NL2014091B1 - Afdichtingsinrichting. - Google Patents

Afdichtingsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2014091B1
NL2014091B1 NL2014091A NL2014091A NL2014091B1 NL 2014091 B1 NL2014091 B1 NL 2014091B1 NL 2014091 A NL2014091 A NL 2014091A NL 2014091 A NL2014091 A NL 2014091A NL 2014091 B1 NL2014091 B1 NL 2014091B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sealing part
sealing
wall
converging
sealing device
Prior art date
Application number
NL2014091A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014091A (nl
Inventor
De Kraker Cornelis
Original Assignee
Kraker Products
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kraker Products filed Critical Kraker Products
Priority to NL2014091A priority Critical patent/NL2014091B1/nl
Priority to EP16712534.3A priority patent/EP3242979A2/en
Priority to PCT/NL2016/050006 priority patent/WO2016111622A2/en
Publication of NL2014091A publication Critical patent/NL2014091A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014091B1 publication Critical patent/NL2014091B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03CDOMESTIC PLUMBING INSTALLATIONS FOR FRESH WATER OR WASTE WATER; SINKS
    • E03C1/00Domestic plumbing installations for fresh water or waste water; Sinks
    • E03C1/02Plumbing installations for fresh water
    • E03C1/04Water-basin installations specially adapted to wash-basins or baths
    • E03C1/042Arrangements on taps for wash-basins or baths for connecting to the wall

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Gasket Seals (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het fluïdumdicht afdichten van een aansluiting tussen twee onder een hoek ten opzichte van elkaar uitgelijnde leidingdelen, omvattende: - een eerste afdichtingsdeel omvattende een binnenwand en een buitenwand, een in hoofdzaak vlakke zijde en een tegenover de vlakke zijde gelegen divergerende zijde die van de binnenwand naar de buitenwand divergeert; - een tweede afdichtingsdeel omvattende een binnenwand en een buitenwand, een in hoofdzaak vlakke zijde en een tegenover de vlakke zijde gelegen convergerende zijde die van de binnenwand naar de buitenwand convergeert; en - waarbij de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel in hoofdzaak dezelfde afschuining vertonen en zijn ingericht om zodanig tegen elkaar aangebracht te worden dat de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel langs elkaar verschuifbaar zijn en de binnenwanden van het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel een doorlopende uitsparing insluiten waardoorheen een fluïdum transporteerbaar is.

Description

Afdichtingsinrichting
De uitvinding heeft betrekking op een afdichtingsinrichting, meer in het bijzonder op een inrichting voor het fluïdumdicht afdichten van een aansluiting tussen twee onder een hoek ten opzichte van elkaar uitgelijnde / uit te lijnen leidingdelen.
Scheefstand tussen af te dichten leidingen kan zich in verschillende situaties voordoen. Bijvoorbeeld, wanneer een muurplaat voor de bevestiging van een kraan aan een muur scheef is gemonteerd, zal een op aan deze muurplaat bevestigde koppelingen in beginsel ook scheef ten opzichte van de muur worden gemonteerd. Het is echter gewenst dat een kraan waterpas en loodrecht ten opzichte van een muur wordt aangebracht. Terwijl dit bij kranen met een enkele waterleiding al lastig kan zijn, wordt dit verder bemoeilijkt indien de installateur een mengkraan dient op te hangen en de koud- en/of een warmwaterleiding niet loodrecht uit de muur komen.
Hoewel in sommige gevallen een mengkraan met een rechte koppeling kan worden aangesloten, worden voor het aansluiten van mengkranen doorgaans zogenaamde S-koppelingen toegepast. Deze S-koppelingen omvatten een gebogen buisdeel, dat ten opzichte van de muurplaat kan worden geroteerd om extra speelruimte en flexibiliteit te verkrijgen voor de positionering van de mengkraan.
Een nadeel van de toepassing van S-koppelingen is dat deze zich doorgaans verder van de muurplaat uitstrekken dan een rechte koppeling, waardoor bij een toepassing van S-koppelingen een scheefstand van de muurplaat nog meer wordt versterkt dan bij rechte koppelingen het geval is.
Indien de kraan loodrecht op de wand wordt gemonteerd, en de muurplaat een scheefstand vertoont, zullen de waterleiding en de aansluiting op de kraan scheef ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd. Het verkrijgen van een goede waterafdichting van de aansluiting is vaak lastig, en soms zelfs onmogelijk. De voor het verkrijgen van een afdichting toegepaste fiber ringen bieden regelmatig onvoldoende speelruimte, en bij scheefstand worden rubberen afdichtringen regelmatig kapot gedraaid bij het aandraaien van de koppelingen.
Er is derhalve behoefte aan een afdichtingsinrichting die een fluïdumdichte afsluiting kan verschaffen tussen twee buisstukken die een onderlinge scheefstand vertonen.
