang 9 heeft een afmeting van 7x7 cm. Het gaas 8 is aan de rand 12 die de doorgang 9 omgeeft voorzien van een kunststof strook 11 voor het vormen van een beschermingseenheid voor het voorkomen dat de jonge konijnen zich verwonden aan het gaas 8. De doorgang 9 is aan de onderzijde ervan gelegen op een afstand van 4 cm van de naar de verblijfsruimte 6 toegekeerde zijde 13 van de bodemplaat 10. De inrichting 1 is voorzien van een voeraanvoereenheid 39 voor het aan een verdere voereenheid 37 toevoeren van voer.
De in figuren 2-4 getoonde inrichting 101 omvat een eerste kooi 103 een tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e 105a, 105b, 105c, 105d en 105e. De eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e zijn uitgevoerd als hokken en vormen elk een verblijfsruimte 106 voor een voedster. De verblijfsruimte 106 is rondom omgeven door gaas 108 en heeft een hoogte van 26 cm, een breedte van 38 cm en een diepte van 72 cm. Aan de onderzijde is de verblijfsruimte 106 begrensd door een bodemplaat 110. De bodemplaat 110 omvat bij voorkeur een kunststof. In een wand 107 van de eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e is in het gaas 108 een doorgang 109 aanwezig. Van deze doorgangen 109 is in de figuur 2 alleen de doorgang 109 in de wand 107 tussen de eerste kooi 103 en de verdere kooi 103a getoond. De doorgang 109 is gerealiseerd door het uit het gaas 108 nemen van een aantal spijlen. De doorgang 109 heeft een afmeting van 7x7 cm. Het gaas 109 is aan de rand 112 die de doorgang 109 omgeeft voorzien van een kunststof strook 111 voor het vormen van een beschermingseenheid voor het voorkomen dat de jonge konijnen zich verwonden aan het gaas 108. De doorgang 109 is aan de onderzijde ervan gelegen op een afstand van 4 cm van de naar de verblijfsruimte 106 toegekeerde zijde 113 van de bodemplaat 110. De eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e zijn elk voorzien van een verdere voereenheid 137. De verdere voereenheid 137 is zodanig voorzien dat een zich in de verblijfsruimte 106 van een respectievelijke kooi bevindende voedster voer uit de verdere voereenheid 137 tot zich kan nemen. De inrichting 101 is voorzien van een voeraanvoereenheid 139 voor het aan de verdere voereenheden 137 toevoeren van voer.
Boven de verblijfsruimte 106 van de eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e zijn oprichtkooien 131 voorzien. De oprichtkooien 131 vormen een oprichtruimte 133 die voor een voedster via een door een scharnierbare klep 135 gevormde afschermeenheid toegankelijk is indien de scharnierbare klep 135 zich in een tweede positie, waarbij de klep in de oprichtkooi 131 scharniert, bevindt. De oprichtkooien 131 hebben een hoogte 83 cm zodat de voedster zich in de oprichtruimte 133 kan oprichten, waarbij de voedster op haar achterste poten staat. De oprichtkooien 131 zijn aan een langszijde voorzien van een scharnierbare deur 136 voor het aan een verzorger van de konijnen toegang verschaffen tot de oprichtruimte 133 en de eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e indien de scharnierbare klep 135 in de tweede positie is. In de eerste positie van de scharnierbare klep 135 bevindt de klep 135 zich in hoofdzaak in een horizontale toestand waarbij de klep 135 de toegang vanuit de eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e naar de oprichtruimte 133 blokkeert.
Aan een zijde van de eerste kooi 103, de tweede kooi 105 en verdere kooien 103a, 103b, 103c, 103d, 103e, 105a, 105b, 105c, 105d en 105e zijn derde kooien in de vorm van nestkasten 115 voorzien. De nestkasten 115 verschaffen een nestruimte 117 voor het vormen van een nest voor de jonge konijnen en zijn aan een zijwand voorzien van een plaatdeel 116 voor het verschaffen van een beschutte nestruimte 117. Een blokkeereenheid in de vorm van een schuifbaar element 119 is voorzien voor het scheiden van de nestruimte 117 van de verblijfsruimte 106. Het schuifbaar element 119 is voorzien van een uitsparing voor het vormen van een verdere doorgang 121 voor de jonge konijnen. In een eerste positie van het