NL2014649B1 - Kas voorzien van ventilatiesysteem. - Google Patents

Abstract

Land- en/of tuinbouwkas voor het daarin kweken van gewassen, waarbij ten minste een gedeelte van de kas nabij de bovenzijde is voorzien van ten minste één horizontaal gespannen schermdoek dat in dat gedeelte een kweekruimte voor het daarin kweken van gewassen onder het schermdoek en een van de kweekruimte geïsoleerde nokruimte definieert, waarbij het schermdoek ten minste één doorgang omvat tussen de nokruimte en de kweekruimte, waarbij de kas voorts een ventilatiesysteem met luchtverplaatsingsmiddelen omvat voor het in de kweekruimte van de kas verplaatsen van lucht, waarbij ten minste één van de luchtverplaatsingsmiddelen zich bevindt nabij de doorgang in het schermdoek en is ingericht voor het aanzuigen en vervolgens verplaatsen van lucht uit zowel de nokruimte als de kweekruimte.

Description

KAS VOORZIEN VAN VENTILATIESYSTEEM

De uitvinding heeft betrekking op een land- en/of tuinbouwkas voor het daarin kweken van gewassen, waarbij ten minste een gedeelte van de kas nabij de bovenzijde is voorzien van ten minste één horizontaal gespannen schermdoek dat in dat gedeelte een kweekruimte voor het daarin kweken van gewassen onder het schermdoek en een van de kweekruimte geïsoleerde nokruimte definieert, waarbij het schermdoek ten minste één doorgang omvat tussen de nokruimte en de kweekruimte, waarbij de kas voorts een ventilatiesysteem met luchtverplaatsingsmiddelen omvat voor het in de kweekruimte van de kas verplaatsen van lucht. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het beheersen van het klimaat in een kweekruimte van een kas en luchtverplaatsingsmiddelen voor in een kas.

In het bijzonder bij de moderne, hoog uitgevoerde kassen is het een probleem dat de warmte die toegevoerd wordt aan de kas voor het creëren van goede omstandigheden voor de groei van de gewassen zich ophoopt aan de bovenzijde, dat wil zeggen nabij de nok, van de kas, terwijl de onderzijde, dat wil zeggen daar waar het gewas groeit, extra verwarmd moet worden voor het handhaven van een optimale temperatuur.

Om dit warmteverlies van de onderzijde naar de bovenzijde van de kas tegen te gaan, is het bekend om schermdoeken op te spannen boven de gewassen. Deze doorgaans als textiel uitgevoerde schermdoeken zijn horizontaal gespannen en definiëren een nokruimte aan de bovenkant en een kweekruimte, waar de gewassen gekweekt kunnen worden, onder dat schermdoek. Doorgaans strekken de schermdoeken zich uit over het gehele oppervlak van de kas, zodat wordt voorzien in een efficiënte isolatie van die twee ruimtes.

Hoewel een dergelijk systeem voorziet in een verbeterde warmte-isolatie, is het een probleem dat door de isolerende werking van het schermdoek ook het vocht wordt geïsoleerd in de kweekruimte, zodat de luchtvochtigheid in de kweekruimte stijgt. Om deze luchtvochtigheid te verlagen is het bekend om doorgangen aan te brengen in het schermdoek om relatief droge lucht uit de nokruimte toe te voeren aan de kweekruimte.

Het verplaatsen van die lucht van de nokruimte naar de kweekruimte vergt dan echter weer additionele luchtverplaatsingsmiddelen, naast de doorgaans al aanwezige luchtverplaatsingsmiddelen voor het circuleren van lucht in de kweekruimte.

Het is daarom een doel, naast andere doelen, van de onderhavige uitvinding, om te voorzien in een efficiënte land- en/of tuinbouwkas waarin het klimaat eenvoudig en/of efficiënt beheerst kan worden en waarbij bovengenoemde problemen ten minste gedeeltelijk worden opgelost.

