NL2014922A - Werkwijze voor het installeren van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte in een gebouw, en een prefab-element. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het installeren van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte in een gebouw, omvattende de stappen van: - het langs de buitenwand van een gebouw aanbrengen van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte; - het langs de buitenwand van het gebouw en ten opzichte van de buitenwand ten minste gedeeltelijk over de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte aanbrengen van een afwerklaag; - het bevestigen van de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de aangebrachte afwerklaag langs de buitenwand; en - het aansluiten van de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte op een aansluitpunt. De uitvinding heeft voorts betrekking op een prefab-element.

Description

Werkwijze voor het installeren van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte in een gebouw, en een prefab-element

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het installeren van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte in een gebouw, en een prefab-element.

Voor het verwarmen van gebouwen zoals woningen is het bekend om een of meerdere inrichtingen voor het uit lucht te onttrekken te gebruiken, zoals bijvoorbeeld een warmteterugwinunit, voor het overdragen van warmte van een het gebouw uittredende stroom, aan een het gebouw intredende stroom, of zoals bijvoorbeeld een warmtepomp voor het verwarmen van leidingwater of water gebruikt voor een centrale verwarming.

Installatie van dergelijke inrichtingen heeft op dit moment een aantal nadelen. Dergelijke inrichtingen worden, bijvoorbeeld vanwege de afmetingen, binnen de buitenmuren van het gebouw geplaatst. Daar nemen dergelijke inrichtingen vaak relatief veel plaats in en staan dergelijke inrichtingen meestal ook in het zicht, hetgeen uit esthetisch oogpunt onwenselijk is. Omdat dergelijke inrichtingen bovendien vaak een aanzienlijke hoeveelheid geluid produceren, is dergelijke plaatsing om die reden ook onwenselijk. Daarnaast is het voor onderhoud aan dergelijke inrichtingen, zoals bijvoorbeeld de in dergelijke inrichtingen vaak gebruikelijke filters, door de plaatsing binnen het gebouw noodzakelijk om het gebouw te betreden, hetgeen inefficiënt is.

Het is nu het doel van de uitvinding om bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen.

Dit doel wordt bereikt door middel van een werkwijze voor het installeren van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte in een gebouw, omvattende de stappen van: - het langs de buitenwand van een gebouw aanbrengen van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte; - het langs de buitenwand van het gebouw en ten opzichte van de buitenwand ten minste gedeeltelijk over de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte aanbrengen van een afwerklaag; - het bevestigen van de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de aangebrachte afwerklaag langs de buitenwand; en - het aansluiten van de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte op een aansluitpunt.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt langs de buitenwand van een gebouw, dat wil zeggen langs de binnenzijde (die omsloten wordt door de buitenmuur) of de buitenzijde, een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte geplaatst, welke vervolgens ten minste gedeeltelijk wordt afgedekt door een afwerklaag. De afwerklaag kan hierbij bijvoorbeeld bestaan uit elke gangbare afwerklaag, zoals een gevelstuclaag, een laag van bakstenen, en dergelijke. Hierbij zorgt de afwerklaag voor het ten minste gedeeltelijk aan het zicht onttrekken van de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte, en is het tevens mogelijk dat een dergelijke afwerklaag de verbetert, bijvoorbeeld doordat warmte beter in de inrichting of het gebouw behouden blijft, of omdat de geluidsproductie van de inrichting door de afwerklaag en/of de buitenlaag gedempt wordt en daarmee verminderd hoorbaar is van de binnenzijde of de buitenzijde van het gebouw.

Hierbij zijn bij voorkeur meerdere inrichtingen voor het uit lucht onttrekken van warmte, bijvoorbeeld fysiek naast elkaar, tussen de afwerklaag en de buitenmuur aangebracht. Waar in deze beschrijving wordt gesproken over de inrichting kan ook de inrichtingen worden gelezen. Één invoerleiding en/of één uitvoerleidingen kan dienst doen voor meerdere inrichtingen (parallelschakeling). Ook kan een uitvoerleiding van een eerste inrichting dienen als invoerleiding van een volgende inrichting (serieschakeling) .