Omdat een installateur bijvoorbeeld bij renovatie werkzaamheden is gebonden aan een bestaande situatie, is de beschikbare ruimte vaak beperkt. Een compacte afdichtingsoplossing is derhalve gewenst.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om een afdichtingsinrichting te verschaffen waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.
Het genoemde doel is volgens de uitvinding bereikt met de inrichting voor het fluïdumdicht afdichten van een aansluiting tussen twee onder een hoek ten opzichte van elkaar uitgelijnde of uit te lijnen leidingdelen, omvattende: - een eerste afdichtingsdeel omvattende een binnenwand en een buitenwand, een in hoofdzaak vlakke zijde en een tegenover de vlakke zijde gelegen divergerende zijde die van de binnenwand naar de buitenwand divergeert; - een tweede afdichtingsdeel omvattende een binnenwand en een buitenwand, een in hoofdzaak vlakke zijde en een tegenover de vlakke zijde gelegen convergerende zijde die van de binnenwand naar de buitenwand convergeert; en - waarbij de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel in hoofdzaak dezelfde afschuining vertonen en zijn ingericht om zodanig tegen elkaar aangebracht te worden dat de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel langs elkaar verschuifbaar zijn en de binnenwanden van het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel een doorlopende uitsparing insluiten waardoorheen een fluïdum transporteerbaar is.
Opgemerkt wordt dat de divergerende zijde in de richting van de binnenwand naar de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel, van de tegenovergelegen vlakke zijde vandaan divergeert, waardoor de afstand tussen de vlakke zijde en de divergerende zijde in buitenwaartse richting toeneemt.
Opgemerkt wordt dat de convergerende zijde in de richting van de binnenwand naar de buitenwand van het tweede afdichtingsdeel, naar de tegenovergelegen vlakke zijde toe convergeert, waardoor de afstand tussen de vlakke zijde en de convergerende zijde in buitenwaartse richting afneemt.
Wanneer de afdichtingsinrichting wordt gemonteerd tussen twee leidingen, zullen de divergerende zijde en de convergerende zijde nauwsluitend tegen elkaar aan komen te liggen.
Bij het in de inleiding genoemde voorbeeld van een bevestiging tussen een kraan en een waterleiding, zal door het aandraaien van een moer de afstand tussen de buisvormige wateraansluiting van de kraan en de waterleiding worden verkleind, waardoor het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel tegen elkaar aan worden geklemd. Onder invloed van de tijdens het klemmen uitgeoefende klemkracht zullen de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel ten opzichte van elkaar verschuiven naar een optimale onderlinge afdichtende positie.
Hoewel de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en/of de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel enige vervormbaarheid kunnen vertonen waardoor ze bij het tegen elkaar aan gedrukt worden nauwsluitend tegen elkaar aan komen te liggen en een fluïdumdichte afsluiting op hun aangrijpvlak verschaffen, is het bijzonder voordelig indien de divergerende zijde en de convergerende zijde onafhankelijk van de scheefstand optimaal op elkaar aansluiten. Derhalve heeft de afdichtingsinrichting volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de eigenschappen dat de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel een concave vorm omvat, de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel een convexe vorm omvat, en waarbij de concave zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convexe zijde van het tweede afdichtingsdeel in hoofdzaak dezelfde kromming vertonen en zijn ingericht om zodanig tegen elkaar aangebracht te worden dat de concave zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convexe zijde van het tweede afdichtingsdeel langs elkaar verschuifbaar zijn.
De vakman zal bij de keuze van de radius van de kromming van de samenwerkende concave zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convexe zijde van het tweede afdichtingsdeel voor de specifieke toepassing een optimum dienen te bepalen. Terwijl een kleinere radius van de kromming zorgt voor een vergroot instelbereik, verschaft een grote krommingsradius via een vlakkere kromming juist het voordeel van een compacte inbouwdikte. Indien de kromming vlakker wordt, zal de hoogtevariatie bij het zijdelings verschuiven immers beperkter zijn, en wordt ook in een scheefstand een voldoende groot afdichtoppervlak verkregen.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de buitenwand van het tweede afdichtingsdeel ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn een kleinere doorsnedeafstand D2o dan de doorsnedeafstand Dlo van de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel. Hierdoor heeft de afdichtingsinrichting enige verschuifmogelijkheid in de instelrichting voordat de buitenwand van het tweede afdichtingsdeel zich in hoofdzaak buiten de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel zal verplaatsen. Als gevolg hiervan blijft de scheefstandcompensatie van de afdichtingsinrichting zelfs behouden indien deze wordt omsloten, bijvoorbeeld door een binnenwand van een leidingdeel waarin de afdichtingsrichting is aangebracht.
