NL2019205B1 - Voergoot omvattende met elkaar gekoppelde gootdelen - Google Patents

Abstract

Een voergoot 1 heeft een aantal door middel van koppelstukken 7 met elkaar gekoppelde gootdelen 3 en 5 en is bestemd voor gebmik in een voersystemen waarbij tijdens het voeren een voerketting in de voergoot loopt. In de zijwanden 3b, 5b van de gootdelen zijn sleuven 11, 13 aanwezig. Het koppelstuk 7 is voorzien van uitsteeksels 15, 17 die in de sleuven aanwezig zijn. Gezien in een richting haaks op de bodem 3a‚ 5a verschilt de afstand tussen de sleuven van de afstand tussen de uitsteeksels. Deze afstanden zijn zodanig gekozen dat na koppeling de bodems in hoogte versprongen ten opzichte van elkaar aanwezig zijn, waarbij de bodem 3a stroomopwaarts van de bewegende voerketting zich op een hoger niveau bevindt dan de bodem 5a. Door dit hoogteverschil is de slijtage van de bodem ten gevolge van de zich over de bodem verplaatsende voerketting sterk afgenomen.

Description

Voergoot omvattende met elkaar gekoppelde gootdelen BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een voergoot omvattende ten minste twee met elkaar gekoppelde gootdelen elk voorzien van een bodem en twee zijwanden, alsmede ten minste één koppelstuk dat is voorzien van een eerste koppeldeel dat met een eerste uiteinde van een eerste van de gootdelen verbonden kan worden en een tweede koppeldeel dat met een tweede uiteinde van het andere, tweede koppeldeel verbonden kan worden. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een voergoot voor voersystemen waarbij tijdens gebruik een voerketting doorheen loopt.

Stand van de techniek

Een dergelijke voergoot is algemeen bekend. Bij de bekende voergoot heeft het koppeldeel de vorm van een kort gootdeel met een iets grotere doorsnede dan die van de gootdelen zodat de gootdelen met de uiteinden passend in het koppelstuk geschoven kan worden. In het midden van de bodem bevindt zich een of meer uitsteeksels op de bodem waartegen de gootdeel met de uiteinden geschoven worden en die de gootdelen op afstand van elkaar houden. De bodems van de beide gootdelen bevinden zich ter plaatse van het koppelstuk op hetzelfde niveau.

Het is een tendens dat pluimveestallen steeds langer worden. Vaak heeft het de voorkeur dat voer op één plaats in de stal wordt gebracht. Hierdoor zullen ook in de stallen aanwezige voergoten langer moeten worden en de voerkettingen meer uren moeten bewegen. Dit heeft doorslijten van de gootdelen ter plaatse van de koppelingen tot gevolg. Voorts zit er in veel landen meer kiezel in het voer dan voorheen, waardoor met name ter plaatse van de koppelingen de slijtage versneld. Praktijktesten wijzen uit dat met de huidige koppelingen van de voergoten, de gewenste levensduur niet gehaald kan worden.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een voergoot van de in de aanhef omschreven soort waarbij tijdens gebruik in een voersysteem waarbij een voerketting door de voergoot getrokken wordt minder slijtage optreedt dan met de bekende voergoot zonder dat daardoor de voergoot duurder wordt dan de bekende voergoot. Hiertoe is de voergoot volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat het koppelstuk zodanig is uitgevoerd dat het eerste uiteinde van het eerste gootdeel en het tweede uiteinde van het tweede gootdeel op verschillende niveaus aanwezig zijn. Het is gebleken dat bij het in hoogte verspringen van de gootdelen de slijtage van de gootdelen ter plaatse van de koppeling aanzienlijk geringer is dan indien de uiteinden op gelijk niveau aanwezig zijn, althans indien de voerketting verplaats in de richting van het hoger gelegen uiteinde naar het lager gelegen uiteinde.

