NL2014161A - Adjustment device for an air inlet for an engine compartment. - Google Patents
Adjustment device for an air inlet for an engine compartment. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2014161A NL2014161A NL2014161A NL2014161A NL2014161A NL 2014161 A NL2014161 A NL 2014161A NL 2014161 A NL2014161 A NL 2014161A NL 2014161 A NL2014161 A NL 2014161A NL 2014161 A NL2014161 A NL 2014161A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- control circuit
- air inlet
- fail
- adjusting device
- supply
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60K—ARRANGEMENT OR MOUNTING OF PROPULSION UNITS OR OF TRANSMISSIONS IN VEHICLES; ARRANGEMENT OR MOUNTING OF PLURAL DIVERSE PRIME-MOVERS IN VEHICLES; AUXILIARY DRIVES FOR VEHICLES; INSTRUMENTATION OR DASHBOARDS FOR VEHICLES; ARRANGEMENTS IN CONNECTION WITH COOLING, AIR INTAKE, GAS EXHAUST OR FUEL SUPPLY OF PROPULSION UNITS IN VEHICLES
- B60K11/00—Arrangement in connection with cooling of propulsion units
- B60K11/08—Air inlets for cooling; Shutters or blinds therefor
- B60K11/085—Air inlets for cooling; Shutters or blinds therefor with adjustable shutters or blinds
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02T—CLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
- Y02T10/00—Road transport of goods or passengers
- Y02T10/80—Technologies aiming to reduce greenhouse gasses emissions common to all road transportation technologies
- Y02T10/88—Optimized components or subsystems, e.g. lighting, actively controlled glasses
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Combined Controls Of Internal Combustion Engines (AREA)
Abstract
De verstelinrichting voor de luchtinlaat van het motorcompartiment van een voertuig bevat een besturingscircuit dat de opening van de luchtinlaat regelt afhankelijk van de temperatuur van de motor. De inrichting bevat een fail-safe voorziening om de luchtinlaat geforceerd open te zetten bij dreigende uitval van het besturingscircuit tijdens het rijden. Daarentegen wordt het besturingscircuit uitgeschakeld zonder de fail save voorziening te activeren als het voertuig geparkeerd is. Daarnaast is de inrichting voorzien van een wake-up trigger circuit dat in de geparkeerde toestand verandering van een spanning over bedrading uit de accu naar de besturingsinrichting detecteert en reactie daarop zorgt voor activatie van de fail-safe voorziening.The air inlet adjusting device of the engine compartment of a vehicle includes a control circuit that controls the opening of the air inlet depending on the temperature of the engine. The device contains a fail-safe facility to forcefully open the air inlet in the event of imminent failure of the control circuit during driving. In contrast, the control circuit is disabled without activating the fail save feature when the vehicle is parked. In addition, the device is provided with a wake-up trigger circuit which, in the parked state, detects a change of a voltage over wiring from the battery to the control device, and response thereto causes activation of the fail-safe device.
Description
Titel: Verstelinrichting voor een luchtinlaat voor een motorcompartimentTitle: Adjustment device for an air inlet for an engine compartment
De uitvinding heeft betrekking op een verstelinrichting voor een minstens gedeeltelijk afsluitbare luchtinlaat voor het motorcompartiment van een voertuig.The invention relates to an adjusting device for an at least partially closable air inlet for the engine compartment of a vehicle.
Het is bekend om de motor van een voertuig te koelen door lucht in te laten vanuit één of meer openingen in het buitenoppervlak van het voertuig. De openingen vormen een luchtinlaat die in verbinding staat met het motorcompartiment. NL2010428 beschrijft een verstelinrichting voor een afsluitbare luchtinlaat voor het motorcompartiment. Deze omvat één of meer luchtinlaatkleppen voor het afsluiten of verkleining van de luchtstroom naar het motorcompartiment. De luchtinlaatkleppen kunnen zich bijvoorbeeld in luchtinlaat bevinden. De verstelinrichting is ingericht om afhankelijk van ontvangst van commando’s uit het voertuig, bijvoorbeeld via een digitale besturingsbus zoals de LIN bus, luchtinlaatkleppen in verschillende standen te sturen. Zo kunnen de kleppen bij een koude motor gesloten worden en bij opwarming geopend.It is known to cool the engine of a vehicle by admitting air from one or more openings in the outer surface of the vehicle. The openings form an air inlet that is connected to the engine compartment. NL2010428 describes an adjusting device for a closable air inlet for the engine compartment. This comprises one or more air inlet valves for closing or reducing the air flow to the engine compartment. The air inlet valves can, for example, be located in air inlet. The adjusting device is adapted to control air inlet valves in different positions depending on the receipt of commands from the vehicle, for example via a digital control bus such as the LIN bus. For example, the valves can be closed with a cold engine and opened during heating.
