Werkwijze voor het aanbrengen van een fagade aan een gebouw, en fagade van een gebouw
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een fagade aan een gebouw.
Gebouwen worden doorgaans verwarmd voor het verschaffen van comfortabele condities voor de bewoners van het gebouw. De temperatuur buiten het gebouw is vaak lager dan de vereiste temperatuur binnen het gebouw, met name in de winter. Daardoor kan warmte vanuit het gebouw ontsnappen naar de buitenlucht via de fagade. Hierdoor is het nodig om het gebouw verder te verhitten om de vereiste temperatuur te verkrijgen. Dit leidt tot een toename van de stookkosten. Ook leidt de verdere verhitting tot een verhoogde belasting van het milieu.
Het verdient daarom de voorkeur om isolatie aan te brengen als schil aan te brengen op een gebouw, om daarmee het warmtetransport te verminderen, bijvoorbeeld aan de gevel of in het dak.
Een voorbeeld van een op dit moment gebruikte techniek voor isolatie omvat het aanbrengen van geprefabriceerde elementen met daarin een isolatielaag en een daarop aan de binnenzijde van het gebouw aangebrachte luchtdichte laag, welke verder aan de binnenzijde voorzien is van een afwerklaag.
Deze techniek heeft een aantal nadelen. Enerzijds zal een bewoner bij het uitvoeren van werkzaamheden in de woning, bijvoorbeeld bij het maken van gaten in de fagade, de luchtdichte laag beschadigen, waardoor deze zijn functie niet goed vervult. Daarnaast is het integreren van elektrotechnische of werktuigbouwkundige isolaties in een dergelijke constructie vanwege de aanwezigheid van de luchtdichte laag waarvan de functie niet verstoord dient te worden ingewikkeld en bewerkelijk. Verder is het tot stand brengen van een luchtdichte aansluiting tussen de verschillende geprefabriceerde elementen vaak bewerkelijk, en dit proces dient vaak vanaf de binnenzijde van de woning worden uitgevoerd. Ten slotte kan het zijn dat de aangebrachte luchtdichte laag het gebruiksoppervlak van het gebouw vermindert, onder meer door de plaatsing van de elektrotechnische of werktuigbouwkundige isolaties dieper in de woning.
Het is nu een doel van de uitvinding om de bovengenoemde problemen te verminderen of zelfs te voorkomen.
Dit doel wordt bereikt met een werkwijze voor het aanbrengen van een fagade aan een gebouw, omvattende de stappen van: - het aan de buitenzijde van een gebouw bevestigen van een aantal geprefabriceerde elementen, opgebouwd uit een frame met daarin aangebracht een binnenste eerste isolatielaag, zoals een wollaag, een op de eerste isolatielaag aan de buitenzijde van het gebouw aangebrachte luchtdichte tussenlaag en een op de luchtdichte tussenlaag aan de buitenzijde van het gebouw en de tussenlaag aangebrachte tweede vormvaste isolatielaag, zoals een schuimlaag; en - het afdichten van de naden tussen de geprefabriceerde elementen van de tussenlaag vanaf de buitenzijde van het gebouw.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt een samengesteld element aan de buitenzijde van het gebouw geplaatst en bevestigd. Om te voorkomen dat tussen de geprefabriceerde elementen (ook wel bekend als pre-fabelementen) een opening ontstaat waardoor de gebouwschil niet luchtdicht is, worden deze naden eveneens van buiten afgedicht.
De werkwijze kan zowel bij nieuwbouw als bij renovatiebouw worden uitgevoerd. Bij nieuwbouw worden de geprefabriceerde elementen bij voorkeur onderling aan elkaar bevestigd zodat deze een draagconstructie vormen. Bij renovatiebouw worden de geprefabriceerde elementen bij voorkeur aan de bestaande draagconstructie van het gebouw bevestigd.
Doordat de luchtdichte laag hierbij tussen de eerste (naar de binnenzijde van de woning gerichte) en de tweede (naar de buitenzijde van de woning gerichte) isolatielaag in is aangebracht, zal de luchtdichte laag vanwege de dikte van de meer naar binnen gerichte eerste isolatielaag minder snel beschadigen wanneer de bewoner vanaf het gebouw gaten maakt in de fagade. Ook is het hierdoor makkelijker om elektrotechnische of werktuigbouwkundige installaties in de fagade te integreren, namelijk in de eerste isolatielaag, welke vanaf de binnenzijde van het gebouw gezien niet is afgedekt door de luchtdichte laag.