Een voldoende verschuifmogelijkheid in de instelrichting, voordat dat de buitenwand van het tweede afdichtingsdeel zich in hoofdzaak buiten de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel zal verplaatsen, wordt gegarandeerd indien volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm de doorsnedeafstand D2o van de buitenwand van het tweede afdichtingsdeel ten minste 5%, en bij voorkeur ten minste 10%, kleiner is dan de doorsnedeafstand Dlo van de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm vertonen de binnenwanden van het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn in hoofdzaak dezelfde doorsnedeafstand DM, D2i. De binnenwanden van het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel sluiten bij een in hoofdzaak zelfde doorsnedeafstand bij een rechte toestand van de afdichtingsinrichting in hoofdzaak vlak op elkaar aan. Met een ‘rechte toestand van de afdichtingsinrichting’ wordt verwezen naar de toestand waarbij er géén scheefstandcompensatie door een verschuiving tussen de concave en convexe zijde is. Wanneer de concave en convexe zijde echter wél ten opzichte van elkaar worden verschoven, zullen de binnenwanden van het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel nog steeds een doorlopende uitsparing insluiten waardoorheen een fluïdum transporteerbaar is.
Indien volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm het eerste afdichtingsdeel aan de concave zijde ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn een vlakke rand nabij de buitenwand omvat, wordt voorkomen dat de rand tussen de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel en de concave zijde van het eerste afdichtingsdeel zich tot voorbij de vlakke zijde van het tweede afdichtingsdeel kan uitstrekken. Indien de concave zijde van het eerste afdichtingsdeel tot aan de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel zou doorlopen, zou de rand tussen de concave zijde en de buitenwand van het eerste afdichtingsdeel puntig van vorm zijn. In het bijzonder wanneer het eerste afdichtingsdeel van een hard materiaal, zoals RVS, messing of staal is uitgevoerd, kan een puntige rand van het eerste afdichtingsdeel, wanneer deze bij scheefstand voorbij de vlakke zijde van het tweede afdichtingsdeel zou uitsteken, kunnen leiden tot beschadigingen aan een af te dichten oppervlak waar deze vlakke zijde van het tweede afdichtingsdeel tegen is aangebracht.
De vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel wordt tijdens gebruik tegen een af te dichten oppervlak, bijvoorbeeld van een flens of een S-koppeling aangebracht. Indien bij een ronde configuratie de binnendiameter van dit af te dichten oppervlak kleiner is dan de binnendiameter van het eerste afdichtingsdeel van de afdichtingsinrichting, zou de situatie kunnen ontstaan dat het convergerende vlak van het tweede afdichtingsdeel zich buiten de vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel uitsteekt. In het bijzonder wanneer het tweede afdichtingsdeel van een hard materiaal, zoals RVS, messing of staal is uitgevoerd, zou de rand tussen de binnenwand van het tweede afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel het af te dichten oppervlak kunnen beschadigen. Om dit te voorkomen omvat de binnenwand van het eerste afdichtingsdeel volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm een zodanige dikte dat, bij een scheefstand van a = 1 ° tussen het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel, de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel zich volledig bevindt aan de naar het tweede afdichtingsdeel toegekeerde zijde van een vlak dat door de vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel wordt gedefinieerd.
Nog meer bij voorkeur bevindt de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel zich binnen een bereik van de scheefstand tot a-2° volledig aan de naar het tweede afdichtingsdeel toegekeerde zijde van het vlak dat door de vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel wordt gedefinieerd. Nog meer bij voorkeur wordt aan bovenstaande conditie voldaan tot een scheefstand van α = 3°.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm is de binnendiameter van het tweede afdichtingsdeel groter dan de binnendiameter van het eerste afdichtingsdeel. Hierdoor wordt, zelfs bij een scheefstand en een zeer beperkte dikte T j van de binnenwand van het eerste afdichtingsdeel, voorkomen dat de rand van het tweede afdichtingsdeel zich voorbij de vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel uitstrekt. Het verschil in binnendiameters is bij voorkeur zodanig dat bij een scheefstand van a = 1 ° tussen het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel, de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel zich volledig bevindt aan de naar het tweede afdichtingsdeel toegekeerde zijde van een vlak dat door de vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel wordt gedefinieerd. Wederom is de scheefstand waarbinnen aan deze conditie wordt voldaan ten minste a - 2°, en meer bij voorkeur ten minste a - 3°.
Scheefstandcompensatie in alle richtingen, waardoor de afdichtingsinrichting bovendien vrij plaatsbaar is, wordt verkregen wanneer volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm ten minste de concave zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convexe zijde van het tweede afdichtingsdeel rotatie-symmetrisch zijn.