Het verdient de voorkeur om de afwerklaag hierbij parallel aan de buitenmuur aan te brengen, om zodoende een esthetische afwerking te verkrijgen.

De aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken en de aangebrachte afwerklaag kunnen enerzijds afzonderlijk worden bevestigd, maar kunnen ook gezamenlijk worden bevestigd, bijvoorbeeld doordat de inrichting voor het uit lucht onttrekken aan de afwerklaag is bevestigd, of doordat de inrichting tussen de afwerklaag en de buitenmuur wordt geklemd. Bevestiging kan hierbij plaatsvinden aan de buitenmuur, maar kan bijvoorbeeld plaatsvinden op een locatie voor de buitenmuur.

Indien de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte niet geheel door de afwerklaag wordt afgedekt, dan verdient het de voorkeur dat slechts die delen niet worden afgedekt die nodig zijn voor het doorlaten van een of meerdere van instroomkanalen, uitstroomkanalen of ingaande of uitgaande luchtkanalen of andersoortige verbindingsleidingen die noodzakelijk zijn voor de werking van de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte. Daarmee wordt de isolatie door de afwerklaag maximaal benut.

In de aansluitstap wordt de inrichting aangesloten op de gangbare aansluitpunten die voor de werking van dergelijke op zich bekende inrichtingen gebruikelijk zijn.

Bij voorkeur zijn in de inrichting ventilatiemiddelen aangebracht voor het opwekken van een convectieve luchtstroom in de richting van de inrichting om zo de stroomsnelheid van de lucht in de inrichting te verhogen en om daarmee efficiëntie te verbeteren.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de afwerklaag aan de buitenzijde van de buitenwand van het gebouw aangebracht.

Hoewel het niet altijd gewenst is om de werkwijze op deze wijze toe te passen, bijvoorbeeld indien het gebouw een monument vormt, is het met name voordelig wanneer de werkwijze wordt toegepast aan de buitenzijde van de buitenmuur. Op deze wijze wordt bij de toepassing van de werkwijze het vloeroppervlak van het gebouw niet of slechts in beperkte verkleind ten opzichte van een plaatsing aan de binnenzijde van de buitenmuur.

Ook betekent een plaatsing aan de buitenzijde van het gebouw dat de inrichting voor het uit lucht onttrekken vanaf de buitenzijde toegankelijk is voor bijvoorbeeld onderhoud, waardoor men niet het gebouw hoeft te betreden.

In nog een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvat de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte een warmteterugwininrichting, waarin een ingaand luchtkanaal en een uitgaand luchtkanaal in warmtewisselend contact staan, waarbij het ingaande luchtkanaal bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een instroomkanaal voor lucht in de afwerklaag en een ingang van een ventilatiekanaal van het gebouw, en waarbij het uitgaande luchtkanaal bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een uitstroomkanaal voor lucht in de afwerklaag en een uitgang van een ventilatiekanaal van het gebouw.

Voor de ventilatie van de binnenruimte van een gebouw wordt vaak buitenlucht in het gebouw gevoerd, welke na afloop weer naar buiten wordt afgevoerd. Omdat de temperatuur van lucht binnen het gebouw doorgaans hoger is dan de temperatuur buiten het gebouw gaat via deze ventilatie warmte verloren. Het is voordelig om hiervoor een op zich bekende warmteterugwininrichting tussen de afwerklaag en de buitenmuur te verschaffen, waarin het ingaande luchtkanaal (van buiten naar de binnenruimte van het gebouw) in warmtewisselend contact staat met een uitgaand luchtkanaal (van de binnenruimte van het gebouw naar buiten). Bij voorkeur worden de stromen hierbij in tegenstroom met elkaar in warmtewisselend contact gebracht om zodoende de drijvende kracht voor warmteoverdracht te vergroten.