Dit doel, naast andere doelen, wordt bereikt door een land- en/of tuinbouwkas volgens conclusie 1. Meer specifiek wordt dit doel, naast andere doelen, bereikt door een land- en/of tuinbouwkas voor het daarin kweken van gewassen, waarbij ten minste een gedeelte van de kas nabij de bovenzijde is voorzien van ten minste één horizontaal gespannen schermdoek dat in dat gedeelte een kweekruimte voor het daarin kweken van gewassen onder het schermdoek en een van de kweekruimte geïsoleerde nokruimte definieert, waarbij het schermdoek ten minste één doorgang omvat tussen de nokruimte en de kweekruimte, waarbij de kas voorts een ventilatiesysteem met luchtverplaatsingsmiddelen omvat voor het in de kweekruimte van de kas verplaatsen van lucht, waarbij ten minste één van de luchtverplaatsingsmiddelen zich bevindt nabij de doorgang in het schermdoek en is ingericht voor het aanzuigen en vervolgens verplaatsen van lucht uit zowel de nokruimte als de kweekruimte.

Volgens de uitvinding hebben de luchtverplaatsingsmiddelen een gedeelde functie van het zowel aanzuigen van lucht uit de nokruimte (ventilatie), als het aanzuigen van lucht uit de kweekruimte (circulatie), om deze vervolgens te verspreiden in de kweekruimte, hetgeen in een compacte en efficiënte samenstelling resulteert. De bij voorkeur als ventilator uitgevoerde luchtverplaatsingsmiddelen zijn daartoe geplaatst en ingericht voor het aanzuigen, bijvoorbeeld door het venturi-effect, van lucht door de doorgang uit de nokruimte en voor het aanzuigen van lucht uit de kweekruimte, om deze vervolgens te circuleren in de kweekruimte.

Hoewel in het kader van deze aanvrage wordt gesproken over een ventilatiesysteem, moet worden begrepen dat deze term ook omvat een systeem waarbij lucht in de kas wordt aangezogen en verspreid, wat in vakgebied wordt aangeduid met circulatie zoals hierboven al aangehaald.

Hoewel het mogelijk is dat de luchtverplaatsingsmiddelen zich stroomopwaarts, gezien in de luchtverplaatsingsrichting van de luchtverplaatsingsmiddelen, bevinden van de doorgang, waarbij de door de luchtverplaatsingsmiddelen uitgestoten luchtstroom langs de doorgang een aanzuigende werking heeft in de nokruimte, vindt een efficiënte aanzuiging plaats als de doorgang zich bevindt in het aanzuiggebied/bereik van de luchtverplaatsingsmiddelen.

De luchtverplaatsingsmiddelen zijn hierbij bij voorkeur zodanig opgesteld dat een ingangszijde van de luchtverplaatsingsmiddelen voor het aanzuigen van lucht gericht is naar de doorgang in het schermdoek. De afstand tussen de luchtverplaatsingsmiddelen, of althans de ingangszijde van een mogelijke geleiding aangebracht aan de luchtverplaatsingsmiddelen, strekt zich op een zodanig korte afstand van de doorgang uit dat lucht kan worden aangezogen uit de nokruimten, bij voorkeur met een debiet van ten minste 600 m3/uur. Een aparte ventilator die is aangebracht in de doorgang is dan niet nodig volgens de vinding.

Het ventilatiesysteem met de luchtverplaatsingsmiddelen kan eenvoudig in een kas met een schermdoek worden aangebracht als de luchtverplaatsingsmiddelen zich volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bevinden onder het schermdoek en zijn bevestigd aan een bevestigingssysteem voor het bevestigen van het schermdoek. Schermdoeken zijn doorgaans verbonden aan een rail- of framesysteem in de kas. Door ook de luchtverplaatsingsmiddelen te bevestigen aan dit bevestigingssysteem hoeven geen of nauwelijks extra bevestigingssystemen te worden aangebracht in de kas.

