NL2013602B1 - Inrichting voor het reinigen van een stoma in een menselijk of dierlijk lichaam. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van een stoma in een menselijk of dierlijk lichaam. De uitvinding beoogt een inrichting volgens bovengenoemde aanhef te verschaffen, die ongeacht de locatie van de stoma op het lichaam en ongeacht de lichaamsbouw van de persoon of dier volledig aansluit op het huidoppervlak. Hiertoe wordt overeenkomstig de uitvinding de inrichting gekenmerkt, doordat de rondgaande contactrand van de houder is voorzien van een rondgaande flexibele kraag tenminste omvattende een eerste omtreksrand en een tweede omtreksrand, welke eerste omtreksrand en tweede omtreksrand bij plaatsing op het lichaam tezamen een luchtkamer insluiten.

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het reinigen van een stoma in een menselijk of dierlijk lichaam.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van een stoma in een menselijk of dierlijk lichaam.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de Internationale octrooiaanvrage nr. W098/24387A1.

Een stoma is een kunstmatige uitgang in het menselijk of dierlijk lichaam en kan dienen voor de afvoer van ontlasting of urine of gal of voor het faciliteren van de ademhaling. In het laatste geval spreekt men van een tracheastoma. Echter, in de onderhavige octrooiaanvrage wordt in het geval van een stoma, gesproken over een stoma, die aangelegd wordt ten behoeve van het faciliteren van de ontlasting en de urine. In dergelijke situaties wordt gesproken van een ileostoma, die wordt aangelegd op de dunne darm, of van een colostoma, aangelegd op de dikke darm, dan wel van een urostoma voor de afvoer van urine.

Gewoonlijk wordt de stoma-wond afgedekt door een stoma-verband (ook wel opvangmateriaal of huidplak genoemd) als dan niet voorzien van een stoma-zak voor het opvangen van de ontlasting. Het zal duidelijk zijn, dat dit verband (of huidplak) geregeld dient te worden vervangen, waarbij de stoma-wond gereinigd moet worden.

Een in W098/24387A1 getoonde inrichting is bedoeld om de stoma en de omringende huid met lauw warm water te reinigen c.q. schoon te spoelen. Hierdoor wordt de kwaliteit van leven van de patiënt veelal verbeterd. Mensen met een stoma hebben over het algemeen een beperkt sociaal leven en nemen uit schaamte of noodgedwongen vrijwel niet meer deel aan de samenleving, daar de stoma-wond soms voor onprettige situaties zorgt. Denk hierbij aan het lekken van de stoma-zak (meer in de bijzonder de huidplak, die langs de huid lekt), waardoor ontlasting vrijkomt.

De in W098/24387A1 getoonde inrichting bestaat uit een kolfvormige houder van een doorzichtig materiaal, dat van kunststof of glas is vervaardigd. De kolf wordt met zijn omtreksrand op de huid van de persoon (of dier) geplaatst, waarbij de stoma door de kolf wordt omsloten. Via een eerste inlaatopening, dat aangesloten kan worden op een kraan wordt spoelwater met de gewenste watertemperatuur tot in de kolfvormige houder geleid, welk spoelwater na het spoelen c.q. reinigen van de stoma-wond en de omliggende huid via een in de houder aanwezige afvoeropening naar een waterafvoer of toiletafvoer kan worden afgevoerd.

Hoewel uit het oogpunt van gebruiksvriendelijkheid de omtreksrand van de kolfvormige houder uit W098/24387A1 elastisch is uitgevoerd, heeft de bekende inrichting als nadeel dat de houder langs zijn omtreksrand lekt met name bij hoge watertoevoer/druk en ook bij mensen en dieren met een zwaarlijvige lichaamsbouw. Ook is lekkage niet altijd uit te sluiten, indien de houder geplaatst wordt in de buurt van het heupbeen, littekens en/of huidplooien.

In bovengenoemde situaties is het huidoppervlak niet voldoende vlak, waardoor een volledige waterdichte aansluiting van de bekende kolfvormige houder op de huid niet mogelijk is.

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar te ondervangen en een inrichting volgens bovengenoemde aanhef te verschaffen, die ongeacht de locatie van de stoma op het lichaam en ongeacht de lichaamsbouw van de persoon of dier volledig aansluit op het huidoppervlak.

Hiertoe wordt overeenkomstig de uitvinding de inrichting gekenmerkt, doordat de rondgaande contactrand van de houder is voorzien van een rondgaande flexibele kraag tenminste omvattende een eerste omtreksrand en een tweede omtreksrand, welke eerste omtreksrand en tweede omtreksrand bij plaatsing op het lichaam tezamen een luchtkamer insluiten.

