NL2016565B1 - Oplegger met onafhankelijk geveerde wielen met een besturing met constante toe- en uitspoorhoek. - Google Patents

Abstract

Oplegger, met een in een lengterichting gelegen verticaal symmetrievlak en die is ingericht voor koppeling met een trekker en is voorzien van tenminste een as, waarbij elk van de tenminste een assen is uitgerust met een onafhankelijke wielophanging, waarbij de wielophanging een wielnaaf verbindt met een centrale chassisbalk van de oplegger door twee boven elkaar liggende draagarmen, waarbij elke draagarm bij een uiteinde op twee in de lengterichting van elkaar verschillende posities scharnierbaar is verbonden met de centrale chassis balk en bij het andere, tegenoverliggende uiteinde scharnierbaar is verbonden met een staander die is verbonden met de wielnaaf, waarbij de wielophanging de wielnaaf in althans verticale richting beweegbaar verbindt met de centrale chassisbalk, waarbij van de oplegger tenminste een as bestuurbaar is door middel van een besturing die tijdens bedrijf afhankelijk is van een hoek tussen een lengteas van de trekker en een lengteas van de oplegger, waarbij de besturing voor elke wielnaaf is voorzien van een stuurstang, die bij een uiteinde scharnierbaar is verbonden met een actuator en bij het andere, tegenoverliggende uiteinde scharnierbaar is verbonden met de wielnaaf, waarbij de kortste afstand van het scharnierpunt tussen de stuurstang en de actuator tot het symmetrievlak ligt tussen de kortste afstand van de scharnierpunten van de centrale chassisbalk met de betreffende bovenste draagarm tot het symmetrievlak en de kortste afstand van de scharnierpunten van de betreffende onderste draagarm tot het symmetrievlak.

Description

Oplegger met onafhankelijk geveerde wielen met een besturing met constante toe- en uitspoorhoek

Oplegger, met een in een lengterichting gelegen verticaal symmetrievlak en die is ingericht voor koppeling met een trekker en is voorzien van tenminste een as, waarbij elk van de tenminste een assen is uitgerust met een onafhankelijke wielophanging, waarbij de wielophanging een wielnaaf verbindt met een centrale chassisbalk van de oplegger door twee boven elkaar liggende draagarmen, waarbij elke draagarm bij een uiteinde op twee in de lengterichting van elkaar verschillende posities scharnierbaar is verbonden met de centrale chassisbalk en bij het andere, tegenoverliggende uiteinde scharnierbaar is verbonden met een staander die is verbonden met de wielnaaf, waarbij de wielophanging de wielnaaf in althans verticale richting beweegbaar verbindt met de centrale chassisbalk, waarbij van de oplegger tenminste een as bestuurbaar is door middel van een besturing die tijdens bedrijf afhankelijk is van een hoek tussen een lengteas van de trekker en een lengteas van de oplegger, waarbij de besturing voor elke wielnaaf is voorzien van een stuurstang, die bij een uiteinde scharnierbaar is verbonden met een actuator en bij het andere, tegenoverliggende uiteinde scharnierbaar is verbonden met de wielnaaf.

Opleggers met een onafhankelijke wielophanging en ten minste één bestuurbare as zoals in de inleiding beschreven zijn bekend. Deze bekende opleggers hebben echter het nadeel dat de mate van toespoor dan wel uitspoor verandert met het veranderen van de rijhoogte. Dit is nadelig want dit beïnvloedt de stabiliteit bij de oplegger tijdens het rijden en bijvoorbeeld bij wisselende belastingen en daardoor wisselende rij hoogten.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een oplegger van de bovengenoemde soort te verschaffen waarbij de besturing van de wielen de mate van toespoor of uitspoor niet of nauwelijks beïnvloedt.