Bij een enkele aansluiting, zoals bij een kraan met een enkele waterleiding, verschaft een afdichtingsinrichting waarbij ten minste de concave zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convexe zijde van het tweede afdichtingsdeel rotatie-symmetrisch zijn compensatie voor scheefstand in alle richtingen, conform een bolscharnier.
Indien twee van dergelijke afdichtingsinrichting naast elkaar worden toegepast, zoals bij een mengkraan het geval zal zijn, wordt één rotatievrijheidsgraad opgelegd door de dubbele bevestiging.
Opgemerkt wordt dat waar in het vorengaande gesproken werd over ‘ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn’, de specifieke maatregel bij deze rotatie-symmetrische uitvoering over de volledige omtrek van toepassing is. Zo omvat het eerste afdichtingsdeel aan de concave zijde bij voorkeur een rondom verlopende vlakke rand om de voordelen van een der gelijke afgeplatte rand in alle instelrichtingen te verschaffen.
Hoewel de uitvinding daar niet toe is beperkt, zullen leidingen doorgaans een ronde dwarsdoorsnede vertonen. Derhalve zijn volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm het eerste afdichtingsdeel en het een tweede afdichtingsdeel ringvormig. Wanneer ronde leidingen onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, staan de hartlijnen van de ronde leidingdelen onder een hoek ten opzichte van elkaar.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn het eerste afdichtingsdeel en/of het tweede afdichtingsdeel uit kunststof, bij voorkeur POM, vervaardigd. Kunststof is corrosiebestendig, en door een redelijk harde kunststof te gebruiken, wordt een slijtvaste afdichtingsinrichting verkregen die niet - zoals bij rubber het geval is - gevoelig is om te worden kapot gedraaid bij het tegen elkaar aan klemmen van het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel. Voor de vervaardiging is het voordelig wanneer het kunststof materiaal bovendien kortspanig en/of spuitgietbaar is. Polyacetaal (POM) vertoont deze eigenschappen.
Volgens een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvatten het eerste en/of het tweede afdichtingsdeel één of meer rondgaande uitsparingen waarin een afdichting, zoals een O-ring, opneembaar is. Dergelijke rondgaande uitsparingen zijn bij voorkeur aangebracht in de vlakke zijde van het eerste afdichtingsdeel, de vlakke zijde van het tweede afdichtingsdeel, en ten minste één van de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel. Door ten minste één van de divergerende zijde van het eerste afdichtingsdeel en de convergerende zijde van het tweede afdichtingsdeel van een der gelijke uitsparing te voorzien, kan een daarin aangebrachte afdichting het afdichtvlak tussen de convergerende zijde en de divergerende zijde afdichten. De toepassing van dergelijke uitsparingen met afdichtingen, maakt het mogelijk om de afdichtingsinrichting in elk willekeurig materiaal uit te voeren, inclusief materialen zoals RVS en staal, die op zichzelf beperkte af dichtende afdichteigenschappen omvatten. Een stalen afdichtingsinrichting, hoewel niet corrosie bestendig, kan toegepast worden voor laag gevoelige pijp- of pompverbinding, zoals bij zandzuigerinstallaties.
Volgens een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm zijn het eerste afdichtingsdeel en/of het tweede afdichtingsdeel uit een corrosiebestendig metaal, bij voorkeur messing, vervaardigd. Een metalen variant is kostbaarder dan een kunststof variant, doch is bijzonder geschikt voor specialistische toepassingen die hoge eisen stellen aan de belastbaarheid, zoals in de procesindustrie het geval is.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:
Figuur 1: een perspectivisch en deels opengewerkt aanzicht van een bevestiging van een mengkraan aan een muur;
Figuur 2: een perspectivisch aanzicht van de in figuur 1 getoonde mengkraan, waarbij een afdichtingsinrichting volgens de uitvinding is aangebracht;
Figuur 3: een perspectivisch aanzicht van een afdichtingsinrichting volgens de uitvinding, zoals deze in figuur 2 in de mengkraankoppeling is aangebracht;
Figuur 4: een perspectivisch aanzicht van een eerste afdichtingsdeel van de in figuur 3 getoonde afdichtingsinrichting;
Figuur 5: een perspectivisch aanzicht van een tweede afdichtingsdeel van de in figuur 3 getoonde afdichtingsinrichting;
Figuur 6: een perspectivisch doorsnedeaanzicht van de in figuur 2 getoonde afdichtingsinrichting;
Figuur 7: een doorsnedeaanzicht van de in figuur 2 getoonde afdichtingsinrichting in een rechte stand;
Figuur 8: een doorsnedeaanzicht van de in figuur 2 getoonde afdichtingsinrichting in een scheefstand;
Figuur 9: een doorsnedeaanzicht van een alternatieve afdichtingsinrichting in een rechte stand;
Figuur 10: een doorsnedeaanzicht van de alternatieve afdichtingsinrichting van figuur 9 in een scheefstand; en
Figuur 11: een doorsnedeaanzicht van de in figuur 1 getoonde kraan in een gemonteerde toestand, waarbij de afdichtingsinrichting zich in de in figuur 8 getoonde scheefstand bevindt.