schuifbaar element 119 blokkeert het schuifbaar element 119 de toegang tot de nestruimte 117 voor de voedster. Het schuifbaar element 119 vormt hierbij een deel van de wand van de eerste kooi 103 die de verblijfsruimte 106 omgeeft, waarbij de uitsparing in de wand voor het verschaffen van de verdere doorgang 121 een te klein oppervlak heeft voor het doorlaten van de voedster in de nestkast 115. In een tweede positie van het schuifbaar element 119 is in de wand die de nestruimte 117 van de verblijfsruimte 106 scheidt een opening vrijgegeven die groot genoeg is voor het in de nestkast 115 laten van de voedster. Het verschuifbaar element 119 is aan de rand 123 die de verdere doorgang 121 omgeeft voorzien van een kunststof strook 125 voor het vormen van een verdere beschermingseenheid voor het voorkomen dat de jonge konijnen zich verwonden aan het verschuifbaar element 119.
De nestkasten 115 zijn elk voorzien van een voereenheid 127 voor het verschaffen van voer aan zich in de nestruimte 117 bevindende jonge konijnen. De voereenheid 127 is voorzien van een reservoir 128 voor het houden van korrelvormig voer. Zich in het reservoir 128 bevindend voer is bij toepassing van de inrichting niet toegankelijk voor zich in de nestkasten 115 bevindende jonge konijnen. Aan een bodemzijde is een het reservoir 128 omgevende reservoirwand voorzien van perforaties voor het doorlaten van stof dat zich in het reservoir 128 bevindt. De perforaties hebben een diameter van 4 mm. In een uitvoeringsvorm is het denkbaar dat de perforaties een diameter hebben in het bereik van 3-4 mm. De voereenheid 127 is verder voorzien van een voerbak 130 voor het ter beschikking stellen van het voer aan de jonge konijnen. In de voerbak 130 is een vrijgave-element in de vorm van een in hoofdzaak verticale wand 129 voorzien. De in hoofdzaak verticale wand 129 verdeelt de voerbak 130 zodanig in compartimenten 132 dat een jong konijn niet, of althans slechts gedurende een relatief korte periode, in de voerbak 130 gaat liggen en daarmee de toegang tot het voer voor de overige jonge konijnen blokkeert. De toegangsopening tot een compartiment heeft een afmeting van 7x8 cm.
Een niet nader getoonde inrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding onderscheidt zich van de inrichting 101 doordat de doorgang is voorzien in een wand van een nestkast voor het verschaffen van toegang tot een naburige nestkast aan zich in de nestkast bevindende jonge konijnen onder blokkering van toegang tot de naburige nestkast van een zich bij toepassing in de nestkast bevindende eerste voedster.
De inrichting 101 kan als volgt worden toegepast voor het houden van konijnen. Een eerste voedster wordt in de verblijfsruimte 106 van de eerste kooi 103 gebracht. Het schuifbaar element 119 wordt in de tweede positie voorzien zodat de eerste voedster kan nestelen in de nestkast 115 en de jonge konijnen in de nestkast 115 kan werpen. Na het werpen, bij voorkeur 2 tot 5 dagen na het werpen, wordt het schuifbaar element 119 in de eerste positie gebracht voor het blokkeren van de toegang van de eerste voedster tot de nestruimte 117. Het schuifbaar element 119 wordt vervolgens ten minste een keer per dag in de tweede toestand gebracht zodat de eerste voedster in de nestruimte 117 kan gaan voor het voeden van de jonge konijnen. Nadat de jonge konijnen vanuit de nestruimte 117 zelfstandig de verblijfsruimte 106 van de eerste kooi 103 via de verdere doorgang 121 betreden is het niet langer noodzakelijk om het schuifbaar element 119 ten minste een keer per dag in de tweede toestand te brengen en wordt de voereenheid 127 in de nestkast 115 aangebracht zodat de jonge konijnen naast de melk van de eerste voedster tevens korrelvormig voer tot zich kunnen nemen. Nadat de jonge konijnen een bepaalde conditie hebben bereikt kunnen ze zelfstandig door de doorgang 109 gaan voor het betreden van de verblijfsruimte van een tweede kooi 105. Vanuit de tweede kooi 105 kunnen de jonge konijnen vervolgens de verblijfruimten 106 van de verdere kooien 103a en 105a bereiken middels de doorgangen 109.