De beschreven verstelinrichting omvat een fail-safe voorziening. De verstelinrichting is ingericht om in reactie op detectie van oververhitting van de motor en wegvallen van de electrische voedingsspanning van de verstelinrichting de fail-safe voorziening te activeren. Oververhitting is een symptoom van mogelijk ander disfunctioneren. Wegvallen van de voedingsspanning maakt uitvoering van commando’s onmogelijk, waardoor het gevaar ontstaat van oververhitting zonder dat correctie mogelijk is of de fail-save voorziening nog geactiveerd kan worden. Éénmaal geactiveerd door detectie van oververhitting of wegvallen van de voedingsspanning zorgt de fail-safe voorziening voor geforceerde opening van de luchtinlaatkleppen buiten de normale besturing om. De beschreven fail-safe voorziening bevat een gespannen veer, waarmee de luchtinlaatkleppen onanfhankelijk van externe energie geforceerd geopend kunnen worden. NL2010428 beschrijft verder een blokkeervoorziening die de werking van de fail-safe voorziening blokkeert in bepaalde situaties die geen calamiteit vormen, zoals het wegvallen van de voedingsspanning wanneer de motor uitgeschakeld wordt. De electrische voeding van de verstelinrichting wordt in NL2010428 verzorgd door een deel van het boordnet van het voertuig dat bij uitschakelen van de motor spanningsloos wordt (daarnaast kan het boordnet een permanent circuit omvatten dat na uitschakelen van de motor in een slaaptoestand spanning blijft voor het leveren van een kleine stroom uit de accu om enkele permanente functies te ondersteunen). Doordat de voeding van de verstelinrichting na het uitschakelen van de motor wegvalt zou de fail-safe voorziening geactiveerd kunnen worden, hoewel oververhitting na uitschakelen van de motor geen probleem vormt.The adjusting device described comprises a fail-safe facility. The adjusting device is adapted to activate the fail-safe device in response to detection of overheating of the motor and loss of the electrical supply voltage of the adjusting device. Overheating is a symptom of possible other malfunctions. Loss of power supply makes it impossible to execute commands, which creates the risk of overheating without the possibility of correction or the fail-save facility still being activated. Once activated by detection of overheating or loss of supply voltage, the fail-safe facility provides for forced opening of the air inlet valves outside the normal control. The described fail-safe device contains a tensioned spring with which the air inlet valves can be forced open independently of external energy. NL2010428 further describes a blocking device which blocks the operation of the fail-safe device in certain situations that do not constitute a calamity, such as the loss of supply voltage when the motor is switched off. The electrical supply of the adjusting device is provided in NL2010428 by a part of the vehicle's on-board network which is de-energized when the engine is switched off (in addition, the on-board network may comprise a permanent circuit which, after switching off the engine, remains in a sleep state for supplying small current from the battery to support some permanent functions). Because the power supply of the adjusting device fails after the motor has been switched off, the fail-safe device could be activated, although overheating after the motor has been switched off is not a problem.
De blokkeervoorziening zorgt ervoor dat in dit geval de werking van de fail-safe voorziening blokkeert, ondanks dat de voedingsspanning wegvalt. Vanuit het voertuig wordt een aankondigingssignaal gegenereerd dat zo’n situatie aankondigt. De verstelinrichting activeert de blokkeervoorziening in respons op dit signaal, zodat de blokkeervoorziening activatie van de fail-safe voorziening blokkeert.The blocking device ensures that in this case the operation of the fail-safe device blocks, even though the power supply fails. An announcement signal is generated from the vehicle that announces such a situation. The adjusting device activates the blocking device in response to this signal, so that the blocking device blocks activation of the fail-safe device.
Het is onder meer een doel van de uitvinding om te voorzien in een verstelinrichting voor een afsluitbare luchtinlaat met een fail-safe voorziening die meer calamiteiten kan voorkomen.It is inter alia an object of the invention to provide an adjusting device for a closable air inlet with a fail-safe facility that can prevent more calamities.
De uitvinding voorziet in een verstelinrichting volgens conclusie 1. Wanneer het besturingscircuit van de fail-save voorziening alleen aan het permanente deel van het boordnet gekoppeld is is er geen noodzaak voor een blokkeervoorziening tegen activatie van de fail-save voorziening bij het wegvallen van het deel van het boordnet dat dat bij uitschakelen van de motor spanningsloos wordt. Door het besturingscircuit bij het uitschakelen van de motor uit de normale bedrijftoestand te schakelen wordt onnodig stroomverbruik uit de accu voorkomen. Risico van oververhitting is met afgeschakelde motor niet meer mogelijk en bewaking daarvan is dus overbodig.The invention provides an adjusting device according to claim 1. When the control circuit of the fail-save facility is only coupled to the permanent part of the on-board network, there is no need for a blocking device against activation of the fail-save facility upon failure of the part of the on-board power supply that will be de-energized when the engine is switched off. Switching the control circuit from the normal operating state when the motor is switched off prevents unnecessary power consumption from the battery. Risk of overheating is no longer possible with the engine switched off and monitoring thereof is therefore unnecessary.
De uitvinders hebben ontdekt dat het desalniettemin voordeel heeft om een wake-up circuit toe te voegen dat de spanning op het permanente deel van het boordnet bewaakt en in reactie op veranderingen van deze spanning het besturingscircuit weer terugschakelt naar de normale bedrijfstoestand terwijl de motor afgeschakeld is, of rechtstreeks de fail-safe voorziening activeert. Zodoende wordt een calamiteit voorkomen die zou kunnen ontstaan doordat bij oververhitting na opnieuw starten van de motor de beveiliging met de fail-safe voorziening niet werkt vanwege schade aan de voeding die is ontstaan wanneer het voertuig geparkeerd is, bijvoorbeeld door toedoen van dieren, zoals een steenmarter.The inventors have discovered that it is nevertheless advantageous to add a wake-up circuit that monitors the voltage on the permanent part of the vehicle electrical system and, in response to changes in this voltage, switches the control circuit back to the normal operating condition while the engine is switched off , or directly activate the fail-safe facility. In this way a calamity is prevented which could occur because in the event of overheating after restarting the engine the protection with the fail-safe device does not work due to damage to the power supply that has occurred when the vehicle is parked, for example due to animals such as stone marten.