De afdichtingsring 1 wordt toegelicht aan de hand van een voorbeeld van de montage van een mengkraan 56 die met behulp van een (dubbele) muurplaat 40 met schroeven 42 aan een muur 44 is bevestigd. In figuur 1 is de koudwaterleiding 48 gestippeld achter de muur 44 weergegeven, en is de warmwaterleiding 46 in een opengewerkt deel van de muur 44 getoond. De warmwaterleiding 46 loopt via een aan de muurplaat 40 bevestigde S-koppeling 50 door de wand van de muur 44 heen. De S-koppeling 50 is aan zijn van de muurplaat 40 afgekeerde zijde voorzien van een uitwendige schroefdraad 52, waarop een warmwateraansluiting 58 van een mengkraan 56 met behulp van een moer 60 met een inwendige schroefdraad 62 aangrijpbaar is. De mengkraan 56 heeft verder een koudwateraansluiting 64 die eveneens van een moer 66 is voorzien. In de mengkraan gemengd warm en koud water is via een waterafvoer 68 van de mengkraan 56 afvoerbaar. In een gemonteerde toestand wordt de doorgang van de S-koppeling 50 door de wand van de muur 44 aan het zicht onttrokken door een afdekplaat 54, ook wel sierroset genoemd. In de wateraansluitingen 58, 64 van de mengkraan 56 is een afdichtingsinrichting 1 volgens de uitvinding aangebracht om te kunnen compenseren voor een eventuele scheefstand van de muurplaat 40 ten opzichte van de muur 44, zodat de mengkraan 56 zelf waterpas en haaks op de muur aanbrengbaar is. In figuur 2 wordt de warmwateraansluiting 58 met een afdichtingsinrichting 1 getoond.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de afdichtingsinrichting 1 wordt in detail getoond in figuur 3, en omvat een eerste afdichtingsdeel 4 en een tweede afdichtingsdeel 24. Flet eerste afdichtingsdeel 4 omvat een in hoofdzaak vlakke zijde 6 en een tegenover de vlakke zijde gelegen concave divergerende zijde 8, een binnenwand 10 en een buitenwand 14. Flet tweede afdichtingsdeel 24 omvat een in hoofdzaak vlakke zijde 26 en een tegenover de vlakke zijde gelegen convexe convergerende zijde 28, een binnenwand 30 en een buitenwand 34. De concave zijde 8 van het eerste afdichtingsdeel 4 en de convexe zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 vertonen in hoofdzaak dezelfde kromming K en zijn ingericht om zodanig tegen elkaar aangebracht te worden dat de divergerende zijde 8 van het eerste afdichtingsdeel 4 en de convergerende zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 langs elkaar verschuifbaar zijn. De binnenwanden 10, 30 van het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 sluiten een doorlopende uitsparing in waardoorheen een fluïdum, zoals koud- of warm water, transporteerbaar is.
Bij een ‘rechte toestand van de afdichtingsinrichting’, d.w.z. wanneer er géén scheefstandcompensatie door een verschuiving tussen de concave divergerende zijde 8 en convexe convergerende zijde 28 is, valt de hartlijn H! van het eerste afdichtingsdeel 4 samen met de hartlijn H 2 van het tweede afdichtingsdeel 24. Deze situatie is getoond in figuur 3.
Zoals in de samengestelde toestand van figuur 3 duidelijk zichtbaar is, omvat de buitenwand 34 van het tweede afdichtingsdeel een kleinere doorsnedeafstand D2o dan de doorsnedeafstand Dlo van de buitenwand 14 van het eerste afdichtingsdeel 4. Omdat de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm rotatie-symmetrisch is en een ringvormig eerste afdichtingsdeel 4 en een ringvormig tweede afdichtingsdeel 24 omvat, geldt dat de diameters verschillen, waarbij de buitendiameter D2o van het ringvormig tweede afdichtingsdeel 24 kleiner is dan de buitendiameter Dlo van het ringvormig eerste afdichtingsdeel 4.
Opgemerkt wordt dat het denkbaar is dat het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 volgens een alternatieve uitvoeringsvorm slechts in één richting gekromd of divergerend/convergerend zijn uitgevoerd, waardoor slechts in één richting scheefstandcompensatie mogelijk is. In een dergelijke uitvoering omvat de buitenwand 34 van het tweede afdichtingsdeel 24 ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn een kleinere doorsnedeafstand D2o dan de doorsnedeafstand Dlo van de buitenwand 14 van het eerste afdichtingsdeel 4.