Het doel wordt bereikt door een oplegger volgens conclusie 1. Bij deze oplegger met een besturing volgens de uitvinding, doordat het scharnierpunt tussen de stuurstang en de actuator in bovenaanzicht gezien ligt tussen de scharnierpunten van de centrale ligger met de bovenste en de onderste draagarm, zal de stuurstang bij het veranderen van de rijhoog-te de beweging van de wielnaaf zeer goed kunnen volgen, zodat de mate van toespoor of uitspoor door de beweging van de stuurstang niet of nauwelijks zal worden veranderd. Dit heeft gunstige gevolgen voor de stabiliteit en daarmee de veiligheid van de oplegger.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de besturing voor elke stuurstang/wielnaaf voorzien van een afzonderlijke actuator. Om op eenvoudige wijze gewenste dubbele uitvoering van de besturing te verkrijgen is het voordelig wanneer voor elke as deze beide actuatoren onderling zijn gekoppeld.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin:

Fig. 1 een besturing in onderaanzicht aangeeft van vijf assen van een oplegger volgens de stand van de techniek; en Fig. 2 een besturing in onderaanzicht aangeeft van vier assen van een oplegger volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Voor de duidelijkheid van de figuur zijn niet alle elementen in de tekening voorzien van bijbehorende verwij-zingscijfers. Bijvoorbeeld delen die bij alle assen voorkomen zijn vaak slechts in een geval voorzien van verwijzingscij-fers. Figuur 1 toont een onderaanzicht van de eerste vijf assen van een oplegger met onafhankelijke wielophanging en een besturing voor deze assen volgens de stand van de techniek. De oplegger is in zijn algemeenheid aangeduid met verwijzingscij-fer 1. De assen zijn schematisch aangeduid met het verwij-zingscijfer 2. Elke as is voorzien van twee keer twee wielen. De besturing is dubbel uitgevoerd zodat ter hoogte van de eerste as twee stuurcilinders 6 zijn aangegeven die worden bestuurd afhankelijk van de hoek die de lengteas van de trailer maakt met de lengteas van een trekker, de zogenaamde stuur-hoek. De besturing is dubbel uitgevoerd, dat wil zeggen dat elk van de cilinders 6 in staat is om de besturing van de assen 2 van de oplegger 1 te bedienen. Bij elke cilinder 6 hoort een zuiger met een zuigerstang die eindigt in een actuator met een scharnierpunt 13. De actuator brengt beweging van de zuiger over naar een langsbeweging van elk van de aandrijfstangen 7 van de besturing. Bij elke as 2 bevindt zich een actuator 9 die is verbonden met beide aandrijfstangen 7 voor de besturing. Actuator 9 is roteerbaar om een vast punt 10. Wanneer één van de stuurcilinders wordt bekrachtigd wordt deze beweging via de zuigerstang overgebracht op de eerste actuator. Deze beweging wordt door de actuator omgezet in een beweging in de langsrichting van beide aandrijfstangen 7, en wel in onderling tegengestelde richting. Deze aandrijfstangen 7 op hun beurt doen de actuatoren van de overige assen bewegen om hun vaste punt zodanig dat de langsbeweging van de aandrijfstangen wordt omgezet in een beweging in de dwarsrichting van de stuurstangen 8 die scharnierbaar zijn verbonden met zowel de actuator bij scharnierpunt 12 als met de wielnaaf van het betreffende wielstel bij scharnierpunt 11. Op deze wijze wordt de besturing van elk van de assen bekrachtigd. Door een geschikte dimensionering van de betreffende actuator kan een grotere of kleinere stuurhok worden ingesteld voor de betreffende as. Een dergelijke besturing hoort tot de stand van de techniek. Echter deze besturing heeft een nadeel dat bij het in- en uitveren of in ieder geval bij het veranderen van de rijhoogte ook de mate van uit- of toespoor van de betreffende as verandert en wel in afhankelijkheid van de rijhoogte.

