NL2017363B1 - Inrichting voor het automatisch behandelen van haar - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van haar, omvattende een drager, een aantal zich vanaf de drager uitstrekkende pennen, en een uitdrijver die ten opzichte van ten minste één pen heen en weer verplaatsbaar is. De uitvinding heeft verder betrekking op een cassette, omvattende een drager, een aantal zich vanaf de drager uitstrekkende pennen, en een uitdrijver die langs ten minste één pen heen en weer verplaatsbaar is, waarbij deze cassette uitwisselbaar opneembaar is in een behuizing van de inrichting.

Description

Inrichting voor het automatisch behandelen van haar

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het automatisch behandelen van haar, in het bijzonder voor het kammen van haar.

Met name onder mensen die van nature kroeshaar hebben is een grote groep die een stijle haarstijl prefereert. Bekende technieken om krullend of kroeshaar tijdelijk stijl te maken zijn onder te verdelen in chemische behandelingen met een daarvoor ontwikkeld chemische middel, mechanische behandelingen (bv met een stijltang die het haar verhit), en combinaties daarvan.

Veel gebruikers geven de voorkeur aan een mechanische behandeling, omdat het veelvuldig gebruik van chemische middelen tot haarbeschadiging en huidklachten kan leiden. Ook zijn sommige mensen allergisch voor sommige chemische middelen. Het handmatig (laten) doorkammen van het haar totdat het stijl wordt, is een arbeidsintensieve, tijdrovende en doorgaans pijnlijke behandeling.

Er is een blijvende behoefte aan een techniek om krullend of kroeshaar stijl te maken, die efficiënt en comfortabel is.

Een bekende inrichting voor het automatisch borstelen / ontklitten van een vacht van een dier is bekend uit de internationale octrooiaanvraag WO-A2-2015/005781 van dezelfde uitvinders. Deze automatische borstelinrichting omvat een roteerbaar aandrijfbare borstelband en is voorzien van een afzuiging voor het van de borstelband afzuigen van haren, zodat wordt voorkomen dat de borstelband vervuilt.

Een doel van de onderhavige uitvinding is om een inrichting voor het behandelen van haar te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.

Het genoemde doel is volgens de uitvinding bereikt met de inrichting volgens conclusie 1 en de cassette volgens conclusie 16. Voordelige uitvoeringsvormen zijn het onderwerp van de afhankelijke conclusies.

In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:

Figuren 1 en 2: perspectivische weergaven van een inrichting volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 3: een opengewerkte perspectivische weergave van de inrichting volgens figuren 1 en 2;

Figuur 4: een uiteengetrokken perspectivische weergave van een deel van de in figuur 3 getoonde cassette;

Figuur 5: een schematische weergave van het gebruik van de inrichting;

Figuur 6: een detailaanzicht van de in figuur 5 getoonde gebruikstoestand;

Figuur 7: een schematisch detailaanzicht van de figuur 6;

Figuren 8 en 9: opengewerkte perspectivische weergaven van een inrichting volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 10: een zijaanzicht in doorsnede van de in figuur 9 getoonde inrichting;

Figuur 11: een uiteengetrokken perspectivisch aanzicht van de in figuur 9 getoonde inrichting;

Figuur 12: een deels uiteengetrokken perspectivische weergave van een in figuur 11 getoonde cassette; en

Figuren 13-15: schematische weergaven van opeenvolgende stappen van het samenstellen van de in figuur 12 getoonde cassette.

De inrichting 1, 101 voor het behandelen van haar volgens de uitvinding omvat een drager 2 en een aantal zich vanaf de drager 2 uitstrekkende pennen 12, en een uitdrijver 16 die langs ten minste één pen 12 heen en weer verplaatsbaar is. In de getoonde uitvoeringsvormen zijn telkens alle pennen 12 van een dergelijke uitdrijver 16 voorzien. De inrichtingen 1, 101 zijn dermate compacte haarbehandelingsinrichtingen, dat ze draagbaar en handmatig hanteerbaar zijn.