Het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 worden in de figuren 4 en 5 afzonderlijk en in detail getoond. Het eerste afdichtingsdeel 4 omvat een vlakke rand 16.
Hoewel in de samengestelde doorsnede van figuur 6 slechts een eerste instelrichting h en een tweede instelrichting I2 worden getoond, wordt opgemerkt dat de in figuur 6 getoonde afdichtingsinrichting 1 volgens het principe van een bolscharnier werkt, en dus in feite een oneindig aantal instelrichtingen heeft. In de doorsnede van figuur 7 is getoond hoe de kromming K van zowel de concave zijde 8 van het eerste afdichtingsdeel 4 als de convexe zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 een radius R ten opzichte van een gemeenschappelijk rotatiecentrum C hebben.
De situatie waarbij het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 over de tegen elkaar aanliggende concave divergerende zijde 8 en convexe convergerende zijde 28 langs elkaar zijn verschoven, wordt getoond in figuur 8, waar een scheefstand van α = 3° wordt gecompenseerd. De binnenwanden 10, 30 van het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 sluiten ook bij een scheefstand nog steeds een doorlopende uitsparing in waardoorheen een fluïdum transporteerbaar is.
De binnenwand 10 van het eerste afdichtingsdeel 4 heeft een zodanige dikte Ti dat, zelfs bij de in figuur 8 getoonde scheefstand van α = 3° tussen het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24, de convexe convergerende zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 zich volledig bevindt aan de naar het tweede afdichtingsdeel 24 toegekeerde zijde van een vlak dat door de vlakke zijde 6 van het eerste afdichtingsdeel 4 wordt gedefinieerd. In figuur 4 bevindt de convexe convergerende zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 zich derhalve rechts van de vlakke zijde 6 van het eerste afdichtingsdeel 4. Tijdens gebruik wordt de vlakke zijde 6 van het eerste afdichtingsdeel 4 tegen een af te dichten oppervlak, bijvoorbeeld van een flens of een S-koppeling (zie figuur 11) aangebracht. Doordat de convexe convergerende zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 zich volledig bevindt aan de naar het tweede afdichtingsdeel 24 toegekeerde zijde van een vlak dat door de vlakke zijde 6 van het eerste afdichtingsdeel 4 wordt gedefinieerd, wordt voorkomen dat de rand 36 tussen de binnenwand 30 van het tweede afdichtingsdeel 24 en de convexe convergerende zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel het af te dichten oppervlak zou kunnen beschadigen. In het bijzonder wanneer het tweede afdichtingsdeel 24 van een hard materiaal, zoals RVS, messing of staal zou zijn uitgevoerd, zou deze rand 36 het af te dichten oppervlak kunnen beschadigen.
In de figuren 9 en 10 wordt een alternatieve afdichtingsinrichting 1 in respecteivelijk een rechte stand (conform figuur 7) en een scheefstand (conform figuur 8) getoond. In deze uitvoeringsvorm is de binnendiameter D2, van het tweede afdichtingsdeel 24 groter dan de binnendiameter Dn van het eerste afdichtingsdeel 4. Hierdoor wordt, zelfs bij de in figuur 10 getoonde scheefstand van 3° en de afwezigheid van een dikte Ti van de binnenwand 10 van het eerste afdichtingsdeel 4, voorkomen dat de rand 36 van het tweede afdichtingsdeel 24 zich voorbij de vlakke zijde 6 van het eerste afdichtingsdeel 4 uitstrekt. De uitvoeringsvorm volgens de figuren 7 en 8 heeft ten opzichte van de uitvoeringsvorm van de figuren 9 en 10 het voordeel dat het afdichtend oppervlak tussen de divergerende zijde 8 van het eerste afdichtingsdeel 4 en de convergerende zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 groter kan zijn.
Tenslotte wordt in figuur 11 een doorsnede van een gemonteerde toestand getoond. De moer 60 zit met een bepaalde speling aan de warmwateraansluiting 58 van de mengkraan 56 bevestigd. De inwendige schroefdraad 62 van deze moer 60 dient niet voor afdichting maar om de warmwateraansluiting 58 van de mengkraan 56 strak tegen de S-koppeling 50 aan te trekken. De afdichting wordt door de afdichtingsinrichting 1 verschaft.