Een uitvoeringsvorm van de voergoot volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het hoogteverschil tussen de bodems van de gootdelen ter plaatse van de koppeling kleiner is dan 2 mm. Bij voorkeur is het hoogteverschil ongeveer 1 mm. Het is gebleken dat indien het hoogteverschil te groot is de slijtage van het uiteinde van de hoogst liggende bodem sterk toeneemt. Bij een beperkt hoogteverschil is de slijtage van het uiteinde van de hoogstgelegen bodem niet merkbaar groter dan van andere delen van de bodem van de voergoot.

Een verdere uitvoeringsvorm van de voergoot volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het eindvlak van het eerste uiteinde van het eerste gootdeel zich gezien in lengterichting van de voergoot op dezelfde plaats bevindt als het eindvlak van het tweede uiteinde van het tweede gootdeel. De gootdelen sluiten dus zonder tussenruimte direct op elkaar aan. Gebleken is dat hierdoor de slijtage verder afneemt.

In samenhang hiermee is het hoogteverschil tussen de bodems van de gootdelen ter plaatse van de koppeling bij voorkeur kleiner dan de dikte van de bodem zodat bij montage de gootdelen eenvoudig met de bodems tot tegen elkaar geschoven kunnen worden.

Bij voorkeur zijn de gootdelen en het koppelstuk voorzien van markeringen, bijvoorbeeld een pijl, die de bewegingsrichting van de voerketting in de voergoot tijdens bedrijf aangeeft, waarbij het de bodem van het stroomopwaarts aanwezige uiteinde (ofwel het in bewegingsrichting achterste uiteinde) op een hoger niveau aanwezig is dan de bodem van het stroomafwaarts aanwezige uiteinde (ofwel het in bewegingsrichting voorste uiteinde). De gootdelen en het koppelstuk zijn dus zodanig met elkaar verbonden dat de pijlen allen in dezelfde richting wijzen. Hierdoor zijn de onderdelen van de voergoot eenvoudig en eenduidig in de juiste oriëntatie ten opzichte van de looprichting van de voerketting te monteren, zodat de voerketting ter plaatse van de koppeling naar een lager niveau valt.

Een gunstige praktische uitvoeringsvorm van de voergoot volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat in ten minste een van de zijwanden van het eerste gootdeel een eerste sleuf aanwezig is en in ten minste een van de zijwanden van het tweede gootdeel een tweede sleuf aanwezig is, welke sleuven zich vanaf de eindvlakken van de met elkaar gekoppelde uiteinden van de gootdelen uitstrekken en aan deze eindvlakken open zijn, en dat het eerste koppeldeel van het koppelstuk is voorzien van een eerste uitsteeksel dat aanwezig is in de eerste sleuf en het tweede koppeldeel van het koppelstuk is voorzien van een tweede uitsteeksel dat aanwezig is in de tweede sleuf, waarbij gezien in een richting haaks op de bodem van de gootdelen de afstand tussen de eerste en tweede sleuf verschilt van de afstand tussen het eerste en tweede uitsteeksel.

Bij voorkeur zijn in beide zijwanden van de gootdelen sleuven aanwezig en bevindt zich aan elke zijde van de gootdelen een koppelstuk en bij voorkeur zijn de beide koppelstukken via een verbindingselement dat zich onder de bodems van de gootdelen uitstrekt tot één geheel gevormd. Door de koppelstukken even hoog uit te voeren als de zijwanden van de gootdelen is de contour van de voergoot niet onderbroken zodat er minder voer gemorst wordt en voorts kippen zichzelf niet kunnen beschadigen of verwonden aan scherpe randen of hoeken ter plaatse van de koppeling.

Voorts zijn de sleuven bij voorkeur recht en strekken zij zich parallel aan de bodem van de gootdelen uit. De uitsteeksels zijn bij voorkeur langwerpig of in plaats van één langwerpig uitsteeksel kunnen er ook twee of meer korte uitsteeksel op afstand van elkaar aanwezig zijn.

Om te voorkomen dat de uitsteeksels ongewenst uit de sleuven kunnen raken en bij montage gemakkelijker in de sleuven geschoven kunnen worden, hebben de uitsteeksels bij voorkeur een T-vormige dwarsdoorsnede.