Om een goede aanzuiging vanuit zowel de nokruimte als de kweekruimte te bereiken, is het voordelig als de luchtverplaatsingsmiddelen zich direct onder het schermdoek bevinden. De luchtverplaatsingsmiddelen zijn bij voorkeur ingericht voor het vanuit een horizontale richting aanzuigen, en bij voorkeur tevens verplaatsen, van lucht. De luchtverplaatsingsmiddelen bevinden zich dan bij voorkeur nabij de uitstroomopening van de doorgang, zodat met een bijvoorbeeld als enkele ventilator uitgevoerde luchtverplaatsingsmiddelen, zowel lucht uit de nokruimte als uit de kweekruimten kan worden aangezogen en verplaatst.

Om de aanzuiging uit de ruimtes te verbeteren, omvatten de luchtverplaatsingsmiddelen volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm een behuizing, waarbij de doorgang door het schermdoek uitmondt in een eerste ingang van de behuizing en waarbij de behuizing voorts een tweede ingang omvat die in contact staat met de kweekruimte en waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het door een uitgang uitvoeren van de lucht uit de behuizing. Op deze manier wordt de aanzuigende werking van de luchtverplaatsingsmiddelen geconcentreerd op de eerste en/of de tweede ingang, en kan de in de behuizing aangezogen lucht efficiënt worden uitgevoerd uit de uitgang. Op de twee ingangen en de uitgang na, omsluit de behuizing bij voorkeur een gesloten ruimte. De behuizing is hiertoe bijvoorbeeld voorzien van geschikte wanden.

Hoewel het in het bijzonder bij het gebruik van een behuizing mogelijk is om de luchtverplaatsingsmiddelen aan te brengen in één van de ingangen, waarbij de lucht vanuit de andere ingang wordt aangezogen door de luchtstroom uit de luchtverplaatsingsmiddelen, is het in het bijzonder voordelig wanneer de luchtverplaatsingsmiddelen zich stroomafwaarts van de twee ingangen bevinden in de behuizing. De lucht kan dan efficiënt worden aangezogen vanuit de twee ingangen naar de aanzuigzijde van de luchtverplaatsingsmiddelen om vervolgens uitgestoten te worden door de uitgang van de behuizing.

Om het klimaat in de kas, in het bijzonder het klimaat in de kweekruimte, en meer in het bijzonder de relatieve vochtigheid in die ruimte, efficiënt te beheersen, is het voordelig als de luchtstroom vanuit de nokruimte naar de kweekruimte geregeld kan worden. Hoewel het mogelijk is dat deze regeling plaatsvindt door het aanpassen van het toerental van de luchtverplaatsingsmiddelen, heeft dit als nadeel dat dan tevens de circulatie in de kweekruimte afhankelijk wordt van deze behoefte. Daartoe is er volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm voorzien in een klep in de doorgang voor het ten minste gedeeltelijk afsluiten van die doorgang. Afhankelijk van de stand van de klep, kan de luchtstroom vanuit de nokruimte naar de kweekruimte efficiënt geregeld worden, zonder het vermogen van de luchtverplaatsingsmiddelen, die bijvoorbeeld al aanwezig zijn in een kas, die ook dienst doen als circulatiesysteem in de kweekruimte aan te passen. De klep is hierbij bij voorkeur voorzien van een aandrijving voor het op een afstand aandrijven van de klep voor het openen en sluiten van die klep.

Het is bovendien voordelig wanneer de luchtstroom uit uitgang van de behuizing ingesteld kan worden door de mengverhouding tussen de lucht uit de kweekruimte en de nokruimte aan te passen. Zowel de eerste als de tweede ingang kan daartoe zijn voorzien van een klep, waarbij door het instellen van de standen van de kleppen de luchtstroom uit de uitgang kan worden ingesteld.