Claims (16)

1. Inrichting (1, 101) voorzien van een eerste kooi (3, 103) en een tweede kooi (5, 105) die zijn ingericht voor het daarin houden van konijnen, waarbij in een wand (7, 107) van de eerste kooi (3, 103) een doorgang (9, 109) is voorzien die is ingericht voor het bij toepassing verschaffen van toegang tot de tweede kooi (5, 105) aan zich in de eerste kooi (3, 103) bevindende jonge konijnen onder blokkering van toegang tot de tweede kooi (5, 105) van een zich bij toepassing in de eerste kooi (3, 103) bevindende eerste voedster.
2. Inrichting (1, 101) volgens conclusie 1, waarbij een oppervlak van de doorgang (9, 109) is gelegen in het bereik van 20 - 50 cm2, bij verdere voorkeur in het bereik van 25 - 36 cm2.
3. Inrichting (1, 101) volgens conclusie 1 of 2, waarbij een de doorgang (9, 109) omgevende rand van de wand (7, 107) is voorzien van een beschermingseenheid (11, 111) voor het beschermen van de jonge konijnen tegen verwondingen.
4. Inrichting (1, 101) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een afstand tussen een bodemoppervlak (13, 113) van de eerste kooi (3, 103) en de doorgang (9, 109) is gelegen in het bereik van 3-10 cm, bij voorkeur in het bereik van 4-5 cm.
5. Inrichting (101) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (101) is voorzien van een derde kooi (115) voor het daarin houden van konijnen, waarbij een van de eerste kooi (103) en de derde kooi (115) is gevormd als nestkast voor het verschaffen van een nestruimte (117) voor de jonge konijnen, waarbij de ander van de eerste kooi (103) en de derde kooi (115) is gevormd als hok voor het verschaffen van een verblijfsruimte (106) voor de eerste voedster.
6. Inrichting (101) volgens conclusie 5, waarbij de inrichting is voorzien van een blokkeereenheid (119) voor het in een eerste positie van de blokkeereenheid (119) blokkeren van toegang tot de eerste kooi (103) vanuit de derde kooi (115) van zich bij toepassing in de derde kooi (115) bevindende konijnen en blokkeren van toegang tot de derde kooi (115) vanuit de eerste kooi (103) van zich bij toepassing in de eerste kooi (103) bevindende konijnen en in een tweede positie van de blokkeereenheid (119) vrijgeven van toegang tot de eerste kooi (103) vanuit de derde kooi (115) van zich bij toepassing in de derde kooi (115) bevindende konijnen en vrijgeven van toegang tot de derde kooi (115) vanuit de eerste kooi (103) van zich bij toepassing in de eerst kooi (103) bevindende konijnen.
7. Inrichting (101) volgens conclusie 6, waarbij de blokkeereenheid (119) is voorzien van een verdere doorgang (121) voor het in de eerste positie van de blokkeereenheid (119) verschaffen van toegang tot de eerste kooi (103) vanuit de derde kooi (115) van zich bij toepassing in de derde kooi (115) bevindende jonge konijnen en het verschaffen van toegang tot de derde kooi (115) vanuit de eerste kooi (103) van zich bij toepassing in de eerst kooi (103) bevindende jonge konijnen, waarbij de verdere doorgang (121) de doorgang voor de eerste voedster blokkeert.
8. Inrichting (101) volgens conclusie 7, waarbij een oppervlak van de verdere doorgang (121) is gelegen in het bereik van 20 - 50 cm2, bij verdere voorkeur in het bereik van 25 - 36 cm2.
9. Inrichting (101) volgens conclusie 7 of 8, waarbij een de verdere doorgang (121) omgevende rand (123) van de blokkeereenheid (119) is voorzien van een verdere beschermingseenheid (125) voor het beschermen van de jonge konijnen tegen verwondingen.
10. Inrichting (101) volgens een van de conclusies 5 tot en met 9, waarbij de nestkast (115) is voorzien van een voereenheid (127) voor het verschaffen van voer aan zich in de nestkast (115) bevindende jonge konijnen.
11. Inrichting (101) volgens conclusie 10, waarbij de voereenheid (127) een vrijgave-element (129) omvat dat is ingericht voor het voorkomen dat een jong konijn van de jonge konijnen de toegang tot het voer voor de overige van de jonge konijnen blokkeert.
12. Inrichting (1, 101) volgens een van de conclusies 5 tot en met 11, waarbij het hok is voorzien van een verdere voereenheid (37, 137) voor het verschaffen van voer aan een zich bij toepassing in de verblijfsruimte (6, 106) van het hok bevindende eerste voedster.
13. Inrichting (1, 101) volgens conclusie 12, waarbij de inrichting (1, 101) is voorzien van een voeraanvoereenheid (39, 139) voor het aan de verdere voereenheid (37, 137) toevoeren van voer.
14. Inrichting (101) volgens een van de conclusies 5 tot en met 13, waarbij de inrichting (101) is voorzien van een oprichtkooi (131) voor het verschaffen van een oprichtruimte (133) voor de eerste voedster en een afschermeenheid (135) voor het in een eerste positie van de afschermeenheid (135) blokkeren van toegang tot de oprichtkooi (131) van de zich bij toepassing in de eerste kooi (103) of derde kooi (115) bevindende eerste voedster en in een tweede positie van de afschermeenheid (135) vrijgeven van toegang tot de oprichtkooi (131) van de zich bij toepassing in de eerste kooi (103) of derde kooi (115) bevindende eerste voedster.
15. Inrichting (1, 101) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de doorgang (9, 109) is ingericht voor het verschaffen van toegang tot de eerste kooi (3, 103) aan zich in de tweede kooi (5, 105) bevindende jonge konijnen onder blokkering van toegang tot de eerste kooi (3, 103) van een zich in de tweede kooi (5, 105) bevindende tweede voedster.
16. Toepassing van een inrichting (1, 101) volgens een van de voorgaande conclusies voor het houden van konijnen.
NL2019564A 2017-09-18 2017-09-18 Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen. NL2019564B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019564A NL2019564B1 (nl) 2017-09-18 2017-09-18 Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen.
EP18194396.0A EP3456184A1 (en) 2017-09-18 2018-09-14 Device provided with a first cage and a second cage for keeping rabbits therein, use of the device for keeping rabbits