Het ventilatiekanaal van het gebouw is hierbij bij voorkeur een ventilatienetwerk, eventueel voorzien van verdeelpunten in de ingang van het ventilatiekanaal voor het voor een evenredige ventilatie verdelen van één ventilatiestroom over meerdere ruimtes van het gebouw. In het uitgangskanaal kunnen eveneens verdeelpunten voorzien zijn.

De plaatsing van een dergelijke inrichting tussen de afwerklaag en de buitenmuur leidt tot een esthetisch beeld, waarbij geen condensafvoer voor een dergelijke inrichting noodzakelijk is.

De warmteterugwininrichting kan hierbij ook de mogelijkheid verschaffen om het warmtewisselend contact in de inrichting te onderbreken. Dit is met name voordelig in de zomer, wanneer het juist gewenst is om de koude buitenlucht, en wel zonder voorverwarming aan de lucht uit het gebouw, te gebruiken voor het koelen van de binnenruimte van het gebouw.

In weer een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvat de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte een warmtepomp voor het verwarmen van water, met een in een circuit in stromingsrichting geplaatste verdamper, compressor, condensor en expansieventiel, waarbij de verdamper van de warmtepomp bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een instroomkanaal voor lucht in de afwerklaag en een uitstroomkanaal voor lucht in de afwerklaag, en waarbij de condensor van de warmtepomp bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een inrichting voor het verwarmen van water.

Het is ook mogelijk om als inrichting voor het uit de lucht onttrekken van warmte een warmtepomp en bij voorkeur een luchtwarmtepomp te gebruiken. Dergelijk warmtepompen zijn op zich bekend, maar de plaatsing ervan tussen de afwerklaag en de buitenmuur heeft het voordeel dat de inrichting daardoor meer aan het zicht onttrokken is, beter geïsoleerd is, en makkelijker te onderhouden is.

Hierbij is het mogelijk de warmtepomp als alternatief te gebruiken voor de hiervoor beschreven warmteterugwininrichting, echter het verdient de voorkeur om zowel een warmtepomp als een warmteterugwininrichting te gebruiken, omdat zodoende een totaaloplossing wordt geboden. Bij voorkeur zijn in dat geval deze twee inrichtingen fysiek grenzend aan elkaar geplaatst. Onderhoud aan beide installaties kan op die manier makkelijker gelijktijdig plaatsvinden.

In nog weer een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvat de werkwijze verder de stap van het verschaffen van een afsluitbare opening in de afwerklaag, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte vanaf de opening toegankelijk is.

Door een opening te verschaffen in de afwerklaag, die afsluitbaar is, bijvoorbeeld door middel van een deur, hek of rolluik, is het eenvoudig om toegang te krijgen tot de ruimte tussen de afwerklaag en de buitenmuur.

Omdat daarbij bovendien de inrichting voor het uit lucht onttrekken vanaf de opening toegankelijk is, is het eenvoudig om deze inrichting te bereiken voor bijvoorbeeld onderhoud aan de inrichting.

Een dergelijke opening is met name een voordeel wanneer de afwerklaag aan de buitenzijde van het gebouw is geplaatst, omdat in dat geval voor het door de opening onderhouden van de inrichting geen enkele toegang tot het gebouw meer noodzakelijk is .

De opening kan voorzien zijn van een kruk of handgreep om deze te openen. Ook is de opening eventueel afsluitbaar door middel van op zich gangbare afsluitmiddelen zoals bijvoorbeeld een slot of een toegangscodepaneel om zodoende vandalisme te voorkomen.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de opening hierbij verschaft zodanig dat de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich langs de opening uitstrekt.