De pennen 12, ook wel pinnen of tanden genoemd, zijn bij voorkeur stijve pennen. In het getoonde voorbeeld zijn de pennen 12 vervaardigd uit staal, zoals verenstaal. Optioneel is elke pen 12 voorzien een kunststof coating. Alternatief kunnen de pennen 12 zijn vervaardigd uit een kunststof.

Bijvoorbeeld hebben de pennen 12 een doorsnede van 0,1-2 mm, zoals 0,5 - 1 mm. Bij voorkeur hebben de pennen 12 over hun gehele lengte nagenoeg dezelfde doorsnede, d.w.z. de doorsnede heeft nagenoeg dezelfde vorm en diameter over de gehele lengte van een pen 12. Alternatief kunnen de pennen 12 aan hun vrije uiteinde een geringe verdikking omvatten, zodat een gedeelte van de pen 12 dat het vrije uiteinde omvat 5-15% dikker is dan de dikte van de pen 12 buiten dit gedeelte.

Bij voorkeur is het vrije uiteinde van de pennen 12 stomp, bijvoorbeeld heeft het vrije uiteinde een afgeronde vorm.

De inrichting 1, 101 is een handapparaat. In het bijzonder is inrichting 1, 101 draagbaar.

Bij het behandelen van haar, zoals het kammen of borstelen daarvan, zullen afhankelijk van het organisme (mens of dier) en de haarlengte (kort of lang) in meer of mindere mate haren loskomen die zich rondom de pennen 12 zullen neigen op te hopen. Met de uitdrijvers 16 die langs de pennen 12 heen en weer verplaatsbaar zijn, kunnen deze haren uit aangrijping met de pennen 12 gebracht worden, waardoor vervuiling in de inrichting 1, 101 wordt gereduceerd.

De uitdrijvers 16 zijn in de getoonde uitvoeringsvormen voorzien twee uitsparingen 18, die telkens een aantal pennen 12 omgeven, zoals goed te zien is in figuren 13-15. Bij de op en neer gaande beweging van de uitdrijvers 16 langs de pennen 12, verplaatst de uitsparing 18 zich relatief ten opzichte van de pennen 12. Door een uitsparing 18 te voorzien die telkens een aantal pennen 12 omgeeft, wordt de assemblage van de cassette 64 vereenvoudigd t.o.v. een uitvoering waarbij bijvoorbeeld iedere pen 12 door een bijbehorende unieke uitsparing zou dienen te worden geleid.

Onderstaand worden twee voorkeursuitvoeringsvormen beschreven. Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm, die wordt getoond in de figuren 1-9, ziet op de toepassing van het automatisch behandelen van haren van een mens. De tweede voorkeursuitvoeringsvorm, die wordt getoond in de figuren 8-15, is ontwikkeld voor de toepassing van het automatisch behandelen van een vacht van een dier. Deze tweede voorkeursuitvoeringsvorm is bijvoorbeeld voorzien van een afzuigmondstuk 160 waarop een (niet getoonde) afzuigslang aansluitbaar is.

Hoewel beide voorkeursuitvoeringsvormen zijn geoptimaliseerd voor hun specifieke toepassingsgebied, vertonen ze grotendeels overeenkomstige opbouw. Voor overeenkomstige maatregelen worden derhalve overeenkomstige verwijzingscijfers gebruikt.

Beide voorkeursuitvoeringsvormen omvatten een aandrijving 36, 136 voor het aandrijven van de beweging van de uitdrijver 16. Hoewel het theoretisch mogelijk is om iedere pen 12 van een afzonderlijke uitdrijver 16 te voorzien, wordt de inrichting 1, 101 vereenvoudigd wanneer de uitdrijvers 16 zich telkens uitstrekken langs een rij pennen 12, waarbij de uitdrijvers 16 langs elke van de pennen 12 in de rij pennen 12 verplaatsbaar is.