Samenvattend bevat de verstelinrichting voor de luchtinlaat van het motorcompartiment van een voertuig een besturingscircuit dat de opening van de luchtinlaat regelt afhankelijk van de temperatuur van de motor. De inrichting bevat een fail-safe voorziening om de luchtinlaat geforceerd open te zetten bij dreigende uitval van het besturingscircuit tijdens het rijden.In summary, the air inlet adjusting device of the engine compartment of a vehicle includes a control circuit that controls the opening of the air inlet depending on the temperature of the engine. The device contains a fail-safe facility to forcefully open the air inlet in the event of imminent failure of the control circuit during driving.
Het besturingscircuit wordt daarentegen uitgeschakeld, of in een inactieve toestand gebracht zonder de fail save voorziening te activeren als het voertuig geparkeerd is. Daarnaast is de inrichting voorzien van een wake-up trigger circuit dat in de geparkeerde toestand verandering van een spanning over bedrading uit de accu naar de besturingsinrichting detecteert en reactie daarop zorgt voor activatie van de fail-safe voorziening in de geparkeerde toestand.The control circuit, on the other hand, is turned off, or put into an inactive state without activating the fail save feature when the vehicle is parked. In addition, the device is provided with a wake-up trigger circuit which, in the parked state, detects a change of a voltage over wiring from the battery to the control device, and response thereto causes activation of the fail-safe facility in the parked state.
Korte figuurbeschrijvingShort figure description
Deze en andere doelstellingen en voordelige aspecten zullen verder duidelijk worden uit de volgende beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen aan de hand van de bij gevoegde figuren.These and other objects and advantageous aspects will further become apparent from the following description of exemplary embodiments with reference to the accompanying figures.
Figuur 1 toont schematisch het motorcompartiment van een voertuigFiguur 2 toont een verstelinrichting voor een luchtinlaatFiguur 3 toont een flow-chart van normale activatieFigure 1 shows schematically the engine compartment of a vehicle Figure 2 shows an adjusting device for an air inlet Figure 3 shows a flow chart of normal activation
Beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormenDescription of exemplary embodiments
Figuur 1 toont schematisch een aantal aspecten van een voertuig. Het voertuig bevat een motor 10 en een electrisch boordnet en een verstelinrichting 14. Het electrisch boordnet bevat een eerste en tweede voedingsgeleider 12, 13. Verstelinrichting 14 is gekoppeld aan de eerste voedingsgeleider 12. Verder is een aantal sensor-, actuator en besturingseenheden (niet gelabeld) aan de voedingsgeleiders 12, 13 gekoppeld.Figure 1 shows schematically a number of aspects of a vehicle. The vehicle comprises a motor 10 and an electrical on-board network and an adjusting device 14. The electrical on-board network comprises a first and second supply conductor 12, 13. Adjustment device 14 is coupled to the first supply conductor 12. Furthermore, a number of sensor, actuator and control units (not labeled) to the supply conductors 12, 13.
Het electrische systeem van het voertuig bevat verder een electrische generator 15, een accu 16 en een voedingseenheid 17. Electrische generator 15 en accu 16 zijn aan voedingseenheid 17 gekoppeld. Voedingseenheid 17 is aan voedingsgeleiders 12, 13 gekoppeld. Hoewel schematisch een directe koppeling getoond wordt kan de koppeling via verdere eenheden lopen (niet getoond). Electrische generator 15 is uiteindelijk de bron van energie voor de levering van energie, eventueel door tussenkomst van opslag in accu 16. Electrische generator 15 wordt aangedreven door motor 10, zodat generator 15 electrische spanning opwekt als motor 10 draait, waarmee accu 16 opgeladen kan worden.The electrical system of the vehicle further comprises an electrical generator 15, a battery 16 and a power supply unit 17. Electric generator 15 and battery power 16 are coupled to power supply unit 17. Power supply unit 17 is coupled to power supply conductors 12, 13. Although a direct coupling is shown schematically, the coupling can run via further units (not shown). Electric generator 15 is ultimately the source of energy for the supply of energy, possibly through the intervention of storage in battery 16. Electric generator 15 is driven by motor 10, so that generator 15 generates electrical voltage when motor 10 is running, with which battery 16 can be charged .
Voedingseenheid 17 is ingericht om bij draaiende motor energie aan beide voedingsgeleiders 12, 13 te leveren, en bij stilstaande motor alleen aan eerste voedingsgeleider 12, zodat de spanning op tweede voedingsgeleider dan wegvalt. Op eerste voedingsgeleider 12 blijft spanning staan tussen verschillende ritten als de auto geparkeerd is, bijvoorbeeld overnacht.Power supply unit 17 is adapted to supply energy to both supply conductors 12, 13 when the motor is running, and only to first supply conductor 12 when the motor is stationary, so that the voltage on the second supply conductor is then eliminated. On first supply conductor 12, voltage remains between different journeys when the car is parked, for example overnight.
Eerste voedingsgeleider 12 wordt in deze zin ook wel de “permanente voeding” genoemd, zonder daarmee uit te sluiten dat deze voeding op termijn wegvalt door afkoppeling of ontlading van de accu. In deze terminologie is de tweede voedingsgeleider 13, waarvan de spanning na afschakelen van de motor wegvalt, de “niet-permanente voeding”.In this sense, first supply conductor 12 is also referred to as the "permanent supply", without excluding that this supply will be lost in the long term due to disconnection or discharge of the battery. In this terminology, the second supply conductor 13, the voltage of which is cut off after the motor has been switched off, is the "non-permanent supply".