Wanneer de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich langs de opening uitstrekt, dan wordt de toegankelijkheid van deze inrichting verder vergroot in tegenstelling tot bijvoorbeeld een op zich ook denkbare situatie in de vorige voorkeursuitvoeringsvorm waarin de inrichting bijvoorbeeld zich direct deze ruimte uitstrekt, waarbij deze weliswaar nog wel toegankelijk is, maar slechts in beperktere mate of met meer moeite.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvat de werkwijze verder de stap van het aanbrengen van een isolatielaag zich uitstrekkend tussen de afwerklaag en de buitenwand.

Door tussen de afwerklaag en de buitenwand bovendien ook een of meerdere isolatielagen aan te brengen, kan de isolatie van het gebouw, maar ook van de inrichting die geplaatst is tussen de afwerklaag en de buitenwand verder worden vergroot.

In nog een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden ten minste de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de afwerklaag in één stap op de buitenmuur aangebracht.

Door zowel de inrichting als de afwerklaag in één stap aan te brengen, bijvoorbeeld doordat de inrichting al aan de afwerklaag bevestigd is voordat deze afwerklaag wordt geplaatst, wordt de installatie vereenvoudigd, waarbij ook de kans op foutieve installatie wordt verminderd.

Hierbij brengt men bij voorkeur de afwerklaag en de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte aan de buitenmuur aan door: - het evenwijdig in een bevestigingsvlak met bevestigingsmiddelen aan een muur aanbrengen van bevestigingsbalken; en - het aan de bevestigingsbalken bevestigen van een prefab-element, in welk prefab-element de afwerklaag bevestigd is aan een metalen frame met ten minste een bovenframedeel en een onderframedeel, en in welk prefab-element de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich uitstrekt langs de afwerklaag en bevestigd is aan het prefab-element, door middel van het bovenframedeel en het onderframedeel, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte vanaf de afwerklaag naar de buitenmuur gericht is.

Het verdient de voorkeur wanneer de bevestiging in één stap wordt uitgevoerd met behulp van een dergelijk systeem zoals beschreven in de Europese patentaanvraag EP 2876230, waarbij bij voorkeur C-vormige, bevestigingsbalken worden gebruikt. Toepassing van het systeem beschreven in EP 2876230 in de werkwijze volgens de uitvinding verschaft een eenvoudige methode voor het installeren van de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte, waarbij een dergelijk systeem zowel gebruikt kan worden voor nieuwbouw als voor renovatie.

Hierbij zijn de afwerklaag en de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte bij prefabricage al met elkaar verbonden, waarbij de inrichting bij voorkeur bevestigd is aan het frame om zodoende de stevigheid van de verbinding te vergroten.

Omdat de C-vormige balk hierbij versteld kan worden ten opzichte van de buitenmuur is het mogelijk om door verstelling van de bevestigingsbalk de plaatsing van de afwerklaag af te stellen op basis van de dikte van de tussen de afwerklaag en de buitenmuur geplaatste inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte.

Het doel van de uitvinding wordt voorts bereikt door middel van een prefab-element, omvattend: - een metalen frame met ten minste een bovenframedeel en een onderframedeel; - een afwerklaag, bevestigd aan het metalen frame; - een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte, zich uitstrekkend langs de afwerklaag en bevestigd aan het prefab-element.

Een prefab-element met een metalen frame met ten minste een bovenframedeel en een onderframedeel en een afwerklaag bevestigd aan het metalen frame is op zich bekend uit de Europese patentaanvraag EP 2876230. Het gebruik van een dergelijk prefab-element, waarbij in dit geval een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte is aangebracht, heeft voordelen voor de plaatsing van dergelijke lagen welke hierboven reeds beschreven zijn.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het prefab-element volgens de uitvinding omvat het prefab-element verder een isolatielaag, zich uitstrekkend langs de afwerklaag.

In weer een voorkeursuitvoeringsvorm van het prefab-element volgens de uitvinding omvat het prefab-element verder een afsluitbare opening in de afwerklaag, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich langs de opening in de afwerklaag uitstrekt.