Het is in het bijzonder voordelig wanneer een klep zich bevindt tussen de eerste en de tweede ingangen van de behuizing en beweegbaar is tussen een eerste toestand waarin de eerste ingang is afgesloten en een tweede toestand waarin de tweede ingang is afgesloten. In de eerste toestand vindt er geen aanzuiging vanuit de nokruimte plaats, terwijl in de tweede toestand er geen aanzuiging vanuit de kweekruimte plaatsvindt. Door de klep in te stellen tussen die twee toestanden, kan de luchtstroom uit de verplaatsingsmiddelen efficiënt geregeld worden, in het bijzonder wat betreft luchtvochtigheid. De luchtstromen uit de nokruimte en de kweekruimte worden bij voorkeur gemengd in de behuizing voor het verkrijgen van een luchtstroom met de gewenste luchtvochtigheid. Bovendien is het dan mogelijk met een enkele klep de mengverhouding aan te passen.

Zoals al opgemerkt heeft de lucht in de nokruimte doorgaans een relatief lage luchtvochtigheid, terwijl het een probleem kan zijn dat de lucht in de kweekruimte een te hoge relatieve luchtvochtigheid heeft. Door nu de instroom van lucht vanuit de nokruimte te regelen met behulp van de klep, kan de luchtvochtigheid in de kweekruimte worden afgeregeld naar een vooraf bepaalde luchtvochtigheid. Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de kas daartoe een regelsysteem voor het in afhankelijkheid van een gemeten luchtvochtigheid in de kweekruimte ten minste gedeeltelijk openen en sluiten van de klep. Het regelsysteem kan bijvoorbeeld een hierboven beschreven aandrijving aansturen voor het bewegen van de klep. Het regelsysteem omvat voorts bij voorkeur ten minste één luchtvochtigheidssensor in de kweekruimte voor het meten van de luchtvochtigheid in de kweekruimte, in afhankelijkheid waarvan het regelsysteem de klep kan aansturen. Het is hierbij bovendien voordelig wanneer ook in de nokruimte zich een luchtvochtigheidssensor bevindt, waarbij het regelsysteem is ingericht om in afhankelijkheid van de luchtvochtigheid in zowel de nokruimte als de kweekruimte de klep aan te sturen.

De uitvinding is echter niet beperkt tot het regelen op basis van (uitsluitend) luchtvochtigheid. Zo kan er ook worden geregeld op basis van andere klimaatparameters, zoals de temperatuur. De kas omvat daartoe een regelsysteem voor het in afhankelijkheid van een gemeten klimaatparameter, bijvoorbeeld de temperatuur, in de kweekruimte ten minste gedeeltelijk openen en sluiten van de klep. Ook in de nokruimte kan dan weer zijn voorzien in een geschikte sensor.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het beheersen van het klimaat in een kweekruimte onder een schermdoek in een land- en/of tuinbouwkas, in het bijzonder een kas volgens de vinding, waarbij het schermdoek een doorgang tussen de kweekruimte en een nokruimte boven het schermdoek omvat, omvattende de stappen van: - het aanzuigen van lucht uit de nokruimte met luchtverplaatsingsmiddelen en/of; - het aanzuigen van lucht uit de kweekruimte met die luchtverplaatsingsmiddelen; - het verplaatsen van de aangezogen lucht in de kweekruimte.

Door het aanzuigen van lucht uit de kweekruimte en de nokruimte met dezelfde luchtverplaatsingsmiddelen, wordt in een efficiënt ventilatiesysteem voorzien.

Bij voorkeur omvat de werkwijze voorts het selectief aanzuigen van lucht uit de nokruimte en/of de kweekruimte met de luchtverplaatsingsmiddelen in afhankelijkheid van een vooraf bepaalde luchtvochtigheid en/of temperatuur in de kweekruimte. Afhankelijk van de behoefte in de kweekruimte, kan er dan meer relatief droge en/of koelere lucht uit de nokruimte worden toegevoerd aan de kweekruimte, ofwel kan er zelfs voor worden gekozen geen lucht aan te zuigen uit die nokruimte indien de luchtvochtigheid of temperatuur al voldoende laag is in de kweekruimte.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze voor het beheersen van het klimaat in een kas volgens de vinding omvat voorts de stap van het meten van de luchtvochtigheid in de kweekruimte en het bewegen van de klep in afhankelijkheid van die gemeten luchtvochtigheid voor het bereiken van een vooraf bepaalde luchtvochtigheid in de kweekruimte. De stand van de klep kan dan worden af geregeld in afhankelijkheid van een gemeten luchtvochtigheid en een vooraf bepaalde doelluchtvochtigheid. Indien de luchtvochtigheid in de kweekruimte te hoog is, kan de aanzuiging van lucht vanuit de nokruimte worden vergroot, in het bijzonder door het bewegen van de klep van de eerste stand meer naar de tweede stand, zodat de opening door de doorgang door het schermdoek wordt vergroot. De luchtstromen uit de nokruimte en de kweekruimte worden dan vermengd tot een luchtstroom met een vooraf bepaalde luchtvochtigheid. Zoals hierboven al opgemerkt, kan ook worden gereld op basis van andere klimaatparameters, zoals temperatuur.