De constructie van de rondgaande flexibele kraag voorzien van een eerste omtreksrand en een tweede omtreksrand heeft als gunstig voordeel, dat na plaatsing van de houder op de huid (en om de stoma-wond) en een licht aandrukken van de houder met de rondgaande flexibele kraag lucht vanuit de door de beide omtreksranden (en het huidoppervlak) ingesloten luchtkamer naar de buitenomgeving kan ontsnappen. Hierdoor ontstaat een onderdruk (licht vacuüm) in de luchtkamer, die verschuiving van de houder tijdens het reinigen tegengaat, maar bovenal lekkage van spoelwater langs de omtreksrand van de houder voorkomt.

Meer in het bijzonder sluit de eerste omtreksrand bij plaatsing op het huidoppervlak van het lichaam nagenoeg recht aan op het lichaam, waardoor een eerste vochtafdichting wordt gerealiseerd. Doordat verder de tweede omtreksrand is uitgevoerd als een omgevormde flensrand, die bij plaatsing op het lichaam tegen het huidoppervlak van het lichaam aanligt, wordt enerzijds een aanvullende afdichting gerealiseerd, maar bovenal laat de vlakke aanliggende oriëntatie van de tweede omtreksrand tegen het huidoppervlak het ontsnappen van een geringe hoeveelheid ingesloten lucht vanuit de ingesloten luchtkamer toe als gevolg van het licht aandrukken van de houder tegen de huid. Dit laatste realiseert een lichte onderdruk in de door beide omtreksranden (en het huidoppervlak) ingesloten luchtkamer, waardoor verschuiving en lekkage langs de beide omtreksranden worden voorkomen.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm omgeeft de tweede omtreksrand de eerste omtreksrand. Bij deze uitvoeringsvorm is de tweede omtreksrand als een buitenste omtreksrand te beschouwen, welke buitenste omtreksrand wordt omgeven door de eerste, binnenste omtreksrand.

Dienovereenkomstig kan bij een andere uitvoeringsvorm de eerste omtreksrand de tweede omtreksrand omgeven. Hier is de tweede omtreksrand derhalve als een binnenste omtreksrand te beschouwen, welke binnenste omtreksrand wordt omgeven door de eerste, buitenste omtreksrand.

In beide uitvoeringsvormen worden een effectieve afdichting van de stoma-wond gerealiseerd.

Bij een verder aspect van de uitvinding is de inlaatopening voorzien van een uitstroomvlak voorzien van meerdere openingen, waarbij de openingen in een concentrische ring langs de buitenomtrek van het uitstroomvlak zijn aangebracht. Zodoende wordt - in tegenstelling tot de bekende inrichting uit W098/24387A1 - het spoelwater niet rechtstreeks op de stoma-wond gericht, maar direct ernaast op de concentrisch om de stoma-wond omliggende huid. Dit heeft als voordeel dat enerzijds de vervuilde huid direct gereinigd wordt. Daarenboven heeft deze uitvoeringsvorm van de inlaatopening als voordeel dat de omliggende huid rondom de stoma-wond door de waterstralen wordt gemasseerd, hetgeen de doorbloeding van de huid bevorderd en het risico op afsterven of irritaties van de huid aanzienlijk verminderd. Ook hierdoor wordt het comfort voor de stoma-patiënt aanzienlijk verbeterd.

Daarnaast vindt - naast de masserende werking van de waterstralen - ook stimulatie van de huid plaats door het aangelegde vacuüm van de rondgaande flexibele kraag.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuur 1 een aanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een ander aanzicht van de uitvoeringsvorm uit Figuur 1;

Figuur 3 nog een ander aanzicht van de uitvoeringsvorm uit Figuur 1;

Figuur 4 een detail aanzicht van de uitvoeringsvorm uit Figuur 1.

Voor een beter begrip van de uitvinding zal in de navolgende figuurbeschrijving de in de figuren getoonde onderdelen met identieke referentiecijfers worden aangeduid.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het reinigen van een stoma overeenkomstig de uitvinding. De inrichting wordt met het referentiecijfer 10 aangeduid en is mede opgebouwd uit een kolfvormige houder 11. De kolfvormige houder 11 is vervaardigd van bij voorkeur doorzichtig materiaal, zoals kunststof of glas. Hierdoor is de inrichting eenvoudig na elke reinigingsbeurt door de patiënt te reinigen. De kolfvormige houder 11 is voorzien van een omtreksrand 12, die voorzien is van een rondgaande flexibele kraag 20. Deze laatste kan met zijn omtreksrand 21 op de huid van de patiënt geplaatst worden.