Hoewel een reciproque beweegbare drager 2 kan worden toegepast, zijn de dragers 2 van beide getoonde voorkeursuitvoeringsvormen uitgevoerd als een eindloze transporteur 4 die in een langsrichting daarvan rondgaand aandrijfbaar is. Meer in het bijzonder omvat de drager 2 een band 6.

De uitdrijver 16 is voorzien van een in een geleiding 26 aangrijpbare nok 20. Meer in het bijzonder zijn de uitdrijvers 16 aan beide uiteinden voorzien van een dergelijke nok 20, zodat een gelijkmatie ondersteuning wordt verschaft.

De geleiding 26 is rondom de eindloze transporteur 4, d.w.z. band 6, aangebracht en beschrijft een kromme die een variërende afstand tot de band 6 vertoont. Meer concreet, varieert de afstand tussen de geleiding 26 en het oppervlak van de band 6 waar vandaan de pennen 12 zich vanaf de band 6 uitstrekken. Wanneer de aandrijving 36, 136 de band 6 in een aandrijfrichting D aandrijft, zal de beweging van de band 6 via de geleiding 26 de beweging van de uitdrijvers 16 aandrijven. De aandrijfrichting D van de drager 2, d.w.z. band 6, en de aandrijfrichting U van de uitdrijvers 16 zijn in hoofdzaak dwars ten opzichte van elkaar georiënteerd. Met andere woorden, de uitdrijvers 16 bewegen zich in een richting in hoofdzaak loodrecht op het oppervlak van de band 6.

Beide voorkeursuitvoeringsvormen omvatten een behuizing 46, 146, die afhankelijk van het toepassingsgebied verschilt en derhalve in het navolgende nog afzonderlijk toegelicht zullen worden. Beide behuizingen 46, 146 zijn voorzien van een eerste behuizingsdeel 48, 148 en een tweede behuizingsdeel 50, 150. De eerste en tweede behuizingsdelen 48, 148, 50, 150 sluiten een ruimte in waarin een uitneembare cassette 64 opneembaar is. De hierboven besproken drager 2, het aantal zich vanaf de drager 2 uitstrekkende pennen 12, en de één of meer dan één uitdrijver 16 die langs ten minste één pen 12 heen en weer verplaatsbaar is, zijn in deze cassette 46 aangebracht.

Doordat de cassette 46 uitwisselbaar in de behuizing 46, 146 is opgenomen, kan deze eenvoudig worden uitgenomen voor het reinigen daarvan of worden uitgewisseld voor een andere cassette 46.

Hoewel het denkbaar is dat de geleiding 26 is aangebracht in de behuizing 46, 146, bijvoorbeeld aan een wand van de behuizing 46, 146, is het bijzonder voordelig wanneer, zoals in de getoonde voorkeursuitvoeringsvormen, de geleiding 26 is aangebracht aan een zijwand van de cassette 46. Hierdoor is de cassette 46 samen met de rondom de pennen 12 aangebrachte uitdrijvers 16 uit de behuizing 46, 146 uitneembaar, terwijl de positionering van de uitdrijvers 16 rondom de pennen 12 gewaarborgd blijft. Zo wordt bijvoorbeeld voorkomen dat de uitdrijvers 16 van de pennen 12 zouden kunnen glijden.

In beide voorkeursuitvoeringsvormen is de band 6 getoond onder een hoek in de behuizing 46, 146 voorzien. Tijdens gebruik wordt zo een hoek gerealiseerd tussen de band 6 en de onder het haar liggende huid. Deze hoek ligt bij voorkeur in het bereik van 1 °-70°, meer bij voorkeur in het bereik van l°-50°, nog meer voorkeur in het bereik van l°-40° en met meeste voorkeur in het bereik van 20°-30°. Het is gebleken dat hiermee de werking van de haarverzorgingsinrichting 1, 101 volgens de vinding verder wordt verbeterd.