De uitvinding heeft voorts betrekking op luchtverplaatsingsmiddelen voor in een land-en/of tuinbouwkas, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen een behuizing omvatten met een eerste ingang en een tweede ingang en waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het vanaf ten minste één van de ingangen door een uitgang uitvoeren van lucht uit de behuizing, waarbij de verplaatsingsmiddelen voorts een klep omvatten tussen eerste en tweede ingang die beweegbaar is tussen een eerste toestand waarin de eerste ingang is afgesloten en een tweede toestand waarin de tweede ingang is afgesloten. De in de behuizing aangebrachte luchtverplaatsingsmiddelen kunnen dan efficiënt worden aangebracht nabij een doorgang in een schermdoek. Bij voorkeur omvatten de luchtverplaatsingsmiddelen hiertoe bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de luchtverplaatsingsmiddelen aan het bevestigingssysteem voor het schermdoek.

De onderhavige uitvinding wordt verder geïllustreerd aan de hand van de volgende figuur, die een voorkeursuitvoeringsvorm van de land- en/of tuinbouwkas volgens de uitvinding weergeeft, en die niet is bedoeld om de reikwijdte van de uitvinding op enige manier in te perken, waarbij figuur 1 schematisch een land- en/of tuinbouwkas in dwarsdoorsnede toont.

In figuur 1 is schematisch een kas 1 vanuit een richting I, zie het overzicht in de rechter onderhoek van figuur 1, weergegeven. De kas is voorzien van een nok 11 en nabij de onderzijde groeien gewassen 100. Boven de gewassen 100 is isolatie 2 in de vorm van schermdoeken 21, 22 aangebracht. De schermdoeken 21 en 22 zijn doeken van textiel die horizontaal gespannen zijn onder de nok 11 tussen het bevestigingssysteem dat schematisch is aangegeven met 23. De schermdoeken 21, 22 verdelen de ruimte in de kas 1 in een nokruimte 13 boven de schermdoeken en een kweekruimte 12 onder de schermdoeken 21, 22.

De relatieve luchtvochtigheid in de kweekruimte 12 is doorgaans hoger dan die in de nokruimte 13, zodat er is voorzien in een doorgang 24 door de schermdoeken 21, 22. Relatief droge lucht kan dan volgens een pijl B vanuit de nokruimte 13 worden toegevoerd aan de kweekruimte 12.

In de kweekruimte 12 is bovendien een ventilatiesysteem aangebracht, waarvan in figuur 1 een ventilator 31 is weergegeven. De ventilator 31 is horizontaal opgesteld voor het in een horizontale richting verplaatsen van lucht in de kweekruimte, schematisch aangegeven met de pijlen A en C. Om het mogelijk te maken met een enkele ventilator 31 naast lucht uit de kweekruimte 12 (pijl A) ook lucht uit de nokruimte 13 (pijl B) aan te zuigen, bevindt de ventilator 31 zich vlak onder het onderste schermdoek 22 en nabij de doorgang 24 door de schermdoeken 21, 22. De doorgang 24 bevindt zich hierbij in het aanzuiggebied van de ventilator 31.