De flexibele kraag 20 is losneembaar op de rand 12 aangebracht, teneinde reiniging van beide onderdelen mogelijk te maken.

Referentiecijfer 11a duidt een inlaatopening aan bedoeld voor de toevoer van water tot in de kolfvormige houder 11. De inlaatopening 11a is via een koppeling 15 aangesloten op aansluitslang 14, die met geschikte middelen kan worden aangesloten op een wateraansluiting, zoals een waterkraan (niet weergegeven).

Op deze wijze kan de gebruiker van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, welke gebruiker veelal zelf een stoma bezit, de inrichting aansluiten op een kraan en zelf de temperatuur van het spoelwater regelen dat vervolgens via de slang 14 tot in de houder 11 gevoerd kan worden.

De inlaatopening 11a is voorzien van een spuitmond 13 met een uitstroomvlak 13a (zie ook Figuur 2 en 3) voorzien van meerdere uitstroomopeningen.

De houder 11 is tevens voorzien van een afvoeropening 11b, waarop een afvoerslang 16 is aangesloten voor de afvoer van vuil spoelwater in de richting van een afvoerput in een wasbak of douche of toilet.

Bij het gebruik van de inrichting 10 overeenkomstig de uitvinding dient de patiënt de slang 14 aan te sluiten op een wateraansluiting (waterkraan) en de afvoerslang 16 aan te sluiten op of te plaatsen in een afvoer. Na het instellen van de gewenste watertemperatuur dient de houder 10 met de omtreksrand 21 van de rondgaande flexibele kraag 20 tegen het huidoppervlak en rondom de stoma-wond te worden geplaatst, waarna de stoma en de omliggende huid kan worden gereinigd.

In figuur 2 wordt een vooraanzicht getoond van de spoelinrichting zoals getoond in figuur 1. In figuur 2 wordt de rondgaande flexibele kraag 20 in meer detail geopenbaard. Zoals getoond bezit de rondgaande flexibele kraag 20 een eerste rondgaande omtreksrand 22, die bij voorkeur bij plaatsing op het lichaam nagenoeg recht op het huidoppervlak van het lichaam aansluit. Eventueel kan de omtreksrand 22 licht gebogen zijn uitgevoerd. Tevens bezit de rondgaande flexibele kraag 20 een tweede rondgaande omtreksrand 21, die bij voorkeur als een omgevormde flensrand is uitgevoerd, die nagenoeg vlak tegen het huidoppervlak aanligt.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt de eerste, nagenoeg recht op de huid aansluitende, omtreksrand 22 omgeven door de tweede, omgevormde en nagenoeg vlak tegen het huidoppervlak aanliggende omtreksrand 21. De eerste omtreksrand 22 is bij deze uitvoeringsvorm te beschouwen als een inwendige omtreksrand, terwijl de andere, tweede omtreksrand 21 te beschouwen is als een uitwendige omtreksrand. Zoals duidelijk te zien in de Figuren is deze tweede, omgevormde en nagenoeg vlak tegen het huidoppervlak aanliggende omtreksrand 21 is daarbij naar buiten gericht omgevormd.

Het zal voor de uitvinding duidelijk zijn dat bij een andere, niet getoonde uitvoeringsvorm nu juist de eerste, nagenoeg recht op de huid aansluitende, omtreksrand 22 de tweede, omgevormde en nagenoeg vlak tegen het huidoppervlak aanliggende omtreksrand 21 omgeeft. De tweede, omgevormde en nagenoeg vlak tegen het huidoppervlak aanliggende omtreksrand 21 is daarbij naar binnen gericht (tot in het inwendige van de kolfvormige houder 11) omgevormd. De eerste omtreksrand 22 is bij deze niet-getoonde uitvoeringsvorm te beschouwen als een uitwendige omtreksrand, terwijl de andere, tweede omtreksrand 21 te beschouwen is als een inwendige omtreksrand.