Het voertuig bevat een motorcompartiment 11, waar zich motor 10 in bevindt, luchtinlaten 18 aan een buitenoppervlak van het voertuig en luchtinlaatkleppen 19. Luchtinlaten 18 staan in verbinding met motorcompartiment 11 en maken een luchtstroom naar motorcompartiment 11 mogelijk. Luchtinlaatkleppen 19 bevinden zich in luchtinlaten 18, Luchtinlaatkleppen 19 zijn bestuurbaar tussen minstens een eerste en tweede stand, waarin onder verder gelijke omstandigheden respectievelijk meer en minder luchtstroom van luchtinlaten 18 naar motorcompartiment 11 doorgelaten wordt. In een uitvoeringsvorm blokkeren luchtinlaatkleppen 19 de luchtstroom in de tweede stand.The vehicle comprises an engine compartment 11 containing engine 10, air inlets 18 on an outer surface of the vehicle and air inlet valves 19. Air inlets 18 communicate with engine compartment 11 and allow an air flow to engine compartment 11. Air inlet valves 19 are located in air inlets 18, Air inlet valves 19 are controllable between at least a first and second position, in which more and less air flow from air inlets 18 to engine compartment 11 is passed under otherwise equal circumstances. In one embodiment, air inlet valves 19 block the air flow in the second position.
Verstelinrichting 14 is aan luchtinlaatkleppen 19 gekoppeld, en ingericht om de mechanische beweging van luchtinlaatkleppen 19 tussen de eerste en tweede stand op te wekken.Adjusting device 14 is coupled to air inlet valves 19, and adapted to generate the mechanical movement of air inlet valves 19 between the first and second position.
Figuur 2 toont schematisch het electrische deel van verstehnrichting 14. In de figuur wordt het mechanische gedeelte van verstelinrichting 14 samen met de luchtinlaatkleppen 19 schematisch als een eenheid 20 weergegeven. Een uitvoering daarvan is op zich bekend uit de Nederlandse octrooiaanvraag NL2010428, waarnaar daarvoor hier wordt verwezen. De eerste voedingsgeleider is in de getoonde uitvoeringsvorm een van de geleiders in een communicatie bus.Figure 2 schematically shows the electrical part of adjusting device 14. In the figure, the mechanical part of adjusting device 14 together with the air inlet valves 19 are schematically shown as a unit 20. An embodiment thereof is known per se from Dutch patent application NL2010428, to which reference is made herein. In the embodiment shown, the first supply conductor is one of the conductors in a communication bus.
Verstelinrichting 14 bevat verder een besturingscircuit 22, een backupvoeding 24 en een wake-up trigger circuit 26.Bij wijze van voorbeeld wordt ook de bedrading van een op zich bekende LIN bus getoond waaraan verstelinrichting 14 gekoppeld is. Deze bedrading bevat een aardaansluiting 28a, de voedingsgeleider 12 en een datalijn 28b. Datalijn 28b van de LIN bus is aan een busingang van besturingscircuit 22 gekoppeld.Adjuster device 14 further comprises a control circuit 22, a backup power supply 24 and a wake-up trigger circuit 26. The wiring of a per se known LIN bus to which adjuster device 14 is coupled is also shown. This wiring contains an earth connection 28a, the power supply conductor 12 and a data line 28b. Data line 28b of the LIN bus is coupled to a bus input of control circuit 22.
Voedingsgeleider 12 is gekoppeld aan ingangen van backupvoeding 24 en wake-up trigger circuit 26 en een sensing ingang van besturingscircuit 22. Een uitgang van backupvoeding 24 is aan een voedingsingang van besturingscircuit 22 gekoppeld. In de getoonde uitvoeringsvorm bevat backupvoeding 24 een diode 240 en een condensator 242. Diode 240 is gekoppeld tussen de ingang van backupvoeding 24 en de voedingsingang van besturingscircuit 22. Condensator 242 is gekoppeld tussen de voedingsingang van besturingscircuit 22 en aarde. Diode 240 is zodanig gericht dat stroom van condensator 242 naar de voedingsgeleider 12 na wegvallen van de spanning op voedingsgeleider 12 geblokkeerd wordt.Power conductor 12 is coupled to inputs of backup power supply 24 and wake-up trigger circuit 26 and a sensing input of control circuit 22. An output of backup power supply 24 is coupled to a power input of control circuit 22. In the illustrated embodiment, backup power supply 24 includes a diode 240 and a capacitor 242. Diode 240 is coupled between the input of backup power supply 24 and the power input of control circuit 22. Capacitor 242 is coupled between the power input of control circuit 22 and ground. Diode 240 is oriented such that current from capacitor 242 to the supply conductor 12 is blocked after the voltage on supply conductor 12 has been lost.
Wake-up trigger circuit 26 heeft een uitgang gekoppeld aan een signaalingang van besturingscircuit 22. Hoewel figuur 2 bij wijze van illustratie een rechtstreekse signaallijn toont kan in praktijk ook de ingang van besturingscircuit 22 voor datalijn 28b van de LIN bus gebruikt worden.Wake-up trigger circuit 26 has an output coupled to a signal input from control circuit 22. Although Figure 2 shows a direct signal line by way of illustration, in practice the input of control circuit 22 can also be used for data line 28b of the LIN bus.
Besturingscircuit 22 heeft uitgangen gekoppeld aan eenheid 20. In een uitvoeringsvorm bevat besturingscircuit 22 een microprocessor, geprogrammeerd met een programma om commando’s te ontvangen via datalijn 28b van de LIN bus en in reactie daarop stroom te leveren aan één of meer motoren (niet apart getoond) in eenheid 20, voor het besturen van de stand van luchtinlaatkleppen 19.Control circuit 22 has outputs coupled to unit 20. In one embodiment, control circuit 22 includes a microprocessor programmed with a program to receive commands via data line 28b from the LIN bus and to supply power to one or more motors in response thereto (not shown separately) in unit 20, for controlling the position of air inlet valves 19.