Luchtdichte folies of luchtdichte beplatingen kunnen daarbij bijvoorbeeld als luchtdichte laag gebruikt worden, omdat deze licht en makkelijk aan te brengen zijn. De stuiknaden tussen deze delen kunnen daarbij luchtdicht worden gemaakt, bijvoorbeeld in combinatie met luchtdichte tape.
Het frame kan bijvoorbeeld een stalen of een houten profiel zijn, maar wanneer isolatiematerialen beschikbaar zijn die op zichzelf voldoende dragend zijn, dan is het ook mogelijk deze isolatiematerialen de functie van het frame te laten vervullen.
De lagen vormen daarbij bijvoorbeeld dakelementen en/of gevelelementen van het gebouw (bijvoorbeeld tussen de op afstand van elkaar geplaatste parallelle uiteinden van twee verdiepingsvloeren). Voor de bevestiging kan desgewenst gebruikt gemaakt worden van een profiel zoals bijvoorbeeld een L-profiel.
De tweede isolatielaag kan over het algemeen ook voorzien zijn van een waterdichte afdichting, bij voorkeur aan de buitenzijde van de schil van het gebouw, en/of een directe afwerklaag, zoals bijvoorbeeld steenstrips, beplating, geveldelen of stucwerk.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden de naden tussen de geprefabriceerde elementen afgedicht door injectie van een materiaal tussen de geprefabriceerde elementen.
Een optie om de naden af te dichten is het aanbrengen van een luchtdicht materiaal tussen de naden door dit materiaal vanaf en door de al tegen het gebouw aangebrachte buitenste laag heen te injecteren. Op die manier wordt een zeer rechtstreekse afdichting bereikt.
In weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden de naden afgedicht door het aanbrengen van tape op de luchtdichte laag.
Eventueel in combinatie met de voorgenoemde methode voor afdichting, maar eventueel ook in plaats daarvan, is het ook mogelijk om een luchtdichte tape op de buitenzijde van de buitenlaag aan te brengen. Een tape is eenvoudig aan te brengen.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een fagade van een gebouw, omvattend: - een aantal geprefabriceerde elementen, opgebouwd uit een frame met daarin aangebracht een binnenste eerste isolatielaag, zoals een wollaag, een op de eerste isolatielaag aan de buitenzijde van het gebouw aangebrachte luchtdichte tussenlaag en een op de luchtdichte tussenlaag aan de buitenzijde van het gebouw en de tussenlaag aangebrachte een tweede vormvaste isolatielaag, zoals een schuimlaag; en - een afdichting van de naden tussen de delengeprefabriceerde elementen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding omvat de afdichting een tussen de geprefabriceerde elementen geïnjecteerd materiaal.
In weer een voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding omvat de afdichting een op de buitenlaag aangebrachte tape.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding ligt het bouwfysisch dauwpunt van de fagade in de buitenlaag.
Het is gewenst dat het bouwfysisch dauwpunt in de buitenste tweede isolatielaag ligt. Indien door de afkoeling vocht, bijvoorbeeld condens, vrij zou komen in de eerste isolatielaag, dan zou dit kunnen leiden tot schimmel of andersoortige aantasting van deze laag. Door variatie van de warmtedoorgangscoëfficient (of U-waarde) kan een dergelijke ligging bereikt worden.
In weer een voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding is de luchtdichte laag dampremmend.
Wanneer de luchtdichte laag dampremmend is dan wordt het transport van waterdamp in de fagade vertraagd of voorkomen. Wanneer de luchtdichte laag van zichzelf al dampremmend is, dan vereenvoudigt dit de structuur van de fagade.
In nog een voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding is de binnenste laag voorzien van een luchtkanaal.
Door in de binnenste laag een luchtkanaal aan te brengen, wordt de toe- en afvoer van ventilatielucht voor het gebouw geïntegreerd in het geprefabriceerde element zodat een korte bouwtijd ontstaat. Luchtdichte doorvoeren van deze elementen zijn daarbij voor deze luchtkanalen niet nodig.
In weer een voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding is een elektrotechnische of werktuigbouwkundige installatie in de binnenste laag geïntegreerd.
De plaatsing van de luchtdichte laag tussen de binnenste en de buitenste laag maakt het mogelijk om elektrotechnische installaties in de fagade te integreren, zonder daarmee de werking van de luchtdichte laag te verhinderen. Ook hierbij zijn luchtdichte doorvoeren voor deze installaties niet nodig.
Onder elektrotechnische installaties kunnen onder meer wandcontactdozen, kabels, leidingen, ventilatoren, warmtewisselaars en/of warmtepompen worden verstaan.
