NL2015990A

NL2015990A - Process of butt-welding a laminated item, and an assembly comprising a butt-welded laminated item.

Info

Publication number: NL2015990A
Application number: NL2015990A
Authority: NL
Inventors: Kam-Sang Yuen Simon; Go Serate Duane; A De Jong Johannes; Ljm Aggenbach Etienne
Original assignee: G C C Holding B V
Priority date: 2015-12-18
Filing date: 2015-12-18
Publication date: 2017-06-27
Also published as: CA3006950A1; NL2015990B1; EP3389918A1; NL2017980B1; WO2017105226A1; NL2017980A

Claims

1. Werkwijze voor het stuiklassen van een eerste voorwerp en een tweede voorwerp aan elkaar aan naar elkaar toe gekeerde randen van deze voorwerpen, waarbij ten minste het eerste voorwerp een gelaagd voorwerp is dat een eerste, basislaag van een eerste materiaal en een tweede, bekledingslaag van een tweede materiaal omvat, waarbij het eerste materiaal anders is dan het tweede materiaal, waarbij het tweede voorwerp ten minste een eerste laag heeft van een materiaal dat stuik-lasbaar is aan het materiaal van de eerste, basislaag van het eerste voorwerp, waarbij de werkwijze omvat de stappen van: — het plaatsen van een inzetstuk tussen de naar elkaar toe gekeerde randen van de eerste en tweede voorwerpen bij de overgangszone van de basislaag en de bekledingslaag van het eerste voorwerp, waarbij het inzetstuk van een materiaal is dat niet-smeltbaar is bij de in deze werkwijze voor het stuiklassen aan te wenden temperatuur, waarbij het inzetstuk wordt geplaatst zodanig dat het in aanraking is met de naar elkaar toe gekeerde randen van de eerste en tweede voorwerpen en een bodem van een lasgroef bepaalt; en — het stuiklassen van de eerste lagen van het eerste voorwerp en het tweede voorwerp om de naar elkaar toe gekeerde randen van deze eerste lagen in de lasgroef te verbinden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het inzetstuk een inzetstuk van een niet-metaal is.

3. Werkwijze volgens een van conclusies 1-2, waarbij het inzetstuk een inzetstuk van keramiek, wolfraam of molybdeen is.

4. Werkwijze volgens een van conclusies 1- 3, waarbij het tweede voorwerp gelaagd is en het een tweede laag van een aan het materiaal van de bekledingslaag van het eerste voorwerp stuik-lasbaar materiaal omvat.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de eerste en tweede voorwerpen soortgelijk, en bij voorkeur identiek, aan elkaar zijn ten aanzien van de samenstellingen van de materialen en de diktes van hun eerste en tweede lagen.

6. Werkwijze volgens een van conclusies 1-3, waarbij het tweede voorwerp geen aan de bekledingslaag van het eerste voorwerp soortgelijke of gelijkwaardige bekledingslaag omvat, in het bijzonder geen bekledingslaag omvat.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de basislaag van het tweede voorwerp een dikte heeft die groter is dan de dikte van de basislaag van het eerste voorwerp, en bij voorkeur althans nagenoeg gelijk is aan de gecombineerde diktes van de basislaag en de bekledingslaag van het eerste voorwerp.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, inclusief de stap van: het vormgeven van ten minste de naar elkaar toe gekeerde randen van de twee basislagen van de twee voorwerpen voor het vormen van een uitsparing of lasgroef tussen de twee voorwerpen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, wanneer afhankelijk van een van conclusies 4- 5, inclusief de stappen van: het vormgeven van ten minste de naar elkaar toe gekeerde randen van de twee bekledingslagen van de twee voorwerpen voor het vormen van een tweede uitsparing of lasgroef tussen de twee voorwerpen, en het stuiklassen van de tweede lagen van het eerste voorwerp en het tweede voorwerp om de naar elkaar toe gekeerde randen van deze tweede lagen te verbinden.

10. Werkwijze volgens een van conclusies 8-9, waarbij de naar elkaar toe gekeerde randen vormgegeven zijn met een groefvlak en een grondvlak (Engels: root face) tussen het groefvlak en de uitsparing.

11. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, inclusief de stap van: het maken van een eerste uitsparing voor het passend opnemen van ten minste een gedeelte van het inzetstuk bij de overgangszone van de basislaag en de bekledingslaag van de toegekeerde rand van het eerste voorwerp, en het plaatsen van het inzetstuk met ten minste het genoemde gedeelte in de eerste uitsparing.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de eerste uitsparing bij de overgangszone en in zowel de basislaag als de bekledingslaag wordt gemaakt.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, inclusief de stap van: het maken van een tweede uitsparing in het tweede voorwerp voor het passend opnemen van ten minste een ander gedeelte van het inzetstuk in de toegekeerde rand van het tweede voorwerp tegenover de eerste uitsparing in het eerste voorwerp, en het plaatsen van het inzetstuk met ten minste het genoemde andere gedeelte in de tweede uitsparing.