Daarnaast is de microprocessor geprogrammeerd om onder voorafbepaalde omstandigheden een fail-safe voorziening in eenheid 20 te activeren. Activering betekent dat de fail-safe voorziening in een toestand gebracht wordt waarin het luchtinlaatkleppen 19 geforceerd naar de open (luchtdoorlatende) stand dwingt.In addition, the microprocessor is programmed to activate a fail-safe facility in unit 20 under predetermined conditions. Activation means that the fail-safe device is brought into a state in which the air inlet valves 19 are forced to the open (air-permeable) position.
Zo’n fail-safe voorziening wordt beschreven in NL2010428, waarnaar daarvoor verwezen wordt. Het bevat bijvoorbeeld een opspanbare veer, een blokkeermechanisme, een magneet en een tandwiel. Ontspanning van de veer wordt normaal door het blokkeermechanisme geblokkeerd. Door toevoer van stroom aan een spoel bij de magneet wordt het blokkeringsmechanisme vrijgegeven, waardoor de veer op een pal op het tandwiel kracht gaat uitoefenen, waardoor het tandwiel de luchtinlaatkleppen 19 geforceerd naar de open (luchtdoorlatende) stand dwingt. De activering vindt in dit geval plaats doordat de microprocessor de benodigde stroom voor vrijgave van het blokkeringsmechanisme aan de spoel toevoert.Such a fail-safe facility is described in NL2010428, to which reference is made for this. It includes, for example, a tensionable spring, a locking mechanism, a magnet and a gear. Relaxation of the spring is normally blocked by the blocking mechanism. By supplying current to a coil at the magnet, the blocking mechanism is released, as a result of which the spring exerts force on a pawl on the gear, whereby the gear forces the air inlet valves 19 to the open (air-permeable) position. The activation takes place in this case because the microprocessor supplies the required current for releasing the blocking mechanism to the coil.
Figuur 3 toont een flow-chart van activatie door besturingscircuit 22 in een normale bedrijfstoestand van besturingscircuit 22. Besturingscircuit 22 is in deze normale bedrijfstoestand wanneer motor 10 draait. Besturingscircuit 22 is ingericht (bijvoorbeeld geprogrammeerd) om in deze normale bedrijfstoestand de fail-safe voorziening onder twee voorwaarden te activeren. Bij wijze van voorbeeld wordt de werking aan de hand van een aantal stappen beschreven die in de normale bedrijfstoestand periodiek herhaald kunnen worden uitgevoerd. Maar een deel van de stappen kan in de normale bedrijfstoestand ook in het kader van event-handling worden uitgevoerd.Figure 3 shows a flow chart of activation by control circuit 22 in a normal operating state of control circuit 22. Control circuit 22 is in this normal operating state when motor 10 is running. Control circuit 22 is arranged (e.g. programmed) to activate the fail-safe feature in this normal operating condition under two conditions. By way of example, the operation is described on the basis of a number of steps which can be carried out periodically in the normal operating condition. But in the normal operating condition, part of the steps can also be performed in the context of event handling.
In de normale bedrijfstoestand test besturingscircuit 22 in een eerste stap 31 of een expliciet of impliciet commando voor het activeren van de fail-safe voorziening ontvangen is, bijvoorbeeld via de LIN bus. Dit commando wordt gegenereerd bij detectie van oververhitting van motor 10 (of minstens bij onverwachte verhitting van motor 10), bijvoorbeeld door een temperatuursensor (niet gelabeld) voor het meten van een temperatuur van motor 10 of een motorbesturingseenheid (niet gelabeld) die aan zo’n temperatuur sensor gekoppeld is. Doordat besturingscircuit 22 in de normale bedrijfstoestand is wanneer motor 10 draait kan het zo’n commando te allen tijde ontvangen. De eerste en tweede stap kunnen in het kader van event-handling worden uitgevoerd.In the normal operating state, control circuit 22 tests in a first step 31 whether an explicit or implicit command for activating the fail-safe facility has been received, for example via the LIN bus. This command is generated upon detection of overheating of motor 10 (or at least in the event of unexpected heating of motor 10), for example, by a temperature sensor (not labeled) for measuring a temperature of motor 10 or a motor control unit (not labeled) that is on. n temperature sensor is connected. Because control circuit 22 is in the normal operating condition when motor 10 is running, it can receive such a command at any time. The first and second steps can be performed in the context of event handling.
De sensor kan impliciet zo’n commando geven door een temperatuurmeting af te geven, waarna besturingscircuit 22 test of deze boven een voorafbepaalde drempel ligt. Maar deze test kan ook buiten besturingscircuit 22 worden uitgevoerd, in reactie waarop een expliciet commando naar besturingscircuit 22 gestuurd wordt. Bij ontvangst van een impliciet of expliciet commando activeert besturingscircuit 22 de fail-safe voorziening in de normale bedrijfstoestand in een tweede stap 32.The sensor can implicitly issue such a command by issuing a temperature measurement, after which the control circuit 22 tests whether it is above a predetermined threshold. But this test can also be performed outside of control circuit 22, in response to which an explicit command is sent to control circuit 22. Upon receipt of an implicit or explicit command, control circuit 22 activates the fail-safe feature in the normal operating state in a second step 32.