Figuur 2 toont eveneens een onderaanzicht van in dit geval de eerste vier assen van een oplegger met een besturing van deze assen volgens de uitvinding. Evenals in Figuur 1 is de besturing hier dubbel uitgevoerd door middel van twee stuurcilinders 6. Bij elk van de stuurcilinder 6 beweegt een zuiger en daarmee een zuigerstang afhankelijk van de stuurhoek tussen oplegger en een daaraan gekoppelde trekker. In dit geval is elke zuigerstang verbonden met een afzonderlijke actuator 9. Eén van deze actuatoren brengt een beweging van de zuigerstang via scharnierpunt 13 over tot een langsbeweging van een bij de actuator behorende aandrijfstang 7, voor het bedienen van hetzij de wielen aan de linkerzijde van de as 2 van de oplegger 1, dan wel aan de rechterzijde van elke as 2 van de oplegger. Bij elk van de volgende assen 2 zijn zowel de linker- als de rechter aandrijfstang 7 voor de besturing verbon den met elk een afzonderlijke actuator 9. Elk van de actuatoren 9 is roteerbaar om een eigen vast punt 10 en zet op deze wijze een heen-en-weergaande beweging in de langsrichting van aandrijfstangen 7 van de besturing om in een heen-en-weergaande beweging in de dwarsrichting van de bijbehorende stuurstangen 8. Echter doordat het scharnierpunt 12 tussen stuurstang 8 en actuator 9 van bovenaf (of onderaf) gezien ligt tussen de scharnierpunten 16 van de onderste draagarm met de centrale ligger en de scharnierpunten 15 van de bovenste draagarm met de centrale ligger, beïnvloedt een in- en uitveren of in het algemeen een verandering van de rijhoogte en de daarmee gepaard gaande op-en-neergaande beweging van het scharnierpunt van de stuurstang met de wielnaaf 11 niet of nauwelijks de mate van toe- of uitspoor van het betreffende wielstel dat zich op deze wielnaaf bevindt. Hierdoor is een besturing geschapen volgens de uitvinding die niet of nauwelijks een mate van toe- of uitspoor beïnvloedt bij het in- dan wel uitveren dan wel veranderen van de rijhoogte van de betreffende wielen die op deze naaf 3 zijn gemonteerd.

Tenslotte zij vermeldt dat van één as de beide actuators 9 met elkaar scharnierbaar zijn gekoppeld door een koppelstuk 14 zodat, mocht één van de beide stuurcilinders 6 uitvallen, de andere stuurcilinder 6 dan zijn beweging eveneens kan overdragen naar de aandrijfstang van de besturing van de uitgevallen cilinder.

Verwij zingscij fers 1 oplegger 2 as 3 wielnaaf 4 bovenste draagarm 5 onderste draagarm 6 stuurcilinder 7 aandrijfstang besturingen 8 stuurstangen 9 actuator 10 vast punt actuator 11 scharnierpunt stuurstang wielnaaf 12 scharnierpunt stuurstang actuator 13 scharnierpunt voorste actuator zuigerstang stuurcilinder 14 koppelstuk 15 scharnierpunten bovenste draagarm-centrale chassisbalk 16 scharnierpunten onderste draagarm-centrale chassisbalk

Claims (3)

1. Oplegger (1), met een in een lengterichting gelegen verticaal symmetrievlak en die is ingericht voor koppeling met een trekker en is voorzien van tenminste een as (2), waarbij elk van de tenminste een assen (2) is uitgerust met een onafhankelijke wielophanging, waarbij de wielophanging een wielnaaf verbindt met een centrale chassisbalk van de oplegger door twee boven elkaar liggende draagarmen (3, 4), waarbij elke draagarm (3, 4) bij een uiteinde op twee in de lengterichting van elkaar verschillende posities (15, 16) scharnierbaar is verbonden met de centrale chassisbalk en bij het andere, tegenoverliggende uiteinde scharnierbaar is verbonden met een staander die is verbonden met de wielnaaf (3), waarbij de wielophanging de wielnaaf (3) in althans verticale richting beweegbaar verbindt met de centrale chassisbalk, waarbij van de oplegger tenminste een as (2) bestuurbaar is door middel van een besturing die tijdens bedrijf afhankelijk is van een hoek tussen een lengteas van de trekker en een lengteas van de oplegger (1), waarbij de besturing voor elke wielnaaf (3) is voorzien van een stuurstang (8), die bij een uiteinde (12) scharnierbaar is verbonden met een actuator (9) en bij het andere, tegenoverliggende uiteinde (11) scharnierbaar is verbonden met de wielnaaf (3), met het kenmerk, dat de kortste afstand van het scharnierpunt (12) tussen de stuurstang (8) en de actuator (9) tot het symmetrievlak ligt tussen de kortste afstand van de scharnierpunten (15) van de centrale chassisbalk met de betreffende bovenste draagarm (4) tot het symme-trievlak en de kortste afstand van de scharnierpunten (16) van de betreffende onderste draagarm (5) tot het symmetrievlak.

2. Oplegger (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturing voor elke stuurstang (8)/wielnaaf (3) is voorzien van een afzonderlijke actuator (9).

3. Oplegger volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de actuatoren van dezelfde as onderling zijn gekoppeld door een koppeling (14).