In nog een voorkeursuitvoeringsvorm van het prefab-element volgens de uitvinding omvat de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte een warmteterugwininrichting en/of een warmtepomp.

Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een gebouw met een afwerklaag, een buitenmuur en twee inrichtingen voor het onttrekken van warmte uit lucht geplaatst volgens de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont in bovenaanzicht een dwarsdoorsnede van een gebouw met een afwerklaag, een buitenmuur en twee inrichtingen voor het onttrekken van warmte uit lucht geplaatst volgens de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een stroomschema van een warmtepomp, gebruikt in de uitvinding.

In figuur 1 is een gebouw 1 getoond, omvattende een buitenmuur 2 bestaand uit bakstenen en een daarop geplaatste afwerklaag 3 bestaand uit bakstenen (gedeeltelijk weergegeven aan de onderzijde van de afwerklaag 3). Tussen de buitenmuur 2 en de afwerklaag 3 zijn een warmteterugwininstallatie 4 en een luchtwarmtepomp 5 getoond.

In de warmteterugwininstallatie 4 zijn twee toevoerleidingen 6, 7 opgenomen en twee afvoerleidingen 8, 9. In de eerste toevoerleiding 6 komt lucht van buiten door een niet getoond instroomkanaal in de afwerklaag 3 in de warmteterugwininstallatie 4. Het loopt daarbij door de behuizing 10 van de warmteterugwininstallatie 4 en loopt daarna door tweede toevoerleiding 7 naar de ingang van een ventilatiekanaal 11. In de eerste afvoerleiding 8 loopt lucht van de uitgang van het ventilatiekanaal naar de behuizing 10, waarna het via de afvoerleiding 9 richting een niet getoond uitstroomkanaal wordt afgevoerd. Hierbij staan de ingaande luchtstroom en de uitgaande luchtstroom binnen de behuizing 10 in warmtewisselend contact met elkaar. Op die manier wordt warmte binnen het gebouw 1 aanwezig in de uitgaande luchtstroom gebruikt voor het opwarmen van de ingaande luchtstroom.

De buitenmuur 2 bestaat uit twee op afstand van elkaar geplaatste buitenmuurdelen 2a en 2b, waartussen een luchtspouw wordt gevormd. Op de buitenmuur 2 zijn bovendien twee lagen isolatiemateriaal 14, 15 aangebracht. In de lagen isolatiemateriaal 14, 15 is een uitsparing 16 opgenomen voor het aanbrengen van de warmteterugwininstallatie 4 en warmtepomp 5.

Het ingaande ventilatiekanaal en het uitgaande ventilatiekanaal zijn in dit geval respectievelijk voorzien van verdelers 17, 18.

In de luchtwarmtepomp 5 is wordt lucht van buiten het gebouw 1 door een instroomkanaal 18, in dit geval voor het opwekken van een luchtstroom uitgerust met ventilatiemiddelen, in de behuizing 12 van de warmtepomp geleid. In de luchtwarmtepomp zijn (zie figuur 3) in een circuit 19 een verdamper 20, compressor 21, condensor 22 en expansieventiel 23 aangebracht, waarbij de luchtstroom door de verdamper wordt geleid om een warmteoverdragend medium in het circuit te verwarmen. De warmte wordt overgedragen aan een circuit 24 met water, welk hierdoor wordt opgewarmd of voorverwarmd, en welk eventueel verbonden kan zijn met aanvullende warmtetoestellen via wanneer nodig voor het bereiken van de gewenste watertemperatuur. Nadat de lucht de warmte heeft overgedragen in de verdamper, zal deze via een uitstroomkanaal, in dit geval gevormd door een ventilatierooster 13 in de afwerklaag 3 worden afgevoerd.