Besturingscircuit 22 test in een derde stap 33 of het een commando om uit de normale bedrijfstoestand ontvangen heeft. Zo ja dan schakelt besturingscircuit 22 zich in een vierde stap 34 uit de bedrijfstoestand, bijvoorbeeld naar een toestand waarin de toevoer van voedingsstroom naar tenminste een deel van besturingscircuit 22 is afgeschakeld of naar een slaaptoestand waarin kloksignalen naar tenminste een deel van besturingscircuit 22 zijn afgeschakeld. Voorafgaand aan het afschakelen kan besturingscircuit 22 bovendien afrondende instructies uitvoeren. De derde en vierde stap kunnen in het kader van event-handling worden uitgevoerd.Control circuit 22 tests in a third step 33 whether it has received a command from the normal operating state. If so, in a fourth step 34 the control circuit 22 switches from the operating state, for example to a state in which the supply of supply current to at least a part of the control circuit 22 is switched off or to a sleep state in which clock signals are switched to at least a part of the control circuit 22. Moreover, prior to the shutdown, control circuit 22 may execute final instructions. The third and fourth step can be performed in the context of event handling.
Optioneel bevat vierde stap 34 ook het activeren van wake-up trigger circuit 26. Dit is echter niet nodig als wake-up trigger circuit 26 permanent in een actieve toestand is.Optionally, fourth step 34 also includes activating wake-up trigger circuit 26. However, this is not necessary if wake-up trigger circuit 26 is permanently in an active state.
Besturingscircuit 22 test in een vijfde stap 35 of de voedingsspanning op voedingsgeleider 12 is weggevallen, of althans aan niet aan voorwaarden voldoet waaronder voortgezet betrouwbaar functioneren van besturingscircuit 22 gegarandeerd is. Zo ja dan activeert besturingscircuit 22 in een zesde stap 36 de fail-safe voorziening. Besturingscircuit 22 is ingericht om voldoende snel te reageren zodat backupvoeding 24 hiervoor nog voldoende spanning levert.Control circuit 22 tests in a fifth step 35 whether the supply voltage on supply conductor 12 has been lost, or at least does not meet the conditions under which continued reliable functioning of control circuit 22 is guaranteed. If so, in a sixth step 36, control circuit 22 activates the fail-safe feature. Control circuit 22 is arranged to respond sufficiently quickly so that backup power supply 24 still supplies sufficient voltage for this.
In een uitvoeringsvorm omvat de test op de voorwaarde in vijfde stap 35 alleen detectie of de voedingsspanning op voedingsgeleider 12 onder een voorafbepaaide drempel ligt. Maar bi voorkeur wordt een complexere voorwaarde gebruikt, bijvoorbeeld om uitvoering van zesde stap 36 te voorkomen na tijdelijke fluctuaties van de voedingsspanning. Besturingscircuit 22 kan als voorwaarde bijvoorbeeld testen of de voedingsspanning langer dan een voorafbepaaide tijdsduur onder de drempel blijft. De vijfde en zesde stap kunnen in het kader van afhandeling van periodieke timer events worden uitgevoerd.In one embodiment, the test on the condition in fifth step 35 only includes detection if the supply voltage on supply conductor 12 is below a predetermined threshold. However, a more complex condition is preferably used, for example, to prevent execution of sixth step 36 after temporary fluctuations in the supply voltage. For example, control circuit 22 can test whether the supply voltage remains below the threshold for longer than a predetermined period of time. The fifth and sixth steps can be performed in the context of handling periodic timer events.
Nadat besturingscircuit 22 zich in vierde stap 34 uit de normale bedrijfstoestand heeft geschakeld, bijvoorbeeld naar de slaaptoestand, voert besturingscircuit 22 de eerste tot zesde stap niet meer uit. Zodoende bewaakt besturingscircuit 22 de voorwaarden voor activatie van de fail-safe voorziening niet langer. Wel is wake-up trigger circuit 26 actief. Wake-up trigger circuit 26 is ingericht om een verandering van de voedingsspanning op voedingsgeleider 12 te detecteren.After control circuit 22 has switched from the normal operating state in fourth step 34, for example to the sleep state, control circuit 22 no longer performs the first to sixth step. Thus, control circuit 22 no longer monitors the conditions for activation of the fail-safe facility. Wake-up trigger circuit 26 is active. Wake-up trigger circuit 26 is arranged to detect a change in the supply voltage on supply conductor 12.
Wake-up trigger circuit 26 bevat bijvoorbeeld een comparator die de voedingsspanning en een laagdoorlaat gefilterde versie van de voedingsspanning vergelijkt, of een drempelcircuit dat een signaal afgeeft als de voedingsspanning onder een vaste drempelwaarde valt. In een uitvoeringsvorm kan wake-up trigger circuit 26 een comparator bevatten die bewaakt of het verschil tussen de spanningen op voedingsgeleider 12 en de voedingsingang van besturingscircuit 22 onder een drempel blijft.For example, wake-up trigger circuit 26 includes a comparator that compares the supply voltage and a low-pass filtered version of the supply voltage, or a threshold circuit that outputs a signal if the supply voltage falls below a fixed threshold value. In one embodiment, wake-up trigger circuit 26 may include a comparator that monitors whether the difference between the voltages on supply conductor 12 and the supply input of control circuit 22 remains below a threshold.
Bij detectie van een verandering van de voedingsspanning op voedingsgeleider 12 genereert wake-up trigger circuit 26 een signaal op een ingang van besturingscircuit 22.Upon detection of a change in the supply voltage on supply conductor 12, wake-up trigger circuit 26 generates a signal on an input of control circuit 22.
Besturingscircuit 22 is ingericht om in reactie op dit signaal terug te schakelen naar de normale bedrijfstoestand. Besturingscircuit 22 is ingericht om na het terugschakelen in de normale bedrijfstoestand tenminste de stappen uit te voeren voor het activeren van de fail-safe voorziening in reactie op spanningsval(vijfde en zesde stap 35, 36). Bij een spanningsval wordt zodoende ook wanneer motor 10 afgeschakeld is de failsafe voorziening geactiveerd.Control circuit 22 is arranged to switch back to the normal operating state in response to this signal. Control circuit 22 is arranged to perform at least the steps for activating the fail-safe facility in response to a voltage drop (fifth and sixth steps 35, 36) after switching back to normal operating condition. Thus, in the event of a voltage drop, the fail-safe device is also activated when the motor 10 is switched off.