Onder invloed van de tijdens het klemmen uitgeoefende klemkracht zullen de divergerende concave zijde 8 van het eerste afdichtingsdeel 4 en de convergerende convexe zijde 28 van het tweede afdichtingsdeel 24 ten opzichte van elkaar verschuiven naar een optimale onderlinge afdichtende positie. In figuur 11 is de ruimte tussen het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 aan de onderzijde beperkter dan aan de bovenzijde. Als gevolg daarvan, zullen het eerste afdichtingsdeel 4 en het tweede afdichtingsdeel 24 bij het klemmen zodanig ten opzichte van elkaar verschuiven dat - zoals getoond in figuur 11 - het tweede afdichtingsdeel 24 ten opzichte van het eerste afdichtingsdeel 4 in bovenwaartse richting verschuift. Hierdoor ontstaat rondom de af te dichten verbinding tussen de onder een hoek ten opzichte van elkaar staande leidingen een optimale afdichting, waarbij de extra ruimte aan de bovenzijde wordt opgevangen door het ten opzichte van elkaar verschuiven van de afdichtingsdelen 4, 24 van de afdichtingsinrichting 1.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. Maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kunnen worden gecombineerd. Een voorbeeld is een combinatie van een binnenwand 10 van het eerste afdichtingsdeel 4 met een dikte T], (zie bijvoorbeeld figuren 7 en 8) met een verschil in binnendiameters tussen het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel conform de figuren 9 en 10.
De vakman zal inzien dat, hoewel de uitvinding is getoond aan de hand van een voorbeeld met een dubbele muurplaat en S-koppelingen, de afdichting volgens de uitvinding tevens toepasbaar is bij kranen met een enkele leiding, en/of kranen die met een rechte koppeling zijn bevestigd.
Tevens zal het voor de vakman duidelijk zijn dat, hoewel de uitvinding is getoond aan de hand van een voorbeeld van een sanitaire kraan, er voor de uitvinding velerlei andere toepassingen zijn. Zo kan de afdichtingsinrichting bijvoorbeeld in verschillende afmetingen in de procesindustrie worden toegepast, zoals bij flenskoppelingen.
Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwijzingscijfers, dienen dergelijke verwijzingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkend voor de beschermingsomvang. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (12)

1. Inrichting voor het fluïdumdicht af dichten van een aansluiting tussen twee onder een hoek ten opzichte van elkaar uitgelijnde leidingdelen, omvattende: - een eerste afdichtingsdeel (4) omvattende een binnenwand (10) en een buitenwand (14), een in hoofdzaak vlakke zijde (6) en een tegenover de vlakke zijde gelegen divergerende zijde (8) die van de binnenwand (10) naar de buitenwand (14) divergeert; - een tweede afdichtingsdeel (24) omvattende een binnenwand (30) en een buitenwand (34), een in hoofdzaak vlakke zijde (26) en een tegenover de vlakke zijde gelegen convergerende zijde (28) die van de binnenwand (30) naar de buitenwand (34) convergeert; en - waarbij de divergerende zijde (8) van het eerste afdichtingsdeel (4) en de convergerende zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) in hoofdzaak dezelfde afschuining vertonen en zijn ingericht om zodanig tegen elkaar aangebracht te worden dat de divergerende zijde (8) van het eerste afdichtingsdeel (4) en de convergerende zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) langs elkaar verschuifbaar zijn en de binnenwanden (10, 30) van het eerste afdichtingsdeel (4) en het tweede afdichtingsdeel (24) een doorlopende uitsparing insluiten waardoorheen een fluïdum transporteerbaar is.
2. Afdichtingsinrichting 1 volgens conclusie 1, waarbij: - de divergerende zijde (8) van het eerste afdichtingsdeel (4) een concave vorm omvat; - de convergerende zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) een convexe vorm omvat; en - waarbij de concave zijde (8) van het eerste afdichtingsdeel (4) en de convexe zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) in hoofdzaak dezelfde kromming (K) vertonen en zijn ingericht om zodanig tegen elkaar aangebracht te worden dat de concave zijde (8) van het eerste afdichtingsdeel (4) en de convexe zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) langs elkaar verschuifbaar zijn.
3. Afdichtingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de buitenwand (34) van het tweede afdichtingsdeel (24) ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel (4) en het tweede afdichtingsdeel (24) ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn een kleinere doorsnedeafstand (D2o) omvat dan de doorsnedeafstand (Dlo) van de buitenwand (14) van het eerste afdichtingsdeel (4).
4. Afdichtingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij de doorsnedeafstand (D2o) van de buitenwand (34) van het tweede afdichtingsdeel (24) ten minste 5%, en bij voorkeur ten minste 10%, kleiner is dan de doorsnedeafstand (Dlo) van de buitenwand (14) van het eerste afdichtingsdeel (4).
5. Afdichtingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de binnenwanden (10, 30) van het eerste afdichtingsdeel (4) en het tweede afdichtingsdeel (24) ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel en het tweede afdichtingsdeel ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn in hoofdzaak dezelfde doorsnedeafstand (DM, D2i) vertonen.
6. Afdichtingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste afdichtingsdeel (4) aan de concave zijde (8) ten minste in de instelrichting waarin het eerste afdichtingsdeel (4) en het tweede afdichtingsdeel (24) ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn, nabij de buitenwand (14) een vlakke rand (16) omvat.
7. Afdichtingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de binnenwand (10) van het eerste afdichtingsdeel (4) een zodanige dikte (T 0 omvat dat, bij een scheefstand van α = 1° tussen het eerste afdichtingsdeel (4) en het tweede afdichtingsdeel (24), de convergerende zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) zich volledig bevindt aan de naar het tweede afdichtingsdeel (24) toegekeerde zijde van een vlak dat door de vlakke zijde (6) wordt gedefinieerd.
8. Afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1-4 of 6, waarbij de binnendiameter (D2i ) van het tweede afdichtingsdeel (24) groter is dan de binnendiameter (DM) van het eerste afdichtingsdeel (4).
9. Afdichtingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste de concave zijde (8) van het eerste afdichtingsdeel (4) en de convexe zijde (28) van het tweede afdichtingsdeel (24) rotatie-symmetrisch zijn.
10. Afdichtingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste afdichtingsdeel (4) en het een tweede afdichtingsdeel (24) ringvormig zijn.
11. Afdichtingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste afdichtingsdeel en/of het tweede afdichtingsdeel uit kunststof, bij voorkeur POM, zijn vervaardigd.
12. Afdichtingsinrichting volgens één van de conclusies 1-10, waarbij het eerste afdichtingsdeel en/of het tweede afdichtingsdeel uit een corrosiebestendig metaal, bij voorkeur messing, zijn vervaardigd.
NL2014091A 2015-01-07 2015-01-07 Afdichtingsinrichting. NL2014091B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014091A NL2014091B1 (nl) 2015-01-07 2015-01-07 Afdichtingsinrichting.
EP16712534.3A EP3242979A2 (en) 2015-01-07 2016-01-06 Sealing device
PCT/NL2016/050006 WO2016111622A2 (en) 2015-01-07 2016-01-06 Sealing device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014091A NL2014091B1 (nl) 2015-01-07 2015-01-07 Afdichtingsinrichting.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014091A NL2014091A (nl) 2016-09-23
NL2014091B1 true NL2014091B1 (nl) 2016-09-30

Family

ID=52472540

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014091A NL2014091B1 (nl) 2015-01-07 2015-01-07 Afdichtingsinrichting.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3242979A2 (nl)
NL (1) NL2014091B1 (nl)
WO (1) WO2016111622A2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP6654541B2 (ja) * 2016-09-30 2020-02-26 株式会社Lixil 水栓ブラケット

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7817171U1 (de) * 1978-06-08 1978-09-21 Hansa Metallwerke Ag, 7000 Stuttgart Zwischenstueck zum verschrauben von zwei parallelen anschlusstutzen einer mischbatterie fuer kalt- und warmwasser mit wandanschlusstutzen
DE4033043A1 (de) * 1989-11-02 1991-05-08 Grohe Armaturen Friedrich Mischbatterie
DE102007007408A1 (de) * 2007-02-12 2008-08-14 Sanchez, Leonardo Wasserzulaufarmatur

Also Published As

Publication number Publication date
WO2016111622A3 (en) 2016-10-27
NL2014091A (nl) 2016-09-23
WO2016111622A2 (en) 2016-07-14
EP3242979A2 (en) 2017-11-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2006346032B2 (en) Coupling having angularly oriented cavity
US5609212A (en) Adjustable sprinkler head positioning assembly
US6684906B2 (en) Quick connect/disconnect water faucet conduit assembly
US7258370B2 (en) Fluid distribution system
US9657874B2 (en) Plumbing fitting adapter
US3348850A (en) Pipe joint and seal
NL2014091B1 (nl) Afdichtingsinrichting.
US5060986A (en) Sleeve adapter
US4976457A (en) Sleeve adapter
US9228682B1 (en) Two-piece pipe flange and systems
US20020163193A1 (en) Pipe coupling
US8444184B2 (en) Conduit structure for a hot water tap, as well as such tap
KR101844820B1 (ko) 내압성능이 향상된 신축 관 이음장치
US7540502B1 (en) Serpentine metal gasket
CN109073121B (zh) 用于连接管道的连接装置
US10753523B2 (en) Pipe joint fitting with earthquake resistant functions
FR3070989B1 (fr) Panneau pour la distribution hydraulique dans une installation
AU2017101338A4 (en) Rigid Thread Extender
KR20130003744A (ko) 파이프 연결구
JP5998003B2 (ja) 分岐管接続装置
KR20170025642A (ko) 배관류 연결장치
US7591488B2 (en) Fitting particularly for high-pressure pipes
GB2221010A (en) Hinged sleeve for the lining or joining of conduits
RU220869U1 (ru) Эксцентричный фитинг для систем внутренней канализации
NL1025396C2 (nl) Kraan alsmede een met de kraan samenwerkbare aansluiting op een waterleiding.