Bij beide hierboven geschetste uitvoeringsvormen ten aanzien van de locatie (inwendig dan wel uitwendig) van de beide omtreksranden zal het duidelijk zijn, dat de eerste rondgaande omtreksrand 22 en de tweede rondgaande omtreksrand 21 van de rondgaande flexibele kraag 20 een luchtkamer 23 insluiten op het moment dat de spoelinrichting 10 met de rondgaande flexibele kraag 20 op het huidoppervlak en om de stoma-wond wordt geplaatst. Doordat bij de getoonde uitvoeringsvorm de eerste rondgaande omtreksrand 22 nagenoeg recht (of anderszins licht gebogen) op het huidoppervlak aansluit wordt een eerste inwendige afdichting gerealiseerd.

Door een licht aandrukken van de houder 10 op het huidoppervlak kan een geringe hoeveelheid lucht vanuit de door de beide omtreksranden 22 en 21 en het huidoppervlak ingesloten luchtkamer 23 tussen het huidoppervlak en de omgevormde uitwendige flensrand 21 ontsnappen. Hierdoor wordt in de gevormde luchtkamer 23 een onderdruk gerealiseerd, als gevolg waarvan de houder 10 tegen de huid wordt vastgezogen. Dit laatste heeft als voordelig resultaat dat enerzijds verschuiving van de inrichting 10 ten opzichte van de stoma-wond wordt bemoeilijkt, hetgeen de hanteerbaarheid van de houder 10 door de patiënt tijdens het reinigen aanzienlijk vereenvoudigd. Daarnaast zorgt de onderdruk in de ingesloten luchtkamer 23 ervoor dat de houder 10 over de volledige omtreksrand van de rondgaande flexibele kraag 20 aansluit op het huidoppervlak, waardoor lekkage langs de omtreksrand 20 niet mogelijk is.

In het laatste geval zal al het verontreinigde spoelwater zich via de afvoeropening 11b en de afvoerslang 16 laten afvoeren.

Zoals duidelijk getoond in de dwarsdoorsnede van figuur 3 is de inwendige omtreksrand 22 enigszins recht uitgevoerd, waardoor deze nagenoeg recht aansluit op het huidoppervlak. Eventueel kan deze eerste omtreksrand enigszins licht gebogen zijn. Evenzo is de tweede uitwendige omtreksrand 21 uitgevoerd als een omgevormde flensrand, die bij plaatsing van de houder op het lichaam nagenoeg vlak tegen het huidoppervlak van het lichaam aanligt. Naast een aanvullende afdichting die hierdoor wordt gerealiseerd maakt de vlakke aanliggende oriëntatie van de tweede omgevormde flensrand 21 tegen het huidoppervlak het ontsnappen van een geringe hoeveelheid ingesloten lucht vanuit de ingesloten luchtkamer 23 toe als gevolg van het licht aandrukken van de inrichting 10 tegen de huid.

Dit laatste realiseert een lichte onderdruk in de door de beide omtreksranden 21 en 22 (en het huidoppervlak) ingesloten luchtkamer mogelijk. De aldus gerealiseerde onderdruk zorgt voor een licht aanzuigen van de houder 10 om zijn volledige omtrek tegen het huidoppervlak waardoor deze volledig wordt afgedicht met de hierboven reeds geschetste voordelen voor de gebruiker.

Voorts is de rondgaande flexibele kraag 20 voorzien van een tweetal parallel verlopende opstaande insluitranden 24a-24b, die de omtreksrand 12 van de kolfvormige houder 11 opnemen. Hoewel de rondgaande flexibele kraag 20 derhalve klemmend doch losneembaar om de omtreksrand 12 kan worden aangebracht, kan bij een andere uitvoeringsvorm de rondgaande flexibele kraag 20 als een vast onderdeel van de kolfvormige houder deel uitmaken.

Een dergelijke combinatie kan door middel van spuitgieten uit één onderdeel worden vervaardigd, waarbij verschillende materialen voor de houder 11 en de kraag 20 kunnen worden gebruikt, welke materialen qua hardheid van elkaar verschillen. De kraag kan bijvoorbeeld uit siliconen zijn vervaardigd.

In de figuur 4 wordt nog een ander aspect van een inrichting voor het reinigen van een stoma geopenbaard. De inlaatopening 11a is voorzien van een spuitmond 13 met een uitstroomvlak 13a, waarin een groot aantal openingen 130 zijn aangebracht. Volgens de stand van de techniek zijn deze openingen regelmatig verdeeld over het volledige uitstroomvlak 13a aangebracht.

Volgens de uitvinding zoals getoond in figuur 4 zijn de uitstroomopeningen 130 in een concentrische ring 13a’ langs de buitenomtrek van het uitstroomvlak 13a aangebracht. Zoals duidelijk getoond in figuur 4 bezit het uitstroomvlak 13a een middendeel 13a’ waarin geen uitstroomopeningen zijn aangebracht.