Figuur 2 toont een buitenmuur 2 bestaand uit twee buitenmuurdelen 2a, 2b met daarop aangebracht een isolatielaag 25 en daarop aangebracht een afwerklaag 26. Achter de afwerklaag 26 is een inrichting 27 voor het uit lucht onttrekken van warmte opgenomen. Deze inrichting 27 is via een deur 28, getoond in gesloten (vaste lijnen) en geopende (gestippelde lijnen) toestand. De inrichting 27 is hierbij in een uitsparing in de isolatielaag 25 opgenomen en is toegankelijk vanaf de opening in de afwerklaag 26. De deur is toegankelijk vanaf de buitenzijde 29 van het gebouw, zonder dat hiervoor het gebouw betreden hoeft te worden.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het installeren van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte in een gebouw, omvattende de stappen van: - het langs de buitenwand van een gebouw aanbrengen van een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte; - het langs de buitenwand van het gebouw en ten opzichte van de buitenwand ten minste gedeeltelijk over de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte aanbrengen van een afwerklaag; - het bevestigen van de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de aangebrachte afwerklaag langs de buitenwand; en - het aansluiten van de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte op een aansluitpunt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de afwerklaag aan de buitenzijde van de buitenwand van het gebouw worden aangebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte een warmteterugwininrichting omvat, waarin een ingaand luchtkanaal en een uitgaand luchtkanaal in warmtewisselend contact staan, waarbij het ingaande luchtkanaal bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een instroomkanaal voor lucht in de afwerklaag en een ingang van een ventilatiekanaal van het gebouw, en waarbij het uitgaande luchtkanaal bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een uitstroomkanaal voor lucht in de afwerklaag en een uitgang van een ventilatiekanaal van het gebouw.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de aangebrachte inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte een warmtepomp voor het verwarmen van water omvat, met een in een circuit in stromingsrichting geplaatste verdamper, compressor, condensor en expansieventiel, waarbij de verdamper van de warmtepomp bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een instroomkanaal voor lucht in de afwerklaag en een uitstroomkanaal voor lucht in de afwerklaag, en waarbij de condensor van de warmtepomp bij het aansluiten van de inrichting wordt verbonden met een inrichting voor het verwarmen van water.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende de stap van het verschaffen van een afsluitbare opening in de afwerklaag, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte vanaf de opening toegankelijk is.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de opening wordt verschaft zodanig dat de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich langs de opening uitstrekt.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattend de stap van het aanbrengen van een isolatielaag zich uitstrekkend tussen de afwerklaag en de buitenwand.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte en de afwerklaag in één stap op de buitenmuur worden aangebracht.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de afwerklaag en de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte aan de buitenmuur worden aangebracht door: - het evenwijdig in een bevestigingsvlak met bevestigingsmiddelen aan een muur aanbrengen van bevestigingsbalken; en - het aan de bevestigingsbalken bevestigen van een prefab-element, in welk prefab-element de afwerklaag bevestigd is aan een metalen frame met ten minste een bovenframedeel en een onderframedeel, en in welk prefab-element de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich uitstrekt langs de afwerklaag en bevestigd is aan het prefab-element, door middel van het bovenframedeel en het onderframedeel, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte vanaf de afwerklaag naar de buitenmuur gericht is.

10. Prefab-element, omvattend: - een metalen frame met ten minste een bovenframedeel en een onderframedeel; - een afwerklaag, bevestigd aan het metalen frame; - een inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte, zich uitstrekkend langs de afwerklaag en bevestigd aan het prefab-element.

11. Prefab-element volgens conclusie 10, verder omvattend een isolatielaag, zich uitstrekkend langs de afwerklaag.

12. Prefab-element volgens conclusie 10 of 11, verder omvattend een afsluitbare opening in de afwerklaag, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte zich langs de opening in de afwerklaag uitstrekt.

13. Prefab-element volgens conclusie 10, 11 of 12, waarbij de inrichting voor het uit lucht onttrekken van warmte een warmteterugwininrichting en/of een warmtepomp omvat.