De aanzuiging vanuit de nokruimte 13 wordt verbeterd doordat de ventilator 31 is geplaatst in een behuizing 3, waarbij de behuizing 3 een ingang 33 omvat die is aangesloten op de doorgang 24 door de schermdoeken 21, 22. De doorgang 24 wordt in dit voorbeeld dan ook gevormd door een koker 33a die direct aansluit op een zijwand 37 van de behuizing 3. Het uiteinde 36 nabij de ventilator 31 van de behuizing 3 vormt de uitgang 36 van de behuizing 3, terwijl het tegenoverliggende open einde een tweede ingang 32 voor lucht uit de kweekruimte 12 vormt. De behuizing 3 omsluit hierbij een gesloten ruimte, op de ingangen 32, 33 en uitgang 36 na. De behuizing 3 is opgehangen aan het bevestigingssysteem 23 waaraan ook de schermdoeken 21, 22 zijn aangebracht.

Tussen de ingangen 32 en 33 is een beweegbare klep 34 aangebracht. De klep 34 scharniert om een as die is aangegeven met 35 en is beweegbaar tussen (zie de gestippelde lijnen) een toestand waarin de ingang 33 voor lucht vanuit de nokruimte 13 is afgesloten en een toestand waarin de ingang 32 voor lucht vanuit de kweekruimte 12 is afgesloten. De klep 34 is bovendien te plaatsen in elk van de tussengelegen posities. De klep is hiertoe voorzien van een aandrijving die schematisch is weergegeven met 35.

Door de stand van de klep 34 te variëren, kan de herkomst van de aangezogen lucht door de ventilator 31 geregeld worden. Indien de luchtvochtigheid in de kweekruimte 12 relatief hoog is, aangegeven met de drie druppels bij pijl A, kan ervoor worden gekozen meer lucht aan te zuigen uit de relatief droge nokruimte 13. De klep 34 zal dan worden bewogen in een richting tegen de klok in in figuur 1. Is de lucht in de nokruimte 12 daarentegen relatief droog, dan kan ervoor worden gekozen de aan voer van lucht vanuit de nokruimte 13 te beperken door de klep 34 in een richting te draaien met de klok mee in figuur 1 of de ingang 33 zelfs helemaal af te sluiten met de klep 34 zoals ook in een gestippelde lijn is weergegeven.

Voor de aansturing van de aandrijving 35 is er voorzien in een regelsysteem dat schematisch is aangegeven met 5. Een dergelijk regelsysteem kan bijvoorbeeld onderdeel zijn van of worden gevormd door een klimaatcomputer, die al dikwijls aanwezig is in een kas. Dit regelsysteem 5 is voorzien van een centrale regelaar 51 die is verbonden met een luchtvochtigheidssensor 53 in de nokruimte 13 en met een luchtvochtigheidssensor 52 in de kweekruimte 12. In afhankelijkheid van een gemeten luchtvochtigheid door de sensor 52 in de kweekruimte 12 en een vooraf ingestelde ideale luchtvochtigheid voor de te kweken gewassen 100, kan de centrale regelaar 51 de positie van de klep 34 met behulp van de aandrijving 35 instellen. Het systeem kan bovendien zijn ingericht om in afhankelijkheid van de gemeten temperatuur in de kweekruimte en/of de nokruimte de klep in te stellen voor het verschaffen van een luchtstroom met een gewenste temperatuur. De kas is daartoe dan voorzien van geschikte temperatuursensors.

De uitvinding is niet beperkt tot de in dit voorbeeld weergegeven uitvoeringsvorm, maar strekken zich tevens uit tot varianten die vallen binnen het bereik van de aangehechte conclusies. Het zal duidelijk zijn dat de vinding niet is beperkt tot een bepaald aantal schermdoeken. Hoewel er in het voorbeeld twee schermdoeken boven elkaar zijn aangebracht, is het evengoed mogelijk een enkel schermdoek of zelfs meer dan twee schermdoeken te spannen in de kas.