Zodoende wordt bij een correcte plaatsing van de houder 10 op de huid 50 van een patiënt en rondom de stoma-wond 55 enkel de omliggende huid 50” rondom de stoma-wond rechtstreeks door de uitstroomopeningen 130 met waterstralen bestraald. Dit heeft als voordeel omdat de omliggende huid 50” - in tegenstelling tot het gebied 50’ van de stoma-wond 55 - vaak vervuild is door ontlasting en plakresten van het stoma-verband (huidplak) en zo een directe reiniging kan worden gerealiseerd.

Ook wordt het rechtstreeks bestralen of besproeien van de stoma-wond (50’-55) door patiënten als ongemakkelijk en ongewenst ervaren. Verder bijkomend voordeel is dat door de concentrische verdeling van de uitstroomopeningen 130 in een concentrische ring 13a” langs de buitenomtrek van het uitstroomvlak 13a het huidoppervlak 50” direct om de stoma-wond 55 wordt gemasseerd door de uitstromende waterstralen. Het masseren van de omliggende huid 50” bevordert de doorbloeding ervan en vermindert de kans op afsterven of huidirritaties.

Bij voorkeur bezit de concentrische ring 13a” met de uitstroomopeningen 130 een oppervlak dat 30%-50% bedraagt van het totale oppervlak van het uitstroomvlak 13a, en in het bijzonder 35%-45%.

Bij voorkeur bezit het uitstroomvlak 13a een cirkelvormige doorsnede, echter ook een rechthoekige of ovale vorm is een mogelijke uitvoeringsvorm. De vormgeving van het uitstroomvlak 13a en meer specifiek de vorm van de verdeling van de spuitmonden 130 langs de buitenomtrek van het uitstroomvlak kan worden afgestemd op de vorm van de stoma-wond, die niet altijd perfect rond hoeft te zijn.

Door het uitstroomvlak 13a een bolle vorm te verschaffen kan een groter huidoppervlak worden bereik door de waterstralen. Bij een niet-limitatieve uitvoeringsvorm heeft het bolle uitstroomvlak 13a een diameter van ongeveer 50 mm, maar kan door het bolle uitstroomoppervlak een huid oppervlak bestreken worden met een diameter van ongeveer 115-120 mm. De doorsnede van de uitstroomopeningen 130 bedragen ongeveer 0,4 mm.

Het zal echter duidelijk zijn, dat bij het behandelen van stoma-wonden bij kinderen geringere afmetingen van het uitstroomvlak 13a mogelijk noodzakelijk zijn.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding ook betrekking heeft op een inrichting voor het reinigen van een stoma in een menselijk of dierlijk lichaam, die niet voorzien is van een specifieke rondgaande flexibele kraag aangebracht om de rondgaande contactrand, doch enkel van een uitstroomvlak 13a zoals omschreven in de beschrijving, conclusies en tekeningen.

Claims (8)

1. Inrichting voor het reinigen van een stoma in een menselijk of dierlijk lichaam, omvattende een houder voorzien van een rondgaande contactrand ingericht voor plaatsing op het deel van het lichaam waar de stoma is gelokaliseerd, alsmede een inlaatopening voor aansluiting op een watertoevoer en een afvoeropening voor aansluiting op een waterafvoer, waarbij de rondgaande contactrand is voorzien van een rondgaande flexibele kraag tenminste omvattende een eerste omtreksrand en een tweede omtreksrand, welke eerste omtreksrand en tweede omtreksrand bij plaatsing op het lichaam tezamen een luchtkamer insluiten en waarbij de tweede omtreksrand is uitgevoerd als een omgevormde flensrand, die bij plaatsing op het lichaam tegen het huidoppervlak van het lichaam aanligt..

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste omtreksrand bij plaatsing op het lichaam nagenoeg recht op het huidoppervlak van het lichaam aansluit.

3. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-2, waarbij de eerste omtreksrand de tweede omtreksrand omgeeft.

4. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-2, waarbij de tweede omtreksrand de eerste omtreksrand omgeeft.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inlaatopening is voorzien van een uitstroomvlak voorzien van meerdere openingen.

6. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de openingen in een concentrische ring langs de buitenomtrek van het uitstroomvlak zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de uitstroomopeningen een oppervlak innemen, dat 30%-50% bedraagt van het totale oppervlak van het uitstroomvlak.

8. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 5-7, waarbij het uitstroomvlak bolvormig is uitgevoerd.