Om de kans op fouten bij montage van de voergoot te verkleinen zijn de gootdelen bij voorkeur identiek zodat altijd een juist gootdeel gemonteerd wordt. Er hoeft enkel op gelet te worden in welke oriëntatie de vloerdelen aangebracht dienen te worden. Door de uitsteeksels en sleuven op verschillende niveaus aan te brengen, valt het direct op indien een voergoot of koppelstuk in de verkeerde stand gekoppeld wordt.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de voergoot volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de voergoot volgens de uitvinding in losse onderdelen;

Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven voergoot in gemonteerde toestand met daarin een voerketting;

Figuur 3 een detail van de in figuur 1 weergegeven losse onderdelen in langsdoorsnede;

Figuur 4 het in figuur 3 weergegeven detail met de onderdelen in met elkaar gekoppelde toestand; en

Figuur 5 het in figuur 4 weergegeven detail met een voerketting in de voergoot.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In figuur 1 is een deel van een uitvoeringsvorm van de voergoot volgens de uitvinding in losse onderdelen weergegeven. De voergoot 1 heeft een aantal door middel van koppelstukken 7 met elkaar gekoppelde gootdelen 3 en 5 die identiek aan elkaar zijn. Elk gootdeel is voorzien van een bodem 3a, 5a en twee zijwanden 3b, 5b. Elk koppelstuk is voorzien van een eerste koppeldeel 7a dat met een eerste uiteinde 3c van een eerste van de gootdelen 3 verbonden is en een tweede koppeldeel 7b dat met een tweede uiteinde 5c van het andere, tweede koppeldeel 5 verbonden is. De voergoot is bestemd voor gebruik in een voersystemen waarbij tijdens het voeren een voerketting 9 over de bodem van de voergoot loopt, zie figuur 2 waarin de voergoot in gemonteerde toestand met daarin een voerketting is weergegeven.

In figuur 3 zijn de in figuur 1 weergegeven losse onderdelen van een deel van de voergoot 1 in langsdoorsnede weergegeven. In elke zijwand 3b van het eerste gootdeel 3 is een eerste sleuf 11 aanwezig en in elke zijwand 5b van het tweede gootdeel 5 is een tweede sleuf 13 aanwezig. Deze sleuven strekken zich vanaf de eindvlakken 3d en 5d van de met elkaar gekoppelde uiteinden 3c en 5c van de gootdelen uit en zijn aan deze eindvlakken open.

Het eerste koppeldeel 7a van het koppelstuk 7 is voorzien van een eerste uitsteeksel 15, dat na koppeling aanwezig is in de eerste sleuf, en het tweede koppeldeel 7b van het koppelstuk 7 is voorzien van een tweede uitsteeksel 17 dat na koppeling aanwezig is in de tweede sleuf. De uitsteeksels hebben een T-vormige dwarsdoorsnede zodat zij beter in de sleuven vast zitten.

De afstand 21 van de eerste sleuf 11 tot de bodem 3a van het eerste gootdeel verschilt van de afstand 23 van de tweede sleuf 13 tot de bodem 5a van het tweede gootdeel. Voorts is een eerste denkbeeldige lijn 15a waarop het eerste uitsteeksel 15 aanwezig is, op afstand 25 aanwezig van een tweede denkbeeldige lijn 17a waarop het tweede uitsteeksel 17 aanwezig is. Gezien in een richting haaks op de bodem van de gootdelen verschilt de afstand tussen de eerste en tweede sleuf van de afstand tussen het eerste en tweede uitsteeksel.

De afstanden 21-25 zijn zodanig gekozen dat na koppeling de bodems 3a en 5a van de met elkaar gekoppelde uiteinden 3c en 5c in hoogte versprongen ten opzichte van elkaar aanwezig zijn waarbij de bodem 3a van gootdeel 3 ter plaatse van het uiteinde 3c zich op een hoger niveau bevindt dan de bodem 5a van gootdeel 5 ter plaatse van het uiteinde 5c, zie figuur 4. Het hoogteverschil tussen de bodems 3a en 5a van de gootdelen ter plaatse van de koppeling is kleiner is dan de dikte van de bodems en is ongeveer 1 mm.