Wake-up trigger circuit 26 is bij voorkeur zo ingericht dat dit te allen tijde tussen het afschakelen en weer aanschakelen van motor 10 zal gebeuren bij een voldoende spanningsval, bijvoorbeeld gedurende een nacht tussen ’s-avonds parkeren en ’s-ochtends weer starten. Schade tussen af- en aanschakelen van de motor door bijvoorbeeld een knaagdier leidt zodoende tot activatie van de fail-safe voorziening, ondanks dat er in die periode geen risico op oververhitting is. Dit biedt de garantie dat de schade fail-safe bescherming bij eventuele oververhitting na aanschakelen niet kan verhinderen.Wake-up trigger circuit 26 is preferably arranged in such a way that this will happen at any time between switching off and on again of motor 10 with a sufficient voltage drop, for example during a night between parking in the evening and starting again in the morning. Damage between switching the engine on and off by, for example, a rodent thus leads to the activation of the fail-safe facility, despite the fact that there is no risk of overheating in that period. This offers the guarantee that the damage cannot prevent fail-safe protection in the event of overheating after switching on.
Hoewel een specifieke uitvoeringsvorm is beschreven zal het duidelijk zijn dat een dergelijke bescherming ook met andere uitvoeringsvormen geboden kan worden. Zo kan wake-up trigger circuit 26 bijvoorbeeld in de inactieve toestand rechtstreeks aan de activatieingang van de fail-safe voorziening gekoppeld worden, zodat terugschakelen van besturingscircuit 22 naar de normale bedrijfstoestand niet nodig is. Hiertoe kan een schakelcircuit gebruikt worden dat afhankelijk van de toestand besturingscircuit 22 of wake-up trigger circuit 26 aan de activatie ingang van de fail-safe voorziening koppelt. Gebruik van besturingscircuit 22 heeft het voordeel dat met minder overhead een uitgebreidere test kan worden uitgevoerd of de verandering in de voedingspanning geen vals alarm is.Although a specific embodiment has been described, it will be clear that such protection can also be offered with other embodiments. For example, in the inactive state, wake-up trigger circuit 26 can be directly connected to the activation input of the fail-safe facility, so that switching back from control circuit 22 to the normal operating state is not necessary. To this end, a switching circuit can be used which, depending on the condition, couples control circuit 22 or wake-up trigger circuit 26 to the activation input of the fail-safe facility. Use of control circuit 22 has the advantage that with less overhead a more extensive test can be performed whether the change in the supply voltage is not a false alarm.
Hoewel een uitvoeringsvorm is getoond waarin verstelinrichting 14 zijn voedingsspanning betrekt via een voedingsgeleider in de besturingsbus, kan in plaats daarvan een aparte voedingsgeleider buiten de besturingsbus gebruikt worden waarop ook als de motor al lang niet meer draait een voedingsspanning blijft staan. Hoewel een uitvoeringsvorm is getoond waarin besturingscircuit 22 alleen gebruik maakt van de permanente voeding, kan besturingscircuit 22 ook, of in plaats daarvan aan een niet-permanente voeding gekoppeld zijn. Wake up trigger circuit 26 kan bijvoorbeeld ingericht zijn om besturingscircuit 22 te starten onder gebruik van de permanente voeding als de motor uit is, terwijl besturingscircuit 22 normaal vanzelf start en actief blijft onder gebruik van de niet-permanente voeding. In dit geval kan besturingscircuit 22, zoals beschreven in NL2010428 ingericht zijn om in reactie op een voorwaarschuwingscommando (dat de motor afgeschakeld wordt) activatie van de fail-safe voorziening in reactie op wegvallen van de niet-permanente voeding in de normale bedrijfstoestand te blokkeren. Wake-up trigger circuit 26 blijft dan alsnog een trigger signaal genereren bij veranderingen in de permanente voeding.Although an embodiment has been shown in which adjusting device 14 draws its supply voltage via a supply conductor in the control bus, a separate supply conductor outside the control bus can be used instead, on which a supply voltage remains even if the motor has not been running for a long time. Although an embodiment has been shown in which control circuit 22 only uses the permanent power supply, control circuit 22 may also, or instead, be coupled to a non-permanent power supply. For example, wake-up trigger circuit 26 may be arranged to start control circuit 22 using the permanent power supply when the motor is off, while control circuit 22 normally starts automatically and remains active using the non-permanent power supply. In this case, control circuit 22 as described in NL2010428 may be arranged to block activation of the fail-safe device in response to a failure warning command (that the motor is turned off) in response to failure of the non-permanent power supply in the normal operating condition. Wake-up trigger circuit 26 then continues to generate a trigger signal with changes in the permanent power supply.
Hoewel een uitvoeringsvorm is getoond waarin verstelinrichting 14 commando’s via de besturingsbus ontvangt kunnen in plaats daarvan aparte besturingslijnen gebruikt worden voor de individuele commando’s. Hoewel een uitvoeringsvorm is getoond waarin besturingscircuit 22 een microprocessor bevat kan in plaats daarvan een hard bedraad circuit voor implementatie van de gebruikte functies gebruikt worden, of kan een microprocessor buiten de verstelinrichting gebruikt worden die ook voor andere taken gebruikt wordt.Although an embodiment has been shown in which adjusting device 14 receives commands via the control bus, separate control lines can be used instead for the individual commands. Although an embodiment has been shown in which control circuit 22 comprises a microprocessor, a hard-wired circuit can be used instead for implementation of the functions used, or a microprocessor outside the adjusting device that is also used for other tasks can be used.