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019564A NL2019564B1 (nl) 2017-09-18 2017-09-18 Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2019564B1 true NL2019564B1 (nl) 2019-03-28

Family

ID=60294360

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2019564A NL2019564B1 (nl) 2017-09-18 2017-09-18 Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3456184A1 (nl)
NL (1) NL2019564B1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN111264404B (zh) * 2020-02-20 2021-12-28 徐州医科大学 一种多通道检测小鼠多种行为的整合设备
CN114097630A (zh) * 2021-12-31 2022-03-01 广东捷发农业科技有限公司 一种可有效提升兔子繁殖率和幼崽成活率的兔子圈养装置

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB635004A (en) * 1947-04-02 1950-03-29 Victor Charles Fishwick Improvements in or relating to farrowing houses
CN201640147U (zh) * 2010-04-02 2010-11-24 中国农业大学 新型保温母仔产箱一体兔笼
CN203313838U (zh) * 2013-06-28 2013-12-04 四川农业大学 一种可移动式母仔兔笼
CN106259008A (zh) * 2015-06-09 2017-01-04 邵翠华 一种组合型子母兔笼

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB635004A (en) * 1947-04-02 1950-03-29 Victor Charles Fishwick Improvements in or relating to farrowing houses
CN201640147U (zh) * 2010-04-02 2010-11-24 中国农业大学 新型保温母仔产箱一体兔笼
CN203313838U (zh) * 2013-06-28 2013-12-04 四川农业大学 一种可移动式母仔兔笼
CN106259008A (zh) * 2015-06-09 2017-01-04 邵翠华 一种组合型子母兔笼

Also Published As

Publication number Publication date
EP3456184A1 (en) 2019-03-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Karcher et al. Overview of commercial poultry production systems and their main welfare challenges
Kjaer et al. Development of feather pecking in relation to light intensity
US20170112093A1 (en) Animal Feeding Dish To Control Rate of Food Consumption
Zimmerman et al. The effect of stocking density, flock size and modified management on laying hen behaviour and welfare in a non-cage system
NL2013569B1 (nl) Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.
Rozek et al. Over-sized pellets naturalize foraging time of captive Orange-winged Amazon parrots (Amazona amazonica)
NL2019564B1 (nl) Inrichting voorzien van een eerste kooi en een tweede kooi voor het daarin houden van konijnen, toepassing van de inrichting voor het houden van konijnen.
EP2873319A1 (en) Device for hatching eggs and ground stable provided with the device and method for hatching eggs in a ground stable
Klein et al. Are genetic differences in foraging behaviour of laying hen chicks paralleled by hybrid-specific differences in feather pecking?
JP5308392B2 (ja) 子動物用給餌装置
EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare) et al. Welfare of broilers on farm
Fröhlich et al. What are alternative systems for poultry
Sirovnik et al. Feeding from perches in an aviary system reduces aggression and mortality in laying hens
KR101699535B1 (ko) 새끼오리 및 병아리 사육용 직립식 케이지
Saunders Husbandry
KR100908643B1 (ko) 새끼 무균 동물 보육용 상자
US6289848B1 (en) Method and device for distributing fowl within an enclosure
ES2965290T3 (es) Dispositivo para la estancia de polluelos
DK155408B (da) Anlaeg til svineproduktion
US10292362B2 (en) Animal feeder
RU2431250C1 (ru) Станок для содержания свиней
Elson The laying hen: systems of egg production.
BE1002816A6 (nl) Kraamhok voor zeugen.
US3472206A (en) Apparatus and method for farrowing sows and rearing and brooding piglets
de Jong et al. Use of different types of enrichment in slower growing broilers: a pilot study