Claims (13)

1. Land- en/of tuinbouwkas voor het daarin kweken van gewassen, waarbij ten minste een gedeelte van de kas nabij de bovenzijde is voorzien van ten minste één horizontaal gespannen schermdoek dat in dat gedeelte een kweekruimte voor het daarin kweken van gewassen onder het schermdoek en een van de kweekruimte geïsoleerde nokruimte definieert, waarbij het schermdoek ten minste één doorgang omvat tussen de nokruimte en de kweekruimte, waarbij de kas voorts een ventilatiesysteem met luchtverplaatsingsmiddelen omvat voor het in de kweekruimte van de kas verplaatsen van lucht, waarbij ten minste één van de luchtverplaatsingsmiddelen zich bevindt nabij de doorgang in het schermdoek en is ingericht voor het aanzuigen en vervolgens verplaatsen van lucht uit zowel de nokruimte als de kweekruimte.

2. Land- en/of tuinbouwkas volgens conclusie 1, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zich bevinden onder het schermdoek en zijn bevestigd aan een bevestigingssysteem voor het bevestigen van het schermdoek.

3. Land- en/of tuinbouwkas volgens conclusie 1 of 2, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen een behuizing omvatten, waarbij de doorgang door het schermdoek uitmondt in een eerste ingang van de behuizing en waarbij de behuizing voorts een tweede ingang omvat die in contact staat met de kweekruimte en waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het door een uitgang uitvoeren van de lucht uit de behuizing.

4. Land- en/of tuinbouwkas volgens conclusie 3, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zich stroomafwaarts van de twee ingangen bevinden in de behuizing.

5. Land- en/of tuinbouwkas volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de doorgang is voorzien van een klep voor het afsluiten van de doorgang.

6. Land- en/of tuinbouwkas volgens ten minste conclusies 3 en 5, waarbij de klep zich bevindt tussen de eerste en tweede ingangen en beweegbaar is tussen een eerste toestand waarin de eerste ingang is afgesloten en een tweede toestand waarin de tweede ingang is afgesloten.

7. Land- en/of tuinbouwkas volgens conclusie 5 of 6, voorts omvattende een regelsysteem voor het in afhankelijkheid van een gemeten luchtvochtigheid in de kweekruimte ten minste gedeeltelijk openen en sluiten van de klep.

8. Land- en/of tuinbouwkas volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het in hoofdzaak horizontaal verplaatsen van lucht in de kweekruimte.

9. Land- en/of tuinbouwkas volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen een ventilator omvatten.

10. Werkwijze voor het beheersen van het klimaat in een kweekruimte onder een schermdoek in een land- en/of tuinbouwkas, in het bijzonder een kas volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het schermdoek een doorgang tussen de kweekruimte en een nokruimte boven het schermdoek omvat, omvattende de stappen van: - het aanzuigen van lucht uit de nokruimte met luchtverplaatsingsmiddelen en/of; - het aanzuigen van lucht uit de kweekruimte met die luchtverplaatsingsmiddelen; - het verplaatsen van de aangezogen lucht in de kweekruimte.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, voorts omvattende het selectief aanzuigen van lucht uit de nokruimte en/of de kweekruimte met de luchtverplaatsingsmiddelen in afhankelijkheid van een vooraf bepaalde luchtvochtigheid in de kweekruimte.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11 voor het beheersen van het klimaat in kas volgens ten minste één van de conclusies 5-7, voorts omvattende de stap van het meten van de luchtvochtigheid in de kweekruimte en het bewegen van de klep in afhankelijkheid van die gemeten luchtvochtigheid voor het bereiken van een vooraf bepaalde luchtvochtigheid.

13. Luchtverplaatsingsmiddelen voor in een land- en/of tuinbouw kas, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen een behuizing omvatten met een eerste ingang en een tweede ingang en waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het vanaf ten minste één van de ingangen door een uitgang uitvoeren van lucht uit de behuizing, waarbij de verplaatsingsmiddelen voorts een klep omvatten tussen eerste en tweede ingang die beweegbaar is tussen een eerste toestand waarin de eerste ingang is afgesloten en een tweede toestand waarin de tweede ingang is afgesloten.