Hoewel een uitvoeringsvorm is getoond waarin back-up voeding een diode en een condensator bevat om spanning te leveren na het wegvallen van de voeding, zal het duidelijk zijn dat dit ook op andere manieren gereahseerd kan worden, bijvoorbeeld door middel van een locale batterij.Although an embodiment has been shown in which backup power supply comprises a diode and a capacitor to supply voltage after the power supply has failed, it will be clear that this can also be achieved in other ways, for example by means of a local battery.
Claims (7)
Priority Applications (1)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| NL2014161A NL2014161B1 (en) | 2015-01-20 | 2015-01-20 | Adjustment device for an air inlet for an engine compartment. |
Applications Claiming Priority (1)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| NL2014161A NL2014161B1 (en) | 2015-01-20 | 2015-01-20 | Adjustment device for an air inlet for an engine compartment. |
Publications (2)
| Publication Number | Publication Date |
|---|---|
| NL2014161A true NL2014161A (en) | 2016-09-27 |
| NL2014161B1 NL2014161B1 (en) | 2017-01-09 |
Family
ID=52774472
Family Applications (1)
| Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
|---|---|---|---|
| NL2014161A NL2014161B1 (en) | 2015-01-20 | 2015-01-20 | Adjustment device for an air inlet for an engine compartment. |
Country Status (1)
| Country | Link |
|---|---|
| NL (1) | NL2014161B1 (en) |
Citations (5)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US20110120395A1 (en) * | 2009-11-23 | 2011-05-26 | In Cheol Kim | Flap control apparatus of vehicle and control method thereof |
| WO2012127292A1 (en) * | 2011-03-18 | 2012-09-27 | Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha | Open/close actuating mechanism control device and open/close actuating mechanism control method for vehicle |
| DE102012103464A1 (en) * | 2012-04-19 | 2013-10-24 | Brose Fahrzeugteile Gmbh & Co. Kommanditgesellschaft, Hallstadt | Actuator of an air passage device and method for controlling an actuator |
| US20140094104A1 (en) * | 2012-10-03 | 2014-04-03 | Magna International Inc. | Spring-operated back-up/fail-safe module for active grille shutter systems |
| WO2014163488A1 (en) * | 2013-03-11 | 2014-10-09 | Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. | Adjustment device, method of adjustment, motor vehicle |
-
2015
- 2015-01-20 NL NL2014161A patent/NL2014161B1/en not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US20110120395A1 (en) * | 2009-11-23 | 2011-05-26 | In Cheol Kim | Flap control apparatus of vehicle and control method thereof |
| WO2012127292A1 (en) * | 2011-03-18 | 2012-09-27 | Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha | Open/close actuating mechanism control device and open/close actuating mechanism control method for vehicle |
| DE102012103464A1 (en) * | 2012-04-19 | 2013-10-24 | Brose Fahrzeugteile Gmbh & Co. Kommanditgesellschaft, Hallstadt | Actuator of an air passage device and method for controlling an actuator |
| US20140094104A1 (en) * | 2012-10-03 | 2014-04-03 | Magna International Inc. | Spring-operated back-up/fail-safe module for active grille shutter systems |
| WO2014163488A1 (en) * | 2013-03-11 | 2014-10-09 | Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. | Adjustment device, method of adjustment, motor vehicle |
Also Published As
| Publication number | Publication date |
|---|---|
| NL2014161B1 (en) | 2017-01-09 |
Similar Documents
| Publication | Publication Date | Title |
|---|---|---|
| JP5238431B2 (en) | Vehicle load control device | |
| WO2016147794A1 (en) | Vehicular control device, method for controlling same, and vehicular control system | |
| US8738227B2 (en) | Dark current cutoff system and method for vehicle junction box | |
| JP4825283B2 (en) | Engine control device | |
| US20110264315A1 (en) | Method and device for controlling an electrical machine of a hybrid drive with increased availability | |
| CN110271559A (en) | Improvement control system and improvement control method for autonomous control motor vehicles | |
| JP4365647B2 (en) | In-vehicle electronic control unit power supply circuit | |
| JP2010202023A (en) | Vehicle power supply system | |
| JP2013133089A (en) | Microcomputer monitoring device, electronic control device for controlling electric load of vehicle, and method for monitoring microcomputer | |
| KR102463687B1 (en) | Apparatus for unblocking dark current and method thereof | |
| US8543311B2 (en) | Method and device for controlling a drive train | |
| US20150100811A1 (en) | Electronic control unit | |
| NL2014161B1 (en) | Adjustment device for an air inlet for an engine compartment. | |
| SE531137C2 (en) | Controlled shutdown | |
| JP2019182139A (en) | Activation system of vehicle | |
| JP6371342B2 (en) | Vehicle control device | |
| JP2006117131A (en) | Electronic control device for vehicle | |
| KR101618118B1 (en) | Control system and method for body control module using external device | |
| JP2005027363A (en) | Vehicle mounted system controller | |
| EP1948492B1 (en) | A system for controlling the ignition of a motor vehicle | |
| EP1948466B1 (en) | A system for controlling the current supply of a motor vehicle | |
| FR3051576B1 (en) | MULTIPLEX NETWORK WITH LOSS MANAGEMENT OF STATE FRAME. | |
| JP2007255254A (en) | Engine starting system | |
| CN115230653B (en) | Parking control method and device | |
| EP4015322B1 (en) | Backup system for an electronic parking brake and a method for providing a backup power |
Legal Events
| Date | Code | Title | Description |
|---|---|---|---|
| MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20190201 |