In nog een voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding omvat de fagade een frame van warmgewalst staal.
Warmgewalst staal heeft de voorkeur omdat hierdoor de fagade door de constructieve aanvulling door dit warmgewalste staal beter bestand is tegen aardbevingen. Ook hierbij wordt het warmgewalst staal bij voorkeur los gehouden van de luchtdichte laag. Zodoende wordt een eenvoudige oplossing verkregen.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de fagade volgens de uitvinding omvat de fagade een grenzend aan en parallel aan één van de binnenste, tussen- en buitenste laag aangebracht raamkozijn.
Raamkozijnen worden bij voorkeur aangebracht om het leefcomfort voor de gebruiker van de woning te verhogen. Deze raamkozijnen strekken zich uit dwars op de dikte van de schil.
Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur IA en 1B tonen zijaanzichten van een nieuwbouwfagade opgebouwd volgens de uitvinding, met respectievelijk een houten en een stalen frame.
Figuur 2 toont in bovenaanzicht een nieuwbouwfagade volgens de uitvinding, met een kozijn.
Figuur 3 toont in zijaanzicht een nieuwbouwcombinatie van een dakelement en een gevelelement volgens de uitvinding.
Figuur 4 toont een zijaanzicht van een renovatiebouwfagade volgens de uitvinding.
Figuur 5 toont een ander zijaanzicht van een renovatiebouwfagade volgens de uitvinding.
Figuur 6 toont in zijaanzicht een renovatiebouwcombinatie van een dakelement en een gevelelement volgens de uitvinding.
In al deze figuren zijn gevels getoond, opgebouwd uit een binnenste laag A, een tussenlaag B en een buitenste laag C. Gelijke delen zijn met gelijke cijfers aangeduid.
In figuur IA is een fagade 1 getoond die de binnenzijde 2 van een gebouw scheidt van de buitenlucht 3. De binnenste laag A bestaat uit een uit stijlen en regels opgebouwd houten frame 4, met daartussen een zachte isolatielaag 5, voorzien van een binnenafwerking 6. Op de buitenzijde van de binnenste laag A is als tussenlaag een luchtdichte laag 7 aangebracht. Op deze luchtdichte laag 7 is als buitenste laag vervolgens een harde isolatielaag 8 met een directe afwerking 9 aangebracht. De luchtdichte laag 7 is deels om de randen 10 van isolatielaag 8 omgezet. De fagade 1 is luchtdicht afgedicht door tussen de segmenten van luchtdichte laag 8 materiaal 11 te injecteren.
In figuur 1B is een fagade 20 getoond. Hierbij is in plaats van houten frame 4 een in binnenste laag A en, in dit geval, C-vormig rondlopend stalen frame 21 gebruikt.
In figuur 2 is een andere fagade 30 getoond. In de fagade 30 zijn, onafhankelijk van elkaar, een luchtkanaal 31 en een elektravoorziening 32 aangebracht. De luchtdichte laag 7 is nabij een in de fagade, zich dwars op de dikterichting van de fagade uitstrekkende kozijn 33 richting de binnenzijde 2 omgezet voor een aansluiting op dit kozijn 33. Nabij dit kozijn is een luchtdicht materiaal 34 aangebracht.
Figuur 3 toont een volgende fagade 40, opgebouwd uit een dakelement 41 en een gevelelement 42. Tussen deze elementen 41, 42 is een aansluiting 43 aangebracht.
Figuur 4 toont een andere fagade 50, aangebracht voor een bestaand gebouw 51 met een kruipruimte 52. Het grondniveau 53 is in de figuur getoond. De luchtdichte laag 7 is met een overlengte 54 bevestigd aan het bestaande gebouw 51 op bevestigingspunt 55, waardoor een geheel luchtdichte schil ontstaat. De fagade 50 steunt op gebouw 51 en is eraan bevestigd met een L-vormig profiel 56.
Figuur 5 toont weer een andere fagade 60, welke met een L-vormig profiel 61 aan een bestaand gebouw 62 is bevestigd. Dichtingsband 63 is tussen de delen van laag A aangebracht om een basisdichting tussen de elementen 64, 65 meteen na plaatsing tot stand te brengen, en dient als begrenzing van de te injecteren luchtdichte vulling 11.
Figuur 6 toont een volgende fagade 70, aangebracht voor een bestaand gebouw 71. In de fagade 70 is tevens een warmgewalst stalen portaal 72 opgenomen voor aardbevingsbestendigheid van de woning. Met overlengte 73 van luchtdichte laag 7 zijn dakelement 74 en gevelelement 75 aan elkaar bevestigd.