De gootdelen 3 en 5 en het koppelstuk 7 zijn elk voorzien van een markering 19 die de bewegingsrichting van de voerketting in de voergoot tijdens bedrijf aangeeft, waarbij het de bodem van het stroomopwaarts aanwezige uiteinde op een hoger niveau aanwezig is dan de bodem van het stroomafwaarts aanwezige uiteinde.

Ter illustratie zijn in figuur 5 de met elkaar gekoppelde onderdelen van de voorgoot in langsdoorsnede weergegeven met de voerketting 9 aanwezig in de voergoot.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (8)

1. Voergoot omvattende ten minste twee met elkaar gekoppelde gootdelen (3, 5) elk voorzien van een bodem (3a, 5a) en twee zijwanden (3b, 5b), alsmede ten minste één koppelstuk (7) dat is voorzien van een eerste koppeldeel (7a) dat met een eerste uiteinde (3c) van een eerste van de gootdelen (3) verbonden kan worden en een tweede koppeldeel (7b) dat met een tweede uiteinde (5c) van het andere, tweede koppeldeel (5) verbonden kan worden, met het kenmerk, dat het koppelstuk (7) zodanig is uitgevoerd dat het eerste uiteinde (3c) van het eerste gootdeel (3) en het tweede uiteinde (5c) van het tweede gootdeel (5) op verschillende niveaus aanwezig zijn.

2. Voergoot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hoogteverschil tussen de bodems (3a, 5a) van de gootdelen (3, 5) ter plaatse van de koppeling kleiner is dan 2 mm.

3. Voergoot volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eindvlak (3d) van het eerste uiteinde (3c) van het eerste gootdeel (3) zich gezien in lengterichting van de voergoot (1) op dezelfde plaats bevindt als het eindvlak (5d) van het tweede uiteinde (5c) van het tweede gootdeel (5).

4. Voergoot volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het hoogteverschil tussen de bodems (3a, 5a) van de gootdelen (3, 5) ter plaatse van de koppeling kleiner is dan de dikte van de bodem.

5. Voergoot volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gootdelen (3, 5) en het koppelstuk (7) zijn voorzien van markeringen (19) die de bewegingsrichting van een voerketting (9) in de voergoot (1) tijdens bedrijf aangeeft, waarbij het de bodem (3a) van het stroomopwaarts aanwezige uiteinde (3c) op een hoger niveau aanwezig is dan de bodem (5a) van het stroomafwaarts aanwezige uiteinde (5c).

6. Voergoot volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in ten minste een van de zijwanden (3b) van het eerste gootdeel (3) een eerste sleuf (11) aanwezig is en in ten minste een van de zijwanden (5b) van het tweede gootdeel (5) een tweede sleuf (13) aanwezig is, welke sleuven zich vanaf de eindvlakken (3d, 5d) van de met elkaar gekoppelde uiteinden (3c, 5c) van de gootdelen (3, 5) uitstrekken en aan deze eindvlakken open zijn, en dat het eerste koppeldeel (7a) van het koppelstuk (7) is voorzien van een eerste uitsteeksel (15) dat aanwezig is in de eerste sleuf (11) en het tweede koppeldeel (7b) van het koppelstuk is voorzien van een tweede uitsteeksel (17) dat aanwezig is in de tweede sleuf (13), waarbij gezien in een richting haaks op de bodem (3a, 5a) van de gootdelen (3, 5) de afstand tussen de eerste en tweede sleuf (11, 13) verschilt van de afstand tussen het eerste en tweede uitsteeksel (15, 17).

7. Voergoot volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de uitsteeksels (15, 17) een T-vormige dwarsdoorsnede hebben.

8. Voergoot volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gootdelen (3, 5) identiek zijn.