14. Werkwijze volgens conclusie 11, wanneer afhankelijk van conclusie 4 of conclusie 5, waarbij de tweede uitsparing in de toegekeerde rand van het tweede voorwerp wordt gemaakt bij de overgangszone van de basislaag en de bekledingslaag van de toegekeerde rand van het tweede voorwerp.

15. Werkwijze volgens een van conclusies 11-14, waarbij ten minste aan het begin van het stuiklassen het inzetstuk op zijn plaats wordt gehouden door middel van een vormpassing in de uitsparing(en).

16. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, wanneer afhankelijk van conclusie 4 of conclusie 5, waarbij de toegekeerde randen van de bekledingslagen op afstand van elkaar worden gehouden ten einde een spleet te vormen tot na de stuik-lassing.

17. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de basislaag van een legering is gemaakt.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij de basislaag van een metaal-koolstoflegering is gemaakt.

19. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bekledingslaag van een legering is gemaakt.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij het materiaal van de bekledingslaag een materiaal omvat gekozen uit de groep bestaande uit ferritisch en austentisch roestvrij-staalsoorten, legeringen op basis van nikkel, koper-nikkellegeringen, martensitisch (roestvrij)staalsoorten, Duplex 55, legereingen van nikkel-chroom, en legeringen van chroom.

21. Werkwijze volgens een van conclusies 1-18, waarbij de bekledingslaag nikkel of titaan omvat.

22. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het inzetstuk wordt geplaatst op een zodanige positie dat het in aanraking is met zowel de basislaag als de bekledingslaag van het eerste voorwerp.

23. Samenstel van twee voorwerpen, waarbij ten minste het eerste voorwerp een basislaag van een eerste materiaal, in het bijzonder een eerste legering, en een bekledingslaag van een tweede materiaal, in het bijzonder een tweede legering, omvat, waarbij het eerste materiaal en het tweede materiaal verschillende materialen zijn, en het tweede voorwerp tenminste een basislaag van met het eerste materiaal van de basislaag van het eerste voorwerp stuik-lasbaar materiaal omvat, in het bijzonder een basislaag van het genoemde eerste materiaal omvat, waarbij de basislagen van de twee voorwerpen aan elkaar zijn stuikgelast aan hun randen die naar elkaar toe gekeerd zijn, en waarbij een inzetstuk aanwezig is bij de overgangszone van de basislaag en de bekledingslaag aan de toegekeerde rand van het eerste voorwerp waar het de lasgroef vormt, en waarbij het inzetstuk gemaakt is van een materiaal dat niet-smeltbaar is bij de temperaturen die optreden tijdens het stuiklassen van de twee voorwerpen en het inzetstuk niet versmolten is met materiaal van de beide voorwerpen.

24. Samenstel van twee voorwerpen, waarbij ten minste het eerste voorwerp een basislaag van een eerste materiaal, in het bijzonder een eerste legering, en een bekledingslaag van een tweede materiaal, in het bijzonder een tweede legering, omvat, waarbij het eerste materiaal en het tweede materiaal verschillende materialen zijn, en het tweede voorwerp tenminste een basislaag van met het eerste materiaal van de basislaag van het eerste voorwerp stuik-lasbaar materiaal omvat, in het bijzonder een basislaag van het genoemde eerste materiaal omvat, waarbij de basislagen van de twee voorwerpen aan elkaar zijn stuikgelast aan hun randen die naar elkaar toe gekeerd zijn, en waarbij een inzetstuk aanwezig is waarvan ten minste een gedeelte qua vorm past in een uitsparing bij de overgangszone van de basislaag en de bekledingslaag aan de toegekeerde rand van het eerste voorwerp waar het de lasgroef vormt, en waarbij het inzetstuk gemaakt is van een materiaal dat niet-smeltbaar is bij de temperaturen die optreden tijdens het stuiklassen van de twee voorwerpen en het inzetstuk niet versmolten is met materiaal van de beide voorwerpen.

25. Samenstel volgens een van conclusies 23-24, waarbij zowel het eerste voorwerp als het tweede voorwerp elk een basislaag van een eerste materiaal en een bekledingslaag van een tweede materiaal omvat.

26. Samenstel volgens een van conclusies 23-25, waarbij de basislaag en de bekledingslaag van het eerste voorwerp en/ of het tweede voorwerp met elkaar gebonden of anderszins verbonden zijn.

27. Samenstel volgens één der conclusies 23-26, waarbij het inzetstuk zodanig gelegen is dat het in aanraking is met zowel de basislaag als de bekledingslaag van het eerste voorwerp.

28. Fractionatie-eenheid, vacuümtoren, cokevat, procesleiding, proceskolom, drukvat, reactor, wasinrichting, warmtewisselaar, beklede leiding, catenaire stijgleiding, slakvanginrichting, leiding of accumulatiebak of -tank met een samenstel volgens een van conclusies 23-27.