De eerste voorkeursuitvoeringsvorm, die is getoond in de figuren 1-9, ziet op de toepassing van het automatisch behandelen van haren van een mens, en is bijzonder geschikt om krullend of kroeshaar tijdelijk stijl te maken. De behuizing 46 vertoont enige overeenkomsten met de vorm van een ei, waardoor deze prettig in de hand ligt. Doordat een in een gleuf 54 opgenomen riem 56 in de gleuf 54 verplaatsbaar is (figuur 1), kan de ruimte tussen de riem 56 en de behuizing 46 worden gevarieerd, zodat de inrichting 1 aanpasbaar is aan verschillende handformaten. De behuizing 46 omvat een eerste behuizingsdeel 48 en een tweede behuizingsdeel 50. Aan de achterzijde van de behuizing 46 is een schakelaar 58 voorzien.

In het perspectivische onderaanzicht van figuur 2 is te zien dat de behuizing 46 aan de onderzijde een opening omvat, waar doorheen haren in contact kunnen komen met pennen 12 voor het behandelen van de haren. Daartoe kan de inrichting 1 over een hoofd worden bewogen (figuur 5), waardoor telkens andere haren met de pennen 12 in contact komen (figuur 6).

In figuur 3 wordt getoond hoe de cassette 64 in de behuizing 46 opneembaar is. De cassette 46 heeft een basis 66. In de basis 66 zijn twee assen 10 aangebracht, waaromheen omlooprollen 8 roteerbaar zijn. Om de omlooprollen 8 is de band 6 aangebracht, die rondgaand aandrijfbaar is door het aandrijven van ten minste één omlooprol 8. In de uitvoeringsvorm van figuur 3 is in de linker omlooprol 8 een aandrijving 36 in de vorm van een elektromotor 38 voorzien. Deze wordt via een snoer 40 verbonden met een (niet getoonde) accu.

In het detailaanzicht van figuur 4 zijn de basis 66 en de aan weerszijden van de basis 66 aangebrachte geleidingen 26 van de uitdrijvers 16 weggenomen. Hoewel de uitdrijvers 16 in de praktijk ten gevolge van de zwaartekracht neerwaarts zouden verplaatsen over de pennen 12, is in figuur 4 bewust de toestand getoond conform figuur 3, d.w.z. conform de situatie wanneer de op enige afstand van de nokken 20 van de uitdrijvers 16 getoonde geleiding 26 in aangrijping zou zijn met de nokken 20.

De geleiding 26 beschrijft een kromme die een variërende afstand tot de band 6 vertoont. Doordat de uitdrijvers 16 heen en weer langs de pennen 12 verplaatsbaar zijn, en de nokken 20 van de uitdrijvers 16 aangrijpen in de geleiding 26, zullen de uitdrijvers 16 door de geleiding 26 in de getoonde posities worden gedwongen. Wanneer de band 6 wordt aangedreven, zullen de uitdrijvers 16 zich in hoofdzaak dwars op de aandrijfrichting D van de band 6, in een aandrijfrichting U van de uitdrijvers 16, langs de pennen 12 heen en weer bewegen. Figuur 7 toont een vereenvoudigde weergave, waarbij omwille van de duidelijkheid slechts enkele van de pennen 12 rondom de omtrek van de band zes worden getoond.

In de getoonde uitvoeringsvorm vertonen de uitdrijvers 16 enige dikte, waardoor ze in aangrijping met de pennen 12 kunnen blijven, terwijl een bovenvlak van de uitdrijver 16 zich tot voorbij het van de band 6 af gekeerde uiteinde van de pennen 12 uitstrekt. Hierdoor wordt een volledige uitdrijving van eventuele haren bewerkstelligd.

De tweede voorkeursuitvoeringsvorm, die wordt getoond in de figuren 8-15, is ontwikkeld voor de toepassing van het automatisch behandelen van een vacht van een dier. Terwijl het bij het behandelen van mensenhaar volstaat om periodiek de cassette 46 uit de behuizing 46, 146 weg te nemen en deze bijvoorbeeld met een stofzuiger schoon te zuigen, is de mate van vervuiling die kan optreden bij het behandelen van een vacht van een dier van een veel grotere orde. Om deze reden is de behzuizing 101 volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm voorzien van een afzuigmondstuk 160 waarop een (niet getoonde) afzuigslang aansluitbaar is. De met de uitdrijvers 16 van de pennen 12 afgedreven haren kunnen door de afzuigopening 62 uit de behuizing 146 weggezogen worden.

De behuizing 146 volgens de tweede voorkeursuitvoeringsvorm omvat een eerste behuizingsdeel 148 en een tweede behuizingsdeel 148, die losmaakbaar aan elkaar bevestigbaar zijn, zodat de cassette 64 wederom uit de behuizing 146 kan worden weggenomen.

De behuizing 146 is verder voorzien van een handvat 152 waarin een accu 144 opneembaar is. Door het bedienen van een schakelaar 158 kan de inrichting 101 aan en uit worden geschakeld. De aandrijving 36 omvat wederom een elektromotor 38, en er is een tandwieloverbrenging 142 voorzien voor het aandrijven van de band 6 met de van de band 6 uitstrekkende pennen 12.

Naast de geleiding 26 is een hellend geleidingsvlak 28 voorzien die bij het samenstellen van de cassette 46 een geleidingsvlak voor de nokken 20 van de uitdrijvers 16 vormt (figuur 12). De uitdrijvers 16 worden via het hellend geleidingsvlak 28 tot in de geleiding 26 geleid, zoals in opeenvolgende stappen wordt getoond in de figuren 13-15.

In de figuren 12-15 is bovendien te zien dat een aanslagvlak is voorzien, dat de uitdrijvers 16 te allen tijde in aangrijping met de pennen 12 houdt.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken.

Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwijzingscijfers, dienen dergelijke verwijzingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkend voor de beschermingsomvang. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren. Zo kunnen bijvoorbeeld de hellende geleidingsvlakken 28 volgens de tweede voorkeursuitvoeringsvorm ook worden toegepast bij de eerste voorkeursuitvoeringsvorm. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (18)

1. Inrichting voor het behandelen van haar, omvattende: - een drager; - een aantal zich vanaf de drager uitstrekkende pennen; en - een uitdrijver die langs ten minste één pen heen en weer verplaatsbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een aandrijving voor het aandrijven van de beweging van de uitdrijver.

3. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitdrijver zich uitstrekt langs een rij pennen, waarbij de uitdrijver langs elke van de pennen in de rij pennen verplaatsbaar is.

4. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, waarbij de drager reciproque beweegbaar is.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, waarbij de drager een eindloze transporteur is die in een langsrichting daarvan rondgaand aandrijfbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de drager een band omvat.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitdrijver is voorzien van een in een geleiding aangrijpbare nok.

8. Inrichting volgens één van de conclusies 5-7, waarbij de geleiding rondom de eindloze transporteur is aangebracht en een kromme beschrijft die een variërende afstand tot de eindloze transporteur vertoont.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de aandrijving de beweging van de drager aandrijft en via de geleiding de beweging van de uitdrijver aandrijft.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 7-9, waarbij naast de geleiding 26 een hellend geleidingsvlak 28 is voorzien.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een aandrijfrichting van de drager en de aandrijfrichting van de uitdrijver in hoofdzaak dwars ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een behuizing.

13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de drager, het aantal zich vanaf de drager uitstrekkende pennen, en de één of meer dan één uitdrijver die langs ten minste één pen heen en weer verplaatsbaar is in een cassette zijn aangebracht.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de cassette uitwisselbaar in de behuizing is opgenomen.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij de geleiding is aangebracht aan een zijwand van de cassette.

16. Inrichting volgens één van de conclusies 12-15, waarbij de geleiding is aangebracht in de behuizing.

17. Cassette, omvattende: - een drager; - een aantal zich vanaf de drager uitstrekkende pennen; en - een uitdrijver die langs ten minste één pen heen en weer verplaatsbaar is.

18. Cassette volgens conclusie 16, omvattende één of meer van de maatregelen volgens de conclusies 1-16.